Verordening Versneller Innovatieve Ambities

Geldend van 12-11-2015 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 02-11-2015

Intitulé

Verordening Versneller Innovatieve Ambities

Inhoud

Artikel 1    Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

a.         MKB-onderneming: kleine, middelgrote of micro-onderneming in de zin van bijlage I van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

b.         de Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, publicatieblad EU L187/1, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard;

c.         prototype: fysiek model voor het aantonen van het werkingsprincipe van een te ontwikkelen nieuw product dat aan productie of dienstverlening voorafgaat en niet wordt gebruikt voor (industriële) toepassing of commerciële exploitatie, niet zijnde een softwarematig prototype;

d.         softwarematig prototype: een digitale code, uitsluitend voor het aantonen van het werkingsprincipe van een voorgestelde oplossing.

Artikel 2    Doel van de regeling

De subsidieregeling heeft als doel: zowel

a.         valorisatie en innovatie, als

b.         het bijdragen aan een koolstofarme economie,

door het stimuleren van onderzoek en ontwikkeling in het midden- en kleinbedrijf in de provincies Drenthe, Fryslân en Groningen op het gebied van de maatschappelijke uitdagingen geformuleerd in de Research and Innovation Strategy for Smart Specialisation Noord-Nederland (RIS3).

Artikel 3    Subsidiabele activiteit

1.         Subsidie kan worden verstrekt aan een MKB-onderneming, die volgens het handelsregister een vestiging heeft in de provincies Drenthe, Fryslân of Groningen en daar ondernemingsactiviteiten uitvoert.

2.         Voor subsidie komt in aanmerking een activiteit die ziet op experimentele ontwikkeling van:

            a.         een nieuw product, een nieuwe dienst of een nieuw procedé;

            b.         het aanmerkelijk vernieuwen van bestaande producten, procedés of diensten. De vernieuwing heeft betrekking op een oplossing voor een wetenschappelijke of technische onzekerheid

of onderzoek ten behoeve hiervan.

Onder bovengenoemde experimentele ontwikkeling en onderzoek valt ook het ontwikkelen, bouwen en testen van een fysiek prototype en het testen en valideren in omgevingen die representatief zijn voor het functioneren onder reële omstandigheden, zolang het doel het aanbrengen van verdere technische verbeteringen aan producten, procedés of diensten is, die niet grotendeels vaststaan, en het ontwikkelen en testen van een softwarematig prototype.

3.         Voor zover de activiteit als bedoeld in het vorige lid betrekking heeft op een koolstofarme economie, dient het te gaan om vernieuwingen in producten, diensten, concepten en technologieën, die direct gerelateerd zijn aan koolstofarme technologieën en die bijdragen aan de reductie van broeikasgassen. In dat geval gaat het nadrukkelijk niet om activiteiten die slechts zijn gericht op verduurzaming of vermindering van koolstof in het eigen productieproces van de aanvrager.

Artikel 4    Aanvraagperiode

Een aanvraag wordt ingediend binnen een door het Dagelijks Bestuur van het SNN vastgestelde periode.

Artikel 5    Subsidieplafonds

1.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidie voor in een bepaalde periode ontvangen aanvragen voor een activiteit als genoemd in artikel 3, tweede lid, niet zijnde een activiteit gericht op een koolstofarme economie.

2.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt een subsidieplafond vast voor het verstrekken van subsidie voor in een bepaalde periode ontvangen aanvragen voor een activiteit gericht op een koolstofarme economie als genoemd in artikel 3, derde lid.

3.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN verdeelt de in de vorige leden bedoelde bedragen op volgorde van ontvangst van de aanvragen, met dien verstande dat wanneer de aanvrager met toepassing van artikel 4:5 van de Algemene wet bestuursrecht in de gelegenheid is gesteld de aanvraag aan te vullen, als datum van ontvangst geldt de dag waarop de aanvulling is ontvangen.

4.         Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het vorige lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 6    Toetsingscriteria

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt voor activiteiten die een bijdrage leveren aan één of meer van de volgende maatschappelijke uitdagingen:

a.         zekere, schone en efficiënte energie; deze uitdaging is gericht op het maken van een overstap naar een betrouwbaar, duurzaam en concurrerend energiesysteem en heeft betrekking op het verbeteren van de efficiëntie in het gebruik van energie en materialen;

b.         schone, veilige watervoorziening; deze uitdaging heeft betrekking op onder andere de dreiging van prioritair gevaarlijke stoffen en waterschaarste. Dit vraagt onder meer monitoring, geavanceerde zuiveringsmethoden en hergebruik van afvalwater. Ook gaat het over het toenemend belang in de industrie om te werken volgens de meest strikte veiligheidseisen wanneer het bijvoorbeeld om voedsel gaat. Verder gaat het over toegang tot schoon en veilig drinkwater. Daarnaast ziet deze uitdaging op water en waterzuivering en hergebruik van energie en grondstoffen uit afvalwater;

c.         gezondheid, demografie en welzijn; deze uitdaging heeft betrekking op het omgaan met demografische verandering, inclusief het toegankelijk en betaalbaar houden van de gezondheidszorg. Ook heeft deze uitdaging betrekking op ontwikkelingen om het gemiddeld aantal gezonde levensjaren toe te laten nemen;

d.         voedselzekerheid, duurzame landbouw en bio-economie; deze uitdaging ziet op de toenemende rol van hernieuwbare biologische rijkdommen als planten, microben en dieren, niet alleen om te voldoen aan de vraag naar veilig, gezond voedsel voor mens en dier, maar ook om te dienen als grondstof voor chemie, energie en andere biologische producten. Dit betekent dat een omslag nodig is naar een bio-economie die meer produceert uit minder grondstoffen, bijvoorbeeld door gebruik te maken van afvalstromen. Daarnaast moeten de negatieve gevolgen voor het milieu worden beperkt. Voor de landbouw is de opgave om het milieu minder te belasten, meer bij te dragen aan biodiversiteit, de ruimtelijke kwaliteit van het landelijk gebied te verbeteren en tegelij-kertijd de productie te verhogen.

Artikel 7    Weigeringsgronden

De subsidie wordt, onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht, in ieder geval geweigerd indien:

a.         ter zake van de subsidiabele kosten vóór ontvangst van de aanvraag verplichtingen zijn aangegaan of de werkzaamheden in het subsidieproject zijn aangevangen vóór de ontvangst van de aanvraag;

b.         producten of diensten op verzoek van of specifiek voor een bepaalde klant worden ontwikkeld;

c.         het project niet voldoet aan het bepaalde in deze regeling;

d.         het project niet in overeenstemming is met het doel van deze regeling;

e.         de aanvrager een ondernemer is tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel a, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

f.          de aanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onderdeel c, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

g.         één onderneming het, door het Dagelijks Bestuur van het SNN nader te bepalen, maximaal aantal subsidies per bepaalde periode heeft gekregen, waarbij voor de toepassing van dit artikelonderdeel één onderneming alle rechtspersonen omvat die de volgende band met elkaar onderhouden:

            i.          de meerderheid van de stemrechten van de aandeelhouders of

            ii.         de meerderheid van vennoten van een andere onderneming;

h.         tegen het project, dan wel de uitvoering hiervan, overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 8    Aanvraagformulier

Subsidie wordt aangevraagd door middel van een door het Dagelijks Bestuur van het SNN vastgesteld aanvraagformulier. Het formulier vermeldt welke bijlagen bij de aanvraag worden overgelegd.

Artikel 9    Hoogte van de subsidie

1.         Voor een project dat door één MKB-onderneming wordt uitgevoerd bedraagt het subsidiepercentage 35 van de in aanmerking komende kosten.

2.         Voor een project waarbij er sprake is van samenwerking tussen twee of meerdere MKB-ondernemingen is het subsidiepercentage 50 van de in aanmerking komende kosten.

3.         Er is sprake van samenwerking als bedoeld in het vorige lid, indien de ondernemingen samen het ontwikkelingsproject uitvoeren en geen van de ondernemingen meer dan 70% van de in aanmerking komende kosten voor haar rekening neemt.

4.         Het bedrag van de subsidie wordt verlaagd, indien de normen van de Europese Commissie daartoe nopen.

Artikel 10  Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie

1.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie voor de activiteit genoemd in artikel 3, tweede lid, niet zijnde een activiteit gericht op een koolstofarme economie, vast.

2.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie voor de activiteit genoemd in artikel 3, tweede lid, niet zijnde een activiteit gericht op een koolstofarme economie, waarbij er sprake is van samenwerking tussen twee of meerdere MKB-ondernemingen, vast.

Artikel 11  Minimale subsidiabele kosten en maximale subsidie voor een activiteit gericht op een koolstofarme economie

1.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie voor een activiteit gericht op een koolstofarme economie genoemd in artikel 3, derde lid, vast.

2.         Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de minimale subsidiabele kosten en de maximale subsidie voor een activiteit gericht op een koolstofarme economie genoemd in artikel 3, derde lid, waarbij er sprake is van samenwerking tussen twee of meerdere MKB-ondernemingen, vast.

Artikel 12  Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten komen in aanmerking:

a.         het inschakelen van een onafhankelijke organisatie, die is ingeschreven in een handelsregister;

b.         materialen die onderdeel zijn van een prototype.

Artikel 13  Niet-subsidiabele kosten

In ieder geval niet subsidiabel zijn:

a.         omzetbelasting in de zin van de Wet op de omzetbelasting 1968 en vergelijkbare belasting van andere staten;

b.         buitenlandse reis- en verblijfkosten.

Artikel 14  Verplichtingen van de subsidieontvanger

Bij de subsidieverlening worden in elk geval de volgende verplichtingen opgelegd:

a.         de kosten van de uitvoering van het project dienen op een eenduidige wijze in de administratie van de subsidieontvanger te zijn weergegeven;

b.         het project dient binnen een termijn van achttien maanden vanaf de datum van de subsidieverlening gerealiseerd te zijn;

c.         het plaatsen van een korte beschrijving van het project op de website van de aanvrager, met het embleem van de Europese Unie, en vermelding van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO); in geval van de bouw van een fysiek prototype dient ook het door het SNN verstrekte logo zichtbaar te worden geplaatst;

d.         het plaatsen van ten minste één affiche met informatie over het project (minimaal in A3-formaat) met vermelding van de steun door de Europese Unie op een voor het publiek goed zichtbare plaats. Het format hiervoor wordt beschikbaar gesteld door het SNN.

Artikel 15  Voorschotten

Het Dagelijks Bestuur van het SNN stelt tijdig voor de aanvraagperiode de mogelijkheid tot het verstrekken van een voorschot vast.

Artikel 16  Wijzigings- of intrekkingsgronden

De subsidie kan onverminderd het bepaalde in de artikelen 4:48 en 4:50 van de Algemene wet bestuursrecht worden ingetrokken of ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd, indien:

a.         het project niet wordt uitgevoerd in overeenstemming met het doel of de voorschriften van deze regeling;

b.         de aanvrager niet de minimale subsidiabele kosten heeft gemaakt en betaald, die zijn vastgesteld conform de artikelen 10 en 11 per project;

c.         de aanvrager failliet is verklaard of surseance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend;

d.         producten of diensten op verzoek van of specifiek voor een klant zijn of worden ontwikkeld;

e.         tegen de uitvoering van het project overwegende bezwaren bestaan.

Artikel 17  Subsidievaststelling

1.         De subsidieaanvrager dient uiterlijk vier weken na de realisatie van het project een verzoek om definitieve vaststelling van de subsidie in, met gebruikmaking van een daartoe ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

2.         De subsidieontvanger dient ten minste tien jaar nadat de vaststelling van de subsidie onherroepelijk is geworden, haar administratie ten aanzien van de kosten van de uitvoering van het project te bewaren en toegankelijk te houden.

Artikel 18  Termijnen

Op een aanvraag tot subsidievaststelling wordt binnen dertien weken een besluit genomen.

Artikel 19  Bedragvaststelling

Het subsidiebedrag wordt vastgesteld op basis van de subsidiabele kosten die door de subsidieont-vanger zijn gemaakt en betaald ten behoeve van het project.

Artikel 20  Toezicht

1.         Ten behoeve van de uitvoering van deze regeling kunnen toezichthouders als bedoeld in artikel 5:11 van de Algemene wet bestuursrecht worden aangewezen.

2.         De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn belast met het toezicht op de naleving van de in of krachtens de Algemene wet bestuursrecht en in of krachtens deze regeling gegeven voor-schriften.

Artikel 21  Afkondiging en inwerkingtreding

1.         Deze verordening wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking op de eerste dag na publicatie.

2.         Deze verordening werkt terug tot 2 november 2015 voor zover de afkondiging, bedoeld in artikel 136 van de Provinciewet, plaatsvindt na 2 november 2015.

Artikel 22  Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als VIA.

Toelichting

Artikel 1, sub a

Hierin wordt aangegeven welke ondernemers/ondernemingen (hierna: onderneming) in aanmerking kunnen komen voor een subsidie in het kader van de regeling. Conform de in bijlage I van de Verordening (EG) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de gemeenschappelijke markt verenigbaar worden verklaard (‘de Algemene groepsvrijstellingsverordening' (AGVV)), vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO's) ondernemingen, waar minder dan 250 fte werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, gekeken dient te worden naar het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende onderneming behoort. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer, maar niet meer dan 50%, qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, worden voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft.

Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25% of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Artikel 1, sub c en sub d

Bij beide soorten prototypes gaat het erom dat met het prototype het werkingsprincipe wordt aangetoond. Er dient sprake te zijn van een technische onzekerheid.

Artikel 1, sub d

Bij softwarematige prototypes (proof of concept software) gaat het erom dat uitsluitend de digitale code die nodig is om het werkingsprincipe aan te tonen, behoort tot het prototype.

Bij prototype software gaat het om de vraag of hetgeen bedacht is werkt of niet. Het gaat er niet om hoe het geheel, waarin dit deel software moet gaan werken, eruitziet. Daarom is het softwarematige prototype niet geschikt voor het uiteindelijke functionele systeem.

De kwaliteitseisen die aan prototype-software worden gesteld, zijn in dit licht gezien lager dan van productiesoftware. Aspecten als beveiliging, performance, onderhoudbaarheid, gebruiksvriendelijkheid etc. zijn doorgaans bij prototype-software van ondergeschikt belang.

Artikel 3, lid 2

Er dient sprake te zijn van innovatie. Het moet gaan om de ontwikkeling van iets nieuws, dat nog niet bestaat. De activiteit waarvoor subsidie wordt gegeven, moet een aanmerkelijk element van nieuwheid in zich hebben en er moet sprake zijn van het zoeken naar een oplossing voor een wetenschappelijke en/of technische onzekerheid.

Indien de innovatie ziet op het aanmerkelijk vernieuwen van bestaande producten, procedés of diensten, zal de innovatie zien op een nieuwe toevoeging.

De subsidiabele activiteiten kunnen geen betrekking hebben op routinematige of periodieke wijziging van bestaande producten, productielijnen, fabricageprocessen, diensten en andere courante activiteiten, zelfs indien die wijzigingen verbeteringen kunnen inhouden

Artikel 3, lid 3

Er wordt een afzonderlijk subsidieplafond vastgesteld voor projecten die betrekking hebben op innovatie en valorisatie gericht op koolstofarme economie en één voor de overige projecten, zoals aangegeven in artikel 5, leden 1 en 2.

Ook worden de minimale kosten en maximale subsidie voor bovengenoemde projecten afzonderlijk vastgesteld. Dit is aangegeven in de artikelen 10 en 11.

Artikel 7, sub a

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een deskundige of een ondertekening voor akkoord van een offerte. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met de werkzaamheden wordt ervan uitgegaan dat de verplichting is aangegaan. Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend.

In het geval voor een deel van de opgevoerde projectkosten de verplichting vóór ontvangst van de aanvraag is aangegaan, zal de gehele aanvraag worden afgewezen.

Artikel 12

De VIA bevat geoorloofde staatssteun op grond van artikel 25 van de AGVV. De kosten die gesubsidieerd worden, vallen onder artikel 25, lid 3, sub d en sub e, van de AGVV.

De organisatie die ingehuurd wordt, moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als onafhankelijke organisatie.

Onafhankelijk:

De organisatie dient onafhankelijk te zijn van de aanvragende onderneming.

In dat kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er in ieder geval geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • als de organisatie een (financieel) belang in de aanvragende onderneming heeft;

  • als de aanvragende onderneming een (financieel) belang heeft in de onderneming van de organisatie;

  • als de directeur/bestuurder van de aanvragende onderneming ook de directeur/bestuurder van de in te schakelen organisatie is;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind/broer/zuster) of een gezinsrelatie aanwezig is;

  • als de organisatie een duidelijk belang heeft in de uitkomsten van het project, verder dan gebruikelijk is.

Artikel 14, sub c en d

Deze publicatie-eisen zijn gebaseerd op de voorwaarden in bijlage XII van Verordening 1303/2013. Daarin zijn voorschriften gegeven over voorlichting en communicatie van de steun uit Europese fondsen. Op basis hiervan zijn er verplichtingen logo's, die aan bepaalde voorwaarden moeten voldoen, te plaatsen. De subsidieontvanger is verantwoordelijk voor het naleven van deze publicatie-eisen. Het SNN zal faciliteren in het voldoen aan deze voorwaarden. Bij publicaties op de website van de onderneming dient het Europese logo direct zichtbaar te zijn (zonder te hoeven scrollen) op dat deel van de website dat betrekking heeft op het gesubsidieerde project.

Het affiche dient voor het publiek zichtbaar te zijn op de bedrijfslocatie van de aanvragende onderneming, bijvoorbeeld bij de ingang van het gebouw. De onderneming is verplicht aan te tonen dat is voldaan aan de publicatie-eisen.

Artikel 16, sub b

Dit houdt in dat de minimale subsidiabele kosten ook in de vaststellingsfase worden getoetst vóórdat de subsidie definitief wordt vastgesteld.