Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ermelo houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Ermelo 2019

Geldend van 08-05-2019 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Ermelo houdende regels omtrent subsidie Algemene subsidieverordening Ermelo 2019

De raad van de gemeente Ermelo, gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 februari 2019 (documentnummer e180031506), inzake de Algemene subsidieverorde¬ning Ermelo 2019, gelet op artikel 149 van de Gemeentewet

BESLUIT

vast te stellen de Algemene subsidieverordening Ermelo 2019

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Aanvrager: een aanvrager is een rechtspersoon die een aanvraag heeft ingediend om subsidie te krijgen.

  • b.

    Accountantsverklaring, samenstellingsverklaring: bij een samenstellingsverklaring verzamelt de accountant gegevens, rubriceert deze vervolgens en vat ze samen. Dit zorgt ervoor dat de financiële administratie op een professionele manier is gedaan. Hierbij voert de accountant geen controle uit en geeft geen oordeel over de getrouwheid of de rechtmatigheid.

  • c.

    Accountantsverklaring, controleverklaring: bij een controleverklaring moet de accountant rapporteren over de getrouwheid én de rechtmatigheid van de inzet van de subsidiemiddelen. Bij getrouwheid gaat het erom dat de cijfers een juiste én volledige weergave zijn van de werkelijkheid. Rechtmatigheid wil zeggen dat de subsidiemiddelen zijn ingezet voor het doel waarvoor deze bestemd waren en dat de afgesproken prestaties dus zijn geleverd. Hiertoe toetst de accountant de financiële en inhoudelijke prestaties aan de regelgeving die is verbonden aan de subsidieverlening.

  • d.

    Activiteit: een actie of reeks acties waarmee met gebruikmaking van de subsidie een bepaald resultaat wordt gerealiseerd.

  • e.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, zoals gewijzigd bij verordening (EU) 2017/1084 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU L 127), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • f.

    Algemene reserve: reserve van de instelling met een algemeen en vrij aanwendbaar karakter.

  • g.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht

  • h.

    Beschikking: een schriftelijk vastgelegd besluit in de zin van Awb artikel 1:3.

  • i.

    College: college van burgemeester en wethouders van de gemeente Ermelo.

  • j.

    De-minimisverordening: verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), verordening (EU) nr. 1408/2013 van de Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de landbouwproductiesector (PbEU L 352/9) en verordening (EU) nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (PbEU L 190/45), dan wel later daarvoor in de plaats tredende Europese regelgeving.

  • k.

    Europees steunkader: een mededeling, richtsnoer, kaderregeling, besluit of vrijstellingsverordening op het gebied van staatssteun die de Europese Commissie of de Raad van de Europese Unie, gelet op de artikelen 106, derde lid, 107, 108 of 109 van het Verdrag heeft vastgesteld.

  • l.

    Incidentele subsidie: subsidie voor activiteiten met een eenmalig karakter.

  • m.

    Inclusieve samenleving: een samenleving waarin iedereen tot zijn recht kan komen, ongeacht culturele achtergrond, geslacht, leeftijd, talenten en/of beperkingen. Iedereen neemt op gelijkwaardige manier deel aan de samenleving.

  • n.

    Onderneming: iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent.

  • o.

    Raad: raad van de gemeente Ermelo.

  • p.

    Reserve: balanspost die deel uitmaakt van het eigen vermogen van een instelling. Een reserve wordt gevormd om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

  • q.

    Subsidieplafond: het bedrag dat in het daarop volgende kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor het verstrekken van subsidies binnen een bepaald beleidsterrein.

  • r.

    Verdrag: Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie.

  • s.

    Vaststellen: de beschikking tot subsidievaststelling stelt het bedrag van de subsidie vast en geeft aanspraak op betaling van het vastgestelde bedrag.

  • t.

    Verlenen: voorafgaand aan een subsidievaststelling kan een beschikking over de subsidieverlening worden gegeven.

  • u.

    Subsidie: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten (Awb, artikel 4:21, eerste lid).

Artikel 2. Reikwijdte

  • 1. Deze verordening is van toepassing op de verstrekking van subsidies door het college op de volgende beleidsterreinen:

    • a.

      algemeen bestuur

    • b.

      sport

    • c.

      welzijn en zorg

    • d.

      openbare orde en veiligheid

    • e.

      verkeer, vervoer en waterstaat

    • f.

      economische zaken

    • g.

      recreatie en toerisme

    • h.

      sociale voorzieningen en maatschappelijke dienstverlening

    • i.

      volksgezondheid

    • j.

      milieu en duurzaamheid

    • k.

      ruimtelijke ordening en volkshuisvesting.

  • 2. Ten aanzien van subsidies waarvoor geen wettelijke grondslag nodig is kan het college bepalen dat deze verordening geheel of gedeeltelijk van toepassing is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Het college kan bij nadere regeling (hierna te noemen: subsidieregeling) vaststellen welke activiteiten in aanmerking kunnen komen voor subsidie. Voor zover van toepassing, wordt hierin eveneens bepaald welke doelgroepen voor subsidie in aanmerking komen, hoe de subsidie wordt berekend en hoe de subsidiebedragen worden uitbetaald.

Artikel 4. Europees steunkader

  • 1. Voor zover dat ten behoeve van het voldoen aan een Europees steunkader noodzakelijk is, kan het college bij subsidieregeling afwijken van deze verordening en deze aanvullen.

  • 2. Bij subsidieregelingen waarbij is bepaald dat toepassing kan worden gegeven aan een Europees steunkader, verwijst de subsidieregeling naar het desbetreffende steunkader.

  • 3. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, verwijst de verleningsbeschikking naar de toepasselijke bepalingen van het steunkader.

  • 4. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor vergoeding in aanmerking die voldoen aan de eisen van het desbetreffende steunkader.

  • 5. Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen ondernemingen alleen in aanmerking voor zover de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader.

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

  • 1. Het college kan subsidieplafonds vaststellen. In dat geval bepalen zij de wijze van verdeling van de betrokken subsidie.

  • 2. Het college kan een subsidieplafond verlagen als:

    • a.

      het wordt vastgesteld voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd; en

    • b.

      de subsidieaanvragen waarop het subsidieplafond betrekking heeft, moeten worden ingediend voordat de begroting voor het betrokken jaar is vastgesteld of goedgekeurd.

  • 3. Bij de bekendmaking van een subsidieplafond dat kan worden verlaagd overeenkomstig het vorige lid, wordt gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor al ingediende aanvragen.

  • 4. Een subsidie ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende middelen op de begroting beschikbaar zullen worden gesteld. Bij de verleningsbeschikking wordt daarop gewezen.

Artikel 6. Verdeling subsidieplafonds

Algemeen

  • 1.

    Subsidie wordt verleend voor zover de omvang en de aard van de te subsidiëren activiteit in overeenstemming is met wat hierover is opgenomen in de betreffende inhoudelijke programma’s.

  • 2.

    Als een activiteit in de beoogde omvang een zodanig subsidiebedrag vergt dat het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de activiteit in geringere mate gesubsidieerd of wordt de aanvraag geweigerd. Over de consequenties hiervan voor de te realiseren activiteit, vindt overleg plaats met de aanvrager.

Activiteiten en budgetten waarvoor meerdere subsidieaanvragen zijn gedaan

  • 3.

    Aanvragen die betrekking hebben op eenzelfde activiteit of budget zullen in onderlinge samenhang worden beoordeeld.

  • 4.

    Als het budget dreigt te worden overschreden krijgt de aanvraag voorrang, waarvan toekenning in vergelijking tot andere aanvragen naar verwachting:

    • a.

      van meer belang is voor het beleid waarvoor de gemeenteraad en het college verantwoordelijk zijn;

    • b.

      meer zal bijdragen aan het resultaat van het doel van de subsidie.

  • 5.

    Als geen voorrang kan worden bepaald naar aanleiding van de hierboven beschreven bepalingen, dienen de volgende criteria als hulpmiddel voor de verdeling:

    • a.

      de mate waarin wordt samengewerkt met andere instellingen/organisaties (in voorbereiding en uitvoering);

    • b.

      de mate waarin de activiteit een toegevoegde waarde heeft en/of vernieuwend is en/of aantoonbaar voorziet in een behoefte;

    • c.

      de mate waarin sprake is van participatie door inwoners van Ermelo;

    • d.

      de mate waarin inwoners van Ermelo bereikt worden;

    • e.

      de mate waarin sprake is van eigen personele, materiële of financiële inbreng;

    • f.

      de volgorde van binnenkomst (bij incidentele subsidies).

  • 6.

    Als geen voorrang kan worden bepaald naar aanleiding van de onder 5 beschreven criteria, kan worden besloten verschillende aanvragen gedeeltelijk te honoreren. Bijvoorbeeld door, na afwijzing van onderdelen die niet passen binnen het beleid, alle overgebleven aanvragen met een bepaald percentage te korten. In het laatste geval wordt met de aanvragers overlegd. Dit besluit kan ertoe leiden dat een aanvraag gedeeltelijk geweigerd wordt van een organisatie die tot nu toe voor de betreffende activiteit subsidie ontving. In dit geval worden de kosten en consequenties (bijvoorbeeld van een eventueel noodzakelijke overgangsregeling) in de overwegingen betrokken.

Artikel 7. Indexering

Subsidies vanaf € 10.000,00 worden jaarlijks geïndexeerd als daartoe besloten is bij de vaststelling van de begroting. Subsidies tot € 10.000,00 worden eenmaal in de vier jaar geïndexeerd voor loon- en prijsstijgingen. Voor het bepalen van de hoogte van de index worden de aanbevelingen van de VNG, gebaseerd op de loon-en prijsindexatiegegevens van het CBS, gevolgd.

Artikel 8. Aanvraag

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college.

  • 2. Bij de aanvraag voegt de aanvrager in ieder geval de volgende gegevens toe:

    • a.

      een beschrijving van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

    • b.

      de doelen, resultaten en effecten die met die activiteiten worden nagestreefd, en hoe de activiteiten daaraan bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar inwoners en op de door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    • c.

      een begroting van en een dekkingsplan voor de kosten van deze activiteiten. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij anderen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder vermelding van de stand van zaken daarvan;

    • d.

      als de aanvrager een onderneming is:

      • een opgave van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd, die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd;

      • een verklaring als bedoeld in de de-minimisverordening (de-minimisverklaring);

  • 3. Een rechtspersoon die voor de eerste keer subsidie aanvraagt, voegt een exemplaar van de oprichtingsakte of de statuten toe, evenals het jaarverslag, de jaarrekening of de balans van het voorgaande jaar.

  • 4. Het college kan enkele van de in het tweede en derde lid genoemde gegevens verlangen of juist aanvullende gegevens verlangen als die voor het nemen van een beslissing op de aanvraag voldoende respectievelijk noodzakelijk zijn.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

  • 1. Een aanvraag om een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, wordt ingediend uiterlijk 1 oktober voorafgaand aan het jaar of de jaren waarop de aanvraag betrekking heeft.

  • 2. Andere aanvragen om subsidie worden ingediend minimaal 13 weken vóórdat de aanvrager wil starten met de activiteiten waarvoor de subsidie wordt aangevraagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

Artikel 10. Beslistermijn

  • 1. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, eerste lid, uiterlijk op 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend.

  • 2. Het college beslist op een aanvraag om een subsidie als bedoeld in artikel 9, tweede lid, binnen 13 weken nadat de volledige aanvraag is ingediend.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden gesteld.

  • 4. Bij aanvragen om een subsidie die overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag worden aangemeld bij de Europese Commissie wordt de termijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen.

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

  • 1. Onverminderd de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Algemene wet bestuursrecht weigert het college de subsidie in ieder geval:

    • a.

      als de Europese Commissie overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie onverenigbaar is met de interne markt;

    • b.

      als het betreft een aanvrager tegen wie een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerdere beschikking van de Europese Commissie waarin de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

  • 2. Onverminderd het vorige lid weigert het college de subsidie in ieder geval als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een Europees steunkader omdat:

    • a.

      subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het betreffende steunkader; of

    • b.

      de subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het betreffende steunkader.

  • 3. Onverminderd de vorige leden kan het college de subsidie verder in ieder geval weigeren:

    • a.

      als de te subsidiëren activiteiten niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente en haar inwoners of als ze onvoldoende ten goede komen aan de gemeente en haar inwoners;

    • b.

      als de subsidieverlening niet past binnen het vastgestelde en bekend gemaakte beleid van de gemeente Ermelo;

    • c.

      als in voldoende mate wordt voorzien in de activiteiten en/of het doel dat wordt nagestreefd;

    • d.

      als niet is aangetoond dat de subsidie noodzakelijk is voor het verrichten van de activiteiten waarvoor deze wordt gevraagd;

    • e.

      er geen evenwichtige verhouding is tussen de verwachte resultaten en de gevraagde bijdrage;

    • f.

      als de aanvraag niet voldoet aan regels die zijn gesteld om voor subsidie in aanmerking te komen;

    • g.

      als de subsidieverstrekking in strijd zou zijn met een wettelijk voorschrift of de aanvrager doelstellingen beoogt of activiteiten ontplooit die in strijd zijn met de wet en/of het algemeen belang of de openbare orde;

    • h.

      als de subsidieverstrekking niet is toegestaan totdat de Europese Commissie met toepassing van artikel 108, derde lid, van het Verdrag heeft vastgesteld dat de subsidie verenigbaar is met de interne markt;

    • i.

      de aanvraag niet past in de beleidsuitgangspunten van de inclusieve samenleving: iedereen doet (naar vermogen) mee;

    • j.

      de subsidieaanvraag wordt ingediend na het plaatsvinden van de activiteit en/of de aanvangsdatum van de periode waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

    • k.

      voor activiteiten met een commercieel karakter of waarbij sprake is van winstoogmerk;

    • l.

      de organisatorische en/of financiële continuïteit van de aanvrager en/of de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd onvoldoende is gewaarborgd;

    • m.

      de aanvrager geen sluitende begroting indient;

    • n.

      de aanvrager in relatie tot de gevraagde subsidie zelf geen substantiële bijdrage levert aan het realiseren van het gestelde doel;

    • o.

      in de bij de betrokken subsidieregeling bepaalde gevallen;

    • p.

      het toe te kennen subsidiebedrag lager ligt dan € 150,00.

  • 4. Het college kan bij subsidieregeling nog andere weigeringsgronden toepassen.

  • 5. Het college vordert een subsidie terug – vermeerderd met de wettelijke rente - als dit nodig is ter uitvoering van een terugvorderingsbesluit van de Europese Commissie of een onherroepelijke rechterlijke uitspraak.

Artikel 12. Meerjarige subsidies

  • 1. Een meerjarige subsidie kan verleend worden omdat effecten van de activiteiten pas op langere termijn toetsbaar zijn.

  • 2. Een meerjarige subsidie kan verleend worden om de administratieve lasten van subsidieverlener en subsidieontvanger te verminderen.

  • 3. Een meerjarige subsidie wordt niet verleend als

    • a.

      er bij de subsidieverlenende of subsidie-ontvangende organisatie sprake is van geplande decentralisaties, fusies, bezuinigingen of beleidswijzigingen;

    • b.

      er (nog) onvoldoende vertrouwen is in (het management) van de subsidie-ontvangende organisatie of als er sprake is van een nieuwe subsidierelatie;

    • c.

      de kwaliteit van de geleverde prestaties (nog) niet het door het college gewenste niveau hebben.

  • 4. Voor het aanvragen van een meerjarige subsidie gelden verder de volgende regels:

    • a.

      de subsidie wordt onder begrotingsvoorbehoud verleend;

    • b.

      er moet sprake zijn van een financieel gezonde aanvrager, met minimaal twee jaar een structureel sluitende begroting;

    • c.

      voor de verlening van meerjarige subsidies zoals bedoeld in lid 1 van dit artikel, wordt er jaarlijks door de subsidie-ontvangende organisatie schriftelijk verslag uitgebracht over de uitgevoerde activiteiten en de behaalde resultaten. Voor deze tussentijdse verantwoording dienen, uiterlijk 1 juli volgend op het subsidiejaar, de volgende stukken te worden overlegd:

      • een verslag van de uitgevoerde activiteiten met een vergelijking tussen de nagestreefde en gerealiseerde doelstellingen en activiteiten met een toelichting op de verschillen;

      • een jaarrekening, zoveel mogelijk toegerekend naar de activiteiten en een controle- dan wel samenstellingsverklaring;

    • d.

      het college kan gegevens verlangen in aanvulling op de in dit artikel genoemde gegevens, als die voor het beoordelen van de tussentijdse verantwoording van belang zijn.

  • 5. Het college kan met inachtneming van het bepaalde in de vorige leden een meerjarige subsidie verlenen voor een periode van maximaal vier kalenderjaren.

  • 6. Als het college met inachtneming van het eerste en tweede lid een meerjarige subsidie verleent, wordt in de beschikking aangegeven op welk bedrag de aanvrager voor ieder jaar recht heeft, dan wel op welke wijze de verleende subsidie jaarlijks geïndexeerd wordt.

  • 7. Als er sprake is van indexering, past het college het subsidiebedrag jaarlijks aan.

Artikel 13. Verantwoording

  • 1. Voor zover dit niet is bepaald bij subsidieregeling, wordt bij de verleningsbeschikking vermeld op welke wijze de subsidieontvanger de besteding van de subsidie moet verantwoorden.

  • 2. Het inhoudelijk verslag zoals genoemd in artikel 20 lid 2 en artikel 21 lid 2 bevat een overzicht met toelichting van de uitgevoerde activiteiten en gerealiseerde prestaties en effecten. Hieruit blijkt dat de gesubsidieerde activiteiten overeenkomstig de verplichtingen hebben plaatsgevonden en de doelen zijn gerealiseerd. Het inhoudelijk verslag is het jaarverslag van de organisatie of een tekstueel verslag.

  • 3. De financiële verantwoording zoals genoemd in artikel 20 lid 2 en artikel 21 lid 2 bevat een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten. De financiële verantwoording is de jaarrekening van de organisatie of een financieel verslag. In de financiële verantwoording wordt ook gerapporteerd over de mogelijke risico’s en de bedrijfsvoering.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

  • 1. Als aannemelijk is dat niet, niet tijdig of niet geheel zal worden voldaan aan de subsidieverplichtingen of het verrichten van één of meer van de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, meldt de subsidieontvanger dat onmiddellijk schriftelijk aan het college.

  • 2. Een subsidieontvanger informeert het college onmiddellijk schriftelijk over:

    • a.

      beslissingen of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, of tot ontbinding van de gesubsidieerde rechtspersoon;

    • b.

      relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

    • c.

      ontwikkelingen die ertoe kunnen leiden dat aan de subsidieverplichtingen niet, niet tijdig of niet geheel zullen kunnen worden nagekomen;

    • d.

      wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de gesubsidieerde rechtspersoon, de persoon van de bestuurder of bestuurders en het doel van de rechtspersoon.

Artikel 15. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

  • 1. Bij subsidieregeling of verleningsbeschikking kunnen aan de subsidieontvanger ook andere verplichtingen worden opgelegd dan genoemd in artikel 4:37, eerste lid Awb. Deze doelgebonden verplichtingen zijn van belang bij het realiseren van het doel van de subsidie.

  • 2. Bij subsidieregeling kunnen niet-doelgebonden verplichtingen worden opgelegd, voor zover deze verplichtingen betrekking hebben op de wijze waarop of de middelen waarmee de gesubsidieerde activiteit wordt verricht.

Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

  • 1. Als bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik wordt gemaakt van uurtarieven, kan het college bepalen dat deze tarieven door de subsidieaanvrager worden berekend met gebruikmaking van een door het college voor te schrijven berekeningswijze.

  • 2. Bij het hanteren van kostenbegrippen bij de berekening van uurtarieven wordt uitgegaan van de bij subsidieregeling voorgeschreven definities.

  • 3. Bij subsidie waarop een Europees steunkader van toepassing is, komen alleen die tarieven en kostenbegrippen in aanmerking die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 17. Algemene reserve

  • 1. Bij verleningsbeschikking kan worden bepaald dat de subsidieontvanger van een per kalenderjaar verstrekte subsidie die meer dan € 50.000,00 bedraagt een algemene reserve vormt.

  • 2. De ontvanger van een andere subsidie dan bedoeld in het eerste lid kan het college verzoeken een algemene reserve te mogen vormen.

  • 3. Een reservering tot 10% van het subsidiebedrag is toegestaan. Als een hogere reserve is gevormd dan kan dit leiden tot een lagere subsidievaststelling of tot een intrekking of wijziging van de subsidieverlening voor het lopende of volgende subsidiejaar. Het college kan hiervan afwijken na het instellen van een onderzoek over de oorzaak en omvang van de reservevorming.

  • 4. Voor zover het verstrekken van subsidie heeft geleid tot de vorming van een algemene reserve, is de subsidieontvanger de gemeente een vergoeding verschuldigd van maximaal het met subsidie opgebouwde vermogen als zich een gebeurtenis als bedoeld in artikel 4:41, tweede lid, van de Awb voordoet. Daarbij wordt tevens aangegeven hoe de hoogte van de vergoeding wordt bepaald.

  • 5. Bij de bepaling van de hoogte van de vergoeding wordt uitgegaan van de waarde van de goederen en andere vermogensbestanddelen op het tijdstip waarop de vergoeding verschuldigd wordt; dat betekent dat in geval van ontvangst van schadevergoeding voor verlies of beschadiging van zaken wordt uitgegaan van het bedrag dat als schadevergoeding door de subsidieontvanger wordt ontvangen.

  • 6. Als het onroerende zaken betreft, wijst het college een onafhankelijke deskundige aan die de waarde bepaalt.

  • 7. Het college kan afwijken van het bepaalde in het vierde lid en besluiten dat geen vergoeding verschuldigd is dan wel dat het gevormde vermogen mag worden besteed aan bepaalde activiteiten.

Artikel 18. Bevoorschotting

  • 1. Het college kan bij subsidiebeschikking een voorschot verlenen. In de subsidiebeschikking worden de hoogte en de termijnen van de voorschotten beschreven.

  • 2. Bij een verlening van een subsidie van ten hoogste € 5.000,00 wordt direct een voorschot verleend ter hoogte van de verleende subsidie.

  • 3. Het college kan vorderingen op de subsidieontvanger rechtstreeks met het voorschot verrekenen.

Artikel 19. Vaststelling subsidies tot en met € 5.000,00

  • 1. Subsidies van € 150,00 tot en met € 5.000,00 worden door het college bij verlening vastgesteld tenzij toepassing wordt gegeven aan het volgende lid.

  • 2. Als bij een verleningsbeschikking wordt verplicht om aan te tonen dat de activiteiten zijn verricht en aan de subsidieverplichtingen zijn voldaan, vindt vaststelling plaats binnen 13 weken nadat de subsidieontvanger de gevraagde inlichtingen heeft gegeven.

Artikel 20. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000,00 en € 50.000,00

  • 1. Voor subsidies van € 5.000,00 tot en met € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat een inhoudelijk en financieel verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

  • 3. Bij subsidieregeling kan worden bepaald op welke manier wordt aangetoond in hoeverre de activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan.

Artikel 21. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,00

  • 1. Bij subsidies van meer dan € 50.000,00 dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in:

    • a.

      in geval van een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt, uiterlijk op 1 juli van het jaar dat volgt op het betrokken kalenderjaar;

    • b.

      in andere gevallen uiterlijk 13 weken nadat de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. De aanvraag bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een overzicht van de gesubsidieerde activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

    • c.

      een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting daarop; en

    • d.

      een samenstellingsverklaring voor subsidies tussen € 50.000,00 en € 200.000,00, opgesteld door een onafhankelijk accountant;

    • e.

      een accountantsverklaring (controleverklaring) voor subsidies hoger dan € 200.000,00, opgesteld door een onafhankelijk accountant. De accountantsverklaring geeft een oordeel van de jaarrekening van de grootte en de samenstelling van het vermogen.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen andere termijnen worden vastgesteld of andere gegevens worden verlangd.

Artikel 22. Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000,00

  • 1. Het college stelt een subsidie van meer dan € 5.000,00 vast binnen 13 weken na de ontvangst van een aanvraag tot subsidievaststelling, tenzij bij subsidieregeling anders is bepaald.

  • 2. Deze termijn kan eenmaal voor ten hoogste 10 weken worden verdaagd.

  • 3. Bij subsidieregeling kunnen categorieën subsidieontvangers worden aangewezen waarvoor de subsidie direct wordt vastgesteld zonder dat een aanvraag tot subsidievaststelling hoeft te worden ingediend.

  • 4. Als een aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het tijdstip, bedoeld in de artikelen 20, eerste lid, aanhef en onder a of b en 21, eerste lid, aanhef en onder a of b is ingediend, kan het college de subsidieontvanger schriftelijk een hersteltermijn van vier weken stellen. Wordt de aanvraag niet binnen deze termijn ingediend dan kan worden overgaan tot ambtshalve vaststelling.

Artikel 23. Hardheidsclausule

  • 1. Als een bij of krachtens deze verordening gestelde termijn voor een subsidieaanvrager of –ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen, kan het college een andere termijn vaststellen.

  • 2. In een subsidieregeling kan worden bepaald dat door het college van een of meer bepaalde artikelen of artikelleden van die regeling kan worden afgeweken als daaraan vasthouden voor een subsidieaanvrager of -ontvanger gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zouden zijn tot de daarmee te dienen belangen.

  • 3. Toepassing van de vorige leden wordt gemotiveerd in het besluit en hiervan wordt periodiek verslag gedaan aan de raad.

Artikel 24. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene subsidieverordening Ermelo 2019.

Artikel 25. Intrekking

De Algemene Subsidieverordening gemeente Ermelo 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 26. Inwerkingtreding

  • 1. De Algemene subsidieverordening Ermelo 2019 treedt in werking op de dag na de publicatie.

  • 2. Subsidies die zijn aangevraagd, maar nog niet zijn verleend vóór datum van inwerkingtreding van deze verordening worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2013.

  • 3. Subsidies die zijn verleend vóór inwerkingtreding van deze verordening maar nog niet zijn vastgesteld, worden behandeld overeenkomstig de bepalingen van de Algemene subsidieverordening gemeente Ermelo 2013.

  • 4. Verwijzingen in de deelverordeningen, nadere regels en beleidsregels naar de artikelen van de Algemene Subsidieverordening gemeente Ermelo 2013 worden geacht te verwijzen naar artikelen van deze Verordening waarin hetzelfde onderwerp wordt geregeld.

Ondertekening

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Ermelo in zijn openbare vergadering van 4 april 2019, onder nummer e190001001.

De voorzitter

A.A.J. Baars

De griffier

mevrouw A.J. van Meerveld

Algemene toelichting

De Awb definieert wat een subsidie is (artikel 4:21, eerste lid). Er is sprake van subsidie als het gaat om geldverstrekkingen die aan de volgende kenmerken voldoen:

  • a.

    Aanspraak op financiële middelen: het gaat niet om de daadwerkelijke overhandiging van geld, maar een aanspraak is voldoende: het bestuursorgaan besluit dat de voorgenomen activiteiten worden gesubsidieerd.

  • b.

    door een bestuursorgaan verstrekt

  • c.

    met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager: een subsidie wordt altijd verstrekt met een bepaald doel, voor bepaalde activiteiten. De wetgever heeft bepaald dat er sprake moet zijn van bepaalde, duidelijk omschreven activiteiten van de ontvanger. De bestedingsrichting van de middelen moet dus duidelijk zijn. Om deze reden vallen bijvoorbeeld sociale uitkeringen en schadevergoedingen niet onder de noemer subsidie.

  • d.

    anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten. Onder betaling wordt verstaan het leveren van een tegenprestatie die is afgestemd op de waarde van de verkregen goederen of diensten in het economisch verkeer. Er is geen sprake van subsidie als de overheid een marktconforme vergoeding betaalt voor aangeschafte goederen of aan haar geleverde diensten.

Noodzaak van de verordening

In de Awb staat dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een wettelijk voorschrift 1 , om zo de rechtszekerheid van de subsidieaanvrager en –ontvanger en een doelmatige besteding door de overheid te waarborgen (artikel 4:23 lid 1 Awb). Mogelijk onzorgvuldig of willekeurig handelen van het overheidsorgaan of nalatigheid van de subsidieontvanger is zo immers beter te toetsen.

Voor gemeenten betekent dit dat de subsidieverstrekking moet zijn gebaseerd op een verordening van de raad. De verordening beschrijft de belangrijkste kenmerken van het subsidieproces, zoals de aanduiding van de te subsidiëren activiteiten, bevoegdheid voor het vaststellen van een subsidieplafond en de verdelingsmaatstaf. In de Asv staan de algemene omschrijvingen, in de deelverordeningen, nadere regels of beleidsregels (vastgesteld door het college) de specifieke omschrijvingen.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

In dit artikel is een aantal definities opgenomen. Deze definities gelden niet alleen voor deze verordening, maar ook voor de hierop te baseren regelingen. Deze definities zullen dus niet nogmaals in de verschillende subsidieregelingen opgenomen hoeven te worden. Ook kan hier niet van worden afgeweken.

Onder het begrip ‘Europees steunkader’ vallen in ieder geval zowel de in dit artikel benoemde algemene groepsvrijstellingsverordeningen als de in dit artikel benoemde de-minimisverordeningen.

Artikel 2. Reikwijdte

Met het eerste lid krijgt het college de bevoegdheid toegewezen om te besluiten over het verstrekken van subsidies waarop de Algemene subsidieverordening (hierna: Asv) van toepassing is.

Dit betreft in beginsel alle subsidies op de genoemde beleidsterreinen, met uitzondering van subsidies waarvoor bij afzonderlijke verordening een uitputtende regeling is getroffen en subsidies waar overeenkomstig artikel 4:23, derde lid, van de Awb geen wettelijke grondslag nodig is.

Artikel 3. Subsidieregelingen

Met dit artikel krijgt het college de bevoegdheid om in nadere regels, hier en verder subsidieregeling genoemd, de te subsidiëren activiteiten te bepalen. Voor zover het college iets wenst te regelen met betrekking tot de doelgroepen die voor subsidie in aanmerking komen, de berekening van de subsidie en de wijze van uitbetalen, dient dit in de subsidieregeling te gebeuren. Het college besluit binnen de daarvoor door de raad vastgestelde kaders, zoals in de gemeentebegroting en de Asv. Het college gaat over het verstrekken van subsidies: dus het hele subsidieproces inclusief bevoorschotten, lager vaststellen, terugvorderen en dergelijke.

Naast het instellen van een nadere regeling kunnen subsidies ook worden verleend op basis van een begrotingspost, of in spoedeisende en incidentele gevallen zie ook Awb artikel 4:23 en de toelichting daarop.

Artikel 4. Europees steunkader

Om subsidies onder een Europees steunkader te brengen moet de subsidie op het toepasselijke steunkader worden toegesneden. Daarbij kan het nodig zijn dat er afgeweken wordt van de Asv, of dat deze aangevuld wordt. Het eerste lid maakt het college daartoe bevoegd.

Het tweede en derde lid zijn een uitvloeisel van de eis van de Europese Commissie dat in subsidieregelingen en -beschikkingen die gebruik maken van het Europees steunkader, het toepasselijke kader expliciet wordt vermeld.

Als sprake is van steun die valt onder een Europees steunkader, kunnen uiteraard alleen de activiteiten, doelstellingen, resultaten en kosten voor subsidie in aanmerking komen voor zover die voldoen aan de eisen en voorwaarden van het betreffende steunkader (lid 4). Net zo goed als dat bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, ondernemingen alleen in aanmerking komen als de subsidieverstrekking voldoet aan de voorwaarden van het desbetreffende steunkader (lid 5).

Artikel 5. Subsidieplafond en begrotingsvoorbehoud

Het college stelt de subsidieplafonds vast (lid 1); bij de bekendmaking daarvan wordt ook de door hen bepaalde wijze van verdelen vermeld (eerste lid in combinatie met artikel 4:26, tweede lid, van de Awb). De raad stelt uiteraard nog steeds de financiële kaders vast (in de begroting). Het is binnen die kaders dat het college vervolgens de subsidieplafonds kan vaststellen.

Het college, dat via artikel 2 de bevoegdheid gedelegeerd heeft gekregen om te besluiten over het verstrekken van subsidies, is verder verplicht – in lijn met de mogelijkheid van artikel 4:34, eerste lid, van de Awb – (in bepaalde gevallen) om bij het gebruik maken van deze gedelegeerde bevoegdheid een begrotingsvoorbehoud te maken (vierde lid).

Het vaststellen van subsidieplafonds is door het bezigen van de term ‘kunnen’ niet verplicht, maar met een subsidieplafond wordt voorkomen dat een subsidieregeling tot onbegrensde uitgaven leidt. Een subsidie moet namelijk (door het college) worden geweigerd, als door verstrekking van de subsidie een vastgesteld subsidieplafond zou worden overschreden (zie artikel 4:25, tweede lid, Awb). Deze bepaling met betrekking tot het subsidieplafond beoogt enerzijds recht te doen aan de rechtszekerheid van subsidieaanvragers, anderzijds aan de begrotingsdiscipline.

Artikel 6. Verdeling subsidieplafonds

In artikel 4:26, tweede lid, Awb staat beschreven dat de verdeling van de subsidieplafonds is bepaald bij of krachtens een wettelijk voorschrift. De wijze van verdeling is daarom opgenomen in de Asv.

Artikel 7. Indexering

Indexering moet voorkomen dat met een gelijkblijvende subsidie niet meer de gewenste activiteiten uitgevoerd kunnen worden.

Artikel 8. Aanvraag

In het eerste lid is bepaald dat een aanvraag voor subsidie schriftelijk dient te worden gedaan; onder schriftelijk wordt ook een digitale aanvraag bedoeld.

Bij een subsidie aan een onderneming moet voorkomen worden dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (hierna VWEU). Daarom zijn een tweetal aanvraagvereisten opgenomen die specifiek voor ondernemingen gelden. Ten eerste, om ontoelaatbare cumulatie te voorkomen wordt een overzicht gevraagd van subsidies, vergoedingen of tegemoetkomingen in welke vorm ook met staatsmiddelen bekostigd die al zijn of zullen worden ontvangen voor de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd (tweede lid, onderdeel d, onder 1). Een subsidie kan namelijk ook uit een garantie, lening, korting op de grondprijs, etc. bestaan. Ten tweede, om subsidie onder de de-minimisverordening te kunnen verlenen moet de onderneming om een de-minimisverklaring gevraagd worden (tweede lid, onderdeel d, onder 2). Op basis van een ingeleverde de-minimisverklaring dient het college te controleren of verlenen van de subsidie in overeenstemming is met de de-minimisverordening.

Artikel 9. Aanvraagtermijn

De aanvraagtermijnen zijn afhankelijk van het soort subsidie. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de aanvraagtermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

Artikel 10. Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven waarbinnen het college een beslissing moet nemen op een subsidieaanvraag. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een subsidieaanvraag. Bij subsidieregeling kan het college besluiten af te wijken van de beslistermijnen die vastgesteld zijn in het eerste en tweede lid.

De beslistermijn bij aanvragen om een subsidie die bij de Europese Commissie aangemeld worden, wordt verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (vierde lid). Dit om te voorkomen dat subsidie wordt verleend die niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie en vervolgens teruggevorderd dient te worden.

Artikel 11. Weigerings-, intrekkings- en terugvorderingsgronden

In het eerste lid worden de algemeen geldende weigeringsgronden van de artikelen 4:25, tweede lid, en 4:35 van de Awb, met nadere verplichte gronden aangevuld.

Ondanks dat er sprake is van staatssteun is het soms mogelijk om steun te verstrekken op basis van een vrijstellingsverordening, waardoor het college kan volstaan met een lichte kennisgevingsprocedure. Als dat niet mogelijk is, kan goedkeuring van de Europese Commissie gevraagd worden via een formele aanmelding. Als de Europese Commissie de steun echter niet goedkeurt, dan moet het college overgaan tot weigering (vandaar de verplichte weigeringsgrond in het eerste lid, onder a).

Wat betreft de verplichte weigeringsgrond opgenomen onder b dient het volgende opgemerkt te worden:

Bepaalde Europese steunkaders verbieden – als er een bevel tot terugvordering uitstaat – alleen het verlenen van staatsteun onder de betreffende verordening; niet het verlenen van subsidies in het algemeen. Door de in het eerste lid, onder b, gekozen formulering van de weigeringsgrond in combinatie met het verplichtende karakter komt het in de Asv echter neer op een – op zichzelf verdedigbare – verbreding van de weigeringsgrond tot het verlenen van subsidies in het algemeen (als er een bevel tot terugvordering uitstaat).

In het tweede lid is een absolute weigeringsgrond opgenomen voor die gevallen dat overgaan tot subsidieverstrekking strijdigheid op zou leveren met een Europees steunkader omdat er dan subsidie verstrekt zou worden aan een aanvrager die een onderneming drijft die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in het toepasselijke steunkader of omdat de betreffende subsidie geen stimulerend effect heeft als bedoeld in het toepasselijke steunkader. Een onderneming wordt naar oordeel van de Europese Commissie beschouwd als een onderneming in moeilijkheden wanneer zij, zonder overheidsingrijpen, op korte of middellange termijn vrijwel zeker gedoemd is te verdwijnen. Meer informatie over dit begrip is te vinden in paragraaf 2.2 van de Richtsnoeren [van de Europese Commissie] voor reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (2014/C 249/01). Dat er sprake moet zijn van een stimulerend effect houdt in beginsel in dat de begunstigde aanvrager door de steun in staat wordt gesteld activiteiten of projecten uit te voeren die zij anders – zonder de steun – niet had uitgevoerd. Ook houdt het in beginsel in dat de steun niet mag worden verleend voordat de activiteit wordt gestart.

In het derde lid zijn nog enkele facultatieve weigeringsgronden opgenomen. Het college kan in deze gevallen weigeren, maar is daartoe niet verplicht. Onderdeel o geeft het college de bevoegdheid in een subsidieregeling nog andere weigeringsgronden op te nemen, bijvoorbeeld weigeringsgronden die specifiek met de te subsidiëren activiteiten samenhangen.

Onder h is een weigeringsgrond opgenomen waarmee het college een aanvraag kan weigeren als subsidieverstrekking niet is toegestaan dan nadat deze overeenkomstig artikel 108, derde lid, van het VWEU (de meldingsprocedure) is goedgekeurd door de Europese Commissie. Het gaat hier om subsidieverstrekking die in beginsel niet ongeoorloofd is vanwege strijdigheid met de toepasselijke cumulatieregels of overschrijding van het toegestane bedrag aan de-minimissteun. In deze gevallen kan het college óf weigeren de subsidie te verstrekken óf de subsidie melden bij de Europese Commissie om langs deze weg goedkeuring te verkrijgen. Als het college besluit over te gaan tot melding, dan wordt in verband met de standstill-verplichting de beslistermijn verdaagd totdat de Europese Commissie een eindbeslissing heeft genomen (zie artikel 8, vierde lid). Als de Europese Commissie besluit de voorgenomen subsidieverstrekking niet goed te keuren, dan zal het college de aanvraag alsnog weigeren (zie het eerste lid, onder a). Een subsidie die is of kan worden goedgekeurd kan uiteraard ook op een andere grond worden geweigerd.

Als de Europese Commissie tot het oordeel is gekomen dat een subsidie niet in overeenstemming is met de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie, dan moet de verleende subsidie ingetrokken en teruggevorderd worden (inclusief rente). Het vierde lid geeft het college de bevoegdheid om hier uitvoering aan te geven.

De Awb kent wettelijke regels over de terugvordering van onterecht verkregen of toegekende subsidies (artikel 4:47) die onverkort van toepassing zijn.

Een subsidie kan ook (geweigerd en) ingetrokken worden in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet Bibob. Dit volgt rechtstreeks uit artikel 6 van die wet.

Artikel 12. Meerjarige subsidies

De rekenkamercommissie Ermelo heeft in haar rapport van maart 2017 aanbevolen subsidies voor meer dan een jaar te verlenen omdat het sturen op maatschappelijke doelen (effect pas op langere termijn toetsbaar) haaks staat op het verlenen van een subsidie voor 1 jaar.

Artikel 13. Verantwoording

De rekenkamercommissie Ermelo heeft in haar rapport van maart 2017 aanbevolen om expliciet aandacht te schenken aan doelmatigheid van de subsidies.

Het is van belang dat de nadruk meer en meer komt te liggen op het effect van de verrichtingen in plaats van op een opsomming van de activiteiten.

De gemeente moet als subsidiegever de gewenste maatschappelijke effecten duidelijk formuleren, waarna de opdrachtgever en de opdrachtnemer samen werken aan het benoemen van de indicatoren waarop de effecten gemeten kunnen worden. De gesubsidieerde organisatie krijgt daarmee meer vrijheid in de keuze van activiteiten die bijdragen aan de doelstelling.

Naast de bestaande verantwoording aan de gemeente als subsidiegever, kunnen nieuwe verantwoordingsinstrumenten gebruikt worden waarbij ketenpartners en gebruikers worden betrokken. Dit is de zogenaamde horizontale verantwoording. Onder andere ‘storytelling’ is een verantwoordingsinstrument waardoor de bereikte resultaten ten aanzien van maatschappelijke effecten en gemeentelijke doelstellingen duidelijk gemaakt worden.

Artikel 14. Algemene verplichtingen van subsidieontvangers

Dit artikel bevat een meldingsplicht (eerste lid) en informatieplicht (tweede lid) die voor alle subsidieontvangers geldt. Met schriftelijk wordt ook een digitale melding bedoeld.

Artikel 15. Aan een subsidie te verbinden bijzondere verplichtingen

Dit artikel bevat een bevoegdheidsgrondslag voor het college om aan de subsidie bepaalde ’bijzondere‘ verplichtingen te verbinden, in aanvulling op wat reeds mogelijk is op grond van de Awb (zie artikel 4:37 van de Awb).

Het creëren van deze mogelijkheid onder bepaalde voorwaarden wordt geboden door de artikelen 4:38 (voor zover het betreft verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie) en 4:39 (voor zover het betreft verplichtingen die niet strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie). In beginsel dient de verordening hiervoor een uitdrukkelijke grondslag te bieden, of – in het geval van verplichtingen die strekken tot verwezenlijking van het doel van de subsidie – de verleningsbeschikking.

In het eerste lid worden de verplichtingen beschreven die verband houden met de verwezenlijking van het doel van de subsidie. Daarbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan eisen inzake de deskundigheid van de personen die de te subsidiëren activiteit uit zullen voeren. Het tweede lid maakt het mogelijk om verplichtingen op te leggen die niet strekken tot verwezenlijking van het eigenlijke doel van de gesubsidieerde activiteit. Het betreft echter geen vrijbrief; deze verplichtingen moeten wel enig verband houden met de gesubsidieerde activiteit. Het kan bijvoorbeeld gaan om het opleggen van de verplichting om een extra inspanning te leveren om een bepaalde doelgroep te betrekken bij de gesubsidieerde activiteiten of om de activiteiten op de meest milieuvriendelijke manier uit te oefenen.

Daarnaast kan het college de verplichting opleggen om een gedeelte van de subsidie (bijvoorbeeld 5%) in te zetten voor SROI (Social Return On Investment). Dit betekent dat bijvoorbeeld mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt een plaats krijgen in de organisatie via werkgelegenheid, stageplaats of een opleiding.

Artikel 16. Berekening van uurtarieven, uniforme kostenbegrippen

Dit artikel schrijft voor dat als het college bij de bepaling van de subsidiabele kosten gebruik maakt van uurtarieven, de berekeningswijze hiervan en de voorgeschreven definities in een subsidieregeling vastgelegd dienen te worden. De aanvrager zal daarmee dan bij zijn aanvraag rekening moeten houden.

De lijn wordt echter voortgezet dat subsidies niet het doel hebben om organisaties in stand te houden, maar om activiteiten en diensten voor inwoners van Ermelo mogelijk te maken.

Bij subsidies waarop een Europees steunkader van toepassing is, is het college hierin beperkt tot tarieven en kostenbegrippen die voldoen aan de eisen van het toepasselijke steunkader.

Artikel 17. Algemene reserve

Het college kan bij een verleningsbeschikking voor een subsidie die per kalenderjaar wordt verstrekt en die meer dan € 50.000,00 bedraagt bepalen dat de subsidieontvanger een algemene reserve dient te vormen. In dat geval komt het verschil tussen het vastgestelde subsidiebedrag en de kosten van de activiteiten waarvoor subsidie werd verleend ten gunste of ten laste van de algemene reserve. De reserve wordt dus gevormd uit exploitatieoverschotten om eventuele toekomstige tekorten op te vangen.

Omdat de algemene reserve dient om tekorten in het ene jaar te compenseren met overschotten in het andere jaar, heeft de toepassing alleen zin bij subsidies die in een reeks van jaren achter elkaar worden verstrekt.

Artikel 17 lid 3 heeft als doel te voorkomen dat instellingen de gelegenheid krijgen om gemeenschapsmiddelen te gebruiken voor overmatige reservevorming. Reservevorming is tot op zekere hoogte wenselijk, doch niet onbeperkt. Een reservering tot 10% van het subsidiebedrag is toegestaan, maar per instelling kunnen de risico’s zeer verschillend zijn. De beoordeling van de hoogte van vermogensvorming vindt om die reden per instelling plaats, na onderzoek van de oorzaak en omvang van de algemene reserve.

In artikel 4:41 van de Awb is bepaald dat in bepaalde gevallen de subsidieontvanger, voor zover het verstrekken van de subsidie heeft geleid tot vermogensvorming, daarvoor een vergoeding verschuldigd is aan het bestuursorgaan. Het gaat daarbij om de volgende gevallen:

  • als de subsidieontvanger voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen vervreemdt of bezwaart of de bestemming daarvan wijzigt;

  • als de subsidieontvanger een schadevergoeding ontvangt voor verlies of beschadiging van voor de gesubsidieerde activiteiten gebruikte of bestemde goederen;

  • als de gesubsidieerde activiteiten geheel of gedeeltelijk worden beëindigd;

  • als de subsidieverlening of de subsidievaststelling wordt ingetrokken of de subsidie wordt beëindigd, of

  • de rechtspersoon die de subsidie ontving wordt ontbonden.

Deze vergoedingsplicht echter geldt alleen als hierin is voorzien in de verordening of subsidieregeling, of – als deze ontbreken – in de subsidiebeschikking. Daarbij moet zijn bepaald hoe de hoogte van de vergoeding wordt berekend (dit hoeft geen volledige compensatie te betreffen). Met het zevende lid krijgt het college de bevoegdheid om hier uitvoering en invulling aan te geven. In de praktijk zal dit alleen aan de orde zijn bij rechtspersonen die jaarlijks subsidie ontvangen, maar het is ook mogelijk in andere gevallen.

Artikel 18. Bevoorschotting

Subsidies hoger dan € 5.000,00 worden pas vastgesteld na verantwoording. Om de activiteiten te kunnen uitvoeren, wordt bij verlening een voorschot verstrekt.

Artikel 19. Vaststelling subsidies tot en met € 5.000,00

Kenmerkend voor subsidies tot en met € 5.000,00 is dat deze op basis van vertrouwen worden verleend; er wordt niet standaard om verantwoording gevraagd. In plaats daarvan geldt een actieve meldingsplicht voor de subsidieontvanger bij niet nakoming van de voorwaarden (zie artikel 14). Achteraf kan een risicogeoriënteerde controle plaatsvinden bij de subsidieontvanger.

Als de subsidieontvanger al (positief) bekend is zal de subsidie bij een dergelijk klein bedrag meestal direct vastgesteld en uitbetaald kunnen worden (eerste lid). Hierdoor kunnen de administratieve lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de subsidieverstrekker worden bespaard.

In het tweede lid is een termijn opgenomen voor vaststelling bij situaties waarin rapportage-verplichtingen worden opgelegd.

Artikel 20. Eindverantwoording subsidies tussen € 5.000,00 en € 50.000,00

In dit artikel is bepaald op welke wijze subsidieontvangers subsidie tussen € 5.000,00 en € 50.000,00 aan het college moeten verantwoorden; er moet een aanvraag tot vaststelling ingediend worden (eerste lid). Deze aanvraag voor vaststelling bevat een inhoudelijk verslag waaruit blijkt in hoeverre de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht en aan de verplichtingen is voldaan (tweede lid). Ingevolge artikel 13 wordt de wijze van verantwoording al bij het besluit tot verlening van de subsidie aan de subsidieontvanger bekend gemaakt.

Met betrekking tot het inhoudelijk verslag kan vooraf bij de subsidieverlening al zijn aangegeven op welke manieren het aantonen kan plaatsvinden. Er kunnen daarbij verschillende instrumenten worden gebruikt, zoals bestuurs- en activiteitenverslagen, een managementverklaring, een deskundigenverklaring of andere bewijsstukken (bijvoorbeeld een publicatie), enz. Het verslag kan ook bestaan uit een algemeen jaarverslag van een rechtspersoon. Het gaat er om dat duidelijk is dat de verkregen subsidie is aangewend voor het doel waarvoor de subsidie werd verstrekt. Verder kan het college, overeenkomstig het derde lid, in een subsidieregeling aangeven andere bewijsmiddelen te verlangen dan een inhoudelijk verslag.

Artikel 21. Eindverantwoording subsidies van meer dan € 50.000,00

Bij subsidies vanaf € 50.000,00 wordt naast het inhoudelijk verslag uitgegaan van verantwoording op basis van gerealiseerde kosten en baten. Het derde lid biedt de basis om in een subsidieregeling te bepalen dat er ook andere - waaronder meer of minder - gegevens gevraagd worden.

Artikel 22. Vaststelling subsidies van meer dan € 5.000,00

Het eerste lid bevat – overeenkomstig artikel 4:13 van de Awb – de termijn waarbinnen de beschikking gegeven moet worden; wel bestaat de mogelijkheid tot verdagen (tweede lid). Het merendeel van de aanvragen zal binnen deze beslistermijn kunnen worden afgehandeld. Meer ingewikkelde aanvragen vragen soms meer tijd. De verdaging van de beslistermijn – voor de duur van ten hoogste de in het tweede lid nader bepaalde termijn – biedt dan uitkomst. Een besluit tot verdaging op grond van het tweede lid is appellabel (dit in tegenstelling tot een mededeling op grond van artikel 4:14 Awb dat de – eventueel verdaagde – termijn niet gehaald wordt).

Artikel 23. Hardheidsclausule

Op grond van het tweede lid kan het college in subsidieregelingen een hardheidsclausule opnemen voor nader in die subsidieregeling aangegeven bepalingen. Een te treffen voorziening, die niet in de verordening of subsidieregeling is voorzien, dient altijd binnen de doelstellingen van de subsidie te passen.

Beleidscyclus budgetgesubsidieerde organisaties, in relatie tot begrotingscyclus

afbeelding binnen de regeling

Legenda:

afbeelding binnen de regeling


Noot
1

Er zijn vier uitzonderingen: de spoedeisende subsidieverstrekking, subsidieverstrekking op grond van een begrotingspost, incidentele subsidieverstrekking en de Europese subsidies.