Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 8 december 2020, houdende regels omtrent de subsidiering van Friese MKB-ondernemingen (Voucherregeling MKB Fryslân 2021-2023)

Geldend van 16-12-2020 t/m 01-06-2021

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân van 8 december 2020, houdende regels omtrent de subsidiering van Friese MKB-ondernemingen (Voucherregeling MKB Fryslân 2021-2023)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

Overwegende dat het wenselijk is om bedrijfsontwikkeling, innovatie, strategisch HR en scholing binnen het Friese MKB te stimuleren om zo door te kunnen groeien naar de MKB-vriendelijkste regio en een rijke brede welvaartsregio;

Besluiten vast te stellen de:

Voucherregeling MKB Fryslân 2021-2023.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    ASV: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • c.

    C.V.: commanditaire vennootschap.

  • d.

    eigenaar: natuurlijk persoon die eigenaar is van een eenmanszaak of die eigenaar dan wel mede-eigenaar is van een V.O.F., C.V. of maatschap.

  • e.

    externe deskundige: iemand die op grond van opleiding of ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een scholingsactiviteit te verzorgen in het kader van deze regeling. De externe deskundige is onafhankelijk en ingeschreven in het handelsregister.

  • f.

    i.o. status: in oprichting status. Deze status kunnen sommige rechtsvormen hebben bij de Kamer van Koophandel. De vermelding van i.o. wordt in dat geval ook achter de handelsnaam vermeld, die door de desbetreffende rechtsvorm wordt gevoerd.

  • g.

    medewerker: persoon die bij de rechtsvorm van de aanvrager gedetacheerd is als Payroller of uitzendkracht op basis van respectievelijk een Payrollovereenkomst of uitzendovereenkomst, en daar arbeid verricht.

  • h.

    MKB-onderneming: organisatie die voldoet aan de in bijlage I van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen.

  • i.

    offerte: een aan de rechtsvorm van de aanvrager geadresseerd aanbod van een externe deskundige voor de uitvoering van, of deelname aan, een activiteit als bepaald in artikel 1.4, dan wel een prijsopgave op de website van een externe deskundige voor deelname aan een hiervoor aangegeven activiteit.

  • j.

    PE-punten/ PE-uren: Permanente Educatie punten of uren. Voor diverse functies in het MKB is het van belang dat medewerkers die deze functies vervullen hun vakkennis up-to-date houden en hiervoor periodiek een voorgeschreven aantal PE-punten moeten behalen. Deze punten kunnen behaald worden door het volgen van opleidingen, trainingen, seminars of cursussen, bij PE-erkende instellingen, die voor de deelname hieraan PE-punten toekennen.

  • k.

    plan: schriftelijke of elektronische door de externe deskundige vastgelegde verslaglegging die aan de subsidieontvanger verstrekt wordt.

  • l.

    rechtsvorm: de juridische vorm waarin een onderneming is gegoten.

  • m.

    reguliere de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende werking van de Europese Unie op de-minimissteun (2013 / L351).

  • n.

    SNN: Samenwerkingsverband Noord-Nederland.

  • o.

    scholingsactiviteit: activiteit die wordt aangeboden door een externe deskundige in de vorm van een opleiding, training, seminar of cursus.

  • p.

    scholingsbewijs: een diploma, certificaat of bewijs van deelname dat verstrekt wordt aan een werknemer of medewerker die deelgenomen heeft aan een opleiding, training, seminar of cursus.

  • q.

    V.O.F.: vennootschap onder firma.

  • r.

    visserij de-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 717/2014 van de Commissie van 27 juni 2014 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun in de visserij- en aquacultuursector (2014 / L190).

  • s.

    verband van ondernemingen: een groep van met elkaar „Verbonden ondernemingen” of „Partnerondernemingen” als bepaald in artikel 3 van de Verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014.

  • t.

    vestiging: een afzonderlijk gelegen gebouw of een bedrijfswoning dat in gebruik of beheer is door de rechtsvorm van de aanvrager, en waarin of van waaruit activiteiten worden uitgevoerd.

  • u.

    werknemer: persoon die op basis van een vaste of tijdelijke arbeidsovereenkomst arbeid verricht bij de rechtsvorm van de aanvrager en daarvoor loon ontvangt.

Artikel 1.2 Doel

De subsidieregeling heeft tot doel Friese MKB-ondernemingsactiviteiten op het gebied van innovatie, bedrijfsontwikkeling of strategisch HR te stimuleren. Hiermee beogen Gedeputeerde Staten een impuls te geven aan diverse actuele ondernemersthema’s die met voornoemde activiteiten verband houden, zoals vergroting van de circulaire economie, de inzetbaarheid van werknemers en medewerkers, inspelen op de krapte op de arbeidsmarkt of het digitaliseren van de onderneming.

Artikel 1.3 Doelgroep

  • 1. Subsidie voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a tot en met d, wordt uitsluitend verleend aan een Friese MKB-onderneming, ongeacht de rechtsvorm die zij voert.

  • 2. Subsidie voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder e, wordt uitsluitend verleend aan een Friese MKB-onderneming met als rechtsvorm een eenmanszaak, V.O.F., C.V. of maatschap.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Een subsidie kan op aanvraag worden verleend voor:

  • a.

    bedrijfsontwikkeling: het door een externe deskundige laten opstellen van een financieringsplan, procesoptimalisatieplan of bedrijfsplan ten behoeve van de rechtsvorm van de aanvrager;

  • b.

    innovatie-advies: het door een externe deskundige laten opstellen van een adviesplan ten behoeve van de rechtsvorm van de aanvrager;

  • c.

    strategisch HR: het door een externe deskundige laten opstellen van een beleidsplan ten behoeve van de rechtsvorm van de aanvrager;

  • d.

    scholing van werknemers of medewerkers: het volgen van een door een externe deskundige verzorgde scholingsactiviteit, gericht op het versterken of vergroten van hun inzetbaarheid binnen de rechtsvorm van de aanvrager of daarbuiten. Daarbij worden nieuwe vaardigheden en taken aangeleerd die ingezet kunnen worden binnen de huidige functie of binnen een andere functie;

  • e.

    scholing van een eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager: het volgen van een door een externe deskundige verzorgde scholingsactiviteit gericht op het versterken of vergroten van de inzetbaarheid binnen de rechtsvorm van de aanvrager.

Artikel 1.5 Openstelling

  • 1. Gedeputeerde Staten stellen voor de uitvoering van deze regeling een openstellingsbesluit vast.

  • 2. Een openstellingsbesluit bevat tenminste een aanvraagperiode en een subsidieplafond.

  • 3. In het openstellingsbesluit kunnen nadere regels gesteld worden met betrekking tot:

    • a.

      het indienen van een aanvraag;

    • b.

      de doelgroep van subsidieontvangers;

    • c.

      de subsidiabele activiteiten;

    • d.

      de toetsingscriteria;

    • e.

      de subsidiabiliteit van kosten;

    • f.

      de hoogte of berekeningswijze van de subsidie.

Artikel 1.6 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor een subsidie wordt elektronisch ingediend bij het SNN via een door laatstgenoemde daarvoor beschikbaar gesteld web-portal dat bereikbaar is op de website www.snn.nl.

  • 2. Een aanvraag moet zijn ontvangen binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagperiode.

  • 3. Bij de aanvraag worden alle documenten gevoegd die via het web-portal worden opgevraagd. Dit zijn in elk geval de volgende:

    • a.

      een kopie van de offerte van de externe deskundige;

    • b.

      een ingevulde de-minimisverklaring, waaruit blijkt dat het aangevraagde bedrag geheel of gedeeltelijk kan worden verleend zonder dat sprake zal zijn van overtreding van de geldende voorschriften van de Europese Unie ter zake van de verlening van overheidssteun.

  • 4. Per aanvraag kan slechts voor één subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4 subsidie worden aangevraagd.

Artikel 1.7 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de aanvragen.

  • 2. Indien een aanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de aanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt de rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 1.8 Staatssteun

  • 1. Subsidies in het kader van deze regeling worden verleend met toepassing van de reguliere de-minimisverordening.

  • 2. Indien de aanvrager actief is in de visserij- en aquacultuursector, wordt in afwijking van het bepaalde in het eerste lid, subsidie verstrekt met toepassing van de visserij de-minimisverordening.

Hoofdstuk 2 Subsidievoorwaarden

Artikel 2.1 Toetsingscriteria

Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de rechtsvorm van de aanvrager staat op het moment van ontvangst van de aanvraag bij de Kamer van Koophandel ingeschreven, zonder een i.o. status;

  • b.

    de rechtsvorm van de aanvrager heeft op het moment van ontvangst van de aanvraag tenminste één bestaande vestiging in Fryslân van waaruit activiteiten worden uitgevoerd;

  • c.

    de aanvrager verklaart in zijn aanvraag dat hij de kosten voor het uitvoeren van de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt zelf maakt en betaalt;

  • d.

    de minimale subsidiabele kosten voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, bedragen € 1.000,- exclusief BTW;

  • e.

    de aanvrager maakt in aanvraag aannemelijk dat zijn eigen bijdrage aan de subsidiabele kosten minimaal 50% bedraagt.

Artikel 2.2 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de ASV 2013, wordt een subsidie geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    de aanvraag of de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet in overeenstemming is met het bepaalde in deze regeling;

  • c.

    de rechtsvorm van de aanvrager actief is in de primaire productie van landbouwproducten;

  • d.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten het indieningstijdvak als bepaald in een openstellingsbesluit;

  • e.

    voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, op het moment van ontvangst van de aanvraag, reeds een subsidie is verstrekt in welke vorm dan ook door de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • f.

    voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, op het moment van ontvangst van de aanvraag, reeds een andere subsidie in welke vorm dan ook is aangevraagd bij de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • g.

    de rechtsvorm van de aanvrager reeds tweemaal een subsidie heeft ontvangen op grond van de regeling;

  • h.

    het te verlenen subsidiebedrag lager is dan € 500,-;

  • i.

    de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd niet voldoet aan één of meer van de toetsingscriteria als bepaald in artikel 2.1;

  • j.

    in het geval dat de subsidie is aangevraagd voor een activiteit zoals beschreven in artikel 1.4, onder d of e: de medewerkers die deelnemen aan de activiteit in kwestie dit doen in het kader van het periodiek te behalen voorgeschreven aantal PE-punten dat nodig is voor de uitoefening van hun functie.

Artikel 2.3 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, b of c komen voor subsidie in aanmerking:

    de kosten voor het laten opstellen van een plan als omschreven in deze onderdelen door een externe deskundige;

  • 2. Voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d, komen voor subsidie in aanmerking:

    de kosten van deelname aan een opleiding, training, seminar of cursus door werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de aanvrager.

  • 3. Voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder e, komen voor subsidie in aanmerking:

    de kosten van deelname aan een opleiding, training, seminar of cursus door de eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager.

Artikel 2.4 Niet-subsidiabele kosten

In aanvulling op hetgeen bepaald is in artikel 1.10 van de ASV 2013, wordt geen subsidie verleend voor de volgende kosten:

  • a.

    reiskosten;

  • b.

    kosten voor het huren van een locatie waarin de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd wordt uitgevoerd;

  • c.

    kosten van eigen uren van werknemers of medewerkers van de aanvrager;

  • d.

    kosten van eigen uren van de eigenaar of eigenaren van de aanvrager;

  • e.

    kosten voor het verkrijgen van certificaten of keurmerken op producten;

  • f.

    kosten die niet inzichtelijk gemaakt kunnen worden.

Artikel 2.5 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt:

  • a.

    voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, b of c:

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een bedrag van maximaal € 2.500,- exclusief BTW per aanvraag;

  • b.

    voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d of e:

    maximaal 50% van de subsidiabele kosten, tot een bedrag van maximaal € 5.000,- exclusief BTW per aanvraag.

Artikel 2.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de ASV 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit conform de aanvraag en de subsidieverleningsbeschikking uit te voeren;

  • b.

    in geval van een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, b of c: uiterlijk binnen 6 maanden na de verzenddatum van de subsidieverleningsbeschikking de gesubsidieerde activiteit te hebben gerealiseerd;

  • c.

    in geval van een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, b of c: uiterlijk binnen 6 maanden na de verzenddatum van de subsidieverleningsbeschikking de kosten voor het laten uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit zelf te hebben gemaakt en betaald;

  • d.

    in geval van een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d of e: uiterlijk binnen 12 maanden na de verzenddatum van de subsidieverleningsbeschikking de gesubsidieerde activiteit te hebben gerealiseerd;

  • e.

    in geval van een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d of e: uiterlijk binnen 12 maanden na de verzenddatum van de subsidieverleningsbeschikking de kosten voor het laten uitvoeren van de gesubsidieerde activiteit zelf te hebben gemaakt en betaald;

  • f.

    onverwijld schriftelijk melding te doen, zodra aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen zal worden voldaan;

  • g.

    desgevraagd, na het verstrijken van de einddatum van de gesubsidieerde activiteit of na het realiseren van de gesubsidieerde activiteit, aan te tonen dat de activiteit conform de aanvraag heeft plaatsgevonden en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan;

  • h.

    ervoor te zorgen dat de subsidie gedurende de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit niet wordt overgedragen naar een andere rechtsvorm die deel uitmaakt van haar verband van ondernemingen dan wel een andere rechtsvorm die daarbuiten valt.

Artikel 2.7 Vaststelling en prestatieverantwoording

  • 1. Een subsidie die verleend wordt op grond van deze regeling wordt ambtshalve vastgesteld op een in de subsidieverleningsbeschikking aangegeven datum.

  • 2. In geval van een verzoek als bepaald in artikel 2.6, aanhef en onder e, verstrekt de subsidieontvanger alle door Gedeputeerde Staten opgevraagde informatie, waaronder in elk geval:

    • a.

      kopieën van facturen en betaalbewijzen ter zake van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit.

    • b.

      indien subsidie is verleend voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder a, b, of c:

      een kopie van het opgestelde desbetreffende plan waarvoor subsidie is verleend.

    • c.

      indien subsidie is verleend voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d:

      kopieën van de verstrekte scholingsbewijzen die aan de werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de subsidieontvanger zijn uitgereikt;

    • d.

      indien subsidie is verleend voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder e:

      kopieën van de verstrekte scholingsbewijzen die aan de eigenaar of eigenaren van de rechtsvorm van de subsidieontvanger zijn uitgereikt.

  • 3. Het niet voldoen aan het bepaalde in het tweede lid van dit artikel, leidt in ieder geval tot een vaststelling van de verleende subsidie op nihil en tot terugvordering van het vastgestelde subsidiebedrag bij de subsidieontvanger.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Voucherregeling MKB Fryslân 2021-2023.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 8 december 2020.

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1, aanhef en onder e

De externe deskundige die wordt ingeschakeld om een gesubsidieerd plan op te stellen of die een gesubsidieerde scholingsactiviteit verzorgt, dient op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn. Voor deze beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van de onderneming in kwestie en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon, die namens de onderneming, het plan opstelt dan wel de scholing verzorgt.

De externe deskundige moet ingeschreven zijn bij het Handelsregister van de Kamer van Koophandel, of vergelijkbare handelsregisters in andere staten. Particulieren kunnen daarmee niet optreden als externe deskundige. Een kennisinstelling kan wel optreden als externe deskundige.

Een externe deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de externe deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht uitvoert of de scholing kan geven, waarbij er geen sprake is van enige vorm van belangenverstrengeling. Ook de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • de externe deskundige heeft een (financieel) belang in de rechtsvorm van de aanvrager;

  • de aanvrager heeft een (financieel) belang in de onderneming van de externe deskundige;

  • een bestuurder of directeur van de rechtsvorm van de aanvrager is ook bestuurder of directeur van de onderneming van de externe deskundige;

  • de aanvrager heeft/runt met de deskundige samen een andere onderneming, zijn vennoten in die onderneming, zijn collega’s in een andere onderneming, zijn getrouwd/levenspartners en/of zijn tegelijkertijd in een andere setting gelijkwaardige zakenpartners;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind broer/zuster) tussen de aanvrager en de externe partij.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 1.1, aanhef en onder h

Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen (FTE) werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van de Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende (dus ook een mede aanvragende) onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal FTE, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Artikel 1.1, de aanhef, onder o en p

De scholingsactiviteit in de vorm van een opleiding, seminar of cursus die wordt gevolgd, kan eventueel

(deels) digitaal worden verzorgd door de externe deskundige, zolang dit uiteindelijk een scholingsbewijs oplevert voor de deelnemers.

Artikel 1.3, tweede lid

Uitsluitend Friese MKB-ondernemingen die worden gedreven onder de in dit lid vermelde rechtsvormen, kunnen voor subsidie in aanmerking komen voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en

onder e.

Artikel 1.4, aanhef en onder a

Onder de noemer van een ‘’bedrijfsontwikkeling’’ kan subsidie worden verleend voor een drietal verschillende plannen, die hieronder worden omschreven:

Bedrijfsplan

Een bedrijfsplan, ook wel ondernemingsplan of businessplan genoemd, brengt de haalbaarheid van de plannen van de onderneming van de aanvrager in kaart. Het bedrijfsplan is een essentiële routekaart voor succes. Het levende document(plan) plant in de regel 3 jaar vooruit en beschrijft de route die de onderneming wil nemen om de visie te realiseren. Bij de inhoud van een bedrijfsplan kunnen één of meer van de volgende onderwerpen centraal staan:

  • 1)

    De ondernemer;

  • 2)

    De onderneming;

  • 3)

    Marktanalyse;

  • 4)

    Marketingplan;

  • 5)

    Financieel plan.

Deze opsomming is niet limitatief.

Financieringsplan

Het financieringsplan is een hulpmiddel om te bepalen of uw bedrijfsplan financieel haalbaar is. Ook heeft u het plan nodig om potentiële financiers te overtuigen om geld in uw bedrijf te investeren. Het levende document(plan) kijkt in de regel 3 tot 5 jaar vooruit en laat de financiële haalbaarheid zien voor de onderneming inzake de te realiseren visie. Bij de inhoud van een financieringsplan kunnen één of meer van de volgende onderwerpen centraal staan:

  • 1)

    Investeringsplannen;

  • 2)

    Balans;

  • 3)

    Solvabiliteit;

  • 4)

    Exploitatiebegroting;

  • 5)

    Kasritme;

  • 6)

    Liquiditeitsbegroting.

Deze opsomming is niet limitatief.

Procesoptimalisatieplan

Onder procesoptimalisatie wordt alles verstaan wat nodig is om processen/werkwijze van de organisatie efficiënter te laten werken, te verbeteren. Door processen/werkwijze zoveel mogelijk te optimaliseren, te verbeteren kan een financieel voordeel worden behaald en daarmee een concurrentievoordeel. Voorbeelden van een procesoptimalisatieplan zijn:

  • 1)

    een plan met een advies voor nieuwe of sterk verbeterde logistiek of leverings-of distributiemethoden;

  • 2)

    een plan met een advies over supply chain management/ketenbeheer;

  • 3)

    een plan met een advies over kwaliteitsmanagement;

  • 4)

    een plan met een advies voor een nieuw systeem voor werknemersverantwoordelijkheden;

  • 5)

    een plan met een advies om een keten gesloten te krijgen in het kader van Circulaire Economie.

Deze opsomming is niet limitatief.

Onder ‘’supply chain management’’, (ook wel integraal ketenbeheer genoemd), zoals hierboven onder voorbeeld twee wordt aangeven, wordt een principe verstaan waarbij door middel van het verbeteren van processen en samenwerking met leveranciers en afnemers een betere functionaliteit van het deelnemende bedrijf (in dit geval de rechtsvorm van de aanvrager) in de keten ontstaat.

Artikel 1.4, aanhef en onder b

Inzake ‘’innovatie-advies’’ kan gedacht worden aan (niet limitatief):

  • 1)

    het in kaart brengen van de technische en/of economische haalbaarheid van een voorgenomen ontwikkeling van een product, dienst of proces;

  • 2)

    testen van een nieuw of verbeterd product, dienst of proces inclusief een advies met aanbevelingen.

Een innovatie-adviesplan ziet in elk geval niet op het verkrijgen van certificeringen of keurmerken.

Artikel 1.4, aanhef en onder c

Onder ‘’strategisch HR’’ kan subsidie verleend worden voor het laten opstellen van een HR-beleidsplan, inclusief de daadwerkelijke implementatie daarvan, ten behoeve van de rechtsvorm van de aanvrager. Een dergelijk plan is toegespitst op de strategische ontwikkelingen binnen de onderneming, die gericht zijn op de lange termijn. Daarbij is er bijvoorbeeld aandacht voor de benodigde kennis en vaardigheden bij (toekomstige) werknemers gekoppeld aan scholing en ontwikkeling. Daarnaast kan het gaan over functievorming, belonen en beoordelen van personeel en werving/selectie.

Artikel 1.4, aanhef en onder d

Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):

  • 1)

    B.V. A, een fabrikant, beschikt over meerdere productielijnen. De omzet die gegenereerd wordt met een bepaalde productielijn is tot stilstand gekomen, waardoor één werknemer boventallig is geworden. Een andere productielijn genereert echter nog wel omzet en ziet zelfs de vraag naar het product dat vervaardigd wordt middels deze productielijn toenemen. Hierdoor ontstaat bij deze productielijn ruimte voor een extra arbeidsplaats. B.V. A biedt haar boventallig geworden werknemer een opleiding aan die hem in staat stelt de laatstgenoemde arbeidsplaats in te vullen.

  • 2)

    Maatschap B, een zorgaanbieder, vindt het wenselijk dat de vaktechnische kennis van twee van haar werknemers wordt vergroot binnen hun huidige functies. Als gevolg van een tijdelijke terugval van ontvangen orders voor diensten, hebben deze werknemers op dit moment minder werk te doen hebben dan gebruikelijk is. Hierdoor kiest Maatschap B ervoor de twee medewerkers een cursus te laten volgen waarmee nieuwe vaardigheden worden aangeleerd, waardoor ze breder en efficiënter inzetbaar zijn in hun functies.

  • 3)

    Eenmanszaak C, een detacheringsbureau met vijf werknemers, boekt goede omzetresultaten en heeft de laatste twee jaren een redelijke groei doorgemaakt. De eenmanszaak is echter terughoudend voor wat betreft het aannemen van nieuwe werknemers en kiest ervoor om zijn bestaande werknemers een opleiding te laten volgen die hen in staat stelt om ingezet te worden op meer diverse opdrachten.

  • 4)

    Bij B.V. D, een transportbedrijf, is na een recentelijke fusie, een nieuwe directeur-grootaandeelhouder (DGA) aangesteld als werknemer. Om deze werknemer zo optimaal mogelijk te kunnen laten adviseren in zijn functie, besluit B.V. D om deze werknemer een verdiepingscursus DGA-advisering te laten volgen.

  • 5)

    V.O.F. E, een café-restaurant, heeft minder werk voor twee van haar medewerkers waarbij de kans bestaat dat beide medewerkers op termijn geen contractverlenging meer wordt aangeboden. Omdat de medewerkers de afgelopen jaren (met tussenpozen) naar behoren werkzaamheden voor de V.O.F. E hebben uitgevoerd, besluit V.O.F. E de medewerkers uit loyaliteit een training te laten volgen waarmee zij breder inzetbaar zijn in hun functie en daarmee aantrekkelijker worden voor andere werkgevers.

  • 6)

    B.V. F, een productiebedrijf, is een outplacementtraject gestart (traject waarin een met ontslag bedreigde werknemer naar een nieuwe baan of naar zelfstandig ondernemerschap wordt begeleid) voor een werknemer van haar. In het kader van dit traject besluit B.V. F (al dan niet op verzoek van de werknemer) dat de werknemer deel mag nemen aan een sollicitatietraining, waarvan de kosten gemaakt en betaald worden door B.V. F.

  • 7)

    B.V. G, een loonbedrijf, is een outplacementtraject voor een werknemer van haar gestart. In het kader van dit traject neemt de werknemer deel aan een scholingsactiviteit die onderdeel uitmaakt van een programma dat wordt aangeboden door een ingeschakeld outplacementbureau. De kosten voor het voornoemde programma worden gemaakt en betaald door B.V. G.

Artikel 1.4, aanhef en onder e

Een aantal niet limitatieve voorbeelden van scholingsactiviteiten die vallen onder de omschrijving in dit onderdeel zijn (en waarvoor een aanvraag kan worden ingediend):

  • 1)

    De eigenaar van eenmanszaak A, een adviesbureau zonder medewerkers of werknemers, wil een cursus volgen waarmee hij zijn kennisniveau wil vergroten waardoor hij zijn adviesdiensten verder kan uitbreiden.

  • 2)

    De eigenaar van eenmanszaak B, een adviesbureau met twee werknemers, wil deelnemen aan een acquisitietraining die hem in staat stelt meer omzet te genereren.

  • In het geval dat de eigenaar in voorbeeld 2) ook haar twee werknemers wil laten deelnemen aan dezelfde cursus en hij eveneens in aanmerking wil komen voor een subsidie voor (kosten van) deelname door voornoemde werknemers, dan dient hij hiervoor een separate aanvraag in te dienen onder artikel 1.4, aanhef en onder d. Bij het indienen van deze tweede aanvraag is het mogelijk dat de offerte die bij de aanvraag wordt overgelegd, identiek is aan de offerte die bij de eerste aanvraag is overgelegd.

  • 3)

    Twee van de drie eigenaren (maten) van maatschap C, een zorgbedrijf, willen deelnemen aan een BHV-cursus die specifiek ingaat op de gevaren binnen een zorgbedrijf. Hiervoor dienen zij namens de maatschap C een aanvraag in onder artikel 1.4, aanhef en onder e.

Artikel 1.6, vierde lid

Per aanvraag kan slechts voor één activiteit als bepaald in artikel 1.4, subsidie worden aangevraagd.

In geval van een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d of e, kan per aanvraag slechts subsidie worden aangevraagd voor de (de kosten van) deelname aan één (scholings)activiteit door verschillende werknemers en/of medewerkers of door verschillende eigenaren.

Artikel 1.7

De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. Op de datum waarop de aanvraag volledig is (compleet is bevonden), wordt er voor deze aanvraag een voorlopig beslag gelegd op het in een openstellingsbesluit bekendgemaakt subsidieplafond. Na ontvangst van deze volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor een subsidie in aanmerking komt.

Voor zover een subsidieplafond dat voor deze regeling in een openstellingsbesluit beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor een subsidie in aanmerking te komen.

Artikel 1.8

Steunmaatregelen die onder een de-minimisverordening vallen, worden geacht het handelsverkeertussen de lidstaten niet ongunstig te beïnvloeden en de mededinging niet te vervalsen of dreigen te vervalsen. Zulke maatregelen voldoen hierdoor niet aan alle cumulatieve criteria van het staatssteunverbod (art. 107 lid 1 VWEU) en leveren derhalve geen staatssteun op.

Om overschrijding van het de-minimisplafond te voorkomen, moet de aanvrager een de-minimisverklaring overleggen bij de aanvraag. Hierin moet de aanvrager alle steun en de-minimis opgeven die over de twee voorgaande belastingjaren en in het lopende belastingjaar is verleend.

Onder de reguliere de-minimisverordening kan aan aanvragers tot € 200.000,- aan steun verleend worden zonder dat er sprake is van staatssteun. Dit bedrag (steunplafond) geldt per aanvrager over een periode van drie belastingjaren. Ten aanzien van aanvragers die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, geldt hierbij een steunplafond van € 100.000,-.

Het steunplafond voor maatregelen onder de visserij de-minimisverordening, dat geldt ten aanzien van aanvragers die actief zijn in de productie, verwerking en afzet van visserij- en aquacultuurproducten, bedraagt over drie belastingjaren € 30.000,-.

Artikel 2.1

Om voor een subsidie in aanmerking te komen voor één van de subsidiabele activiteiten als bepaald in artikel 1.4 van de regeling, gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de aanvraag niet in aanmerking voor een subsidie en levert dit een (dwingende) weigeringsgrond op voor de aanvraag.

Artikel 2.1, aanhef en onder d

Met dit criterium wordt voorgeschreven dat de kosten voor het realiseren van de activiteit waarvoor subsidie is aangevraagd door de rechtsvorm van de aanvrager moeten worden gemaakt en betaald. Dit betekent dat de facturen die verband houden met het realiseren van de voornoemde activiteit in rekening zijn of worden gebracht bij de rechtsvorm van de aanvrager alsmede dat laatstgenoemde deze betaalt.

Artikel 2.2, aanhef en onder a

De aanvraag moet zijn ontvangen vóórdat verplichtingen zijn aangegaan ter zake van de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

Onder het aangaan van een verplichting wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een externe deskundige of het inschrijven voor een cursus of training (ongeacht of dit schriftelijk, online of mondeling plaatsvindt). Hierbij maakt het geen verschil of de verplichting is aangegaan door de vertegenwoordigingsbevoegde persoon van de rechtsvorm van de aanvrager, door haar medewerker(s) en/of werknemer(s), of door een eigenaar van de rechtsvorm van de aanvrager.

Indien bij de aanvraag een factuur is gevoegd, dan wordt ervan uitgegaan dat er te vroeg een verplichting is aangegaan.

Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt géén subsidie verleend.

In het geval dat er voor een deel van de begrote kosten van de te subsidiëren activiteit een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, wordt de gehele aanvraag geweigerd.

Artikel 2.2, de aanhef, onder e en f

Uit deze onderdelen volgt dat cumulatie/stapeling met andere subsidieregelingen van Gedeputeerde Staten of derden, ten behoeve van de financiering van de activiteit, niet mogelijk is.

Artikel 2.2, aanhef en onder g

Met deze weigeringsgrond is het aantal subsidies dat op grond van deze regeling kan worden verleend aan een afzonderlijke rechtsvorm gemaximeerd op twee. Indien er reeds twee subsidies voor een subsidiabele activiteit zijn verleend aan een afzonderlijke rechtsvorm, dan wordt een nieuwe aanvraag van deze rechtsvorm geweigerd.

Ter illustratie: Eenmanszaak X heeft tweemaal subsidie aangevraagd en verleend gekregen op grond van deze regeling. Eenmaal € 2.500,- voor (de kosten van) het laten opstellen van een beleidsplan ten behoeve van haar rechtsvorm (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder c). En eenmaal € 1.000,- voor (de kosten van) deelname aan een cursus door twee van haar werknemers (een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, onder d). De derde ontvangen aanvraag voor subsidie van eenmanszaak X op grond van deze regeling, wordt geweigerd (hierbij is het niet relevant voor welke subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, deze derde aanvraag is ingediend).

Artikel 2.3, tweede lid

Een aanvraag voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, kan worden ingediend ten behoeve van één of meer werknemers of medewerkers dan wel een combinatie hiervan. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere werknemers en/of medewerkers voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende werknemers en/of medewerkers.

Ter illustratie hieronder een tweetal voorbeelden:

  • 1)

    De eenmanszaak A vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een opleiding

    in Leeuwarden van één van haar werknemers.

  • 3)

    B.V. C vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een incompanytraining

    die in haar vestiging wordt gevolgd door 12 van haar werknemers.

Artikel 2.3, derde lid

Een aanvraag voor deze activiteit kan worden ingediend ten behoeve van één of meer eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager. Hierdoor komen de kosten van deelname door meerdere eigenaren voor subsidie in aanmerking. De aanvrager verschaft bij het indienen van zijn aanvraag duidelijkheid over het aantal deelnemende eigenaren.

Artikel 2.5, aanhef en onder b

In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, waarbij meerdere werknemers of medewerkers van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers voor subsidie in aanmerking, met dien verstande dat het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk nooit meer dan € 5.000,- bedraagt per aanvraag.

In het geval subsidie is aangevraagd voor een activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder e, waarbij meerdere eigenaren van de rechtsvorm van de aanvrager gezamenlijk deelnemen aan een scholingsactiviteit, dan komen de deelnamekosten van al deze deelnemers eveneens voor subsidie in aanmerking, en bedraagt het maximaal te verstrekken subsidiebedrag voor de deelnemers gezamenlijk ook nooit meer dan € 5.000,- per aanvraag.

Ter illustratie:

B.V. X vraagt subsidie aan voor (de kosten van) deelname aan een meerdaagse cursus in Utrecht door

vier van haar werknemers en één van haar medewerkers (zijnde een subsidiabele activiteit als bepaald

in artikel 1.4, aanhef en onder d). Per deelnemer bedragen de subsidiabele kosten van deelname

€ 2.500,-. De totale subsidiabele kosten voor de aanvrager komen daarmee uit op een bedrag ad

€ 12.500,- en in de aanvraag is om een subsidie gevraagd van 50% van de voornoemde kosten. Dit komt neer op een bedrag ad € 6.250,-. Nu aan een aanvrager, voor een subsidiabele activiteit als bepaald in artikel 1.4, aanhef en onder d, maximaal € 5.000,- aan subsidie kan worden verleend, is dit het in dit voorbeeld te verlenen subsidiebedrag.

Artikel 2.7

Een in het kader van deze regeling verleende subsidie wordt op een in de subsidieverleningsbeschikking vermelde datum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.

Evenwel kunnen Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verleende subsidies controleren,

al dan niet steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger gecontroleerd wordt, is hij verplicht om aan

te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidieverleningsbeschikking verbonden verplichtingen is voldaan. Hiertoe verschaft de subsidieontvanger alle informatie die Gedeputeerde Staten bij haar opvragen. Hieronder vallen in elk geval de bescheiden als aangegeven in het tweede lid van dit artikel. In aanvulling daarop kunnen ook andere bescheiden die verband houden met de controle op de vastgestelde subsidies worden opgevraagd.

Als uit de (steekproef)controle onregelmatigheden blijken en/of geconstateerd wordt dat niet aan de aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidieverlening. Een subsidieverlening kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Ook kan een subsidie lager (tot op nihil) worden vastgesteld. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd.