Openstellingsbesluit Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Veenkolonien

Geldend van 15-06-2018 t/m heden

Intitulé

Openstellingsbesluit Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties Veenkolonien

Inhoud

Artikel 1. Subsidieplafond

1.       De maatregel Trainingen, workshops, ondernemerscoaching en demonstraties, zoals opgenomen in hoofdstuk 2, paragraaf 1 van de Verordening onder de regels van dit openstellingsbesluit voor het thema Uitvoering van het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, open te stellen voor de periode van 15 februari 2016 tot en met 15 maart 2016.

2.       Het subsidieplafond voor het indienen van aanvragen, specifiek gericht op de doelen van het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, vast te stellen op totaal € 2.350.000,-- ELFPO-middelen, onder te verdelen naar € 400.000,-- voor projecten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a, € 1.300.000,-- voor projecten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b, en € 650.000,-- voor projecten bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c.

Artikel 2. Definities

In aanvulling op de definities zoals bepaald in artikel 1.1 van de Verordening wordt in dit besluit verstaan onder:

1.       Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, het programma waarin innovaties zijn opgenomen voor de veenkoloniale landbouw tot en met 2020. Het Innovatieprogramma is te lezen op http://www.innovatieveenkolonien.nl/innovatieprogramma2012-2020/;

2.       InnovatieVeenkoloniën: het geheel van samenwerkende partijen die het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, hebben ondertekend. Zie http://www.innovatieveenkolonien.nl/innovatieprogramma2012-2020/;

3.       Veenkoloniën: het grondgebied van de gemeenten Aa en Hunze, Borger-Odoorn, Coevorden, Emmen, Midden-Drenthe, Tynaarlo, Bellingwedde, Hoogezand-Sappemeer, Menterwolde, Slochteren, Pekela, Stadskanaal, Veendam en Vlagtwedde.

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

1.       Subsidie kan worden verstrekt voor het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers en demonstratieactiviteiten om landbouwers kennis te laten nemen van innovaties en de toepassing ervan en enkel voor zover deze betrekking hebben op:

          a.       het verspreiden en in de praktijk toepassen van bestaande kennis die leidt tot het optimaliseren van bodemvruchtbaarheid van de landbouwonderneming met een veenkoloniaal bouwplan; óf

          b.       het verspreiden en toepassen van kennis die gericht is op het verhogen van het rendement van de teelt van zetmeelaardappelen; óf

          c.       de overdracht en implementatie van kennis die ontwikkeld is in het kader van de praktijknetwerken die in de periode 2013-2015 in de Veenkoloniën zijn uitgevoerd.

2.       Voorts wordt subsidie, in afwijking van artikel 2.1.1., tweede lid, van de Verordening, enkel verstrekt voor activiteiten die als doel hebben het informeren over innovaties en modernisering en de toepassing ervan te bevorderen rond één of meerdere van de volgende thema's:

          a.       verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaardestrategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

          b.       beheer van productierisico's, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

          c.       maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht en grond- en oppervlaktewater en minder uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

          d.       klimaatmitigatie;

          e.       klimaatadaptatie;

          f.        behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

Artikel 4. Aanvrager

Subsidie wordt verstrekt aan degene die de opleiding of andere vorm van kennisoverdracht of voorlichting levert.

Artikel 5. Aanvraag

1.       Onverminderd het bepaalde in artikel 1.7 van de Verordening bevat de aanvraag om subsidie een omschrijving van de organisatie waaruit blijkt dat de organisatie beschikt over voldoende gekwalificeerd en getraind personeel om de activiteit uit te voeren.

2.       Indien het voornemen is om voor deelname aan een kennisoverdrachtsactiviteit bij de deelnemers een bijdrage in rekening te brengen, dient dit inzichtelijk gemaakt te worden bij de subsidieaanvraag.

Artikel 6. Weigeringsgronden

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.8 van de Verordening wordt subsidie geweigerd:

1.       indien het project niet wordt uitgevoerd in de Veenkoloniën;

2.       indien het project bij de weging op de selectiecriteria minder dan 14 punten scoort.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.1.4 van de Verordening wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project:

1.       personeelskosten van bij de uitvoering van de activiteit betrokkenen, voor de uren die aantoonbaar ten behoeve van het project zijn gemaakt;

2.       kosten en reiskosten van procesbegeleiders en adviseurs;

3.       materiaalkosten;

4.       huur van ruimten en gebruik van bijbehorende faciliteiten;

5.       kosten van drukwerk, mailings en de inrichting van websites gekoppeld aan de activiteit;

6.       bijdrage(n) in natura, bestaande uit onbetaalde arbeid.

Artikel 8. Niet-subsidiabele kosten

Onverminderd het bepaalde in artikel 1.13 van de Verordening zijn de navolgende kosten niet subsidiabel:

1.       kosten voor de ontwikkeling van nieuwe kennis;

2.       kosten voor cursussen of stages die deel uitmaken van normale programma's of leergangen van het reguliere onderwijs;

3.       inbreng van eigen uren door landbouwers om aan de kennisoverdrachtsactiviteit deel te nemen.

Artikel 9. Hoogte subsidie

1.       De subsidie bedraagt 60% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder a, b en e.

2.       De subsidie bedraagt 80% van de subsidiabele kosten voor de thema's zoals benoemd in artikel 3, tweede lid, aanhef en onder c, d en f.

3.       Indien er bij een subsidieaanvraag sprake is van een combinatie van thema's, als benoemd in artikel 3, tweede lid, geldt het percentage van het thema met het laagste subsidiepercentage zoals bepaald in het eerste en tweede lid van dit artikel.

4.       De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 400.000,-- voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder a.

5.       De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 1.300.000,-- voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder b.

6.       De maximale hoogte van de subsidie bedraagt € 650.000,-- voor de activiteiten zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, onder c.

7.       Geen subsidie wordt verstrekt indien de subsidiabele kosten lager zijn dan:

•          € 583.333,-- (60% subsidie);

•          € 437.500,-- (80% subsidie).

Artikel 10. Selectiecriteria, weging en selectie

1.       Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15 van de Verordening de volgende criteria en daaraan gekoppelde punten:

          a.       de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de doelen zoals genoemd in het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014:

                   •       één doel: 2 punten;

                   •       twee of meer doelen: 6 punten;

          b.       de mate waarin de over te dragen kennis praktisch toepasbaar is en aansluit op de behoefte en ontwikkeling in de landbouw, waarbij gekeken wordt in welke mate het project informatie geeft over het handelingsperspectief voor de boer met zicht op kosten en baten:

                   •       maximaal 6 punten;

          c.       de activiteit wordt uitgevoerd door partijen met aantoonbare en relevante expertise op het gebied van educatie en kennisoverdracht, blijkend uit CV’s:

                   •       maximaal 6 punten;

          d.       de kosteneffectiviteit waarbij wordt gelet op de kosten van het project versus de mate waarin het project gebruik maakt van:

                   i.        de reeds aanwezige expertise en ervaring met een soortgelijk project of praktijknetwerk in de Veenkoloniën (looptijd en aantal projecten);

                   ii.       bestaande netwerken en kennisplatformen (beschikbaarheid adequate kennis);

                   iii.      het aantal bestaande faciliteiten als proefvelden en demonstratielocaties in de Veenkoloniën:

                            •        maximaal 6 punten;

          e.       het bereik van de activiteit waarbij wordt gelet op het aantal boeren uit de Veenkoloniën dat daadwerkelijk deelneemt aan het project en daarmee actief betrokken is bij de kennisoverdrachts- en demonstratieactiviteit:

                   •       0 tot 50 deelnemende boeren: 0 punten;

                   •       50 tot 100 deelnemende boeren: 2 punten;

                   •       meer dan 100 deelnemende boeren: 4 punten.

2.       Gedeputeerde Staten stellen een Adviescommissie POP3 in voor de selectie van projecten. De Adviescommissie stelt een prioriteitenlijst op door middel van een rangschikking door het toekennen van punten op de hierboven genoemde selectiecriteria.

Artikel 11. Verplichtingen aanvrager

1.       Indien een prijs moet worden betaald om de kennisoverdrachtsactiviteit te kunnen bezoeken, is de subsidieontvanger verplicht om bij de berekening van de prijs die aan bezoekers in rekening wordt gebracht, rekening te houden met de te ontvangen subsidie.

2.       In aanvulling op artikel 1.23 van de Verordening kan twee keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot (deelbetaling) worden ingediend. De hoogte van dit bedrag is in afwijking tot artikel 1.23, lid 4 van de Verordening minimaal € 25.000,--.

Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst.

Toelichting

Artikel 1. Openstelling

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de innovatie-ontwikkeling van de landbouw in de Veenkoloniën. Projecten dienen zich om die reden te richten op de doelen, uitgangspunten en projecten zoals beschreven in het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014.

Het Innovatieprogramma is opgesteld door een brede samenwerking van partijen die gezamenlijk streven naar een duurzame en vitale agrosector in de Veenkoloniën, die per 2020 onafhankelijk is van extra overheidssteun. De partijen werken samen onder de vlag van InnovatieVeenkoloniën. Op de website www.innovatieveenkolonien.nl is meer informatie te vinden over het Innovatieprogramma en de samenwerkende partijen.

In 2014 is door de Kamer ingestemd met het voorstel van toenmalig staatssecretaris van Economische Zaken, mevrouw S. Dijksma, om voor de uitvoering van het Innovatieprogramma in de Veenkoloniën POP3-middelen beschikbaar te stellen. In de brief aan de Kamer (https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2014/06/05/kamerbrief-uitwerking-directe-betalingen-gemeenschappelijk-landbouwbeleid) is dit als volgt verwoord:

"Zetmeelaardappeltelers zien hun directe inkomenssteun de komende jaren sterk afnemen. Dit heeft niet alleen gevolgen voor de sector, maar ook voor de regio van de Veenkoloniën, waar deze sector zich concentreert. De regio heeft onlangs een 'update' uitgebracht van het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, dat onder andere gericht is op het ontwikkelen van hoogwaardige producten uit aardappelzetmeel. Om de sector en de regio te steunen in de overgang naar 2019, wil ik de steun van mijn departement aan het Innovatieprogramma continueren. Ik oormerk daarvoor in overleg met de provincies 1 min euro per jaar aan POP3-middelen, die Groningen en Drenthe met een gelijk bedrag zullen cofinancieren. Daarnaast reserveer ik hiervoor nog 1 min euro per jaar uit de eerste pijler. Uiteraard kunnen de betrokken provincies de regio ook ondersteunen via het reguliere POP3. Genoemde sectoren moeten met deze maatregelen, de maatregelen die al regulier via POP3 beschikbaar zijn en eigen inspanningen in staat zijn om in de komende jaren hun toekomstbestendigheid te verzekeren".

De maatregel richt zich vooral op overdracht van kennis aan grote groepen (het peloton) van ondernemers in de agrosector met als doel om gevalideerde kennis en innovaties in de praktijk toe te passen.

Daarmee positioneert deze openstelling zich vooral aan het eind van de innovatiecyclus waar innovaties op grote schaal in de praktijk worden toegepast. Het is nodig om voorlichting en andere kennisoverdrachtsacties te ondersteunen omdat reeds ontwikkelde (veelal technische) innovaties vaak moeilijk voorbij de eindfase van de innovatiecyclus komen. Zonder deze maatregel blijft grootschalige toepassing van noodzakelijke innovaties uit of wordt deze vertraagd. Dit geldt in het bijzonder wanneer de toepassing van een innovatie niet vanzelfsprekend zelfstandig door het bedrijfsleven en de markt wordt opgepakt. Daarnaast dient de maatregel bij te dragen aan kennisuitwisseling tussen onderzoek en praktijk. Enerzijds voor toepassing van nieuwe wetenschappelijke kennis in de praktijk en anderzijds voor onderzoek dat gestuurd wordt door vragen vanuit de praktijk.

Deze openstelling is mede gebaseerd op ervaringen met het POP2 en de kennis- en innovatieregelingen van het Rijk en de provincies gericht op de primaire sector, zoals Praktijknetwerken, Regeling demonstratieprojecten en de Stimuleringsregeling Samenwerking bij Innovatie (Sinno-regeling).

Deze maatregel wordt opengesteld onder de modulatiemiddelen die voor de Veenkoloniën zijn aangewezen. Dit betekent dat de subsidiebijdrage uit 100% ELFPO-middelen bestaat.

Artikel 3. Subsidiabele activiteit

Via deze openstelling kan steun worden verleend voor verwerving van deskundigheid, studiegroepen, demonstratieactiviteiten, voorlichtingsacties, workshops en gezamenlijke coaching van ondernemers in de landbouw. Verspreiding van informatie en bedrijfsbezoeken kunnen onderdeel vormen van trainingen en demonstratieactiviteiten die vaak in samenhang worden uitgevoerd. Dit omvat de volgende activiteiten.

1.       Trainingen, workshops en coaching van ondernemers

Steun voor activiteiten gericht op meerdere landbouwers tegelijk. De activiteiten hebben een collectief karakter. Het gaat met name om activiteiten zoals trainingen, workshops en coaching van landbouwers. Daarbij vindt kennisuitwisseling plaats rond een specifiek onderwerp. Het doel is om deze landbouwers te informeren over nieuwe kennis en innovaties in de landbouw die leiden tot toepassing ervan en bijdragen aan de verduurzaming van deze sector. In aanmerking komen ook activiteiten die betrekking hebben op de opzet en het in stand houden van studiegroepen waarbij een grote groep van landbouwers onderling en met adviseurs en andere partijen, waar nuttig, kennis en ervaring kunnen uitwisselen rond een specifiek thema of over een vakgebied.

2.         Demonstratieactiviteiten

Het betreft steun voor demonstratieactiviteiten waarbij landbouwers kennisnemen van innovaties en de toepassing ervan. Het gaat om management, samenwerking en nieuwe producten. De demonstratieactiviteiten vinden plaats op proefstations, agrarische bedrijven of elke willekeurige andere locatie waar nieuwe kennis kan worden gedemonstreerd, onder het motto 'eerst zien dan geloven'. Het zal hier bijvoorbeeld gaan om demonstratievelden en nieuwe apparatuur.

Kennisoverdracht aan grote groepen van agrarische ondernemers is de motor voor de toepassing van innovaties in de agrarische sector. Innovaties worden sneller op grote schaal in de agrarische sector toegepast wanneer de kennis hierover, met name samen met kennisinstellingen, advies¬diensten en andere actoren in de landbouw- en voedingsmiddelensector en het platteland, wordt uitgewisseld.

De provincie heeft nadere keuzes gemaakt gebaseerd op de regionale context met bijbehorende uitdagingen en behoeften door de regeling alleen open te stellen voor specifieke problemen, gebieden, groepen van agrarische ondernemers of periodes en dergelijke. In dit artikel wordt een inkadering gegeven voor de activiteiten waarop het innovatieproject betrekking mag hebben. Deze keuze is bewust gemaakt en komt voort uit de doelen die in het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, zijn gemaakt. Daarbij is gebruik gemaakt van de adviezen die de Regiegroep van InnovatieVeenkoloniën heeft aangedragen. Het gaat dan om subsidie voor het verzorgen van trainingen, workshops en coaching aan een groep van landbouwondernemers en demonstratieactiviteiten om landbouwers kennis te laten nemen van innovaties en de toepassing ervan en enkel voor zover deze betrekking hebben op:

a.       het verspreiden en in de praktijk toepassen van bestaande kennis die leidt tot het optimaliseren van bodemvruchtbaarheid van de landbouwonderneming met een veenkoloniaal bouwplan; óf

b.       het verspreiden en toepassen van kennis die gericht is op het verhogen van het rendement van de teelt van zetmeelaardappelen; óf

c.       de overdracht en implementatie van kennis die ontwikkeld is in het kader van de praktijknetwerken die in de periode 2013-2015 in de Veenkoloniën zijn uitgevoerd.

Artikel 5. Aanvraag

Bij een aanvraag dienen curricula vitae van de uitvoerders van de acties te worden overgelegd met informatie over (bij)scholing en ervaring, waaruit blijkt dat er voldoende bekwaamheid is om de activiteiten succesvol uit te voeren. Daarnaast kan een beoordelende instantie, in geval van twijfel, ook referenties opvragen en navraag doen of de kennisaanbieder de competenties bezit om de kennisoverdrachtsacties van de aanvraag succesvol te laten verlopen (bijvoorbeeld navraag over ervaringen van landbouwers met vergelijkbare kennisoverdrachtsacties door de desbetreffende kennisaanbieder in het verleden).

Artikel 6. Weigeringsgronden

Met uitvoering in de Veenkoloniën wordt bedoeld dat een landbouwer mag deelnemen als minimaal 50% van het areaal van de landbouwer in de Veenkoloniën ligt, dat de fysieke uitvoering van het project in de Veenkoloniën is en dat het resultaat van het project in de Veenkoloniën landt.

Artikel 7. Subsidiabele kosten

Met bijdrage(n) in natura wordt bedoeld onbetaalde eigen arbeid zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7, van de Verordening.

Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten zoals verwoord in artikel 1.9 van de Verordening. Dit geldt derhalve ook voor landbouwers die daadwerkelijk bij de uitvoering betrokken zijn.

Artikel 10. Selectiecriteria, weging en selectie

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument voor de provincie waarmee zij met het POP3-programma de nodige accenten kan geven om goed in te kunnen spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van de aanvragers. De criteria dragen bij aan een zo goed als mogelijk gebruik en doelbereik van de financiële middelen. Bij de vaststelling en toepassing van de selectiecriteria is het evenredigheidsbeginsel toegepast voor de omvang van de concrete actie en zijn onnodige drempels voor aanvragers vermeden, met als doel om kansen zo goed mogelijk te benutten.

Met de mate waarin de activiteit bijdraagt aan de beleidsdoelen zoals genoemd in het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën 2012-2020, update 2014, worden de volgende beleidsdoelen uit het Innovatieprogramma Landbouw Veenkoloniën bedoeld:

1.         rendement: naar 15 ton aardappelzetmeel, 15 ton suiker en 10 ton graan per hectare;

2.         inkomen: een kwart van het ondernemersinkomen uit biobased products;

3.         energie: 20% lokaal en groen geproduceerde energie;

4.         mineralenkringlopen: sluiten van mineralenkringlopen op gebiedsniveau;

5.         vergroening: 5% van het landbouwareaal inzetten voor vergroening;

6.         kennis en innovatie: ontwikkeling professioneel en innovatief 'Kennisnetwerk Veenkoloniën'.

Bij de toekenning van punten wordt achtereenvolgens naar twee onderdelen gekeken:

1.       in hoeverre wordt het desbetreffende beleidsdoel voldoende behaald om voor punten in aanmerking te komen. Als voldoende wordt gedefinieerd: het kunnen aantonen dat 50% van de doelstelling van het desbetreffende beleidsdoel wordt gehaald, dit ter beoordeling door de adviescommissie. Afhankelijk van de doelstelling kan dit een kwantitatief of een kwalitatief doel zijn;

2.       indien voldoende is gescoord op een beleidsdoel wordt deze meegeteld in het aantal beleidsdoelen waaraan voldaan wordt.

Bij het onderdeel binnen kosteneffectiviteit waarbij het gaat over "Bereik van de activiteit waarbij wordt gelet op het beoogde aantal boeren dat daadwerkelijk deelneemt aan het project en daarmee actief betrokken is bij de kennisoverdrachts- en demonstratieactiviteit" wordt bij het projectplan een lijst van deelnemende boeren meegestuurd.