Regeling vervallen per 17-11-2022

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent subsidiëring van projecten op het gebied van herbestemming en sloop in Fryslân tweede tranche Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche

Geldend van 13-09-2018 t/m 16-11-2022

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Fryslân houdende regels omtrent subsidiëring van projecten op het gebied van herbestemming en sloop in Fryslân tweede tranche Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

Gelet op de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

Gelet op Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU L 352/1);

Overwegende dat het op grond van activiteiten op het gebied van ruimte en wonen wenselijk is door middel van subsidies een stimulans te geven aan de kwaliteit van het bestaand bebouwd gebied en het behoud van een aantrekkelijk woonmilieu in de provincie Fryslân;

Besluiten vast te stellen de:

Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

  • b.

    Asv 2013: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013.

  • c.

    bestaand stedelijk gebied: het gebied dat de bestaande of bij bestemmingsplan toegelaten en voorziene woon- of bedrijfsbebouwing waaronder mede begrepen de daarbij behorende openbare voorzieningen en verkeersinfrastructuur van een kern bevat, zoals begrensd op de van deze verordening deel uitmakende kaarten begrenzing bestaand stedelijk gebied.

  • d.

    BVO: Bruto-vloeroppervlakte. De bruto-vloeroppervlakte van een ruimte is de oppervlakte, volgens de NEN 2580 gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de opgaande scheidingsconstructies, die de desbetreffende ruimte omhullen.

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen.

  • f.

    consortium: samenwerkingsverband, meestal van tijdelijke aard, dat is opgericht tussen een aantal partijen, oftewel deelnemers, met als doel om een of meer projecten te realiseren en daarbij schaalvoordelen te behalen.

  • g.

    externe deskundige: onafhankelijk persoon of organisatie die op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd moet worden geacht om een opdracht uit te voeren in het kader van een op grond van deze regeling te subsidiëren activiteit.

  • h.

    gebruiksfunctie: de feitelijke bouwtechnische functie die een pand, of een deel van het pand, aantoonbaar heeft zonder dat hiervoor bouwtechnische aanpassingen nodig zijn. De functie die in een bestemmingsplan aan een pand is toegekend kan van invloed zijn op het vaststellen van de gebruiksfunctie.

  • i.

    gebruiksfunctie wonen: een pand waarin een woning is ondergebracht of een pand dat geschikt is om als woning te gebruiken zonder dat hiervoor nog bouwkundige aanpassingen nodig zijn;

  • j.

    gelieerde onderneming: een onderneming die deel uitmaakt van een verband van ondernemingen waarvan ook de onderneming van de aanvrager deel uitmaakt;

  • k.

    herbestemmen: het verbouwen van een bestaand pand met een bepaalde gebruiksfunctie naar een pand met een andere gebruiksfunctie of naar een pand met een of meer additionele gebruiksfuncties. Een planologische wijziging van een gemeentelijk bestemmingsplan kan erop duiden dat er sprake is van de herbestemming van een pand.

  • l.

    onderneming: organisatie die:

    • erop is gericht met behulp van kapitaal en arbeid deel te nemen aan het maatschappelijke productie- en/of handelsproces met het oog merk om winst te behalen, en;

    • voldoet aan de in Bijlage I van de verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 vastgestelde definitie van „zelfstandige onderneming”, of;

    • bestaat uit in Bijlage I van de Verordening (EG) Nr. 651/2014 van de commissie van 17 juni 2014 gedefinieerde „verbonden ondernemingen”.

  • m.

    pand: bouwwerk dat bouwkundig gezien een zelfstandige eenheid is en in zowel constructief als functioneel opzicht te onderscheiden is van de naastgelegen bouwwerken. Dat wil zeggen dat het bouwwerk bouwkundig gezien gescheiden moet zijn van aangrenzende bebouwing, een eigen toegang moet hebben en afzonderlijk moet zijn te gebruiken. Een kadastrale opsplitsing van een pand of de aanwezigheid van meerdere adressen in een pand, maakt niet dat er sprake is van afzonderlijke panden;

  • n.

    prestatiesubsidie: subsidie voor het realiseren van een subsidiabele activiteit als omschreven in de artikelen 2.1.2, 2.2.2 en 2.3.2 van deze regeling. Bij de prestatiesubsidie worden geen specifieke kostenposten die de subsidieontvanger maakt en betaalt om de activiteit te realiseren subsidiabel gesteld, maar wordt alleen subsidie verleend voor het realiseren van de activiteit.

  • o.

    penvoerder: een partij, zoals genoemd in het eerste lid van de artikelen 2.1.3, 2.2.3 en 2.3.3 van de regeling, die deel uitmaakt van een consortium en tevens organisatorisch, uitvoerend en financieel een bijdrage levert aan de realisatie van de activiteit dat door het consortium wordt uitgevoerd en waarvoor subsidie wordt aangevraagd. De vorengenoemde partij is tevens door alle deelnemers die deel uitmaken van het consortium gemachtigd om namens hen op te treden ten aanzien van de subsidieverlening in de zin van deze regeling.

  • p.

    sloop: het geheel afbreken of demonteren van een pand, alsmede zaken die daarmee aard- en nagelvast zijn verbonden.

  • q.

    woning: een tot bewoning bestemd pand of onderdeel van een pand dat vanuit bouwtechnisch oogpunt bezien bestemd is voor permanente bewoning, beschikt over een eigen toegang en waarbij de voorzieningen aanwezig zijn voor een keuken, toilet en badkamer.

Artikel 1.2 Aanvraagperiode

  • 1. Een aanvraag voor subsidie voor een activiteit als omschreven in deze regeling kan van 17 september 2018 tot en met 28 december 2018 worden ingediend.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, dient een aanvraag binnen het in het eerste lid genoemde tijdvak te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

Artikel 1.3 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag wordt ingediend met behulp van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier en gaat vergezeld van de daarin genoemde verplichte bijlagen.

  • 2. Per aanvraag kan slechts voor een van de in deze regeling omschreven subsidiabele activiteiten subsidie worden aangevraagd.

  • 3. Indien een aanvraag namens een consortium wordt ingediend, treedt een penvoerder op als aanvrager namens het consortium.

Artikel 1.4 Verdeelsystematiek

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van ontvangst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van ontvangst.

  • 2. Voor zover door verlening van subsidie voor volledige aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 1.5 Intrekking en terugvordering

  • 1.

    Onverminderd het bepaalde in afdeling 4.2.6 van de Awb kan een beschikking tot subsidieverlening of subsidievaststelling die op grond van deze regeling is afgegeven door Gedeputeerde Staten geheel of gedeeltelijk worden ingetrokken, en kunnen op basis daarvan uitbetaalde bedragen worden teruggevorderd:

    • a.

      indien de gesubsidieerde activiteit niet conform de aanvraag wordt of is gerealiseerd;

    • b.

      indien met de realisatie van het project het doel van de paragraaf waarvoor subsidie is verstrekt niet wordt nageleefd;

    • c.

      indien de subsidieontvanger op enig moment gedurende de realisatie van de gesubsidieerde activiteit niet of niet meer beschikt over de benodigde operationele en financiële capaciteit voor de uitvoering hiervan;

    • d.

      indien niet voldaan wordt aan de aan de subsidieverlening of subsidievaststelling verbonden verplichtingen.

  • 2.

    Gehele of gedeeltelijke intrekking van de subsidieverlening of subsidievaststelling op grond van het eerste lid, onderdeel a, vindt niet plaats, indien de afwijking van het bij de subsidieaanvraag gevoegde projectbeschrijving vooraf aan Gedeputeerde Staten is voorgelegd en laatstgenoemde daarmee schriftelijk heeft ingestemd. Voor zover Gedeputeerde Staten niet met afwijking heeft ingestemd, verricht de subsidieontvanger die activiteiten voor eigen rekening en risico.

  • 3.

    Door Gedeputeerde Staten onverschuldigde betaalde subsidiebedragen worden overeenkomstig artikel 4:57 van de Awb teruggevorderd bij de aanvrager. Indien subsidie is verstrekt aan een consortium kunnen de onverschuldigde betaalde subsidiebedragen teruggevorderd worden bij de penvoerder alsmede bij iedere overige deelnemer van het consortium.

Artikel 1.6 Staatssteun

  • 1. Subsidies in het kader van deze regeling worden verstrekt met toepassing van de de-minimisverordening.

  • 2. De aanvrager vult een de-minimisverklaring in om te bepalen of de subsidie met toepassing van de-minimissteun kan worden verstrekt.

  • 3. Het voordeel met toepassing van de de-minimissteun mag nooit hoger zijn dan

    € 200.000,- over een periode van drie belastingjaren per zelfstandige onderneming en dient ook anderszins te voldoen aan de voorwaarden voor de de-minimissteun.

  • 4. De in dit artikel genoemde de-minimissteun betreft het bruto subsidie-equivalent zoals omschreven in de de-minimisverordening.

Hoofdstuk 2 Subsidiabele activiteiten

Paragraaf 2.1 Herbestemming panden naar gebruiksfunctie wonen

Artikel 2.1.1 Doel

De prestatiesubsidie heeft tot doel de herbestemming van bestaande panden in de provincie Fryslân te stimuleren door projecten te subsidiëren die leiden tot de realisatie van nieuwe woningen.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteit

Een prestatiesubsidie kan worden verstrekt voor een project dat ziet op het realiseren van nieuwe woningen in een bestaand pand dat nog niet de gebruiksfunctie wonen heeft.

Artikel 2.1.3 Doelgroep

  • 1. Een prestatiesubsidie voor een activiteit als genoemd in artikel 2.1.2 kan uitsluitend worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen, kerkgenootschappen, natuurlijke personen of een consortium waarvan de leden bestaan uit een combinatie van de voornoemde partijen.

  • 2. Woningcorporaties zijn uitgesloten van subsidiering op grond van deze regeling.

Artikel 2.1.4 Toetsingscriteria

Om op grond van deze paragraaf voor een prestatiesubsidie in aanmerking te komen, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd, wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

  • b.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd wordt geografisch en organisatorisch op een en dezelfde locatie gerealiseerd;

  • c.

    het pand waarin de subsidiabele activiteit wordt gerealiseerd, heeft op het moment van ontvangst van de aanvraag een andere gebruiksfunctie dan wonen;

  • d.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd gaat uiterlijk één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit van start;

  • e.

    de aanvrager voert de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd zelf uit of laat dit uitvoeren door een of meer externe deskundigen;

  • f.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat de activiteit waarvoor hij prestatiesubsidie aanvraagt planologisch als financieel uitvoerbaar is;

  • g.

    de aanvrager is op het moment van ontvangst van de aanvraag eigenaar van het pand waarin de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt;

  • h.

    alle op het moment van ontvangst van de aanvraag in een pand aanwezige gebruiksfuncties, hebben na realisatie van de activiteit een andere gebruiksfunctie;

  • i.

    indien de aanvrager een penvoerder van een consortium is: er is een samenwerkingsovereenkomst tussen de deelnemers in het consortium gesloten conform het door Gedeputeerde Staten vastgestelde gestelde model samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 2.1.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt subsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met de feitelijke bouwwerkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van deze paragraaf;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.1.4;

  • e.

    door de aanvrager, of door een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een andere subsidie in welke vorm dan ook is aangevraagd bij de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • f.

    aan de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een subsidie is verstrekt in welke vorm dan ook door de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • g.

    de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor het pand waarvoor een subsidie wordt aangevraagd reeds een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling;

  • h.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten het indieningstijdvak zoals vermeld in artikel 1.2, eerste lid;

  • i.

    er op het moment van ontvangst van de aanvraag op hetzelfde perceel waarop het pand staat waarin de activiteit wordt gerealiseerd, een ander pand aanwezig is met daarin de gebruiksfunctie wonen.

Artikel 2.1.6 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.1.7 Subsidiehoogte

Per project kan voor een nieuw te realiseren woning een prestatiesubsidie worden verleend van € 7.500,-, met een maximum van € 50.000,-.

Artikel 2.1.8 Vaststelling, bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde tot € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde de subsidie ambtshalve vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde vanaf € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt de subsidie direct vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 4. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald. Bij de subsidievaststelling wordt de resterende 20% van het verleende bedrag vastgesteld.

Artikel 2.1.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen twee jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteit zelf uit te voeren of deze te laten uitvoeren;

  • d.

    de subsidieverleningsbeschikking en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde;

  • e.

    indien subsidie wordt verstrekt aan een consortium: ervoor te zorgen dat er gedurende de realisatie en vaststelling van het project geen wijziging optreedt in het penvoerderschap.

Artikel 2.1.10 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- toont de subsidieontvanger na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggen en foto’s van de gerealiseerde woningen.

  • 2. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggenen en foto’s van de gerealiseerde woningen.

Paragraaf 2.2 Sloop woningen

Artikel 2.2.1 Doel

De prestatiesubsidie heeft tot doel om de directe woonomgeving en leefomgeving te verbeteren door projecten te subsidiëren die zien op het slopen van woningen die niet meer geschikt zijn voor enige gebruiksfunctie.

Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteit

Een prestatiesubsidie kan worden verstrekt voor een project dat ziet op het slopen van een of meer bestaande woningen.

Artikel 2.2.3 Doelgroep

  • 1. Een prestatiesubsidie voor een activiteit als genoemd in artikel 2.2.2 kan uitsluitend worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen, kerkgenootschappen, natuurlijke personen of een consortium waarvan de leden bestaan uit een combinatie van de voornoemde partijen.

  • 2. Woningcorporaties zijn uitgesloten van subsidiering op grond van deze regeling.

Artikel 2.2.4 Toetsingscriteria

Om op grond van deze paragraaf voor een prestatiesubsidie in aanmerking te komen, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd, wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

  • b.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd wordt geografisch en organisatorisch op een en dezelfde locatie gerealiseerd;

  • c.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd gaat uiterlijk één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit van start;

  • d.

    de aanvrager voert de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd zelf uit of laat dit uitvoeren door een of meer externe deskundigen;

  • e.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt planologisch als financieel uitvoerbaar is;

  • f.

    de te slopen woningen zijn aantoonbaar niet meer geschikt voor de gebruiksfunctie wonen noch voor andere soorten gebruiksfuncties;

  • g.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat met het realiseren van de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt, beoogd wordt de directe woonomgeving en leefomgeving te verbeteren.

  • h.

    de aanvrager is op het moment van ontvangst van de aanvraag eigenaar van het pand waarin de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt.

Artikel 2.2.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt een prestatiesubsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met de feitelijke sloop- werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.2.4;

  • e.

    door de aanvrager, of door een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een andere subsidie in welke vorm dan ook is aangevraagd bij de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • f.

    aan de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een subsidie is verstrekt in welke vorm dan ook door de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • g.

    de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor het pand waarvoor een subsidie wordt aangevraagd al eerder een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling;

  • h.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten het indieningstijdvak zoals vermeld in artikel 1.2, eerste lid;

  • i.

    er op het moment van ontvangst van de aanvraag op hetzelfde perceel waarop het pand staat waarin de activiteit wordt gerealiseerd, een ander pand aanwezig is met daarin de gebruiksfunctie wonen.

Artikel 2.2.6 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.2.7 Subsidiehoogte

Per te slopen woning in een project kan een prestatiesubsidie worden verleend van € 7.500,-met een maximum van € 50.000,- per project.

Artikel 2.2.8 Vaststelling, bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde tot € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve de subsidie vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde vanaf € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt de subsidie direct vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 4. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald. Bij de subsidievaststelling wordt de resterende 20% van het verleende bedrag vastgesteld.

Artikel 2.2.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen twee jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteit zelf uit te voeren of deze te laten uitvoeren;

  • d.

    de subsidieverleningsbeschikking en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde.

  • e.

    indien subsidie wordt verstrekt aan een consortium: ervoor te zorgen dat er gedurende de realisatie en vaststelling van het project geen wijziging optreedt in het penvoerderschap.

Artikel 2.2.10 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- toont de subsidieontvanger na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggen en een of meer foto’s van de verrichte sloopwerkzaamheden.

  • 2. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggen en een of meer foto’s van de verrichte sloopwerkzaamheden.

Paragraaf 2.3 Herbestemming, en sloop panden met een andere gebruiksfunctie dan wonen, naar een of meer nieuwe gebruiksfuncties

Artikel 2.3.1 Doel

De prestatiesubsidie heeft tot doel de herbestemming van bestaande panden in de provincie Fryslân te stimuleren door projecten te subsidiëren die zien op het realiseren van nieuwe gebruiksfuncties in bestaande panden dan wel het slopen van bestaande panden.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteit

Een prestatiesubsidie op grond van deze paragraaf kan worden verstrekt voor:

  • a.

    een project dat ziet op het slopen van een pand met een andere gebruiksfunctie dan wonen;

  • b.

    een project dat ziet op het realiseren van een of meer nieuwe gebruiksfuncties in een bestaand pand met een andere gebruiksfunctie dan wonen;

  • c.

    een project dat ziet op het realiseren van meerdere nieuwe gebruiksfuncties in een bestaand pand, waarvan tenminste een nieuwe gebruiksfunctie wonen is, waarbij tevens een of meer nieuwe woningen worden gerealiseerd in het pand.

Artikel 2.3.3 Doelgroep

  • 1. Een prestatiesubsidie voor een activiteit als genoemd in artikel 2.3.2 kan uitsluitend worden verstrekt aan publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen, kerkgenootschappen, natuurlijke personen of een consortium waarvan de leden bestaan uit een combinatie van de voornoemde partijen.

  • 2. Woningcorporaties zijn uitgesloten van subsidiering op grond van deze regeling.

Artikel 2.3.4 Toetsingscriteria

Om op grond van deze paragraaf voor een prestatiesubsidie in aanmerking te komen, wordt in elk geval voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd, wordt gerealiseerd binnen de begrenzing van het bestaand stedelijk gebied zoals vastgelegd in de Verordening Romte Fryslân 2014;

  • b.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd wordt geografisch en organisatorisch op een en dezelfde locatie gerealiseerd;

  • c.

    het pand waarin de activiteit wordt gerealiseerd waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd, heeft op het moment van ontvangst van de aanvraag niet de gebruiksfunctie wonen noch een gecombineerde gebruiksfunctie waarvan de gebruiksfunctie wonen onderdeel uitmaakt;

  • d.

    in geval van een activiteit als genoemd in artikel 2.3.2, aanhef en onder a: het pand waarin de activiteit wordt gerealiseerd, is aantoonbaar niet meer geschikt voor de gebruiksfunctie die het pand heeft op het moment van ontvangst van de aanvraag noch voor andere soorten gebruiksfuncties;

  • e.

    in geval van een activiteit als genoemd in artikel 2.3.2, aanhef en onder b: het pand waarin de activiteit wordt gerealiseerd, heeft na realisatie van de activiteit een nieuwe gebruiksfunctie die anders is dan de huidige gebruiksfunctie, maar niet de gebruiksfunctie wonen;

  • f.

    in geval van een activiteit als genoemd in artikel 2.3.2, aanhef en onder c: het pand waarin de activiteit wordt gerealiseerd, heeft na realisatie van de activiteit een of meer nieuwe gebruiksfunctie die anders zijn dan de huidige gebruiksfunctie, waarvan de gebruiksfunctie wonen één van de nieuwe gebruiksfuncties is. Daarnaast beschikt het pand na realisatie over tenminste één woning;

  • g.

    de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd gaat uiterlijk één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit van start;

  • h.

    de aanvrager voert de activiteit waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd zelf uit of laat dit uitvoeren door een of meer externe deskundigen;

  • i.

    de aanvrager maakt in zijn aanvraag aannemelijk dat de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt planologisch als financieel uitvoerbaar is;

  • j.

    de aanvrager is op het moment van ontvangst van de aanvraag eigenaar van het pand waarin de activiteit waarvoor hij subsidie aanvraagt;

  • k.

    in geval van een activiteit als genoemd in artikel 2.3.2, aanhef en onder b of c: alle op het moment van ontvangst van de aanvraag in een pand aanwezige gebruiksfuncties, hebben na realisatie van de activiteit een andere gebruiksfunctie.

Artikel 2.3.5 Weigeringsgronden

In aanvulling op hetgeen is bepaald in artikel 2.7 van de Asv 2013, wordt een prestatiesubsidie geweigerd indien:

  • a.

    vóór ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met de feitelijke bouw- of sloopwerkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit;

  • b.

    de aanvrager niet valt binnen de doelgroep van de regeling;

  • c.

    de activiteit niet in overeenstemming is met het doel van deze paragraaf;

  • d.

    de activiteit niet voldoet aan een of meer van de criteria zoals vermeld in artikel 2.3.4;

  • e.

    door de aanvrager, of door een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een andere subsidie in welke vorm dan ook is aangevraagd bij de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • f.

    aan de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor de activiteit waarvoor een subsidie wordt aangevraagd op het moment van ontvangst van de aanvraag reeds een subsidie is verstrekt in welke vorm dan ook door de provincie Fryslân of een andere organisatie;

  • g.

    de aanvrager, of een aan haar gelieerde onderneming, voor het pand waarvoor een subsidie wordt aangevraagd al eerder een subsidie heeft ontvangen op grond van deze regeling;

  • h.

    een aanvraag wordt ontvangen buiten het indieningstijdvak zoals vermeld in artikel 1.2, eerste lid;

  • i.

    er op het moment van ontvangst van de aanvraag op hetzelfde perceel waarop het pand staat waarin de activiteit wordt gerealiseerd, een ander pand aanwezig is met daarin de gebruiksfunctie wonen.

Artikel 2.3.6 Opschortende voorwaarde

  • 1. Indien de subsidieontvanger op het moment van ontvangst van de aanvraag niet beschikt over de benodigde vergunningen om de gesubsidieerde activiteit te kunnen starten, wordt subsidie onder de opschortende voorwaarde verleend dat binnen één jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit de benodigde vergunningen zijn afgegeven en de kopieën hiervan door Gedeputeerde Staten zijn ontvangen.

  • 2. Gedeputeerde Staten kunnen op verzoek van de subsidieontvanger eenmalig besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen met maximaal een half jaar, mits hiervoor naar het oordeel van Gedeputeerde Staten gegronde redenen kunnen worden aangevoerd door de subsidieontvanger die dit uitstel rechtvaardigen.

Artikel 2.3.7 Subsidiehoogte

  • 1. Voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder a, kan een prestatiesubsidie worden verleend van:

    € 25,- per m2 BVO van het bestaande pand dat gesloopt wordt en een nieuwe gebruiksfunctie beoogt op te leveren, met een maximum van € 50.000,- per project.

  • 2. Voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder b, kan een prestatiesubsidie worden verleend van:

    € 25,- per m2 BVO van het bestaande pand waarin een of meer nieuwe gebruiksfuncties worden gerealiseerd, met een maximum van € 50.000,- per project.

  • 3. Voor een activiteit als bedoeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder c, kan een prestatiesubsidie worden verleend van:

    • € 25,- per m2 BVO van het bestaande pand waarin meerdere nieuwe gebruiksfuncties worden gerealiseerd, met uitzondering van de m2 BVO die betrekking hebben op de nieuw te realiseren woningen, en;

    • € 7.500,- voor elke nieuw te realiseren woning in het pand, met een maximum van € 50.000,- per project.

Artikel 2.3.8 Vaststelling, bevoorschotting en betaling

  • 1. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde tot € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve de subsidie vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 2. In geval van een subsidieverlening onder opschortende voorwaarde vanaf € 25.000,- wordt na het voldoen aan de opschortende voorwaarde ambtshalve 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald.

  • 3. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt de subsidie direct vastgesteld waarbij 100% van het verleende subsidiebedrag wordt uitbetaald.

  • 4. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- die niet onder een opschortende voorwaarde wordt verleend, wordt 80% van het verleende subsidiebedrag als voorschot uitbetaald. Bij de subsidievaststelling wordt de resterende 20% van het verleende bedrag vastgesteld.

Artikel 2.3.9 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Onverminderd de verplichtingen die voortvloeien uit artikel 2.13 en 2.14 van de Asv 2013, is de subsidieontvanger verplicht om:

  • a.

    de gesubsidieerde activiteit uiterlijk een jaar na de verzenddatum van het subsidieverleningsbesluit te starten;

  • b.

    de gesubsidieerde activiteit binnen twee jaar na de start hiervan te realiseren;

  • c.

    de gesubsidieerde activiteit zelf uit te voeren of deze te laten uitvoeren;

  • d.

    de subsidieverleningsbeschikking en de daaruit voortvloeiende voorwaarden en verplichtingen gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde.

  • e.

    indien subsidie wordt verstrekt aan een consortium: ervoor te zorgen dat er gedurende de realisatie en vaststelling van het project geen wijziging optreedt in het penvoerderschap.

Artikel 2.3.10 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- toont de subsidieontvanger na afloop van de realisatietermijn van de gesubsidieerde activiteit desgevraagd aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggen en een of meer foto’s van de verrichte bouw- dan wel sloopwerkzaamheden.

  • 2. Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de gesubsidieerde activiteit is verricht overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan, door een activiteitenverslag te overleggen en een of meer foto’s van de verrichte bouw- dan wel sloopwerkzaamheden.

Hoofdstuk 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van Gedeputeerde Staten van Fryslân van

4 september 2018.

Voorzitter drs. A.A.M. Brok

Secretaris R.E. Bouius – Riemersma, MBA MCM

Toelichting op de Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche

Algemeen

De regeling heeft tot doel de herbestemming en/of sloop van panden gelegen in het bestaand stedelijk gebied van de provincie Fryslân. Met de regeling wordt beoogd een impuls te geven aan de kwaliteit van het bestaand bebouwd gebied in de kernen mede ten behoud van een aantrekkelijk woon- en leefmilieu in de kernen van de provincie Fryslân. De regeling stimuleert het slopen van verpauperde panden die invloed hebben op de leef en woonkwaliteit van het bebouwd gebied. Tevens stimuleert de regeling de mogelijkheid tot herbestemming van panden naar een nieuwe gebruiksfunctie. Dit kunnen meerdere woningen zijn, maar ook de mogelijkheid tot nieuwe overige functies behoren tot de mogelijkheden.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1.1, aanhef en onderdeel g:

Indien er een deskundige wordt ingeschakeld om (een deel van) de gesubsidieerde projectactiviteit in opdracht van de aanvrager uit te voeren, dient deze deskundige op grond van opleiding en ervaring gekwalificeerd te zijn deze opdracht uit te voeren. Voor de beoordeling kan worden gekeken naar de ondernemingsactiviteiten van het bedrijf dat wordt ingehuurd en/of de aantoonbare kennis en ervaring van de persoon die de opdracht uitvoert. Een deskundige dient tevens onafhankelijk te zijn. Dit houdt in dat de deskundige onafhankelijk de gegeven opdracht dient uit te kunnen voeren waarbij geen sprake mag zijn van enige vorm van belangenverstrengeling. Het gaat er ook om dat de schijn van belangenverstrengeling moet worden vermeden. In dit kader wordt onder andere in de volgende situaties geoordeeld dat er geen sprake is van onafhankelijkheid:

  • de deskundige heeft een (financieel) belang in de onderneming van de aanvrager;

  • de aanvrager heeft een (financieel) belang in de onderneming van de deskundige;

  • een bestuurder of directeur van de onderneming van de aanvrager is ook bestuurder of directeur van de onderneming van de deskundige;

  • de (onderneming van de) aanvrager heeft met de deskundige samen een ander bedrijf, zijn vennoten in dat bedrijf, zijn collega’s in een ander bedrijf, zijn getrouwd/levenspartners en/of zijn tegelijkertijd in een andere setting gelijkwaardige zakenpartners;

  • in het geval er sprake is van familierelaties in de eerste en tweede graad (ouder/kind broer/zuster) tussen de aanvrager en de deskundige.

Deze opsomming is niet limitatief.

Artikel 1.1, aanhef en onder m:

In het algemeen zullen vrijstaande bouwwerken waarvoor een subsidie wordt aangevraagd, als een pand kunnen worden aangemerkt.

Ook wanneer een aanvraag wordt ingediend voor bijvoorbeeld een grachtenpand, zijnde een bouwwerk dat aan één of meer andere bouwwerken (in de regel aan andere grachtenpanden) vast zit, dan zal dit bouwwerk in het algemeen als een pand kunnen worden aangemerkt.

Wanneer het desbetreffende grachtenpand is ingericht en/of verbouwd is tot een grachtenpand waarin twee adressen zijn ondergebracht, kunnen deze twee afzonderlijke adressen los van elkaar niet worden aangemerkt als een pand zoals gedefinieerd is in dit artikel.

Hieronder nog twee voorbeelden van situaties waarin geen sprake is van een pand:

  • Een aanvraag wordt ingediend voor de herbestemming van een bibliotheek naar een woning. De bibliotheek in kwestie bevindt zich op de begane grond van een voormalig gemeentehuis. Op de eerste verdieping van het voormalige gemeentehuis bevindt zich een bovenwoning. Het voormalige gemeentehuis is zodanig verbouwd dat de bibliotheek en de bovenwoning beide via een aparte toegang zijn te betreden. Verder hebben bibliotheek en bovenwoning een apart adres.

    De bibliotheek kan i.c. niet worden aangemerkt als pand zoals gedefinieerd is in dit artikel, maar alleen het gehele voormalige gemeentehuis: in bouwkundig opzicht is (en blijft) het gemeentehuis namelijk een zelfstandige eenheid die in constructief en functioneel opzicht te onderscheiden is van naastliggende bouwwerken;

  • Een aanvraag wordt ingediend voor het slopen van een garage die aan de achterzijde van een grachtenpand is aangebouwd. De garage is niet toegankelijk vanuit het grachtenpand en heeft een eigen garagedeur en toegang.

    De garage kan i.c. niet worden aangemerkt als pand zoals gedefinieerd is in dit artikel: de garage is als aanbouw in bouwkundig opzicht een bestanddeel geworden van het grachtenpand met als gevolg dat er geen sprake meer is van een zelfstandige eenheid.

Artikel 1.2:

Aanvragen voor subsidie in het kader van de regeling kunnen worden ingediend vanaf 17 september 2018 tot en met 28 december 2018 en moeten ook binnen dit tijdvak zijn ontvangen om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen. Aanvragen die worden ontvangen buiten voornoemd tijdvak, worden geweigerd op grond van (afhankelijk van de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd) onderdeel h van artikel 2.1.5, artikel 2.2.5 of artikel 2.3.5, van de regeling.

Artikel 1.4, eerste lid:

De verdeelsystematiek vindt plaats op basis van het principe ‘’wie het eerst komt, wie het eerst maalt’’. De volledigheid van de aanvraag is daarbij echter wel bepalend voor de datum van binnenkomst. Dit betekent dat in geval dat een ontvangen aanvraag onvolledig is, de datum van ontvangst van de aanvraag wordt vastgesteld op het moment dat de aanvraag volledig is aangevuld en deze volledige aanvulling ontvangen is door Gedeputeerde Staten op het in het aanvraagformulier aangegeven contactadres. Na ontvangst van een volledige aanvraag wordt de aanvraag inhoudelijk beoordeeld aan de hand van de regeling en zal worden beoordeeld of de aanvraag voor subsidie in aanmerking komt.

Zodra het subsidieplafondbudget dat voor deze regeling tot en met 28 december 2018 beschikbaar is gesteld door een aanvraag wordt overschreden, wordt deze aanvraag geweigerd. Ook al voldoet de aanvraag aan de vereisten om voor subsidie in aanmerking te komen. Op voorhand is niet aan te geven wanneer het subsidieplafond zal zijn bereikt.

Artikel 1.4, tweede lid:

Uitgegaan wordt van een stelsel waarin de beschikbare bedragen worden verdeeld naar volgorde van ontvangst van een volledige aanvraag. Niet uitgesloten is dat op dezelfde dag meerdere subsidieaanvragen binnenkomen en dat honorering van al deze aanvragen tot een overschrijding van het beschikbaar gestelde subsidieplafond zou leiden. Daarom is een voorziening opgenomen om voor die situatie een nadere rangorde aan te kunnen brengen in de aanvragen van de desbetreffende dag. Deze rangorde wordt bepaald door middel van loting van volledige aanvragen. De loting bepaalt de volgorde waarin de subsidieaanvragen worden behandeld; niet de datum of het tijdstip van ontvangst. Alle aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, maken gelijke kans om voor subsidie in aanmerking te komen. Het maakt niet uit hoe laat de aanvraag op de desbetreffende dag is ontvangen. Ook het indienen van meerdere aanvragen voor hetzelfde project beïnvloedt de loting niet: per aanvrager wordt slechts één subsidieaanvraag voor een afzonderlijk(e) project(activiteit) in behandeling genomen. Indien een aanvraag dient te worden aangevuld wegens onvolledigheid, geldt voor de verdeel-systematiek de datum van ontvangst van de aanvulling, als datum van ontvangst van de aanvraag.

Artikel 1.6:

Het steunkader waarbinnen subsidie wordt verstrekt in het kader van deze regeling is de de-minimissteun en is geregeld in Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013. Op grond van deze verordening kunnen Gedeputeerde Staten aan MKB-ondernemingen over een periode van drie belastingjaren tot € 200.000,- aan voordeel verstrekken zonder dat dit staatssteun oplevert. Om te kunnen beoordelen dat het vorengenoemde plafondbedrag niet wordt overschreden met de subsidieverstrekking in het kader van deze regeling, dient bij de aanvraag een ingevulde de-minimisverklaring te worden overgelegd.

Indien subsidie wordt aangevraagd door partijen die deel uitmaken van een consortium, dan dient er per partij die een deel van de verleende subsidie ontvangt en een onderneming drijft, een de-minimisverklaring te worden overgelegd.

Artikel 2.1.3, eerste lid, artikel 2.2.3, eerste lid, artikel 2.3.3, eerste lid:

Indien een consortium een prestatiesubsidie wenst aan te vragen, wijzen de deelnemende partijen in het consortium namens het consortium een penvoerder aan als aanvrager van de subsidie. Deze penvoerder is een partij die valt onder de doelgroep van de regeling. Tevens is de penvoerder een deelnemende partij in het consortium. De penvoerder moet bij het indienen van een aanvraag aantonen dat de samenwerking tussen de deelnemers in het consortium schriftelijk is vastgelegd. Om dit aan te kunnen tonen, moet de penvoerder bij de aanvraag in elk geval overleggen:

  • een door alle deelnemers ondertekende samenwerkingsovereenkomst conform het door Gedeputeerde Staten vastgestelde model samenwerkingsovereenkomst, waarin ten minste is opgenomen de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen bevattende de baten en de lasten van de deelnemende partijen met betrekking tot de activiteit (het project) waarvoor een prestatiesubsidie wordt aangevraagd.

Artikel 2.1.3, tweede lid, artikel 2.2.3, tweede lid, artikel 2.3.3, tweede lid:

Wanneer een subsidie wordt aangevraagd door (een penvoerder van) een consortium, dan kan een woningcorporatie geen deelnemende partij zijn aan dit consortium noch een gedeelte van het te verlenen prestatiesubsidiebedrag ontvangen.

Artikel 2.1.4, artikel 2.2.4, artikel 2.3.4

Om voor subsidie in aanmerking te komen voor een subsidiabele activiteit als omschreven in de verschillende paragrafen van de regeling gelden een aantal toetsingscriteria. Indien niet voldaan wordt aan een of meer van deze criteria komt de subsidieaanvraag niet in aanmerking voor subsidie en levert dit een weigeringsgrond op voor subsidie (op grond van respectievelijk artikel 2.1.5, aanhef en onderdeel d, artikel 2.2.5, aanhef en onderdeel d, artikel 2.3.5, aanhef en onderdeel d, van de regeling).

Artikel 2.1.5, aanhef en onderdeel a, artikel 2.2.5, aanhef en onderdeel a, artikel 2.3.5, aanhef en onderdeel a

Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag vóór ontvangst van de aanvraag nog niet gestart zijn met de feitelijke sloop- en/of bouwwerkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

Indien vóór ontvangst van de aanvraag reeds gestart is met feitelijke sloop- en/of bouwwerkzaamheden die verband houden met de realisatie van de activiteit (het project) waarvoor subsidie wordt aangevraagd wordt geen subsidie verstrekt. Gedeputeerde Staten kunnen na ontvangst van een aanvraag in geval van twijfel aangaande de door de aanvrager verstrekte informatie over de start van de feitelijke sloop- en/of bouwwerkzaamheden op locatie hier nader onderzoek naar doen.

Om voor subsidie in aanmerking te komen, mag vóór ontvangst van de aanvraag nog niet gestart zijn met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit waarvoor subsidie wordt aangevraagd. Dit is bepaald om de stimulerende werking van de regeling te waarborgen.

Hieronder een aantal niet-limitatieve voorbeelden van situaties waarin in elk geval geoordeeld wordt dat er gestart is met feitelijke werkzaamheden ter verwezenlijking van de subsidiabele activiteit:

  • wanneer er vóór ontvangst van de aanvraag reeds begonnen is met het strippen van het pand waarin de subsidiabele activiteit plaatsvindt (lees: het uit een pand slopen en/of verwijderen van vloerbedekkingen, ondervloeren, tegelvloeren, een badkamer, een keuken, plafonds, een muur, etc.);

  • wanneer er vóór ontvangst van de aanvraag gestart is met het verleggen van kabels en/of leidingen in het pand waarin de subsidiabele activiteit plaatsvindt.

Met dit onderdeel wordt op grond van artikel 1.10, vierde lid, van de Asv 2013 afgeweken van artikel 1.10, eerste lid, de aanhef en onderdeel h, van de Asv 2013 af, waarin bepaald is dat kosten waarvoor reeds verplichtingen zijn aangegaan voordat de aanvraag is ontvangen niet subsidiabel zijn. De reden hiervan is dat de subsidie die in het kader van deze regeling wordt verstrekt, een prestatiesubsidie is en geen project(kostensoort)subsidie is.

Artikel 2.1.5, aanhef en onderdeel f, artikel 2.3.5, aanhef en onderdeel f

Wanneer er in een project waarvoor op grond van Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche subsidie wordt aangevraagd, restauratieactiviteiten worden uitgevoerd die bijvoorbeeld binnen de Subsidieregeling monumenten Fryslân 2017 (hierna: de monumentenregeling) zijn gesubsidieerd, levert dit een weigeringsgrond op. In de monumentenregeling kan namelijk ook restauratie in combinatie met herbestemming worden gesubsidieerd. In het geval van herbestemming wordt er dan een hoger subsidiepercentrage gehanteerd. Aanvragers kunnen deze weigeringsgrond voorkomen indien voor de Subsidieregeling herbestemming en sloop Fryslân 2018 tweede tranche de aanvraag wordt beperkt tot het uitvoeren van herbestemmingsactiviteiten (en de daarmee verband houdende kosten voor bijvoorbeeld verbouw en voorzieningen) die geen betrekking hebben op restauratieactiviteiten.

Artikel 2.1.9, artikel 2.2.9, artikel 2.3.9:

In geval subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan zijn de individuele consortiumdeelnemers gehouden aan de verplichtingen die voortvloeien uit dit artikel als ook uit de artikelen 2.13 en 2.14 van de Asv 2013. In een dergelijk geval is de penvoerder daarnaast verplicht om namens het consortium de projectadministratie te voeren en deze tenminste vijf jaar na vaststelling van de subsidie te bewaren.

Artikel 2.1.9, aanhef en onderdeel e, artikel 2.2.9, aanhef en onderdeel e, artikel 2.3.9, aanhef en onderdeel e:

Indien de subsidie is verstrekt aan een penvoerder namens een consortium dan is de penvoerder verplicht de subsidieverleningsbeschikking gedurende de realisatie van het project niet over te dragen aan een derde. Dit betekent dat een verzoek tot wijziging van het penvoerderschap (namens het consortium) niet wordt gehonoreerd. Een dergelijk verzoek zal leiden tot intrekking van de subsidieverleningsbeschikking en wel op grond van artikel 4:48, eerste lid en onderdeel b, van de Awb.

Artikel 2.1.10, eerste lid, artikel 2.2.10, eerste lid, artikel 2.3.10, eerste lid:

Bij een subsidieverlening tot € 25.000,- wordt de verleende subsidie op een in de subsidieverleningsbeschikking vermelde datum ambtshalve vastgesteld. Dit betekent dat de subsidieontvanger na realisatie van de gesubsidieerde activiteit in beginsel geen vaststellingsverzoek hoeft in te dienen waarmee zij (financiële) verantwoording aflegt aan Gedeputeerde Staten.

Evenwel controleert Gedeputeerde Staten de in het kader van de regeling verstrekte subsidies die ambtshalve worden vastgesteld (bij een subsidieverlening tot € 25.000,-) steekproefsgewijs. De aanduiding ‘desgevraagd’ in dit lid dient te worden gelezen als ‘’in geval van een steekproef’’. Als een subsidieontvanger in de steekproef valt, is hij verplicht om aan te tonen dat de gesubsidieerde activiteit is verricht en dat aan de subsidieverlening verbonden verplichtingen is voldaan. Hiervoor dienen de bescheiden te worden aangeleverd zoals vermeld in het eerste lid van dit artikel.

Indien subsidie is verleend aan een penvoerder namens een consortium dan dienen de afzonderlijke consortiumdeelnemers desgevraagd, via de penvoerder, de gevraagde bescheiden te overleggen.

Als uit de steekproef onregelmatigheden blijken, dan kan de subsidieverlening worden ingetrokken, ten nadele van de subsidieontvanger worden gewijzigd of ambtshalve lager (tot op nihil) worden vastgesteld. Dit kan ertoe leiden dat reeds uitbetaalde subsidiebedragen worden teruggevorderd. Indien een subsidie is verleend aan een penvoerder van een consortium en de subsidie wordt teruggevorderd, dan kan de onverschuldigd betaalde subsidie hoofdelijk worden teruggevorderd bij iedere deelnemer van het consortium.

Artikel 2.1.10, tweede lid, artikel 2.2.10, tweede lid, artikel 2.3.10, tweede lid:

Bij een subsidieverlening vanaf € 25.000,- dient de subsidieontvanger na afronding van de gesubsidieerde activiteit en uiterlijk binnen 13 weken na het verstrijken van de maximale realisatietermijn waarbinnen de gesubsidieerde activiteit moet zijn afgerond, een vaststellingsverzoek in bij Gedeputeerde Staten. Hiermee legt zij (financiële) verantwoording af aan Gedeputeerde Staten over de gesubsidieerde activiteit. Indien subsidie is verleend aan een penvoerder namens een consortium dan dient de penvoerder de aanvraag tot subsidievaststelling in namens het consortium.

Artikel 2.1.10, eerste en tweede lid:

Gelet op de strekking van dit artikel dient uit het vermelde activiteitenverslag (onder andere) te blijken hoeveel woningen er in het project zijn gerealiseerd.

Artikel 2.1.2:

Een voorbeeldproject dat valt onder de omschrijving van deze activiteit is:

Een (bedrijfs)pand met kantoren met een totaaloppervlakte van 2.000 m2 BVO wordt verbouwd naar een appartementencomplex met 30 appartementen (woningen). De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag is dan op grond van artikel 2.1.7:

30 x 7.500 = € 225.000,-. Nu per project maximaal € 50.000,- aan een prestatiesubsidie kan worden verleend, betekent dit dat in dit voorbeeld de maximaal te verlenen prestatiesubsidie € 50.000,- is.

Artikel 2.2.2:

Een tweetal voorbeeldprojecten die vallen onder de omschrijving van deze activiteit zijn:

  • Een woning met een totaaloppervlak van 150 m2 BVO wordt gesloopt. De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag is dan op grond van artikel 2.2.7: 1 x 7.500 = € 7.500,-. Dit betekent een maximaal te verlenen prestatiesubsidie van € 7.500,-;

  • Een appartementencomplex met een totaaloppervlak van 1.000 m2 BVO dat wordt gesloopt en bestaat uit 10 appartementen (woningen). De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag is dan op grond van artikel 2.2.7: 10 x 7.500 =

€ 75.000,-. Nu per project maximaal € 50.000,- aan een prestatiesubsidie kan worden verleend, betekent dit dat in dit voorbeeld de maximaal te verlenen prestatiesubsidie € 50.000,- is.

Artikel 2.2.10:

Gelet op de strekking van dit artikel dient uit het vermelde activiteitenverslag (onder andere) te blijken hoeveel woningen er in het project zijn gesloopt.

Artikel 2.3.2, aanhef en onderdeel a:

Een voorbeeldproject dat valt onder de omschrijving van deze activiteit is:

Een (bedrijfs)pand met een totaaloppervlakte van 500 m2 BVO waarin een garage is gevestigd die wordt gesloopt. Na de sloop van het pand wordt op het terrein van het gesloopte (bedrijfs)pand een nieuw pand gebouwd waarin een supermarkt wordt gevestigd.

De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag bedraagt op grond van artikel 2.3.7, eerste lid: 500 x 25 = € 12.500,-. Nu per project maximaal € 50.000,- aan een prestatiesubsidie kan worden verleend, betekent dit dat in dit voorbeeld de maximaal te verlenen prestatiesubsidie € 12.500,- is.

Artikel 2.3.2, aanhef en onderdeel b:

Een voorbeeldproject dat valt onder de omschrijving van deze activiteit is:

Een (bedrijfs)pand met een totaaloppervlakte van 300 m2 BVO waarin een supermarkt gevestigd is, wordt verbouwd naar een fitnessschool (in totaal 250 m2 BVO) en praktijkruimte voor een fysiotherapeut (50 m2 BVO).

De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag bedraagt op grond van artikel 2.3.7, tweede lid: 300 x 25 = € 7.500,-.

Artikel 2.3.2, aanhef en onderdeel c:

Een voorbeeldproject dat valt onder de omschrijving van deze activiteit is:

Een (bedrijfs)pand met een totaaloppervlakte van 500 m2 BVO waarin een supermarkt gevestigd is, wordt verbouwd naar twee woningen (in totaal 250 m2 BVO) en een dorpshuis (250 m2 BVO). De hoogte van het subsidiabele prestatiesubsidiebedrag bedraagt op grond van artikel 2.3.7, derde lid:

  • 2 x 7.500 = € 15.000,- (voor de nieuwe gebruiksfunctie wonen en de te realiseren woningen);

  • 250 m2 x 25 = € 6.250,- (voor m2 BVO van de nieuwe gebruiksfunctie in het pand anders dan wonen, uitgezonderd de m2 BVO van de woningen);

    Dit betekent een maximaal te verlenen prestatiesubsidie van € 21.250,- (15.000 + 6.250) voor het project.

Artikel 2.3.10:

Gelet op de strekking van dit artikel dient uit het vermelde activiteitenverslag (onder andere) te blijken:

  • In geval dat subsidie is verleend voor een activiteit als vermeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder a: hoeveel m2 BVO van het bestaande pand is gesloopt;

  • In geval dat subsidie is verleend voor een activiteit als vermeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder b: in hoeveel m2 BVO van het bestaande pand uiteindelijk een of meer nieuwe gebruiksfuncties zijn gerealiseerd;

  • In geval dat subsidie is verleend voor een activiteit als vermeld in artikel 2.3.2, aanhef en onder c: in hoeveel m2 BVO van het bestaande pand uiteindelijk meerdere nieuwe gebruiksfuncties zijn gerealiseerd, met uitzondering van de m2 BVO die betrekking heeft op nieuw gerealiseerde woningen, en/of hoeveel woningen er zijn gerealiseerd in het pand.