Regeling vervallen per 04-06-2020

Besluit en machtiging provinciale staten

Geldend van 15-01-2016 t/m 03-06-2020

Intitulé

Besluit en machtiging provinciale staten

Inhoud

Artikel 1, Begripsbepalingen

In het kader van dit besluit wordt verstaan onder:

-                voorzitter: voorzitter van Provinciale Staten als bedoeld in artikel 9 van de Provinciewet;

-                Presidium: het Presidium als bedoeld in het Reglement van orde;

-                statengriffier: de griffier als bedoeld in artikel 104 van de Provinciewet;

-                senior statenadviseur/plaatsvervangend griffier: de plaatsvervangend griffier als bedoeld in de Verordening Provinciale Statengriffie Drenthe.

Artikel 1A

1.         De voorzitter is bevoegd namens Provinciale Staten beslissingen te nemen met betrekking tot verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur, inclusief de beslissingen die daarmee samenhangen.

2.         De voorzitter kan ondermandaat verlenen aan medewerkers binnen de ambtelijke organisatie van de provincie voor zover dat in overeenstemming is met hun taak en werkwijze.

Artikel 2 

[Vervallen bij besluit van Provinciale Staten van 16 december 2015.]

Artikel 3

[a tot en met d vervallen bij besluit van Provinciale Staten van 16 december 2015.]

De griffier is bevoegd namens Provinciale Staten:

e.         beslissingen te nemen met betrekking tot het verdagen van besluiten op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur;

f.          beslissingen te nemen met betrekking tot het verdagen van besluiten op bezwaarschriften.

Artikel 4

De bevoegdheid om op grond van de artikelen 1A en 3 e en f beslissingen te nemen, impliceert de bevoegdheid tot ondertekening namens Provinciale Staten.

Artikel 5

Een voorgenomen beslissing wordt in ieder geval voorgelegd aan de mandaatgever indien:

a.         de beslissing overschrijding van gevoteerde kredieten tot gevolg heeft;

b.         de mandataris/ge(vol)machtigde dit wenselijk of noodzakelijk acht, zoals bij politiek gevoelige onderwerpen.

Artikel 6

De voorzitter, en de statengriffier brengen de beslissingen, waarvan zij moeten aannemen dat kennisneming door Provinciale Staten van belang is, onverwijld ter kennis van Provinciale Staten.

Artikel 7

Dit besluit treedt in werking de dag na publicatie ervan in het Provinciaal blad.

Toelichting

bij het Besluit Mandaat en machtiging Provinciale Staten

In de praktijk maakt de frequentie van de vergaderingen van Provinciale Staten het regelmatig onmogelijk om binnen de wettelijk verplichte termijn op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), te kunnen besluiten. Derhalve wordt aan de voorzitter van Provinciale Staten de bevoegdheid gemandateerd om beslissingen te nemen met betrekking tot verzoeken om informatie als bedoeld in de Wob, inclusief de beslissingen die daarmee samenhangen. Met deze beslissingen worden onder meer beslissingen op ingebrekestellingen bedoeld. Deze beslissingen dienen direct verbonden te zijn aan het oorspronkelijke verzoek om informatie als bedoeld in de Wob. Verder kan de voorzitter ook onder mandaat verlenen aan medewerkers binnen de provinciale organisatie. Zodoende kan de voorzitter medewerkers van de provinciale organisatie machtigen om Provinciale Staten te vertegenwoordigen tijdens eventuele (hoor)zittingen.

De bevoegdheid krachtens artikel 1A behelst niet het nemen van beslissingen op bezwaarschriften voortvloeiend uit de beslissingen met betrekking tot het oorspronkelijke verzoek om informatie als bedoeld in de Wob. Dit is enkel een bevoegdheid van Provinciale Staten. De statengriffier is bevoegd om beslissingen op verzoeken om informatie als bedoeld in de Wob te verdagen en om beslissingen op bezwaarschriften te verdagen.

In het geval er budgetten zullen worden overschreden bij de uitoefening van het in dit besluit benoemde mandaat, of indien daarbij sprake is van bijvoorbeeld politieke gevoeligheden, dan zijn de gemandateerden gehouden om Provinciale Staten tevoren te raadplegen. Dit wordt geregeld in artikel 5.

Uiteraard zijn de voorzitter en de statengriffier gehouden alle informatie die relevant is voor de staten met betrekking tot de uitoefening van dit mandaat tijdig aan de staten te verstrekken. Artikel 6 regelt over welke beslissingen de staten onverwijld dienen te worden ingelicht.