Subsidieregeling van 1 november 2016, nr. 01340178, betreffende de subsidiëring van activiteiten op het gebied van export in de provincie Fryslân

Geldend van 14-02-2019 t/m 30-03-2022

Intitulé

Subsidieregeling van 1 november 2016, nr. 01340178, betreffende de subsidiëring van activiteiten op het gebied van export in de provincie Fryslân

Subsidieregeling van 1 november 2016, nr. 01340178, betreffende de subsidiëring van activiteiten op het gebied van export in de provincie Fryslân (Subsidieregeling Internationaal Ondernemen Fryslân 2016-2020)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013, overwegende dat het op grond van het Aanvalsplan Internationaal Ondernemen wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan de internationalisering van het MKB in de provincie Fryslân, besluiten:

vast te stellen de Subsidieregeling Internationaal Ondernemen Fryslân 2016-2020:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    de-minimissteun

    : steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

  • b.

    exportmedewerker

    : een natuurlijke persoon die een diploma heeft behaald op het niveau van middelbaar beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of universitair onderwijs in een op exportgerichte opleiding, of een natuurlijk persoon die aantoonbaar beschikt over relevante werkervaring op exportgericht gebied, en die zich als medewerker bezighoudt met de export binnen de onderneming waarvoor hij of zij werkzaam is. De werkzaamheden van een exportmedewerker komen primair neer op het onderzoeken van de exportmarkt, het opstellen van exportplannen voor de werkgever of het verlenen van ondersteuning daarbij, en het uitvoeren van exportplannen. De exportmedewerker kan een exportmedewerker binnendienst of een exportmedewerker buitendienst zijn.

  • c.

    externe deskundige

    : onafhankelijk persoon die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling gesubsidieerde activiteit.

  • d.

    kostensoortsubsidie

    : subsidie die verstrekt wordt voor specifieke subsidiabele kostenposten die de subsidieontvanger maakt en betaald bij het uitvoeren van een gesubsidieerde activiteit. Een subsidie die verstrekt wordt voor een in paragraaf 2.1 en 2.2 van deze regeling omschreven activiteit betreft een kostensoortsubsidie.

  • e.

    onderneming

    : organisatie die:

    • erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- of handelsproces met het oog merk om winst te behalen, en

    • voldoet aan de in bijlage I van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 vastgestelde definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen, en

    • geen publiekrechtelijk lichaam is en niet voor meer dan 10% structureel wordt gefinancierd door overheidsbijdragen.

  • f.

    prestatiesubsidie

    : subsidie die wordt verleend voor het realiseren van een specifieke gesubsidieerde prestatie dan wel activiteit. Een subsidie die verleend wordt voor een in paragraaf 2.3 van deze regeling omschreven activiteit betreft een prestatiesubsidie.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een MKB-onderneming met als rechtsvorm een B.V., N.V., coöperatie, eenmanszaak of V.O.F.

Artikel 1.3 Aanvraagperiode

  • 1. Subsidieaanvragen voor paragraaf 2.1 en paragraaf 2.2 van deze regeling kunnen van 7 november 2016 tot en met 31 december 2020 worden ingediend.

  • 2. Subsidieaanvragen voor paragraaf 2.3 kunnen van 15 februari 2019 tot en met 31 december 2020 worden ingediend.

  • 3. Een aanvraag voor wordt geacht tijdig te zijn ingediend, indien deze is ontvangen door Gedeputeerde Staten binnen de in het eerste of tweede lid genoemde indieningstermijn die geldt ten aanzien van de paragraaf waarvoor subsidie is aangevraagd.

Artikel 1.4 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten beschikbaar gesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde bescheiden.

  • 2 Per aanvraag kan slechts voor één van de in deze regeling genoemde subsidiabele activiteiten subsidie worden aangevraagd.

  • 3 Een aanvrager kan per subsidiabele activiteit zoals genoemd in deze regeling meerdere aanvragen indienen, zolang het per aanvraag om een afzonderlijke activiteit gaat.

Artikel 1.5 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 1.6 Staatssteun

  • 1 Subsidies in het kader van deze regeling worden verstrekt met toepassing van de de-minimisverordening.

  • 2 De aanvrager vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 3 Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan € 200.000,- over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de de-minimissteun.

  • 4 De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de de-minimisverordening.

Artikel 1.7 Prestatieverantwoording

  • 1. Een subsidie die verleend wordt op grond van paragraaf 2.1 en 2.2 van deze regeling wordt direct vastgesteld.

  • 2. Een subsidie die wordt verleend op grond van paragraaf 2.3 van deze regeling wordt binnen 18 maanden na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit ambtshalve vastgesteld.

  • 3. In geval van een subsidieverlening en vaststelling als vermeld in het eerste lid geldt het volgende:

    de subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor dienen kopieën van facturen en betaalbewijzen ter zake van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit te worden overgelegd als ook een kopie van het adviesrapport dat door de externe deskundige is opgesteld. Of, indien de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt niet leidt tot het opstellen van een adviesrapport, een verslag van de activiteit waaraan is deelgenomen of een verslag van de door de externe deskundige uitgevoerde werkzaamheden waarmee kan worden aangetoond dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt is uitgevoerd en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 4. In geval van een subsidieverlening als vermeld in het tweede lid geldt het volgende:

    de subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor dienen kopieën van de salarisstroken van de exportmedewerker die bij haar in dienst is getreden te worden overgelegd en een kopie van een diploma van de exportmedewerker waaruit de op exportgerichte middelbare beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of universitair gerichte opleiding blijkt of, indien de exportmedewerker niet over een dergelijk diploma beschikt, een bewijsstuk waarmee de relevante werkervaring op exportgebied kan worden aangetoond.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele onderdelen

Paragraaf 2.1 Internationale marktverkenningsactiviteiten

Artikel 2.1.1 Doel

Het verbeteren van het kennisniveau op het gebied van internationale handel voor het Friese MKB om de export in de provincie Fryslân te stimuleren. Door middel van onderzoeken of studie wordt informatie verzameld over de eigen organisatie, landen of buitenlandse markten. De informatie vormt voor bedrijven de basis voor het beleid en de strategie om buitenlandse markten verder te ontwikkelen.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten 

Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    haalbaarheidsonderzoek: het laten uitvoeren van een onderzoek door een externe deskundige, of de onderneming in staat is om producten of diensten te gaan exporteren;

  • b.

    marktonderzoek: het laten uitvoeren van onderzoek door een externe deskundige, naar landen of buitenlandse markten, waar bestaande of nieuwe producten dan wel diensten kunnen worden afgezet;

  • c.

    exportplan: het laten uitvoeren van een onderzoek door een externe deskundige voor landen of buitenlandse markten. Het resultaat van het onderzoek is een plan dat gericht is op het inrichten van de bedrijfsvoering, de producten of diensten en de markt- en klantbewerking van de aanvrager voor export.

Artikel 2.1.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor de activiteit zoals vermeld in artikel 2.1.2, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een onderneming met een fysieke vestiging in de provincie Fryslân die vanuit deze Friese vestiging ondernemingsactiviteiten uitvoert;

  • b.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd beoogt direct of indirect bij te dragen aan de internationalisering van de Friese vestiging van de onderneming van de aanvrager;

  • c.

    realisatie van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd komt primair ten goede aan de ondernemingsactiviteiten van de Friese vestiging van de onderneming van de aanvrager;

  • d.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd vindt plaats binnen één jaar na ontvangst van de aanvraag;

  • e.

    de begrote kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn onderbouwd middels een offerte van de externe deskundige.

Artikel 2.1.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.1.3;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie minder dan € 1.000,- bedraagt;

  • f.

    in een aanvraag voor meer dan één activiteit zoals genoemd in artikel 2.1.2 subsidie wordt aangevraagd;

  • g.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een andere subsidie is aangevraagd bij de provincie Fryslân dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • h.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie is aangevraagd bij een andere instantie of organisatie dan de provincie Fryslân of reeds is verstrekt door een van de laatstgenoemden;

  • i.

    de onderneming van de aanvrager actief is in de volgende sectoren:

    • primaire landbouw;

    • visserij;

    • aquacultuur.

Artikel 2.1.5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 1.10 van de Asv 2013 wordt geen subsidie verstrekt voor buitenlandse reis- en verblijfskosten, kosten van annuleringsverzekeringen, kosten voor consumpties, kosten voor materialen, kosten van eigen uren van de onderneming van de aanvrager, kosten die niet inzichtelijk kunnen worden gemaakt en overige kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet rechtstreeks aan de activiteit zijn te koppelen.

Artikel 2.1.6 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt:

  • a.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.1.2 onder a:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

    exclusief BTW;

  • b.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.1.2 onder b:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

    exclusief BTW.

  • c.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.1.2 onder c:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

    exclusief BTW.

Artikel 2.1.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om de gesubsidieerde activiteit binnen een jaar na ontvangst van de aanvraag te realiseren.

Paragraaf 2.2 Internationale marktontwikkelingsactiviteiten

Artikel 2.2.1 Doel

Het ondersteunen van de organisatie van het Friese MKB op het gebied van internationale handel om de export in de provincie Fryslân te stimuleren. Door middel van organisatieverbeteringen, opleidingen of trainingen en ondersteuning bij het creëren van nieuwe handelsrelaties, worden Friese organisaties gestimuleerd hun exportplannen tot uitvoering te brengen.

Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor de kosten van:

  • a.

    kennisvergroting export: deelname aan een opleiding, training, seminar of cursus op het gebied van export die wordt aangeboden door een externe deskundige of een overkoepelende organisatie van externe deskundigen;

  • b.

    vertaling export: het door een externe deskundige laten vertalen van bedrijfs-, marketing-, of productinformatie van de onderneming van de aanvrager vanuit het Nederlands naar een buitenlandse taal;

  • c.

    ontwikkelingsprogramma: het laten uitvoeren van een programma binnen de onderneming van de aanvrager door een externe deskundige, dat gericht is op de aanpassing of ontwikkeling van bestaande producten of diensten tot exporteerbare producten dan wel op het geschikt maken van het eigen distributieproces voor de export;

  • d.

    matchmaking: het inschakelen van een externe deskundige om contact te leggen tussen de onderneming van de aanvrager en één of meer nieuwe buitenlandse partners of klanten op het gebied van verkoop dan wel voor het tot stand laten komen van exportactiviteiten vanuit of naar een bepaald land.

Artikel 2.2.3 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor de activiteit zoals vermeld in artikel 2.2.2, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een onderneming met een fysieke vestiging in de provincie Fryslân die vanuit deze Friese vestiging ondernemingsactiviteiten uitvoert;

  • b.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd beoogt direct of indirect een bijdrage te leveren aan de internationalisering van de vestiging van de onderneming van de aanvrager;

  • c.

    realisatie van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd komt primair ten goede aan de ondernemingsactiviteiten van de vestiging van de onderneming van de aanvrager;

  • d.

    de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd vindt plaats binnen één jaar na ontvangst van de aanvraag;

  • f.

    de begrote kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, zijn onderbouwd middels een offerte van de externe deskundige.

Artikel 2.2.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    ter zake van de subsidiabele kosten verplichtingen zijn aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.2.3;

  • e.

    indien de te verstrekken subsidie minder dan € 1.000,- bedraagt;

  • f.

    in een aanvraag voor meer dan één activiteit zoals genoemd in artikel 2.2.2 subsidie wordt aangevraagd;

  • g.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook al een andere subsidie is aangevraagd bij de provincie Fryslân dan wel reeds is verstrekt door laatstgenoemde;

  • h.

    voor de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd ook al een subsidie is verstrekt door een andere instantie of organisatie dan de provincie Fryslân of reeds is aangevraagd in afwachting van het besluit hierop;

  • i.

    de onderneming van de aanvrager actief is in de volgende sectoren:

    • primaire landbouw;

    • visserij;

    • aquacultuur.

Artikel 2.2.5 Niet subsidiabele kosten

In aanvulling op hetgeen bepaald in artikel 1.10 van de Asv 2013 wordt geen subsidie verstrekt voor buitenlandse reis- en verblijfskosten, kosten van annuleringsverzekeringen, kosten voor consumpties, kosten voor materialen, kosten van eigen uren van de onderneming van de aanvrager, kosten die niet inzichtelijk kunnen worden gemaakt en overige kosten die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten niet rechtstreeks aan de activiteit zijn te koppelen.

Artikel 2.2.6 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt:

  • a.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.2.2 onder a:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

    exclusief BTW;

  • b.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.2.2 onder b:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000,-

    exclusief BTW;

  • c.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.2.2 onder c:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,- exclusief BTW;

  • d.

    Voor een activiteit als genoemd in artikel 2.2.2 onder d:

    Maximaal 50% van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 10.000,- exclusief BTW.

Artikel 2.2.7 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om de gesubsidieerde activiteit binnen een jaar na ontvangst van de aanvraag te realiseren.

Paragraaf 2.3 In dienst nemen van een exportmedewerker

Artikel 2.3.1 Doel

Deze paragraaf heeft als doel om het Friese MKB dat zich richt op de internationale handel te stimuleren om nieuwe exportmedewerkersmedewerkers in dienst te nemen waardoor de exportactiviteiten van dit MKB worden vergroot.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteit

Een prestatiesubsidie kan worden verstrekt voor het in dienst nemen van een exportmedewerker voor ten minste 24 uren per week met een arbeidsduur van minimaal 12 maanden.

Artikel 2.3.3 Toetsingscriteria

Om in aanmerking te komen voor een prestatiesubsidie voor een activiteit zoals omschreven in artikel 2.3.2, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de aanvrager is een onderneming met een fysieke vestiging in de provincie Fryslân die vanuit deze Friese vestiging ondernemingsactiviteiten uitvoert;

  • b.

    de door de exportmedewerker uit te voeren werkzaamheden beogen direct of indirect een bijdrage te leveren aan de internationalisering van de onderneming van de aanvrager;

  • c.

    de exportmedewerker die in dienst wordt genomen, verricht zijn in de arbeidsovereenkomst vermelde uren volledig voor en ten gunste van de aanvragende onderneming;

  • d.

    de arbeidsovereenkomst dient een omvang van ten minste 24 uren per week te hebben met een looptijd van minimaal 12 maanden;

  • e.

    de exportmedewerker mag in de 12 maanden die vooraf zijn gegaan aan de datum van ontvangst van de aanvraag niet werkzaam zijn geweest bij de onderneming van de aanvrager of het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt, in wat voor functie dan ook;

  • f.

    aan de onderneming van de aanvrager of het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt, kan per kalenderjaar voor maximaal twee aanvragen op grond van deze paragraaf een subsidie worden verleend.

Artikel 2.3.4 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt een prestatiesubsidie geweigerd indien:

  • a.

    de exportmedewerker al bij de aanvrager in dienst is getreden vóór ontvangst van de aanvraag;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.3.3;

  • e.

    in één aanvraag subsidie wordt aangevraagd voor meer dan één exportmedewerker;

  • f.

    aan de aanvrager in het kalenderjaar waarin de aanvraag is ontvangen al een andere subsidie is verstrekt voor het in dienst nemen van een exportmedewerker door een andere instantie of organisatie dan de provincie Fryslân dan wel reeds is aangevraagd in afwachting van het besluit hierop;

  • g.

    de onderneming van de aanvrager actief is in één of meer van de volgende sectoren:

    • primaire landbouw;

    • visserij;

    • aquacultuur.

Artikel 2.3.5 Opschortende voorwaarde

  • 1. De prestatiesubsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat Gedeputeerde Staten binnen drie maanden na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit een kopie hebben ontvangen van de tussen de subsidieontvanger en nieuwe exportmedewerker overeengekomen arbeidsovereenkomst, waaruit blijkt dat de nieuwe exportmedewerker binnen de voornoemde termijn in dienst is getreden bij de subsidieontvanger.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal drie maanden, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.3.6 Subsidiehoogte

  • 1. Het te verlenen prestatiesubsidiebedrag bedraagt:

    • a.

      In geval de in dienst te nemen exportmedewerker een bruto maandloon verdient van minder dan € 2.500,-:

      € 10.000,-;

    • b.

      In geval de in dienst te nemen exportmedewerker een bruto maandloon verdient tussen de € 2.500,- en € 5.000,-:

      € 15.000,-;

    • c.

      In geval de in dienst te nemen exportmedewerker een bruto maandloon verdient van meer dan € 5.000,-:

      € 20.000,-.

  • 2. De in het vorige lid vermelde bedragen gelden ten aanzien van een arbeidsovereenkomst met een minimale omvang van 24 uren per week en een looptijd van minimaal 12 maanden.

Artikel 2.3.7 Bevoorschotting en betaling

Na het voldoen aan de opschortende voorwaarde wordt ambtshalve 100% van het verleende prestatiesubsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

Artikel 2.3.8 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger is verplicht om ervoor te zorgen dat:

  • a.

    binnen drie maanden na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de exportmedewerker die bij zijn onderneming in dienst is getreden, gestart is met het uitvoeren van de in de arbeidsovereenkomst vermelde werkzaamheden;

  • b.

    de exportmedewerker zijn in de arbeidsovereenkomst vermelde uren volledig voor en ten gunste van zijn onderneming verricht;

  • c.

    de arbeidsovereenkomst die met de exportmedewerker is overeengekomen een omvang heeft van ten minste 24 uren per week met een looptijd van minimaal 12 maanden;

  • d.

    de exportmedewerker in de 12 maanden die vooraf zijn gegaan aan de datum van ontvangst van de aanvraag niet werkzaam is geweest bij zijn onderneming of het verband van ondernemingen waarvan zijn onderneming deel uitmaakt, in wat voor functie dan ook.

Artikel 2.3.9 Ambtshalve vaststelling

  • 1. Bij de ambtshalve vaststelling kan de subsidieontvanger een definitieve aanspraak verkrijgen op de prestatiesubsidie die aan haar is verleend en reeds als voorschot is uitbetaald.

  • 2. Indien op het moment van ambtshalve vaststelling door Gedeputeerde Staten is geconstateerd dat de exportmedewerker niet 12 maanden in dienst is geweest bij de subsidieontvanger, dan wordt het vast te stellen prestatiesubsidiebedrag als gevolg hiervan verlaagt met inachtneming van het volgende:

    • a.

      indien de exportmedewerker korter dan drie maanden in dienst is geweest wordt het verleende prestatiesubsidiebedrag op nihil vastgesteld;

    • b.

      indien de exportmedewerker tussen de drie maanden en zes maanden in dienst is geweest wordt het verleende prestatiesubsidiebedrag verlaagd met 50%.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling Internationaal Ondernemen Fryslân 2016-2020.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van 1 november 2016.
Voorzitter J.M. Leemhuis-Stout
Secretaris A.J. van den Berg 

Toelichting Subsidieregeling Internationaal Ondernemen Fryslân 2016-2020

Algemeen

Op 24 juni 2015 is door Provinciale Staten het aanvalsplan Internationaal Ondernemen vastgesteld. Doel van het plan is het ontwikkelen van een effectieve en consistente aanpak voor het stimuleren en ondersteunen van internationaal ondernemen. Met deze aanpak willen we bereiken dat kansen voor internationale marktontwikkeling worden ingevuld en het percentage ondernemingen in Fryslân dat internationaal onderneemt groeit van de huidige 7,1% naar het nationale landelijke gemiddelde van 10,2% in 2020.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1 onder c: Een deskundige die wordt ingeschakeld om gesubsidieerde activiteit in opdracht van de subsidieaanvrager uit te voeren, dient op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn deze opdracht uit te voeren. Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert. Een deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht dient uit te kunnen voeren waarbij geen sprake mag zijn van enige vorm van belangenverstrengeling. Het gaat er ook om dat de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • de deskundige heeft een (financieel) belang in de onderneming van de aanvrager;

  • de aanvrager heeft een (financieel) belang in de onderneming van de deskundige;

  • een bestuurder of directeur van de onderneming van de aanvrager is ook bestuurder of directeur van de onderneming van de deskundige;

  • de onderneming van de aanvrager heeft met de deskundige samen een ander bedrijf, zijn vennoten in dat bedrijf, zijn collega’s in een ander bedrijf, zijn getrouwd/levenspartners en/of zijn tegelijkertijd in een andere setting gelijkwaardige zakenpartners;

  • de deskundige een aandeel krijgt in de opbrengst van het nieuwe product of de nieuwe dienst waar het advies betrekking op heeft en dat het resultaat is van de gesubsidieerde activiteit;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind broer/zuster).

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 1.1 onder e: Hierin wordt aangegeven welke ondernemingen in aanmerking kunnen komen voor een subsidie op grond van de onderhavige paragraaf. Conform de door de Europese Commissie vastgestelde definitie van kleine, middelgrote, en micro-ondernemingen in bijlage I van de Verordening (EU) nr. 651/2014 van 17 juni 2014 behoren tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (KMO’s), ondernemingen waar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet € 50 miljoen of het jaarlijkse balanstotaal € 43 miljoen niet overschrijdt. Deze normen worden verder aangehaald als MKB-normen.

Gevolg van deze Europese regelgeving is dat het gehele verband van ondernemingen waartoe de aanvragende (dus ook een mede aanvragende) onderneming behoort, wordt getoetst aan de MKB-normen. Denk bijvoorbeeld aan moedermaatschappijen, zusterondernemingen en dochterondernemingen. Indien de aanvragende onderneming direct of indirect voor 25% of meer en minder dan 50% qua aandelenkapitaal en/of zeggenschap relaties heeft met andere ondernemingen, wordt voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal werkzame personen, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen naar rato meegenomen. Dit geldt ook indien een andere onderneming 25% of meer aandelen in de aanvragende onderneming heeft. Indien de aanvragende onderneming op een andere onderneming of een andere onderneming op de aanvragende onderneming overheersende invloed kan uitoefenen of een andere invloed heeft als genoemd in de definitie van een KMO, dienen voor het bepalen of de aanvragende onderneming een KMO is, het aantal fte, de jaaromzet en het balanstotaal van die ondernemingen volledig meegenomen te worden.

Indien één of meer overheidsinstanties of openbare lichamen gezamenlijk direct of indirect zeggenschap heeft of hebben over 25 % of meer van het kapitaal of de stemrechten van de aanvragende onderneming, dan kan de aanvragende onderneming (behoudens de uitzonderingen die in de definitie zijn genoemd) niet als een KMO worden aangemerkt.

Artikel 1.2: Uitsluitend MKB-ondernemingen met een rechtsvorm zoals opgenomen in dit artikel komen binnen deze regeling voor subsidie in aanmerking. Indien de onderneming van de aanvrager een MKB-onderneming in oprichting is, dan valt de aanvrager niet onder de doelgroep van de regeling en wordt de subsidie geweigerd.

Artikel 1.3: Subsidieaanvragen voor Paragraaf 2.1 Internationale marktverkenningsactiviteiten en Paragraaf 2.2 Internationale marktontwikkelingsactiviteiten van deze regeling kunnen van 7 november 2016 tot en met 31 december 2020 worden ingediend. Subsidieaanvragen voor paragraaf 2.3 In dienst nemen van een exportmedewerker kunnen van 15 februari 2019 tot en met 31 december 2020 worden ingediend. Aanvragen die buiten dit tijdvak worden ontvangen, worden buiten behandeling gesteld.

Voor de volgorde van registratie en behandeling van de aanvragen wordt uitgegaan van de ontvangsttheorie. Dat wil zeggen dat de datum van ontvangst van de volledige aanvragen bepalend is voor de volgorde waarin de subsidies worden verdeeld. Aanvragen worden per datum en niet per tijdstip geregistreerd omdat het niet mogelijk is om gelijke behandeling te garanderen voor alle mogelijkheden waarop de aanvragen kunnen binnenkomen. Elke aanvraag die op eenzelfde dag binnenkomt, wordt daarom zonder tijdstip geregistreerd.

Artikel 1.4, derde lid: Een aanvrager kan per subsidiabele activiteit meerdere aanvragen indienen, zolang het per aanvraag om een afzonderlijke activiteit gaat.

Ter illustratie: aan aanvrager A is op grond van artikel 2.2.2 onder a van de regeling een subsidie verstrekt voor de kosten van deelname aan een cursus. Aanvrager A kan dan voor de kosten van deelname aan een andere cursus opnieuw een subsidie aanvragen op grond van het vorengenoemde artikel en ontvangen, mits deze aanvraag betrekking heeft op een andere cursus dan waarvoor reeds subsidie is verstrekt.

Er is geen limiet verbonden aan het aantal aanvragen dat een aanvrager kan indienen per subsidiabele activiteit.

Artikel 1.5: De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De volledigheid van de aanvraag is daarbij echter wel bepalend voor de datum van binnenkomst. Dit betekent dat in geval dat een ontvangen aanvraag onvolledig is, de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vastgesteld op het moment dat de aanvraag volledig is aangevuld en deze volledige aanvulling ontvangen is door Gedeputeerde Staten op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt.

Zodra het subsidieplafondbudget van € 1,8 miljoen dat voor deze regeling tot en met 31 december 2020 beschikbaar is gesteld is bereikt, wordt de aanvraag geweigerd ook al voldoet deze aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Op voorhand is niet aan te geven wanneer het subsidieplafond zal zijn bereikt.

Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet de datum of het tijdstip van ontvangst. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe laat de aanvraag op de desbetreffende dag is ontvangen. Ook het indienen van meerdere aanvragen voor eenzelfde activiteit of voor afzonderlijke activiteiten beïnvloedt de loting niet: per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag voor een afzonderlijke activiteit in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeelsystematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.6: Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteunen is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kan Gedeputeerde Staten aan MKB-ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert (voor ondernemingen die onder de sector vervoer vallen, geldt dat zij maximaal € 100.000,- over een periode van drie belastingjaren ontvangen). Om te kunnen beoordelen dat het plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.

Artikel 1.7: Subsidie die verstrekt wordt voor een activiteit als omschreven in paragraaf 2.1 of 2.2 van de regeling wordt direct vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit in beginsel geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.

Subsidie die verleend wordt voor een activiteit als omschreven in paragraaf 2.3 van de regeling wordt op een in de subsidieverleningsbeschikking vermelde datum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit in beginsel geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.

Evenwel controleert Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verstrekte of verleende subsidies steekproefsgewijs. Als een subsidieontvanger in de steekproef valt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidievaststelling of subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan. In het geval van een subsidieverstrekking op grond van paragraaf 2.1 en 2.2 betekent dit dat de subsidieontvanger kopieën van facturen en betaalbewijzen ter zake van de gemaakte en betaalde kosten van de gesubsidieerde activiteit moet overleggen als ook een kopie van het adviesrapport dat door de externe deskundige is opgesteld. Of, indien de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt niet leidt tot het opstellen van een (advies)rapport, een verslag van activiteit waaraan is deelgenomen of een verslag van de door de externe deskundige uitgevoerde werkzaamheden waarmee kan worden aangetoond dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt is uitgevoerd en dat aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan. In het geval van een subsidieverlening op grond van paragraaf 2.3 betekent dit dat de subsidieontvanger kopieën van de salarisstroken van de exportmedewerker die bij hem in dienst is getreden moet overleggen en een kopie van een diploma van de exportmedewerker waaruit de op exportgerichte middelbare beroepsonderwijs, hoger beroepsonderwijs of universitair gerichte opleiding blijkt of, indien de exportmedewerker niet over een dergelijk diploma beschikt, een bewijsstuk waarmee de relevante werkervaring op exportgebied kan worden aangetoond (bijvoorbeeld een C.V. van de exportmedewerker in kwestie).

.

Als uit de steekproef onregelmatigheden blijken, dan kan dat gevolgen hebben voor de subsidieverlening of subsidievaststelling. Een subsidieverlening kan worden ingetrokken, ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd of ambtshalve lager (tot op nihil) worden vastgesteld. Een subsidievaststelling kan ten nadele van de subsidieontvanger gewijzigd of ingetrokken worden. Bovenstaande kan ertoe leiden dat uitbetaalde subsidiebedragen (al dan niet in de vorm van een voorschot) worden teruggevorderd.

Artikel 2.1.2 onder a: Bij een haalbaarheidsonderzoek dient uit het onderzoek te blijken of het wel of niet haalbaar is om producten of diensten te gaan exporteren. De haalbaarheid spitst zich toe op de ondernemer en de bedrijfsvoering en organisatie en een globale externe analyse van de internationale marktkansen. Het is de bedoeling dat de aanvragende onderneming op basis van de uitkomsten van het onderzoek voldoende onderbouwing heeft om een go of no-go besluit te nemen.

De resultaten van het uitgevoerde haalbaarheidsonderzoek dienen na realisatie van het onderzoek te worden opgeleverd in een adviesrapport. In de regel zijn in een adviesrapport als hierboven beschreven in elk geval de volgende onderdelen opgenomen:

  • SWOT-analyse;

  • Brancheomschrijving en trends;

  • Interne (financiële) bedrijfsanalyse;

  • Externe internationale (markt)analyse;

  • Wetgeving(exportbeperkingen) ten aanzien van het product of dienst;

  • Conclusies en aanbevelingen.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

Artikel 2.1.2 onder b: Bij het laten uitvoeren van een marktonderzoek dienen potentiele nieuwe markten, partners en doelgroepen in het buitenland in kaart te worden gebracht waarop de onderneming van de subsidieaanvrager haar producten of diensten kan afzetten. Hierbij kan het zowel gaan om de afzet van producten of diensten die de onderneming van de aanvrager reeds afzet, maar ook om nieuwe producten of diensten die nog niet worden afgezet.

De onderzoeksvraag die centraal staat bij het laten uitvoeren van een marktonderzoek is of een product of dienst succesvol kan worden afgezet op een nieuwe markt of in een nieuw land, en zo ja, wat hierbij de kansen en risico’s zijn.

De resultaten van het uitgevoerde marktonderzoek dienen na realisatie van het onderzoek te worden opgeleverd in een adviesrapport. In een marktonderzoek als hierboven beschreven zijn in elk geval de volgende onderdelen opgenomen:

  • Visie en kansen ten aanzien van de regio, het land of de buitenlandse markt;

  • Bedrijfsbeschrijving;

  • Marktonderzoek/marktsegmentatie (regio, land, sectoren, branches)

  • Productanalyse;

  • Marktpositionering;

  • Conclusies en aanbevelingen.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

Artikel 2.1.2 onder c: Het exportplan is een diepgaand onderzoek naar een specifieke markt of een specifiek land. Met het exportplan dat wordt opgesteld, verkrijgt de onderneming van de aanvrager een of meer gerichte ontwikkelingsscenario(s) die zij tot uitvoering kan brengen. Een exportplan is feitelijk een internationaal verkoopplan dat de onderneming van de aanvrager kan gaan uitvoeren om daadwerkelijk in het land kwestie een nieuwe markt te kunnen ontwikkelen, partners te kunnen vinden en afzet te kunnen realiseren.

In een exportplan als hierboven beschreven dienen in elk geval de volgende onderdelen te zijn opgenomen:

  • Visie en kansen ten aanzien van de regio, het land of de buitenlandse markt;

  • Beschrijving land of regio;

  • Marktentree-strategie;

  • Afzetanalyse (partners, doelgroepen, klantengroepen);

  • Marketing mix (prijs, promotie, product, plaats, personeel);

  • Concurrentieanalyse;

  • Distributieanalyse (transport, logistiek, exportdocumenten, verzekering, douane);

  • Betalingsanalyse (valuta, zekerheden, termijnen);

  • Juridische analyse (importbeperkingen, productbescherming, producteisen);

  • Conclusies en aanbevelingen.

Bovenstaande opsomming is niet limitatief.

Artikel 2.1.3 en 2.2.3: Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een activiteit zoals genoemd in de regeling gelden een vijftal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan één of meer van deze criteria komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en wordt de subsidie geweigerd op grond van artikel 2.1.4, onder d of artikel 2.2.4, onder d.

Het criterium onder a:Uit de aanvraag moet blijken dat de onderneming van de aanvrager een fysieke vestiging heeft in de provincie Fryslân. Dit blijkt in de regel uit een recent uittreksel van de onderneming van de aanvrager die bij de aanvraag wordt overgelegd. Daarnaast is van belang dat aantoonbaar kan worden gemaakt dat de onderneming van de aanvrager een fysieke vestiging heeft in de provincie Fryslân en dat vanuit deze vestiging ondernemingsactiviteiten worden uitgevoerd.

Het criterium onder b:Met het uitvoeren van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd dan wel met de uitkomsten die voortvloeien uit het realiseren van deze activiteit, wordt beoogd dat dit resulteert in een directe of indirecte bijdrage aan de internationale handelsactiviteiten van de onderneming van de aanvrager.

Het criterium onder c: Het is mogelijk dat de onderneming van de aanvrager deel uitmaakt van een groter verband van ondernemingen. Om te voldoen aan het criterium onder c moet de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd primair ten goede komen aan de ondernemingsactiviteiten van de vestiging van de onderneming van de aanvrager. Indien hier twijfel over bestaat bij de beoordeling van de aanvraag dient de subsidieaanvrager het vorengenoemde aannemelijk te maken.

Het criterium onder d: Uit dit criterium volgt dat de te subsidiëren activiteit moet plaatsvinden na ontvangst van de aanvraag om subsidie. Indien de activiteit reeds heeft plaatsgevonden vóór ontvangst van de aanvraag door Gedeputeerde Staten dan wordt niet aan dit criterium voldaan. Ook indien uit de aanvraag blijkt dat de activiteit niet binnen één jaar na ontvangst van de aanvraag plaatsvindt, wordt niet aan dit criterium voldaan.

Het criterium onder e: Wil een subsidieaanvrager in aanmerking komen voor subsidie dan dienen de in het aanvraagformulier begrote kosten voor de te subsidiëren activiteit te zijn onderbouwd middels een offerte van de externe deskundige. Indien de begrote kosten niet zijn dan wel kunnen worden onderbouwd middels een offerte, wordt niet voldaan aan dit criterium. Nu subsidies die verstrekt worden in het kader van de regeling direct worden vastgesteld en de subsidieontvanger in beginsel ook geen (financiële) verantwoording hoeft af te leggen, moge het duidelijk zijn dat een realistische begroting van de te maken kosten bij de beoordeling van de aanvragen gewenst is.

Indien subsidie wordt aangevraagd voor een activiteit zoals vermeld in artikel 2.1.2 of in artikel 2.2.2, de aanhef, onder d of c dan dient uit de begroting te blijken welke onderwerpen en/of onderdelen deel uit zullen maken van het onderzoek (lees: de te subsidiëren activiteit) dat door de externe deskundige wordt uitgevoerd en zullen worden beschreven in het uiteindelijke (advies)rapport dat na afloop van het onderzoek wordt opgesteld.

Artikel 2.1.4 en 2.2.4, onder a: Om voor subsidie in aanmerking te komen, mogen ter zake van de subsidiabele kosten van de activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd, nog geen verplichtingen zijn aangegaan vóórdat de subsidieaanvraag is ontvangen. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

Onder het aangaan van verplichtingen wordt bijvoorbeeld verstaan het voor akkoord ondertekenen van een offerte van een externe deskundige, het inschrijven voor een cursus of training, maar ook het (mondeling) bevestigen van een opdracht aan een externe deskundige. Indien vóór de ontvangst van de aanvraag is gestart met werkzaamheden ten behoeve van de te subsidiëren activiteit dan wordt ervan uitgegaan dat er te vroeg een verplichting is aangegaan.

Indien een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag wordt geen subsidie verstrekt. In het geval dat er voor een deel van de begrote kosten van de te subsidiëren activiteit een verplichting is aangegaan vóór ontvangst van de aanvraag, wordt de gehele aanvraag geweigerd.

De algemene weigeringsgrond zoals genoemd in artikel 2.7, eerste lid, onder e van de Asv 2013, inhoudende dat een aanvraag wordt geweigerd op het moment dat de te subsidiëren activiteit reeds in uitvoering is voordat de aanvraag is ingediend, is gelet op het bovenstaande in samenhang met de toelichting op het vorengenoemde artikel niet van toepassing op de onderhavige paragraaf. De overige weigeringsgronden zoals genoemd in artikel 2.7 van de Asv 2013 gelden echter onverkort.

Artikel 2.1.4 en 2.2.4, onder e: Het minimale bedrag dat door Gedeputeerde Staten in het kader van de regeling wordt verstrekt is € 1.000,-. Hieruit volgt dat de begrote subsidiabele kosten in een subsidieaanvraag minimaal € 2.000,- moeten bedragen voor een subsidiabele activiteit om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, gelet op de maximale subsidiebijdrage van 50% per subsidiabele activiteit.

Artikel 2.1.4 en 2.2.4, onder f: Per aanvraag kan slechts voor één subsidiabele activiteit subsidie worden aangevraagd. Voor elke activiteit moet daarom een aparte aanvraag met aanvraagformulier worden ingediend. Dit om de uitvoerbaarheid van de regeling te waarborgen. Indien de subsidieaanvrager in een aanvraag toch voor meer dan één activiteit subsidie aanvraagt, wordt deze aanvraag geweigerd. Dit betekent dat de subsidie voor alle gevraagde activiteiten daarmee wordt geweigerd.

Artikel 2.1.4 en 2.2.4, onder g: Door Gedeputeerde Staten kan eenmalig een subsidie verstrekt worden voor een afzonderlijke activiteit. Indien Gedeputeerde Staten voor deze activiteit reeds een subsidie heeft verstrekt of indien de aanvrager voor deze activiteit al een eerdere aanvraag heeft ingediend, dan wordt een tweede aanvraag om subsidie voor dezelfde activiteit geweigerd.

Artikel 2.1.4 en 2.2.4, onder h: Wanneer voor de activiteit waarvoor bij Gedeputeerde Staten subsidie is aangevraagd reeds een subsidie is aangevraagd of verstrekt door een andere instantie of organisatie, dan wordt de aanvraag voor deze activiteit eveneens geweigerd. Onder een subsidie als hiervoor bedoeld valt bijvoorbeeld ook een door RVO.nl verstrekte voucher als bedoeld in artikel 1 van het Kaderbesluit nationale EZ-subsidies.

Uit het bovenstaande volgt dat ‘stapeling’ met andere subsidies niet mogelijk is.

Artikel 2.1.5 en 2.2.5:In deze artikelen worden de niet subsidiabele kosten die begroot worden in een aanvraag niet opgesomd. Dit betreft een niet limitatieve opsomming aangezien Gedeputeerde Staten ook kosten die naar haar oordeel niet rechtstreeks aan de activiteit zijn te koppelen niet subsidiabel kan stellen. Naast de in dit artikel genoemde opgesomde niet subsidiabele kosten komen kosten zoals genoemd in artikel 1.10 van de Asv 2013 ook niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.2.2, onder a:Om succesvol te zijn in de export is niet alleen een goed gevoel voor kansen nodig, maar ook een degelijke kennis van wet- en regelgeving, het ondernemen in andere landen en culturen en het opzetten van een exportgerichte interne organisatie. Het verwerven van kennis over dergelijke onderwerpen bij een externe deskundige kan op de korte of lange termijn een bijdrage leveren aan het succesvol exporteren.

Deelname aan een (incompany) opleiding, training, seminar of cursus zoals bedoeld in dit lid, mag geschieden door één of meer medewerkers van de onderneming van de aanvrager. In geval van deelname door meer medewerkers kunnen de totale kosten van deelname subsidiabel worden gesteld. De maximum te verlenen subsidie bedraagt hierbij echter nooit meer dan € 5.000,- voor alle deelnemers gezamenlijk.

De (incompany) opleiding, training, seminar of cursus moet aantoonbaar gericht zijn op export. Hieronder volgt een niet limitatieve opsomming van voorbeelden van de vorengenoemde activiteiten die voor subsidie in aanmerking komen:

  • deelname aan een cursus inzake exportdocumenten waarmee inzicht wordt gegeven in de benodigde exportdocumenten en documentvoorwaarden;

  • deelname aan een cursus voor exportmanagers waarbij wordt ingegaan op de wijze waarop aan de hand van een export(beleids)plan bewuster de exportmarkt kan worden betreden;

  • deelname aan een juridisch seminar waarbij actualiteiten op het gebied van het patenten, octrooien, douane documenten en btw-regels worden behandeld;

  • deelname aan een training op het gebied van Incoterms 2010;

  • deelname aan een cursus Letter of Credit;

  • deelname aan een cursus voor Exportmedewerkers Binnendienst medewerkers die hen meer kennis en inzicht verschaffen over alle uitvoeringsfasen van een exporttransactie;

  • deelname aan een cursus over het exporteren van producten of diensten naar China;

  • deelname aan een seminar over het zakendoen met Rusland;

  • deelname aan een training waarin wordt ingegaan op de wijze waarop het beste de Iraanse markt kan worden betreden.

De kosten voor het volgen van een opleiding kunnen enkel subsidiabel worden gesteld indien deel wordt genomen aan een geaccrediteerde of gecertificeerde opleiding en dit leidt tot afgifte van een erkend diploma.

De kosten voor deelname aan een taalopleiding of taalcursus zijn niet subsidiabel.

Artikel 2.2.2, onder c:Een ontwikkelingsprogramma is een deel van de implementatie van het exportplan wat gericht is op het product en de (intercompany)distributie (onder ‘intercompany’ worden financiële transacties verstaan tussen twee of meer ondernemingen die deel uitmaken van hetzelfde verband van ondernemingen). Het betreft de veranderingen en aanpassingen die gericht betrekking hebben op:

  • het verrichten van aanpassingen aan een product of dienst zodat dit geschikt is voor de export naar de markt waarop het product of dienst wordt afgezet; of

  • het verrichten van aanpassingen aan het distributieproces, zodoende de supply chain geschikt te maken voor export.

De resultaten van het ontwikkelingsprogramma moeten worden weergegeven in een (advies)rapport. Het ontwikkelingsprogramma mag niet gericht zijn op experimentele ontwikkeling van producten of diensten of het laten verrichten van fundamenteel onderzoek. Onder experimentele ontwikkeling wordt verstaan: ‘het verwerven, combineren, vormgeven en gebruiken van bestaande weten schappelijke, technologische, zakelijke en andere relevante kennis en vaardigheden, gericht op het ontwikkelen van nieuwe of verbeterde producten, procedés of diensten’. Onder fundamenteel onderzoek wordt verstaan: ‘experimentele of theoretische werkzaamheden die voornamelijk worden verricht om nieuwe kennis te verwerven over de fundamentele aspecten van verschijnselen en waarneembare feiten, zonder dat hiermee een rechtstreekse commerciële toepassing of een rechtstreeks commercieel gebruik wordt beoogd’.

Artikel 2.2.2, onder d:De matchmaking moet aantoonbaar gericht zijn op het vinden van potentiele zakenpartners en/of klanten voor import- en/of exportdoeleinden de aanvrager en het tot stand brengen van daadwerkelijke handelscontacten. Het matchmakingstraject moet in elk geval het volgende opleveren:

  • een totaaloverzicht van de in kaart gebrachte potentiele klanten;

  • screeningsrapportage per klant, voorzien van referenties;

  • een lijst met potentiele afnamegetallen van te importeren of exporteren producten/ diensten per klant;

  • een beschrijving van de daadwerkelijke gerealiseerde contacten tussen de klanten en de onderneming van de aanvrager;

  • een beschrijving van hetgeen de daadwerkelijk gerealiseerde contracten hebben opgeleverd dan wel naar verwachting zullen opleveren.

Bovenstaande informatie moet zijn gevat in een verslag van de werkzaamheden of een rapport van bevindingen dat door de deskundige is opgesteld en aan de onderneming van de aanvrager is verstrekt.

Artikel 2.3.3 onder e, en artikel 2.3.8, onder d:De (beoogde) in dienst te nemen exportmedewerker mag in het jaar voorafgaand de indiensttreding niet werkzaam zijn geweest voor de onderneming van de aanvrager of het verband van ondernemingen waarvan de aanvragende onderneming deel uitmaakt. Dat deze werkzaamheden eventueel niet in het kader van een arbeidsovereenkomst werden verricht, is daarbij van wezenlijk minder belang. Werkzaam zijn is niet in het kader van een opleiding aanwezig zijn op een bedrijf, zoals stage of afstudeeropdracht.