Regeling vervallen per 31-12-2023

Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties Melkveehouderij Drenthe 2018

Geldend van 09-10-2018 t/m 30-12-2023

Intitulé

Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties Melkveehouderij Drenthe 2018

Besluit van Gedeputeerde Staten van Drenthe van 2 oktober 2018, kenmerk 4.5/2018002244, team Plattelandsontwikkeling, tot bekendmaking van hun besluit tot vaststelling van het Openstellingsbesluit 'Samenwerking voor innovaties' Melkveehouderij Drenthe 2018.

Gedeputeerde Staten van Drenthe;

gelet op artikel 1.3 van de Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe;

overwegende dat het wenselijk is samenwerkingsverbanden te stimuleren die innovaties in de landbouwsector ontwikkelen en testen die bijdragen aan de verduurzaming van de landbouwsector in Drenthe en die aansluiten bij de doelen en programma's van de Ontwikkelagenda Melkveehouderij;

BESLUITEN:

Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties Drenthe 2018 vast te stellen.

Dit besluit treedt in werking op de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

Gedeputeerde Staten voornoemd,

mevrouw drs. J. Klijnsma, voorzitter

mr. L. Maarleveld, secretaris a.i.

Uitgegeven: 8 oktober 2018

BESLUITEN

  • I.

    Open te stellen: de maatregel 'Samenwerking voor innovaties Melkveehouderij Drenthe 2018' als nadere invulling op de algemene bepalingen zoals vastgesteld in de Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe).

  • II.

    De openstelling te laten gelden voor het tijdvak van maandag 8 oktober 2018 9.00 uur tot en met donderdag 13 december 2018 17.00 uur voor het indienen van aanvragen.

  • III.

    Het subsidieplafond vast te stellen op € 1.500.000,-- (samengesteld uit € 750.000,--) Europese middelen (ELFPO), € 7500.000,-- provincie Drenthe.

  • IV.

    De volgende regels vast te stellen:

Artikel 1 Begripsbepalingen

In dit besluit wordt verstaan onder:

  • a.

    de Ontwikkelagenda Melkveehouderij. De doelstellingen uit de Ontwikkelagenda zijn binnen deze openstelling:

    • i.

      Stikstof: bodemoverschotten beperken en efficiency verhogen;

    • ii.

      Fosfaat: bodemoverschotten beperken en efficiency verhogen;

    • iii.

      Ammoniak: verlaging ammoniakuitstoot;

    • iv.

      Klimaat: Co2 uitstoot beperken, meer eiwit van eigen land, biodiversiteit verbeteren en organische stof verhogen;

    • v.

      Weidegang: stimuleren en optimaliseren;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L187/1 van 26 juni 2014;

  • c.

    experimentele ontwikkeling: experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 2, onder 86, van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    innovatieproject: project, gericht op het ontwikkelen, valideren en/of verfijnen van een innovatie;

  • e.

    landbouwproduct: alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het EG Verdrag;

  • f.

    middelgrote en kleine onderneming: onderneming als bedoeld in artikel 2, tweede lid van de Algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    verordening: Verordening subsidies Plattelandsontwikkelingsprogramma 2014-2020 (Verordening POP3-subsidies provincie Drenthe)

  • h.

    samenwerkingsverband: een samenwerkingsverband zoals omschreven in artikel 1.6 van de verordening;

  • i.

    TRL-niveau: Technology Readiness Level geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevindt. In bijlage 2 bij deze openstelling zijn de negen fases uitgewerkt.

Artikel 2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze openstelling kan worden aangevraagd door een samenwerkingsverband. In aanvulling op artikel 1.6 van de verordening bevat een samenwerkingsverband tenminste één landbouwer en geen van de partijen neemt meer dan 70% van de subsidiabele kosten voor haar rekening.

Artikel 3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van een innovatieproject dat bijdraagt aan een of meer van de vier doelstellingen uit de Ontwikkelagenda Melkveehouderij en wat zich bevindt in TRL-niveau 4, 5, 6 en/of 7.

Artikel 4 Weigeringsgrond

  • 1.

    Onverminderd de artikelen 1.8 en 2.7.5 van de verordening wordt subsidie geweigerd indien niet wordt voldaan aan de subsidievereisten bedoeld in artikel 5.

  • 2.

    Indien het project betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten wordt de subsidie geweigerd indien de totale subsidiabele projectkosten meer bedragen dan € 1.000.000,--.

Artikel 5 Subsidievereisten

  • 1.

    Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3 in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt geheel of grotendeels uitgevoerd in de provincie Drenthe en de resultaten worden verspreid door kennisbijeenkomsten, experimenten, demovelden of studiegroepen;

    • b.

      subsidie wordt alleen verstrekt voor kosten voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van het project;

    • c.

      aan het samenwerkingsverband neemt ten minste een landbouwer deel;

    • d.

      het project heeft als doel het ontwikkelen, valideren en verfijnen van innovaties met betrekking tot minimaal een van de onderstaande thema’s:

      • i.

        verschuiving van de bestaande kostenreductiestrategie naar een meerwaarde strategie, met nieuwe marktconcepten, nieuwe verdienmodellen of meerwaardecreatie;

      • ii.

        beter beheer van productierisico’s, versterking van de positie van de primaire producent in de handelsketen of het verminderen van marktfalen;

      • iii.

        maatregelen die leiden tot een geringer grondstoffengebruik en een gesloten kringloop, met als resultaat een vermindering van de emissie van milieubelastende stoffen naar bodem, lucht, grondwater en oppervlaktewater en vermindering van uitputting van hulpbronnen en grondstoffen;

      • iv.

        klimaatmitigatie;

      • v.

        klimaatadaptatie;

      • vi.

        verbetering van dierenwelzijn of diergezondheid en verminderd risico voor de volksgezondheid bij de interactie tussen mens en dier;

      • vii.

        behoud en versterking van de biodiversiteit en de omgevingskwaliteit.

    • e.

      het project scoort bij de puntentoekenning op de selectiecriteria, bedoeld in artikel 8, 33 punten of meer van de maximale 55 punten.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, is het project, indien het project geen betrekking heeft op handel in en voortbrenging van landbouwproducten, om voor subsidie in aanmerking te komen gericht op experimentele ontwikkeling als bedoeld in artikel 25, tweede lid van de Algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, liggen aan het project ten grondslag:

    • a.

      een projectplan conform format Samenwerkingsverband Noord-Nederland (SNN);

    • b.

      een begroting van de kosten en inkomsten van het project conform format SNN;

    • c.

      een toelichting op de begroting;

    • d.

      een sluitend financieringsplan van de kosten van de activiteit, met inbegrip van een opgave van subsidies of vergoedingen die voor dezelfde activiteiten bij andere bestuursorganen, private organisaties of personen zijn aangevraagd, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • e.

      indien de aanvraag betrekking heeft op een investering en de investering leidt naar waarschijnlijkheid tot negatieve omgevingseffecten bevat de aanvraag om subsidie een verkenning naar de mogelijke negatieve omgevingseffecten van de investering.

  • 4.

    Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend bij Gedeputeerde Staten, via het SNN. De aanvraag kan ingediend worden via het webportal op www.snn.nl/pop3.

Artikel 6 Subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7.6 van de verordening gelden de onderstaande subsidiabele kosten:

  • 1.

    Voor de uitvoering van een innovatieproject, wordt subsidie verstrekt voor de volgende kosten:

    • a.

      coördinatiekosten voor het samenwerkingsverband;

    • b.

      kosten voor het verspreiden van resultaten van het project;

    • c.

      operationele kosten direct verbonden aan de uitvoering van het innovatieproject;

    • d.

      kosten voor projectmanagement en projectadministratie.

  • 2.

    Indien voor de uitvoering van een innovatieproject een fysieke investering wordt gedaan, wordt subsidie verstrekt voor:

    • a.

      kosten van de koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • b.

      kosten van verwerving of ontwikkeling van computersoftware;

    • c.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a van de verordening.

  • 3.

    In afwijking van artikel 1.12 van de verordening kunnen de subsidiabele kosten genoemd in lid 1 en 2 slechts bestaan uit de volgende kostentypen:

    • a.

      personeelskosten;

    • b.

      kosten derden;

    • c.

      bijdragen in natura, bestaande uit onbetaalde eigen arbeid.

Artikel 7 Hoogte subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt maximaal € 1.000.000,--.

  • 2.

    Subsidie wordt niet verstrekt indien het subsidiebedrag na beoordeling lager is dan € 150.000,--.

  • 3.

    Indien de activiteit direct betrekking heeft op de voortbrenging van landbouwproducten of handel in landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie:

    • a.

      voor kosten als bedoeld in artikel 6 lid 1: 70% van de subsidiabele kosten;

    • b.

      voor kosten als bedoeld in artikel 6 lid 2:

      • i.

        40% van de subsidiabele kosten voor productieve investeringen;

      • ii.

        100% van de subsidiabele kosten voor niet-productieve investeringen.

  • 4.

    Indien het project geen (directe) betrekking heeft op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten bedraagt de hoogte van de subsidie de som van:

    • a.

      40% van de subsidiabele kosten voor experimentele ontwikkeling indien de deelnemer aan het samenwerkingsverband een grote onderneming is;

    • b.

      50% van de subsidiabele kosten voor experimentele ontwikkeling indien de deelnemer aan het samenwerkingsverband een middelgrote onderneming is;

    • c.

      60% van de subsidiabele kosten voor experimentele ontwikkeling indien de deelnemer aan het samenwerkingsverband een kleine onderneming is.

  • 5.

    De percentages, bedoeld in het eerste tot en met het vierde lid, worden gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan volgens Europeesrechtelijke bepalingen inzake staatssteun is toegestaan.

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

  • 1.

    Gedeputeerde Staten maken voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de selectiecriteria en wegingsfactoren zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 1.15 van de verordening worden de projecten gerangschikt op volgorde van het aantal behaalde punten, van hoog naar laag.

  • 3.

    In het geval het subsidieplafond zal worden overschreden door een aanvraag waarbij het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan het resterende bedrag van het subsidieplafond of indien het subsidiebedrag wordt overschreden door meerdere aanvragen en de onderlinge rangschikking tussen de aanvragen is gelijk, dan kan Gedeputeerde Staten besluiten dat het subsidieplafond wordt verhoogd met het bedrag dat nodig is om de projecten die zorgen voor de overschrijding van het subsidieplafond te subsidiëren.

  • 4.

    De Adviescommissie POP3 stelt een prioriteitenlijst op middels een rangschikking door het toekennen van punten op grond van de selectiecriteria zoals opgenomen in bijlage 1 bij dit besluit.

Artikel 9 Bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betaling)

In aanvulling op artikel 1.23 van de verordening kan twee keer per kalenderjaar een aanvraag om een voorschot (deelbetaling) worden ingediend. De hoogte van dit bedrag is in afwijking tot artikel 1.23, lid4, van de Verordening minimaal € 25.000,--.

Artikel 10 Realisatie van het project

In afwijking op artikel 1.17, eerste lid onder f, van de verordening, mag de projectduur langer dan drie jaren zijn, maar dient het verzoek tot vaststelling van de subsidie uiterlijk op 31 december 2022 te zijn ingediend.

  • V.

    Inwerkingtredings- en horizonbepaling

    • 1.

      Dit besluit wordt bekendgemaakt in het Provinciaal Blad en treedt in werking met ingang van de dag na publicatie in het Provinciaal Blad.

    • 2.

      De bijlagen 1 tot en met 4 behoren bij en maken onderdeel uit van dit besluit.

    • 3.

      Dit besluit treedt uit werking op 31 december 2023.

  • VI.

    Citeertitel Dit besluit wordt aangehaald als: POP3 Openstellingsbesluit Samenwerking voor innovaties Melkveehouderij Drenthe 2018

Bijlage 1 Scoretabel

In onderstaande tabel staan de vier criteria voor beoordeling uitgewerkt. Voor elk criterium geldt dat er maximaal 5 punten worden toegekend:

0 punten: zeer geringe bijdrage

1 punt: geringe bijdrage

2 punten: matige bijdrage

3 punten: voldoende bijdrage

4 punten: goede bijdrage

5 punten: zeer goede bijdrage

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 2 Technology Readiness Levels (TRL); de negen fases van innovatie en ontwikkeling

Europese subsidies, maar ook steeds meer Nederlandse subsidieregelingen, spreken over het gewenste Technology Readiness Level van een innovatieproject. Een TRL geeft een indicatie van de fase waarin een ontwikkelingsproject zich bevindt. In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Subsidieregelingen als Horizon 2020 en de Vroege Fase Financiering spreken al over het TRL waarin een innovatieproject zich moet bevinden. De vraag luidt: wat zijn de kaders van de negen levels in het ontwikkelingsproces?

De negen fases (TRL)

afbeelding binnen de regeling

Level 1: Het innovatieve idee en de basisprincipes worden onderzocht. Denk hierbij aan fundamenteel onderzoek en deskresearch.

Level 2: Wanneer de basisprincipes zijn onderzocht, kunnen het technologisch concept en de praktische toepassingen worden geformuleerd. In deze fase vindt experimentele en/of analytische studie plaats.

Level 3: De toepasbaarheid van het concept wordt op experimentele basis onderzocht (experimenteel proof of concept). Hypotheses over verschillende componenten van het concept worden getoetst en gevalideerd.

Level 4: Proof of concept wordt op labschaal getest: design, ontwikkeling en het testen van technologische componenten vinden plaats in een lab omgeving. Technische basiscomponenten worden geïntegreerd met elkaar om de werking te garanderen. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief weinig geld en tijd om te ontwikkelen en is daarmee nog ver verwijderd van een definitief product, proces of dienst.

Level 5: De werking van het technologisch concept wordt onderzocht in een relevante omgeving (validatie in pilot). Dit is de eerste stap in demonstratie van de technologie. Een prototype dat in deze fase wordt ontwikkeld kost relatief veel tijd en geld om te ontwikkelen en is niet ver verwijderd van het uiteindelijke product of systeem. Functionaliteiten en de eerste look & feel van een product, proces of dienst zijn hier veelal aanwezig.

Level 6: De demonstratie van het concept in een relevante omgeving is actueel. Het vindt plaats na de technische validatie in een relevante (pilot) omgeving. Een prototype wordt uitgebreid getest en gedemonstreerd in een testopstelling, die lijkt op een operationele omgeving (pilot plant bijvoorbeeld). Het concept geeft inzicht in de werking van alle componenten tezamen in deze relevante pilot omgeving.

Level 7: De demonstratie van het concept vindt plaats in een gebruikersomgeving; bewijzen van de werking in een operationele omgeving. Demonstratie van het concept in een praktijkomgeving levert nieuwe inzichten op voor de definitieve markttoepassing van een product, proces of dienst.

Level 8: In deze fase vindt het concept zijn definitieve vorm. De technologische werking is getest en bewezen en voldoet aan gestelde verwachtingen, kwalificaties en normen (certificering). Daarnaast zijn ook de financiële kaders voor (massa)productie en lancering bepaald.

Level 9: Het concept is technisch en commercieel gereed; productierijp en klaar voor lancering in de gewenste marktomgeving. Nu het totale ontwikkelingsproces is afgerond is de volgende stap het commercieel wegzetten van een product bij de gewenste doelgroep in de juiste markt.

Bijlage 3 Ontwikkelagenda Melkveehouderij Drenthe

De Ontwikkelagenda Melkveehouderij & Natuur richt zich erop om de Drentse melkveehouderij via hun bedrijfsvoering duurzame reducties te laten behalen op het gebied van emissies van fosfaat, stikstof, ammoniak en broeikasgassen (CO2) door het sluiten van de kringlopen en toepassen van weidegang. Dit doen we vanuit de overtuiging dat verduurzaming van de sector hét verdienmodel voor een toekomstgerichte landbouw is.

Doelen vanuit de Ontwikkelagenda Melkveehouderij & Natuur zijn:

  • 1.

    Drentse ondernemers behoren tot de top van de duurzame grondgebonden melkveehouderij;

  • 2.

    Drentse melkveehouders werken daartoe met gesloten kringlopen van stikstof, fosfaat, ammoniak, broeikasgassen en organische stof op gebieds- en bedrijfsniveau;

  • 3.

    Drentse ondernemers opereren zo veel mogelijk klimaatneutraal;

  • 4.

    De omgang met het landschap door Drentse ondernemers bevordert de biodiversiteit.

Concreet afgesproken doelen van de Ontwikkelagenda zijn dat alle Drentse melkveehouderijbedrijven:

  • 1.

    Voor wat betreft stikstofoverschot, fosfaat en ammoniakemissie per ha per jr zo snel mogelijk op het niveau van de 25% beste bedrijven uit 2013 gaan presteren;

  • 2.

    De organische stofbalans op bedrijfsniveau positief is;

  • 3.

    De minimale weidegang 120 dagen per jaar en 6 uur per dag en minimaal gelijk is aan het percentage weidegang in 2012.

Het jaar 2020 is een ijkmoment voor de Ontwikkelagenda. Er moet dan een duidelijke trend waarneembaar zijn naar een – blijvend – duurzame grondgebonden melkveehouderijsector in de provincie. Deze trend moet in voldoende mate te relateren zijn aan initiatieven vanuit de Ontwikkelagenda Melkveehouderij & Natuur. In het jaar 2025 moeten de strategische doelen daadwerkelijk zijn bereikt.

De aanpak vanuit de Ontwikkelagenda is erop gericht om vraaggericht met melkveehouders op en vanaf het erf om tafel gaan om ze planmatig een aantal jaren aan het werk te krijgen met verduurzaming van hun bedrijf. Het duurzaamheidsplan, zoals dat beschikbaar wordt gesteld via de website www.duurzamemelkveehouderijdrenthe.nl is daarbij het vertrekpunt. Vervolgacties van melkveehouders zullen gericht zijn op uitvoering van de adviezen uit het opgestelde duurzaamheidsplan.

Projecten die worden ingediend voor het POP moeten aan de genoemde doelen vanuit de Ontwikkelagenda bijdragen en moeten melkveehouders ondersteunen in hun vervolgacties op de door hun opgestelde duurzaamheidsplannen.

Toelichting bij het openstellingsbesluit samenwerken voor innovaties Melkveehouderij Drenthe 2018

Deze openstelling is gericht op innovatie waarbij wordt samengewerkt om doelstellingen uit de Ontwikkelagenda melkveehouderij Drenthe te behalen. De Ontwikkelagenda melkveehouderij richt zich op verduurzaming van de melkveehouderijsector in Drenthe.

Artikel 1 Begripsbepalingen/definities

Innovatie

Deze openstelling richt zich op samenwerking voor innovatie. Het gaat om het ontwikkelen en valideren van technische innovaties, productinnovaties, procesinnovaties, organisatie-innovaties, innovaties in business-concepten en/of uiteindelijk in systeeminnovaties met een groep van koplopers. Hierbij dient ook aandacht besteed te worden aan de brede uitrol van de resultaten in Drenthe.

Innovaties die bijdragen aan meerwaardecreatie, kostenverlaging, beter risicobeheer en de realisatie van maatschappelijke opgaven zijn noodzakelijk voor een toekomstbestendige landbouw met een positief imago. Daarom is het van belang dat samenwerkingsverbanden aan een innovatieopgave werken die een concrete vraag of kans uit de praktijk beantwoordt/benut. Het proces van innoveren kan gestart worden door bijvoorbeeld kleine actieve samenwerkingsverbanden (living labs) met een schil van koplopers (early adapters).

In deze openstelling gaan we uit van de Technology Readiness Levels om te bepalen in welke ontwikkelingsfase een innovatie zich bevindt (zie ook bijlage 2 bij deze openstelling). In totaal zijn er negen fases gedefinieerd die samen het totale ontwikkelingsproces weergeven. Met deze openstelling wordt met name gericht op TRL-niveaus 4 tot en met 7. Niveaus 1 tot en met 3 zijn van een hoger abstractieniveau. In deze fasen staat de innovatie nog ver van de markt. Niveaus 8 en 9 hebben betrekking op het marktrijp maken van een innovatie; deze niveaus kunnen niet met deze subsidie worden gefinancierd. In de niveaus 4 tot en met 7 kan een innovatie op labschaal getest worden, het kan een validatie in een pilotomgeving betreffen, een demonstratie in een relevante omgeving of in een gebruikersomgeving. Er moet nog steeds sprake zijn van een ontwikkel of onderzoekscomponent.

Een filmpje waarin de TRL-niveaus nader worden toegelicht is te vinden op:

https://www.youtube.com/watch?v=in4TnQZGYj4&sns=em

Bij de beoordeling van de projecten wordt verder gekeken naar het grensverleggende karakter van de innovatie; gaat het om kleine stapjes (optimalisatie) of wordt er een grote, onomkeerbare omslag in het denken gemaakt (transitie). In de toelichting op de selectiecriteria wordt hierop nader ingegaan.

Ontwikkelagenda Melkveehouderij Drenthe

De beleidskaders van het openstellingsbesluit moeten voor eenieder helder en eenduidig zijn. Het is van belang dat iedereen gebruik maakt van dezelfde kaders en daar ook dezelfde informatie voor krijgt aangereikt. Daarom zijn de belangrijkste documenten waar dit openstellingsbesluit zich op richt in dit artikel benoemd. Ook zijn deze documenten op een gezamenlijke plaats beschikbaar gesteld voor initiatiefnemers (www.snn.nl/pop3). Hiermee wordt voorkomen dat gebruik gemaakt kan gaan worden van verschillende versies van de in het artikel genoemde (beleids)documenten.

De Ontwikkelagenda Melkveehouderij wil innovatie gericht op duurzame melkveehouderij bevorderen. In bijlage 3 van het openstellingsbesluit is een uitgebreidere beschrijving van de Ontwikkelagenda Melkveehouderij opgenomen en een link naar aanvullende informatie. Innovatie is en blijft nodig omdat vragen niet altijd op te lossen zijn met bestaande kennis en er al werkend nieuwe vragen opkomen. Uitgangspunt daarbij is dat innovatie kan bloeien als diversiteit geborgd is; diversiteit in bedrijfsstrategieën, in samenwerkingspartners en in gebieden. Denk daarbij aan natuurinclusieve melkveehouderij, Smart Farming, maatschappelijke participatie en een betere samenwerking tussen de akkerbouw en de melkveehouderij. De doelen zoals genoemd in de Ontwikkelagenda Melkveehouderij zijn onder andere gericht op:

  • Stikstof: bodemoverschotten beperken en efficiency verhogen;

  • Fosfaat: bodemoverschotten beperken en efficiency verhogen;

  • Ammoniak: verlaging ammoniakuitstoot;

  • Klimaat: Co2 uitstoot beperken, meer eiwit van eigen land, biodiversiteit verbeteren en organische stof verhogen;

  • Weidegang: stimuleren en optimaliseren.

Landbouwproduct

Dit zijn alle producten die zijn genoemd in bijlage 1 van het EG Verdrag.

Artikel 2 Doelgroep

Samenwerkingsverband

Een samenwerkingsverband, twee organisaties of meer, kan een aanvraag indienen. Het is vereist dat minimaal 1 van de aanvragende organisaties een agrariër is. De deelnemende partijen mogen onderling niet met elkaar verbonden zijn.

Een samenwerkingsverband moet bestaan uit belanghebbende actoren in de landbouw- en voedingssector, zoals landbouwers, onderzoekers, onderwijsinstellingen, adviseurs en bedrijven. Deze actoren zijn de begunstigden van deze maatregel. Het samenwerkingsverband wijst een van de deelnemers als penvoerder aan voor het aanvragen van de subsidie.

Het is belangrijk dat de samenstelling van het samenwerkingsverband maximaal is afgestemd op de innovatieopgave, zowel voor de ontwikkeling als de verspreiding van de innovatie/nieuwe kennis. Voor dat laatste spelen adviseurs een belangrijke rol. Zij moeten tijdens en na de projectperiode de verworven kennis kunnen gebruiken in hun dagelijkse werk. Projectaanvragen worden mede beoordeeld op de mate waarin deskundigen zijn of worden toegevoegd aan het samenwerkingsverband. De deskundigen kunnen professionele adviseurs zijn, maar ook publieke adviseurs, ondernemers uit een niet-agrarische bedrijfstak of onderzoekers.

Artikel 3 Subsidiabele activiteit

Met deze openstelling wordt specifiek invulling gegeven aan de innovatie-ontwikkeling van de melkveehouderijsector in Drenthe. Projecten dienen daarom in voldoende mate aan te sluiten bij de uitgangspunten zoals beschreven in de Ontwikkelagenda Melkveehouderij Drenthe

Artikel 4 Weigeringsgronden

In de verordening is genoemd dat subsidies worden geweigerd indien subsidie is verstrekt via het LEADER programma, indien de kosten betrekking hebben op reguliere bedrijfsvoering, indien de subsidie niet wordt aangevraagd voor een proefproject of de ontwikkeling van nieuwe producten, praktijken, processen of technieken in de landbouw- of voedingssector en als de activiteit niet nieuw is.

Daarnaast is in artikel 4 lid 2 bepaald dat de subsidie wordt geweigerd indien de totale subsidiabele projectkosten meer bedragen dan € 1.000.000,--. Dit geldt enkel voor de projecten die betrekking hebben op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten. Voor deze activiteiten geldt namelijk dat indien de subsidiabele projectkosten hoger zijn dan € 1.000.000,-- er rekening moet worden gehouden met de netto inkomsten na afloop van het project. Deze netto inkomsten dienen dan van de reeds betaalde subsidie afgehaald te worden. Omdat de provincie geen risico willen lopen dat er subsidie teruggevorderd moet worden, is de grens die door de Europese Commissie op € 1.000.000,-- is gezet, ook bij deze openstelling gehanteerd.

Artikel 5 Subsidievereisten

In dit artikel wordt het kader gegeven voor de activiteiten waarop het innovatieproject betrekking moet hebben.

Omdat dit een Drentse openstelling betreft, is het van belang dat een project in ieder geval in Drenthe uitgevoerd wordt. Daarnaast moet Drenthe profijt hebben van de uitvoering van het project. Daarom is een van de vereisten dat de opgedane kennis en resultaten van het innovatieproject breed in Drenthe gedeeld worden. Dit kan via kennisbijeenkomsten, demonstraties, studiegroepen. Er moet een duidelijk beeld zijn op welke manier aan deze vereiste voldaan zal worden.

Een project moet minimaal betrekking hebben op een van de thema's zoals benoemd in lid 1 onder e. Het betrekken van een samenstel van de genoemde thema's zorgt ervoor dat een project bijdraagt aan de verduurzaming van de landbouwsector, zowel op economisch gebied (de meerwaardestrategie) als op het gebied van mens en milieu.

Voor het doen van de aanvraag moet gebruik gemaakt worden van een door het SNN verstrekt aanvraagformulier. Deze is te vinden op www.snn.eu/pop3. Een aanvraag dient (bij voorkeur digitaal) via het SNN ingediend te worden bij de provincie

Artikel 6 Subsidiabele kosten

Voor de subsidiabele kosten worden de daarvoor bedoelde artikelen in de verordening gevolgd, waarbij met een bijdrage in natura wordt bedoeld ‘onbetaalde eigen arbeid’, zoals verwoord in artikel 1.11, lid 7, van de verordening. Met personeelskosten wordt bedoeld personeelskosten, zoals verwoord in artikel 1.9, van de verordening.

Indien een of meerdere projectpartners btw niet kunnen verrekenen danwel compenseren, dan mogen de begrote kosten inclusief BTW opgevoerd worden. Er dient wel een btw-verklaring van de Belastingdienst overhandigd moeten worden zodat getoetst kan worden of een van de samenwerkingspartners de btw daadwerkelijk niet kan verrekenen.

Op grond van de verordening zijn voorbereidingskosten uitgesloten van de mogelijkheid om subsidie voor te ontvangen. Met voorbereidingskosten wordt bedoeld voorbereidingskosten zoals verwoord in artikel 1.12, lid 3 van de verordening. Dit betekent dat kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór het indienen van de subsidieaanvraag, in geen geval subsidiabel zijn.

Artikel 7 Hoogte subsidie

Projecten moeten een bepaalde (financiële) omvang hebben om de administratieve kosten (per project) beheersbaar te houden. Vandaar dat een drempelbedrag is vastgesteld. Het doel is om zoveel mogelijk subsidiegeld te laten landen daar waar het behoort te landen. Aan de andere kant is het ook van belang dat voldoende initiatiefnemers kunnen worden beloond, waardoor er ook een maximum omvang van de subsidie is vastgesteld (€ 1.000.000,--).

Er is onderscheid gemaakt tussen projecten die direct betrekking hebben op de handel in en de voortbrenging van landbouwproducten, en projecten die dat niet hebben. Een project dat gericht is op biomassa maakt gebruik van een afvalproduct uit de landbouw, bijvoorbeeld mest. Mest is echter geen landbouwproduct. Een innovatie in biomassa kan wel goed zijn voor de agrarische sector en sluit aan op de doelen uit de AgroAgenda. Daarom is ervoor gekozen om ook projecten die niet direct betrekking hebben op landbouwproducten toch te kunnen subsidiëren. Daarvoor gelden andere subsidiekaders met andere subsidiepercentages. De verschillen zijn uitgewerkt in lid 3 en lid 4.

Onder het derde lid onder c in dit artikel wordt niet-productieve investeringen genoemd. In artikel 1.1sub g, van de verordening wordt dit gedefinieerd. Een niet-productieve investering heeft betrekking op natuur, landschap, water, milieu en klimaat. Niet-productieve investeringen zijn die investeringen die geen aanmerkelijke stijging van de waarde of rentabiliteit van het landbouwbedrijf tot gevolg hebben. Niet-productieve investeringen dragen bijvoorbeeld bij aan het milieu en ondersteunen aanpassing aan klimaatverandering (zoals regenwaterbuffers, stuwen, inrichting landschapselementen en verbeteren biodiversiteit). In het geval een investering een onrendabele top heeft, zal nog wel gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel niet-productieve investering betreft. Een investering die gedaan wordt door een onderneming die daar ofwel meer inkomsten mee behaalt ofwel minder kosten gaat maken, heeft betrekking op een productieve investering. Het verhoogt de rentabiliteit van de onderneming en/of de waarde.

Ten aanzien van een beoogde investering binnen deze maatregel Samenwerking voor innovaties zal door een aanvrager goed gemotiveerd moeten worden waarom het een productieve dan wel een niet-productieve investering is.

Voor projecten die betrekking hebben op landbouwproducten gelden de volgende subsidie-percentages:

afbeelding binnen de regeling

Voor projecten die geen directe betrekking hebben op landbouwproducten, maar waar wel sprake is van experimentele ontwikkeling, gelden onderstaande subsidiepercentages. Hier is geen onderscheid gemaakt tussen uitvoering van een innovatieproject of investeringen die nodig zijn om het innovatieproject uit te kunnen voeren.

afbeelding binnen de regeling

Artikel 8 Selectiecriteria, weging en selectie

De selectiecriteria zijn een belangrijk sturingsinstrument waarmee in het POP3-programma accenten kunnen worden aangebracht om in te spelen op de regionale en lokale context. De selectiecriteria zijn meetbaar en verifieerbaar en garanderen een gelijke en transparante behandeling van aanvragen. De criteria dragen bij aan een zo goed mogelijk gebruik en doelbereik van de beschikbare financiële middelen.

De aanvragen worden geselecteerd op basis van een aantal categorieën van criteria. Deze criteria zijn opgenomen in de scoretabel van bijlage 1 en zijn voorzien van een eigen toelichting. Op basis van de gescoorde punten worden projecten gerangschikt. Projecten die scoren beneden de drempel van 33 punten worden niet gehonoreerd (zie artikel 5).

Of alle projecten die 33 punten of meer scoren ook voor subsidie in aanmerking komen is onder andere afhankelijk van het beschikbare budget. Wanneer het totaal van de aanvragen met 33 punten of meer een groter beslag legt op de beschikbare middelen (subsidieplafond) krijgen de aanvragen met de meeste punten voorrang (ranking).

De beoordeling van projecten aan de hand van de scoretabel wordt gedaan door een onafhankelijke Adviescommissie POP3, ingesteld door Gedeputeerde Staten.

Nadat de adviescommissie de projecten heeft beoordeeld op de bijdrage aan de selectiecriteria volgt een subsidie-technische toets, een financiële toets en een EU-conformiteitstoets.

Artikel 9 Bevoorschotting op basis van realisatie (tussentijdse betaling)

Het is mogelijk om tweemaal per kalenderjaar een verzoek tot voorschot in te dienen over de kosten die tot dan toe zijn gemaakt. Dit is een voorschot op de uiteindelijke vaststelling van de subsidie.

Ondertekening