Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân houdende regels voor economie, recreatie en toerisme (Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân)

Geldend van 20-09-2017 t/m 29-12-2017

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van Fryslân houdende regels voor economie, recreatie en toerisme (Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân)

Regeling van 17 juni 2014, houdende regels betreffende de subsidiëring van activiteiten op het terrein van economie, recreatie en toerisme in de provincie Fryslân (Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân)

Gedeputeerde Staten van Fryslân,

gelet op artikel 1.3, vierde lid, van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

overwegende dat het wenselijk is projecten te subsidiëren die de Friese economie, recreatie en toerisme stimuleren;

besluiten:

de Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân vast te stellen: 

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

  • 1 In deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      ASV: Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013;

    • b.

      penvoerder: natuurlijk persoon (in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap) of rechtspersoon, die door alle partijen van een samenwerkingsverband is gemachtigd namens die partijen op te treden ter zake van subsidieverstrekking in de zin van deze subsidieregeling.

    • c.

      zonnepanelen: photovoltaïsche panelen die zonne-energie omzetten in elektriciteit.

  • 2 In paragraaf 3.1 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      energielabel: energieprestatiecertificaat voor een woning, opgesteld en afgegeven na 1 januari 2008 door een volgens de beoordelingsrichtlijn BRL-9500-01 gecertificeerd adviseur;

    • b.

      energie-Index: index voor de energieprestatie van een woning, berekend met de software conform BRL 9501 voor het KOMO-attest voor energiegebruik berekeningsmethoden;

    • c.

      EPBD-register: nationaal register waarin energielabels van woningen worden geregistreerd; e. maatregelen: pakket van energiebesparende maatregelen die leiden tot energiebesparing in een woning en die genoemd zijn in het voor die woning of appartement afgegeven maatwerkadvies;

    • d.

      maatwerkadvies: na 1 januari 2008 door een volgens de beoordelingsrichtlijn BRL-9500-02 gecertificeerd adviseur verstrekt advies;

    • e.

      marktconforme interestvoet: de op het moment van de kennisgeving van het SNN op grond van de IEBB gepubliceerde 10- of 15-jaarstarief van SVn, afhankelijk van de omvang en looptijd van de duurzaamheidslening.

    • f.

      SVn: de Stichting Stimuleringsfonds Volkshuisvesting Nederlandse Gemeenten te Hoevelaken.

  • 3 In paragraaf 3.2 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      [vervallen];

    • b.

      [vervallen];

    • c.

      asbest: vezelachtige silicaten zoals actinoliet (CAS-nummer 77536-66-4), amosiet (CAS-nummer 12172-73-5), anthofylliet (CAS-nummer 77536-67-5), chrysotiel (CAS-nummer 12001-29-5), crocidoliet (CAS-nummer 12001-28-4) en tremoliet (CAS-nummer 77536-68-6);

    • d.

      asbestdak: dak, dakgoot of gevel dat asbest bevat;

    • e.

      Vervallen;

    • f.

      gecertificeerd bedrijf: bedrijf dat beschikt over de volgende certificering ten behoeve van het inventariseren of verwijderen van asbest:

      • -

        SC 530: Asbestverwijdering;

      • -

        SC 540: Asbestinventarisatie.

    • g.

      coöperatie: coöperatie als bedoeld in artikel 53, van boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en die als doel heeft ten behoeve van haar leden lokaal en duurzaam energie op te wekken;

    • h.

      postcoderoosregeling: de regeling als bedoeld in artikel 59a tot en met 59c van de Wet belasting op milieugrondslag.

  • 4 In paragraaf 3.3 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      doelonderneming: rechtspersoon die in aanmerking wil komen voor financiering door het FSFE B.V. en hiertoe een voorlopig of definitief projectplan heeft ingediend bij de fondsbeheerder, dan wel een financieringsovereenkomst heeft afgesloten met FSFE B.V.;

    • b.

      financieringsovereenkomst: overeenkomst tussen FSFE B.V. en de doelonderneming omtrent de financiering van een energietransitie project, conform de definitie in het Investeringsreglement FSFE;

    • c.

      FSFE: de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Fûns Skjinne Fryske Enerzjy B.V.;

    • d.

      investeringsreglement FSFE: het door Gedeputeerde Staten op 12 november 2013 vastgestelde investeringsreglement FSFE of de actuele versie daarvan.

  • 5 In paragraaf 4.1 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Fries vaarnetwerk: Vaarwegen gelegen in de provincie Fryslân, opgenomen in het PVVP dan wel het Plan Kleine Waterrecreatie Fryslân, die voldoen aan kolom I en II van tabel 1, met uitzondering van de Waddeneilanden en vaarwegen die liggen in of in open verbinding staan met de Waddenzee. Voor vaarwegen met classificatie E1 geldt tevens dat de vaarweg onderdeel is van een doorgaande vaarroute dan wel dat via deze vaarweg een jacht- of passantenhaven, stad of dorp bereikbaar is.

  • 6 In paragraaf 4.2 van de regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      collectief: privaatrechtelijk rechtspersoon die namens de toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel optreedt, binnen die locatie een breed draagvlak heeft en zorgdraagt voor de realisatie en het duurzame beheer van het wifi-netwerk;

    • b.

      locatie met toeristisch potentieel: locatie die reeds over een duidelijke strategie, visie of aanpak beschikt ten aanzien van de ontwikkeling van lokale toeristische voorzieningen waarvoor de realisatie van een wifi-netwerk een toegevoegde waarde kan hebben;

    • c.

      openbare ruimte: ruimte die op de toeristische locaties en locaties met toeristisch potentieel voor toeristen vrij toegankelijk is, zoals dorps- en stadspleinen, openbaar havengebied, winkelstraten en andere gebieden waar toeristen zich begeven;

    • d.

      toeristische locatie: de volgende 47 plaatsen worden aangemerkt als toeristische locatie: Ameland, Akkrum, Bakkeveen, Balk, Bolsward, Buitenpost, Burdaard, Burgum, Dokkum, Drachten, Earnewâld, Echtenerbrug/Delfstrahuizen, Franeker, Gorredijk, Grou, Heerenveen, Hindeloopen, Holwerd, Idskenhuizen, IJlst, Joure, Lauwersoog, Leeuwarden, Kollum, Koudum, Lemmer, Makkum, Noordwolde, Oldeberkoop, Oosterwolde, Oosterzee, Oostmahorn, Oudega (SW-Fryslân), Oudega (Smallingerland), Oudemirdum, Schiermonnikoog, Sint-Annaparochie, Sloten, Stavoren, Surhuisterveen, Terherne, Terschelling, Vlieland, Wergea, Witmarsum, Wolvega en Workum;

    • e.

      wifi-netwerk: voorziening waarmee door middel van een draadloos netwerk toegang tot internetgeregeld wordt;

    • f.

      wifi-zender: radiozender/-ontvanger waarmee een draadloos netwerk kan worden gerealiseerd;

    • g.

      wifi-opstelpunt: locatie waar een wifi-zender wordt geplaatst.

  • 7 In paragraaf 5.1 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      samenwerkingsverband: coalitie van ten minste drie partijen met een gezamenlijk belang, die actief bijdragen aan het project en een aantoonbare rol hebben, waardoor sprake is van co-creatie.

  • 8 In paragraaf 5.2 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Omnibus Decentraal Regeling (hierna: ODR): de Omnibusregeling voor provincies en gemeenten inzake de staatssteunaspecten van subsidieverstrekking ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N 726a/2007 van 3 april 2008 en N 726b2007 van 22 april 2008;

    • b.

      samenwerkingsverband: een geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband dat specifiek is opgericht voor de uitvoering van een UCF-project in de zin van paragraaf 5.2; Stichting UCF: de netwerk- en adviesorganisatie die is opgericht met als taak het regisseren, modereren en faciliteren van de ontwikkeling van de University Campus Fryslân;

    • c.

      UCF-partner: een rechtspersoon die in paragraaf 2.4 van het UCF-programma als partner is genoemd;

    • d.

      UCF-programma: het programma UCF 2010-2015, zoals vastgesteld door provinciale staten op 26 januari 2011 met nummer 01B, inclusief wijzigingen van latere datum;

    • e.

      UCF-project: een project dat is gericht op de realisatie van één of meer onderdelen van het UCF-programma.

  • 9 In paragraaf 5.4 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Groep: een economische eenheid, waarin organisatorisch zijn verbonden:

      • 1.

        natuurlijke persoon of privaatrechtelijke rechtspersoon, die direct of indirect:

        • meer dan de helft van het geplaatste kapitaal verschaft aan,

        • volledig aansprakelijk vennoot is van, of

        • overwegende zeggenschap heeft over een of meer rechtspersonen of vennootschappen, en;

      • 2.

        laatstbedoelde rechtspersonen of vennootschappen.

    • b.

      Handleiding: Handleiding voor projectindieners, behorend bij het regionaal innovatieprogramma Fryslân Fernijt IV.

    • c.

      MKB-onderneming:

      • 1.

        Tot de categorie kleine, middelgrote en micro-ondernemingen („kmo’s”) behoren ondernemingenwaar minder dan 250 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet 50 miljoen EUR en/of het jaarlijkse balanstotaal 43 miljoen EUR niet overschrijdt;

      • 2.

        Binnen de categorie kmo’s is een „kleine onderneming” een onderneming waar minder dan 50 personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 10 miljoen EUR niet overschrijdt;

      • 3.

        Binnen de categorie kmo’s is een „micro-onderneming” een onderneming waar minder dan 10personen werkzaam zijn en waarvan de jaaromzet of het jaarlijkse balanstotaal 2 miljoen EUR niet overschrijdt.

    • d.

      Projectpartner: publiekrechtelijke-, privaatrechtelijke rechtspersoon of natuurlijk persoon in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap die deelneemt in het project en financieel bijdraagt aan een project door activiteiten in het project uit te voeren.

    • e.

      Projectperiode: periode tussen de startdatum en de einddatum van het project.

    • f.

      Samenwerkingsverband: geen rechtspersoonlijkheid bezittend verband, bestaande uit tenminste twee niet in een groep verbonden deelnemers, dat is opgericht ten behoeve van de uitvoering van activiteiten. In het samenwerkingsverband participeert minimaal één MKB-onderneming als projectpartner.

    • g.

      Startdatum: datum waarop de aanvraag, die voor het nemen van een besluit voldoende informatie bevat, bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland binnen is gekomen.

  • 10 In paragraaf 7.1 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      achterstallig onderhoud: achterwege gebleven reguliere werkzaamheden die noodzakelijk zijn voor de instandhouding van de onroerende zaak of onderdelen ervan.

    • b.

      bedrijventerreinenplan: door de gemeenteraad vastgesteld, gemeentelijk dan wel intergemeentelijk plan, waarin de behoefte, fasering, aanleg en invulling van bedrijventerreinen voor een bepaalde periode binnen één of meerdere gemeenten is aangegeven inclusief de relatie met herstructurering en revitalisering van bestaande bedrijventerreinen en dat tot stand is gekomen in onderlinge afstemming met gemeenten in een regio en waarmee de provincie schriftelijk heeft ingestemd;

    • c.

      fysieke ruimtelijke kwaliteit: tastbare verschijningsvorm van het bedrijventerrein, betrekking hebbende op zowel de inpassing in het landschap als op de hoedanigheid van het terrein zelf;

    • d.

      herprofilering: kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein, waarbij sprake is van functiewijziging, maar met behoud van de werkfunctie, zoals bijvoorbeeld de omzetting naar een detailhandels- of kantorenlocatie;

    • e.

      herstructureringsprogramma 2010-2013: Programma op hoofdlijnen Bedrijventerreinen Provincie Fryslân, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten op 1 juni 2010;

    • f.

      infrastructuur: openbare onroerende voorzieningen ten behoeve van het vervoer van personen of goederen;

    • g.

      revitalisering: kwaliteitsverbetering van een bedrijventerrein door middel van verwerving, sanering of herontwikkeling van locaties, waaronder begrepen grote infrastructurele ingrepen op het terrein zelf, dan wel in het direct aanpalende gebied van het bedrijventerrein voor zover direct verband houdende met de ontsluiting van het bedrijventerrein, en waaronder ook begrepen investeringen ten behoeve van het bereiken van duurzame oplossingen op het gebied van water en energie;

    • h.

      samenwerkende regio: samenwerkingsverband van gemeenten dat een bedrijventerreinenplan als bedoeld onder b heeft vastgesteld.

  • 11 In paragraaf 5.6 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      emissies uit afvalwater: nutriënten, waaronder fosfor en stikstof, en organische micro-verontreinigingen, waaronder medicijnresten, bestrijdingsmiddelen en microplastics;

    • b.

      secundaire grondstoffen: grondstoffen die opnieuw gebruikt worden na de afvalfase, al dan niet na bewerking;

    • c.

      hergebruik van grondstoffen: het hergebruik van stoffen als fosfaat stikstof, kalium en bouwstenen voor bio-plastics uit afvalwater;

    • d.

      grootschalig regenwatergebruik: het gebruik van regenwater voor meerdere doeleinden, waaronder: het doorspoelen van het toilet, beregening van de tuin, autowassen, wasmachine, CV installatie en energiewinning uit regenwater door middel van warmte koude wisseling.

  • 12 In paragraaf 7.2 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      erfbeplanting: beplanting op een al dan niet bebouwd perceel of een gedeelte daarvan dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of een beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

    • b.

      greenpoint: full-service brandstofstation waar verschillende (duurzame) brandstoffen geleverd worden en verzorging van mens en auto plaats kan vinden, zoals omschreven in hoofdstuk 4.8 van het Inrichtingsplan gebiedsontwikkeling N381.

  • 13 In paragraaf 2.2 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      oplaadpunt: een voorziening voor het opladen van elektrisch en hybride aangedreven schepen, bestaande uit een combinatie van minimaal 3 aansluitpunten (contactdozen) met een capaciteit van 230 V/16 A en minimaal één aansluitpunt (contactdoos) met een capaciteit van 400 V / ≥25A, inclusief de daarbij behorende veiligheidsvoorzieningen en voorzien van de in de watersport gebruikelijke standaard stekkerverbindingen, direct toegankelijk vanaf het vaarwater in de provincie Fryslân, met daarbij ten minste drie aanliggende ligplaatsen, bestemd voor zulke schepen.

  • 14 In paragraaf 3.7 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      Fairtrade: een keurmerk voor importproducten, waarbij getoetst is op inkomen, arbeidsomstandigheden en milieu.

    • b.

      Fairtrademeting: het bevragen en aanspreken van een reeks van ondernemers en instellingen in een gemeente op de Fairtrade-producten die ze verkopen of aanbieden aan hun gasten.

    • c.

      Social media: online platforms waar de inhoud door gebruikers wordt verzorgd, zonder of met minimale tussenkomst van een professionele redactie.

    • d.

      Fairtradewerkgroep: een groep vrijwilligers die een Fairtrademeting uitvoert en activiteiten organiseert om Fairtrade onder de aandacht te brengen van ondernemers en consumenten in de betreffende gemeente.

  • 15 . In paragraaf 5.5 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      doelorganisatie

      : rechtspersoon die voor het aanleggen van een next generation acces netwerk in aanmerking wil komen voor een lening van het Breedbandfonds Fryslân B.V. en hiervoor een aanvraag heeft ingediend;

    • b.

      fondsbeheerder

      : de rechtspersoon die in opdracht van Breedbandfonds Fryslân B.V. invulling geeft aan het beheer van het breedbandfonds, vertegenwoordigd door de statutair directeur;

    • c.

      next generation acces netwerken

      : een aansluitnetwerk zoals bedoeld in artikel 2.138 van de verordening van de Europese Commissie nr. 651/2014 als gepubliceerd op 17 juni 2014 in het Publicatieblad, in de huidige stand van ontwikkeling betreft dit:

      • op glasvezel gebaseerde kabelnetten;

      • geavanceerde, geüpgrade kabelnetten;

      • bepaalde geavanceerde draadloze toegangsnetwerken die een betrouwbare hoge snelheid per eindgebruiker kunnen bieden;

    • d.

      witte gebieden

      : een gebied waarin momenteel geen next generation netwerk voorhanden is en waar dit soort infrastructuur binnen drie jaar vanaf het ogenblik van de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel waarschijnlijk niet op zakelijke voorwaarden zal worden uitgerold;

    • e.

      adres: door bevoegde gemeentelijke orgaan aan een verblijfsobject, een standplaats of een ligplaats toegekende benaming bestaande uit een combinatie van de naam van een openbare ruimte, een nummer aanduiding en de naam van een woonplaats;

    • f.

      eindgebruiker: een particulier huishouden of zakelijke afnemer die binnen een project wordt voorzien van dan wel is voorzien van een geactiveerde aansluiting op een gerealiseerd NGA-netwerk;

    • g.

      project: de aanleg van een of meerdere NGA-netwerken in een wit gebied in de provincie Fryslân.

  • 16 In paragraaf 2.3 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      biogas:

      gas dat wordt geproduceerd uit bijvoorbeeld afval van stortplaatsen, tuinafval, resten van groente en fruit en ook van koeienmest;

    • b.

      groengas:

      biogas dat is opgewaardeerd naar aardgaskwaliteit;

    • c.

      PPO:

      puur plantaardige olie, olie die door persing, extractie of soortgelijke procedés uit oliehoudende planten is gewonnen. Ook afgwerkte plantenolie (APO), die wordt ingezameld bij visboeren, cafetaria's en huishoudens, kan als het is gereinigd en behandeld, worden aangeduid als PPO;

    • d.

      dual fuel:

      een brandstofsysteem waarbij twee brandstoffen, zoals diesel en aardgas, biogas groengas worden gemengd en gelijktijdig worden verbrand.

  • 17. In paragraaf 5.7 van deze regeling wordt verstaan onder:

    • a.

      buitengebied: het gebied in de provincie Fryslân, zoals nader gepreciseerd op de door gedeputeerde staten op 2 mei 2017 vastgestelde lijst van Stratix;

    • b.

      buitengebiedtoeslag: de door de provider aan de eindgebruiker in het buitengebied in rekening gebrachte toeslag;

    • c.

      credit rating: de mate van kredietwaardigheid, uitgedrukt met de letters A, B, C en D;

    • d.

      erkende kredietinstelling: bank, verzekeraar of pensioenfonds;

    • e.

      homes connected: de verblijfsobjecten, die tot in de meterkast met een actieve verbinding zijn aangesloten op een NGA-netwerk, maar waarover geen diensten worden afgenomen;

    • f.

      homes passed: de verblijfsobjecten die aangesloten kunnen worden op het NGA-netwerk, waarbij geldt dat het NGA-netwerk, afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden is aangelegd tot de erfgrens of de meest dichtbij zijnde openbare weg;

    • g.

      Next Generation Acces Netwerk (NGA-netwerk): geavanceerde op glasvezel gebaseerde toegangsnetwerken (FTTx) die ten minste de volgende kenmerken hebben:

      • 1°.

        zij bieden iedere abonnee betrouwbare diensten aan tegen tenminste 100 Mb/s symmetrisch via optische of gelijkwaardige technologie backhaul-verbindingen die zich voldoende dicht bij de locatie van de gebruiker bevinden om daadwerkelijk die snelheid van de dienst te waarborgen;

      • 2°.

        zij ondersteunen diverse geavanceerde digitale diensten, waaronder convergente All-IPP-diensten.

    • h.

      verblijfsobject: een verblijfsobject zoals bedoeld in artikel 1, onder q van de Wet basisadministratie adressen en gebouwen.

HOOFDSTUK 2 DUURZAAM VERVOER

Paragraaf 2.1 Stimuleren elektrisch varen in Fryslân

Artikel 2.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het bevorderen van elektrisch varen op de Friese wateren, waardoor de waterkwaliteit en het leefmilieu worden bevorderd.

Artikel 2.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het installeren van een elektrische aandrijving in een vaartuig, met inbegrip van het vervangen van een diesel- of benzineaandrijving door een elektrische aandrijving;

  • b.

    het installeren van een hybrideaandrijving in een vaartuig, met inbegrip van het vervangen van een diesel- of benzineaandrijving door een hybrideaandrijving;

  • c.

    de aanschaf van een elektrische of hybrideaandrijving ten behoeve van een aan te schaffen nieuw vaartuig.

Artikel 2.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 2.1.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidies kan worden ingediend tot en met 31 december 2015.

Artikel 2.1.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2.1.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het vaartuig reeds subsidie voor elektrisch varen is verstrekt;

  • b.

    de aanvrager op grond van deze paragraaf reeds vijf maal subsidie heeft ontvangen.

Artikel 2.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het vaartuig heeft zijn vaste ligplaats in de provincie Fryslân;

  • b.

    de installatie wordt uitgevoerd door een onderneming die deze werkzaamheden bedrijfsmatig uitvoert, overeenkomstig de door Gedeputeerde Staten op 17 juni 2014 vastgestelde kwaliteitsnormering “Minimale eisen elektrische vaarsystemen”;

  • c.

    het vaartuig is voorzien van één van de volgende typen elektromotoren:

    • binnenboordmotor: motor die is ingebouwd in een vaartuig, waaronder in elk geval inboard- en saildrivemotoren;

    • onderwatermotor: motor die zich in een waterdichte behuizing onder water bevindt en vastzit aan het vaartuig of is bevestigd in het tot het vaartuig behorende roerblad en niet uitneembaar of afneembaar is na gebruik.

    • buitenboordmotor: motor die aan de buitenzijde van de boot is bevestigd en afneembaar is.

  • d.

    voor de onder c genoemde typen elektromotoren worden de accu, de lader, de accustatusindicator en de walstroomaansluiting overeenkomstig de onder b vermelde kwaliteitsnormering in de boot aangebracht, tenzij de accu en accustatus-indicator in de buitenboordmotor zijn geïntegreerd;

  • e.

    het vaartuig kan met twee meerderjarigen aan boord ten minste 4 uur aaneengesloten volledige elektrisch varen met een snelheid die 60% van de theoretische rompsnelheid van het betreffende vaartuig bedraagt, waarbij de accu’s hierbij niet dieper ontladen dan tot 80% van hun C20 capaciteit;

  • f.

    in geval van serie hybride aandrijving is het netto af te geven elektrisch vermogen van de generator maximaal 60% van het geïnstalleerde elektrische aandrijfvermogen, tenzij het geïnstalleerde elektrische aandrijfvermogen kleiner is dan 6 kW.

Artikel 2.1.8 Subsidiehoogte

  • 1.

    Afhankelijk van het type elektromotor en het vermogen bedraagt de subsidie per aandrijflijn:

Elektrisch Motorvermogen (Nominaal-S1)

100% Elektrisch & Parallel hybride (op oude motor)

Parallel hybride (op nieuwe motor)

Serie Hybride

1-2 kW

€ 750

 

 

kleiner dan of gelijk aan 3 kW

€ 1.500

€ 1.500

 

kleiner dan of gelijk aan 6 kW

€ 2.200

€ 2.700

€ 3.700

kleiner dan of gelijk aan 10 kW

€ 3.300

€ 3.800

€ 4.800

kleiner dan of gelijk aan 16 kW

€ 4.600

€ 5.100

€ 6.600

Kleiner dan of gelijk aan 22 kW

€ 6.900

€ 7.400

€ 9.400

Kleiner dan of gelijk aan 30 kW

€ 8.000

€ 8.500

€ 11.000

  • 2.

    Indien voor de voeding volledig gebruik wordt gemaakt van Lithium-accu’s wordt het subsidiebedrag afhankelijk van het type elektromotor en het vermogen bepaald op basis van onderstaande tabel:

Elektrisch Motorvermogen (Nominaal-S1)

100% Elektrisch & Parallel hybride (op oude motor)

Parallel hybride (op nieuwe motor)

Serie Hybride

1-2 kW

€ 1.950

 

 

kleiner dan of gelijk aan 3 kW

€ 3.500

€ 3.500

 

kleiner dan of gelijk aan 6 kW

€ 5.950

€ 6.450

€ 7.450

kleiner dan of gelijk aan 10 kW

€ 9.800

€ 10.300

€ 11.300

kleiner dan of gelijk aan 16 kW

€ 14.600

€ 15.100

€ 16.600

Kleiner dan of gelijk aan 22 kW

€ 20.400

€ 20.900

€ 22.900

Kleiner dan of gelijk aan 30 kW

€ 26.200

€ 26.700

€ 29.200

  • 3.

    Indien voor het opladen van de voeding gebruik wordt gemaakt van op het schip gemonteerde zonnepanelen wordt het subsidiebedrag afhankelijk van het type zonnepaneel verhoogd met een subsidiebedrag bepaald op basis van onderstaande tabel.

 

Standaard panelen

Flexibele overloopbare panelen

Nominale subsidie

€ 0,50 per Wattpiek

€ 3,33 per Wattpiek

Toeslag rendement. (kan ook negatief zijn)

 € 0,50+(R/160 – 1) Per Wattpiek

€ 3,33+(R/160 – 1) Per Wattpiek

Maximum subsidie- bedrag zonnepanelen per aanvraag.

€ 5.000

€ 10.000

R = Rendement van het paneel in Wattpiek per m2

  • 4.

    Indien het elektrisch motorvermogen als bedoeld het eerste tot en met het derde lid niet wordt gespecificeerd door de fabrikant van de motor, wordt dit berekend door de hoogte van het maximaal opgenomen vermogen, zijnde de spanning vermenigvuldigd met de stroomsterkte, te vermenigvuldigen met 0,65.

  • 5.

    Indien sprake is van vervanging of ombouw van één motor op fossiele brandstof naar twee aandrijflijnen, wordt subsidie verstrekt op basis van één aandrijflijn met een vermogen gelijk aan de som van de twee aandrijflijnen.

Artikel 2.1.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.1.10 Advies

Het bestuur van de Stifting Elektrysk Farre Fryslân adviseert Gedeputeerde Staten schriftelijk of de aanvraag voldoet aan het bepaalde in deze paragraaf.

Artikel 2.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat de activiteit binnen drie maanden na de beschikking tot subsidieverlening wordt uitgevoerd.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van de termijn, bedoeld in het vorige lid.

  • 3 Gedeputeerde Staten verzoeken de subsidieontvanger gedurende één jaar, te rekenen vanaf de datum van het besluit tot subsidievaststelling, aan de buitenzijde van het vaartuig kenbaar te maken dat voortstuwing plaatsvindt op basis van elektriciteit, met gebruikmaking van hiertoe door provincie Fryslân ter beschikking gestelde middelen.

Artikel 2.1.12 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij een subsidie tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een door de Stifting Elektrysk Farre Fryslân uitgevoerde proefvaart.

  • 2 Bij een subsidie van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van een door de Stifting Elektrysk Farre Fryslân uitgevoerde proefvaart.

Artikel 2.1.13 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Paragraaf 2.2 Stimuleren oplaadpunten elektrisch varen

Artikel 2.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van de aanleg van oplaadpunten ten behoeve van volledig elektrisch en hybride aangedreven schepen, aan het Fries vaarnetwerk en in jacht- en passantenhavens in de provincie Fryslân.

Artikel 2.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    het realiseren van een oplaadpunt aan het Fries vaarnetwerk;

  • b.

    het realiseren van een oplaadpunt in een jacht- of passantenhaven in de provincie Fryslân.

Artikel 2.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan:

  • a.

    Een gemeente voor de activiteiten, bedoeld in artikel 2.2.2, onder a en b.

  • b.

    Een natuurlijk persoon of privaatrechtelijk rechtspersoon, die bedrijfsmatig een jacht- of passantenhaven in stand houdt, voor activiteit, bedoeld in artikel 2.2.2 onder b.

Artikel 2.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidies kan worden ingediend tot en met 31 december 2015.

Artikel 2.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2.2.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het realiseren van een oplaadpunt wordt uitgevoerd door een onderneming, die lid is van een brancheorganisatie van installatiebedrijven en die de kwaliteit van het eindresultaat controleert en hieraan haar goedkeuring verbindt;

  • b.

    het realiseren van een oplaadpunt voldoet aan de gestelde normen, zoals bepaald in de Elektriciteitswet 1998;

  • c.

    een oplaadpunt voldoet aan gestandaardiseerde stekkersystemen.

Artikel 2.2.7 Subsidiabele kosten

In aanmerking voor subsidie komen de kosten voor het realiseren van een oplaadpunt voor elektrisch varen.

Artikel 2.2.8 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal vijftig procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000.

Artikel 2.2.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    De subsidieontvanger of diens rechtsopvolger is verplicht om het op grond van deze subsidieregeling gesubsidieerde oplaadpunt tenminste drie jaar, te rekenen vanaf de datum van subsidievaststelling, in stand te houden voor de levering van stroom aan elektrisch en hybride aangedreven schepen, zulks tegen een kWh-prijs die niet meer bedraagt dan 1,5 maal de actuele kWh-kleinverbruikersprijs.

  • b.

    Van de totale hoeveelheid energie die door de subsidieontvanger wordt ingekocht, wordt tenminste dat deel dat nodig is voor het oplaadpunt, ingekocht als groene stroom.

  • c.

    De subsidieontvanger stelt bij het oplaadpunt ligplaatsen primair voor elektrische en hybride schepen beschikbaar.

  • d.

    Het gesubsidieerde oplaadpunt wordt herkenbaar gemaakt op een wijze zoals voorgeschreven door Gedeputeerde Staten.

Paragraaf 2.3 Duurzame transportmiddelen

Artikel 2.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het terugdringen van het broeikaseffect, zoals vastgelegd in het 'Frysk Miljeuplan 2015-2016', door de aanschaf van transportmiddelen op duurzame brandstoffen en de ombouw van bestaande transportmiddelen op duurzame brandstoffen te stimuleren.

Artikel 2.3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    Het ombouwen van een motor in een bestaand voertuig of vaartuig naar een motor die geschikt is voor gebruik met LNG, LBG, CNG, groengas, PPO of dual fuel;

  • b.

    De aanschaf van een nieuw voertuig of vaartuig dat rijdt of vaart op LNG, LBG, CNG, groengas, dual fuel of PPO;

  • c.

    De aanschaf van een actieradius vergrotende tank, alleen in combinatie met een activiteit als bedoeld onder a en b.

Artikel 2.3.3 Doelgroep

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt aan een natuurlijke persoon woonachtig in Fryslân of aan een

  • 2 Subsidie kan voorts worden verstrekt aan een leaseorganisatie, indien:

    • a.

      het te subsidiëren voertuig zijn standplaats heeft in Fryslân; of

    • b.

      de feitelijke gebruiker van het voertuig in Fryslân woonachtig is.

Artikel 2.3.4 Aanvraagperiode

  • 1 Aanvragen voor subsidie voor de aanschaf van nieuwe vrachtauto’s, bussen, vaartuigen of landbouwvoertuigen op LNG of LBG kunnen worden ingediend van 1 januari 2016 tot 1 januari 2017.

  • 2 Aanvragen voor andere dan de in het eerste lid bedoelde subsidies op grond van deze paragraaf, kunnen worden ingediend van 17 mei 2016 tot 1 januari 2017.

Artikel 2.3.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 2.3.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd, indien aan de aanvrager eerder subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 2.3.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het voertuig of vaartuig dient geregistreerd te staan op naam van de aanvrager;

  • b.

    in het geval van activiteiten genoemd in artikel 2.3.2, onder a, dient de ombouw uitgevoerd te worden door een daartoe gespecialiseerd bedrijf en goedgekeurd te zijn door de RDW.

Artikel 2.3.8 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2, onder a, bedraagt:

    • a.

      voor de ombouw van een bestelbus voor gebruik met groengas, dual-fuel of PPO: € 2.500;

    • b.

      voor de ombouw van een landbouwvoertuig voor gebruik met Groengas, dual-fuel of PPO: € 3.000;

    • c.

      voor de ombouw van een personenauto voor gebruik met CNG, groengas of PPO: € 2.500;

    • d.

      voor de ombouw van een vrachtauto voor gebruik met CNG, groengas of PPO : € 3.500;

  • 2 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2, onder b, bedraagt:

    • a.

      voor de aanschaf van een nieuwe vrachtauto, bus of nieuw vaartuig op LNG of LBG: € 8.000;

    • b.

      voor de aanschaf van een nieuw landbouwvoertuig op LNG, LBG, Groengas of PPO: € 4.000,-;

    • c.

      voor de aanschaf van een nieuwe personenauto op CNG, groengas of PPO: € 2.500;

    • d.

      voor de aanschaf van een nieuwe bestelbus op CNG, groengas of PPO: € 3.000;

    • e.

      voor de aanschaf van een nieuwe vrachtauto, bus of nieuw vaartuig op CNG, groengas of PPO: € 3.500.

  • 3 De subsidie voor activiteiten als bedoeld in artikel 2.3.2, onder c, bedraagt € 500 per tank.

  • 4 De totale subsidie bedraagt maximaal € 16.000 per aanvrager.

  • 5 In afwijking van het vierde lid, bedraagt de subsidie, in het geval van subsidie als bedoeld in het tweede lid, onderdeel a, maximaal € 24.000 per aanvrager.

  • 6 Indien de aanvrager een onderneming is die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verricht, bedraagt de subsidie als bedoeld in het tweede lid, onder a en e, maximaal 40% van de bijkomende investeringskosten die nodig zijn om het niveau van milieubescherming te verhogen, tot de in die onderdelen genoemde maxima.

Artikel 2.3.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 2.3.10 Staatssteun

  • 1 Subsidie aan ondernemingen op grond van deze paragraaf wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

  • 2 Subsidie aan ondernemingen die voor rekening van derden goederenvervoer over de weg verrichten, wordt slechts verstrekt met toepassing van artikel 36 Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard. 

HOOFDSTUK 3 DUURZAAM WONEN EN WERKEN

Paragraaf 3.1 Interestsubsidieregeling Energiebesparende Bestaande Bouw Particulieren 2013-2015

Artikel 3.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van het verbeteren van de energieprestatie van bestaande particuliere woningen in de provincie Fryslân door middel van het treffen van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie, in de vorm van een laagrentende lening, kan worden verstrekt voor het treffen van energiebesparende maatregelen.

Artikel 3.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen.

Artikel 3.1.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot 1 september 2014.

Artikel 3.1.5 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Bij de aanvraag wordt een nog niet voor akkoord getekende offerte voor het uitvoeren van de maatregelen door een deskundig vakbedrijf, ter onderbouwing van de kosten, meegestuurd.

Artikel 3.1.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien de uitgevoerde maatregelen betrekking hebben op een deel van de woning dat in 1995 of later is gebouwd.

Artikel 3.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    voor de woning is niet eerder een subsidie op basis van deze paragraaf verstrekt;

  • b.

    de woning is eigendom van de aanvrager en dient als zijn hoofdverblijf;

  • c.

    de woning waarvoor de aanvraag wordt ingediend is een bestaande woning of appartement, gelegen in de provincie Fryslân, en is opgeleverd vóór 1 januari 1995;

  • d.

    de aanvrager heeft het huidige energielabel van de woning afgemeld bij het EPBD-register;

  • e.

    de aanvrager toont aan dat door het treffen van de maatregelen uit het maatwerkadvies de Energie-Index van de woning met minimaal 0,75 verbetert tot ten minste energielabel C;

  • f.

    de aanvrager verklaart geen aanvraag voor een lening te zullen indienen of ingediend te hebben bij zijn gemeente voor activiteiten genoemd in artikel 3.1.2;

  • g.

    de kredietbeoordeling door SvN is positief.

Artikel 3.1.8 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    het treffen van energiebesparende maatregelen aan een woning, die leiden tot een afname van de Energie-Index van de woning met minimaal 0,75;

  • b.

    het laten opstellen van een nieuw energielabel nadat de maatregelen als bedoeld in onderdeel a zijn uitgevoerd;

  • c.

    kosten voor het verkrijgen van de lening;

  • d.

    de leges voor de vereiste vergunningen.

Artikel 3.1.9 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie bedraagt maximaal een korting van 3% op de marktconforme interestvoet, waarbij het rentepercentage van de duurzaamheidslening minimaal 0,5% bedraagt.

  • 2 Het leenbedrag bedraagt maximaal de subsidiabele kosten, met een minimum leenbedrag van € 2.500 en een maximum leenbedrag van € 15.000 per aanvrager. De looptijd van duurzaamheidslening kan variëren van 10 of 15 jaar, afhankelijk van de omvang van het leenbedrag.

  • 3 Het maximale leenbedrag wordt verlaagd voor zover in de subsidiabele kosten Europese, nationale, provinciale of gemeentelijke subsidies, gericht op energiebesparing en woningverbetering, zijn of worden verleend, met het totale bedrag van voornoemde subsidies.

Artikel 3.1.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat de te subsidiëren activiteiten binnen een jaar worden voltooid.

Paragraaf 3.2 Asbest eraf, zonnepanelen erop

Artikel 3.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van het verwijderen van asbestdaken in combinatie met het plaatsen van zonnepanelen.

Artikel 3.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor een project waarin een of meerdere asbestdaken worden verwijderd en afgevoerd, in combinatie met een door een coöperatie te realiseren PV-installatie met toepassing van de postcoderoosregeling.

Artikel 3.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 3.2.4 Aanvraagperiode

Vervallen.

Artikel 3.2.5 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag moet gezamenlijk worden ingediend door de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak en de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie wordt aangevraagd middels een door gedeputeerde staten ter beschikking gesteld aanvraagformulier.

Artikel 3.2.6 Weigeringsgrond

[vervallen]

 

Artikel 3.2.7 Toetsingscriteria

  • 1 Om voor subsidie in aanmerking te komen wordt voldaan aan de volgende criteria

    • a.

      [vervallen]

    • b.

      het asbestdak of asbestdaken die worden verwijderd en afgevoerd, zijn gelegen op een bouwblok in de provincie Fryslân;

    • c.

      het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken heeft een oppervlakte van tenminste 250m2;

    • d.

      de inventarisatie van het te verwijderen asbestdak of asbestdaken is uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

    • e.

      het verwijderen en afvoeren van het asbestdak of asbestdaken wordt uitgevoerd door een daartoe gecertificeerd bedrijf;

    • f.

      de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie plaatst zonnepanelen;

    • g.

      de te plaatsen zonnepanelen worden geplaatst op een asbestvrij dak

    • h.

      [vervallen]

    • i.

      de te plaatsen zonnepanelen worden geplaatst:

      • op een dak van een gebouw dat gelegen is in hetzelfde bouwblok als het te verwijderen en af te voeren asbestdak of asbestdaken, of

      • op een dak van een gebouw dat gelegen is in een ander bouwblok van de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak gelegen in de provincie Fryslân;

    • j.

      de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak is eigenaar, erfpachter of pachter van het dak waarop de zonnepanelen worden geplaatst;

    • k.

      de zonnepanelen worden geplaatst na of gelijktijdig met het verwijderen van asbest;

    • l.

      de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak en  de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie beschikt over de noodzakelijke vergunningen en voldoet ook overigens aan de geldende procedurevoorschriften voor het uitvoeren van de subsidiabele activiteit en het plaatsen van zonnepanelen;

    • m.

      de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak voldoet aan de meldings- en informatieverplichtingen op grond van het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    • n.

      de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak geeft goedkeuring aan Gedeputeerde Staten tot inzage in de gegevens van het Landelijk Asbestvolgsysteem zodra deze in werking is getreden.

    • o.

      uit een door de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie en de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak ondertekende verklaring blijkt dat de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak deelnemend lid is of wordt van die coöperatie;

    • p.

      de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak neemt deel in de coöperatie voor:

      • 5 kiloWatt-piek, de eigenaar, erfpachter of pachter een kleinverbruiker is met een verbruik groter dan 1 en kleiner dan 5.000 kWh.

      • 10 kiloWatt-piek indien het netto stroomverbruik van deze eigenaar, erfpachter of pachter over de meteraansluiting waarop de PV-installatie aangesloten wordt, per jaar meer bedraagt dan 5.000 kwH.

    • q.

      de doelstelling van de coöperatie is dat een PV-installatie met een totale capaciteit van ten minste 55 kiloWatt-piek wordt geplaatst op een gebouw van de eigenaar, erfpachter of pachter van een asbestdak die voldoet aan de wettelijke eisen die worden gesteld aan de postcoderoosregeling.

  • 2 Om aan te tonen dat de subsidiabele activiteit voldoet aan de vereisten in het vorige lid, ligt aan de subsidiabele activiteit tenminste het volgende ten grondslag:

    • a.

      een asbestinventarisatierapportage conform certificering SC-540 uit het Asbestverwijderingsbesluit 2005;

    • b.

      een getekende offerte of overeenkomst ter zake de verwijdering van asbest;

    • c.

      een getekende offerte of overeenkomst ter zake de zonnepanelen;

    • d.

      noodzakelijke vergunningen of verrichte meldingen.

    • f.

      de meest recente statuten van de coöperatie;

    • g.

      een door de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsten PV-installatie en de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak ondertekende verklaring waaruit blijkt dat de coöperatie op het te saneren asbestdak of een dak binnen het zelfde bouwblok een collectieve PV-installatie installeert met toepassing van de postcoderoosregeling, waarbij de eigenaar, erfpachter of pachter van het betreffende asbestdak lid is van de coöperatie en voor 5 of 10 kiloWatt-piek deelneemt in de PV-installatie. 

Artikel 3.2.8 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie voor de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak bedraagt € 4,50 per m2 asbestdak dat gesaneerd wordt met een maximum van € 10.000,= .

  • 2. De hoogte van de subsidie voor de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie bedraagt €2.500,=.

Artikel 3.2.9 Opschortende voorwaarde

De subsidie als bedoeld in artikel 3.2.8, eerste lid wordt vertrekt onder de opschortende voorwaarden dat:

  • a.

     uit de ledenadministratie van de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie blijkt dat de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak lid is van de coöperatie, en

  • b.

     uit de ledenadministratie van de coöperatie die eigenaar wordt van de te plaatsen PV-installatie blijkt dat de eigenaar, erfpachter of pachter van het te verwijderen asbestdak bij een stroomverbruik genoemd in artikel 3.2.7, eerste lid onder p deelneemt in coöperatie, en

  • c.

    een recht van opstal is gevestigd waardoor de coöperatie eigenaar is van de te plaatsen PV-installatie.

Artikel 3.2.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de hoogte van het aangevraagde subsidiebedrag, waarbij een lager aangevraagd subsidiebedrag voorgaat op een hoger aangevraagd subsidiebedrag.

  • 3 Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat subsidieaanvragen op een gelijke plaats eindigen, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.2.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    de subsidiabele activiteit is uiterlijk binnen negen maanden na dagtekening van de subsidiebeschikking afgerond;

  • b.

    de zonnepanelen zijn uiterlijk binnen negen maanden na dagtekening van de subsidiebeschikking geplaatst.

  • d.

    de coöperatie die eigenaar is van de te plaatsen PV-installatie levert aan gedeputeerde staten gegevens die nodig zijn om de realisatie van de PV-installatie met gebruikmaking van de postcoderoosregeling te evalueren;

  • e.

    de coöperatie die eigenaar is van de te plaatsen PV-installatie zendt binnen 15 maanden na dagtekening van de subsidiebeschikking de positieve aanwijzingsbeschikking van de belastinginspecteur voor de toepassing van de postcoderoosregeling aan gedeputeerde staten.

Artikel 3.2.12 Staatssteun

Vervallen.

Paragraaf 3.3 Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE)

Artikel 3.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het versterken van het vermogen van de Friese economie om te komen tot een energietransitie.

Artikel 3.3.2 De subsidie

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die passen binnen het investeringsreglement FSFE.

  • 2 Subsidie wordt verstrekt door het bestuur van FSFE, in de vorm van een lening of garantie.

Artikel 3.3.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een doelonderneming.

Artikel 3.3.4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd te voldoen aan de eisen die aan de financiering worden gesteld in het investeringsreglement FSFE en in de voor het project overeengekomen financieringsovereenkomst.

Paragraaf 3.4 Koploperprojecten Duurzaam Ondernemen

Artikel 3.4.1 Doel

De subsidie heeft tot doel, met behulp van een netwerk van MKB-bedrijven of non-profit organisaties, binnen één gemeente of binnen meerdere samenwerkende gemeenten duurzaam werken en maatschappelijk verantwoord ondernemen te stimuleren.

Artikel 3.4.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die gericht zijn op of bijdragen aan de verwezenlijking van het in het vorige artikel beschreven doel.

Artikel 3.4.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten in Fryslân.

Artikel 3.4.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag kan worden ingediend tot 1 januari 2016.

Artikel 3.4.5 Aanvraag

Een aanvraag om subsidie wordt aangevraagd door een gemeente, of in geval van meerdere samenwerkende gemeenten door een penvoerder, middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 3.4.6 Toetsingscriterium

Om voor subsidie in aanmerking te komen hebben zich minimaal drie en maximaal vijftien MKB bedrijven of non-profit organisaties aan het project verbonden.

Artikel 3.4.7 Subsidiabele kosten

De volgende kosten komen voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van een duurzaamheidsscan;

  • b.

    bijkomende organisatiekosten, tot een maximum van 10% van het totale bedrag aan subsidiabele kosten.

Artikel 3.4.8 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt € 2.900,= per aan het project verbonden MKB-ondernemer.

Artikel 3.4.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.4.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger wordt de verplichting opgelegd dat hij:

  • a.

    aan de aan het project verbonden MKB-ondernemers de verplichting oplegt dat zij zich aansluiten bij het Koploperplatfom Goodstart;

  • b.

    de offertes voor de scans als bedoeld in artikel 3.4.7, onder a aanvraagt middels het door Gedeputeerde Staten vastgestelde offerteformulier.

Artikel 3.4.11 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Het voorschot voor subsidies van € 25.000 en hoger bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot wordt op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte in termijnen uitgekeerd, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

Paragraaf 3.5 Lokale energie-initiatieven

Artikel 3.5.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het bevorderen van energiebesparing en duurzame energieopwekking in de lokale omgeving.

Artikel 3.5.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor het uitvoeren van activiteiten die verband houden met het in artikel 3.5.1 bedoelde doel door een toepasselijke organisatie of voor het oprichten van een dergelijke organisatie.

Artikel 3.5.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 3.5.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot en met 31 december 2015.

Artikel 3.5.5 Weigeringsgrond

Een subsidie wordt geweigerd, indien aan de aanvrager eerder subsidie is verstrekt op grond van deze paragraaf.

Artikel 3.5.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    de doelen voor energiebesparing of duurzame energieopwekking in de lokale omgeving zijn beschreven;

  • b.

    er is een kostenraming.

Artikel 3.5.7 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 2.500.

Artikel 3.5.8 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.5.9 Vaststelling

  • 1 De subsidie wordt vastgesteld, zonder dat aan de beschikking tot subsidievaststelling een subsidieverlening vooraf gaat.

  • 2 De in artikel 3.4, tweede lid ASV bedoelde bescheiden zullen in ieder geval worden opgevraagd, indien de ingediende kostenraming ten behoeve van het eerste jaar van uitvoering het bedrag van € 25.000 te boven gaat.

Artikel 3.5.10 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Paragraaf 3.6  Gereserveerd

Paragraaf 3.7 Fairtrade-activiteiten

Artikel 3.7.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van activiteiten in de Friese gemeenten die Fairtrade zichtbaar maken voor consumenten en ondernemers.

Artikel 3.7.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    bijeenkomsten in het kader van duurzaamheid en maatschappelijk verantwoord ondernemen, waarbij Fairtrade expliciet een rol speelt;

  • b.

    bijeenkomsten waarbij vrijwilligers worden geworven ten behoeven van inzet voor een Fairtrademeting of Fairtradewerkgroep;

  • c.

    het uitvoeren van een Fairtrademeting in een Friese gemeente.

Artikel 3.7.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten.

Artikel 3.7.4 Toetsingscriterium

Om voor subsidie in aanmerking te komen, dient er een kostenraming te zijn.

Artikel 3.7.5 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor de activiteiten genoemd in artikel 3.7.2, onder a en b, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      facilitaire kosten van de bijeenkomst;

    • b.

      communicatiekosten verband houdend met de bijeenkomst;

    • c.

      begeleiding van de bijeenkomst door een begeleider of andere derde;

  • 2 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen voor de activiteiten genoemd in artikel 3.7.2, onder c, de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten van uitvoering van een Fairtrademeting.

Artikel 3.7.6 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van ambtelijke inzet;

  • b.

    inhuur van personeel, anders dan de onder artikel 3.7.5, eerste lid, onder c, bedoelde derden.

Artikel 3.7.7 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal € 2.000.

Artikel 3.7.8 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 3.7.9 Verplichting van de subsidie-ontvanger

Aan de subsidie-ontvanger wordt de verplichting opgelegd dat hij communiceert over de activiteit op social media en in de lokale of regionale pers. Van de communicatie-uitingen worden door de subsidie-ontvanger desgevraagd schriftelijke of elektronische afschriften overlegd.

Paragraaf 3.8 Aansluitsubsidie NGA netwerken

[vervallen]

HOOFDSTUK 4 TOERISME

Paragraaf 4.1 Onderhoudsbaggeren Friese Meren Project

Artikel 4.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van onderhoudsbaggerwerken in jacht- of passantenhavens, die liggen aan het Fries vaarnetwerk.

Artikel 4.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor onderhoudsbaggerwerken in jacht- of passantenhavens, die liggen aan het Fries vaarnetwerk.

Artikel 4.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een gemeente, een natuurlijke persoon of een privaatrechtelijke rechtspersoon, die bedrijfsmatig een jacht- of passantenhaven in stand houdt.

Artikel 4.1.4 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen worden ingediend tot en met 30 juni 2015.

Artikel 4.1.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt aangevraagd middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4.1.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd voor zover de aanvraag betrekking heeft op saneringswerken als bedoeld in paragraaf 3 van de Wet bodembescherming.

Artikel 4.1.7 Toetsingscriteria

  • 1.

    Om voor subsidie in aanmerking te komen voldoet de baggerdiepte van de jacht- of passantenhaven ten minste aan de normdiepte van de aanliggende vaarweg, zoals genoemd in kolom III van de in het derde lid opgenomen tabel A.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten kunnen op gemotiveerd verzoek van de aanvrager besluiten af te wijken van de normdiepte, als bedoeld in het eerste lid.

  • 3.

    Tabel A luidt als volgt:

Kolom I Classificatie

Kolom II Minimum doorvaarthoogte bruggen [m]

Kolom III Genormeerde baggerdiepte [m]  

Azm Grote zeewaardige boten

30,00 of BB1 > 3,00

2,50

Bzm Niet-zeewaardige boten

12,5 m of BB > 3,00

2,20

Czm Niet-zeewaardige boten

12,5 m of BB > 3,00

2,00

Cm Grote motorboten

3,00

1,70  

Dm Motorboten

2,50

1,50

E1 Kleine zeil- en motorboten

2,00

1,25

Artikel 4.1.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    Indien de subsidieontvanger een gemeente is:

    • a.

      de door Gedeputeerde Staten als redelijk aangemerkte projectkosten ten behoeve van het verwijderen, transporteren en verwerken van baggerspecie, en

    • b.

      de door Gedeputeerde Staten als redelijk aangemerkte bestekvoorbereidingskosten.

  • 2.

    Indien de subsidieontvanger een natuurlijk persoon of een privaatrechtelijk rechtspersoon is:

    • a.

      de kosten voor het verwerken van baggerspecie, waaronder het toepassen in een werk.

Artikel 4.1.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt:

  • a.

    van de kosten, bedoeld in artikel 4.1.8, eerste lid, onder a: 25%;

  • b.

    van de kosten, bedoeld in artikel 4.1.8, eerste lid, onder b: 25%, met een maximum van 12,5% van de uitvoeringskosten;

  • c.

    van de kosten, bedoeld in artikel 4.1.8, tweede lid: 50%, met een maximum van € 3 per m³ gestorte baggerspecie.

Artikel 4.1.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 4.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1 Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      de subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het gestelde in het aanvraagformulier;

    • b.

      het project wordt uitgevoerd binnen twee jaar na bekendmaking van het besluit tot subsidieverlening, doch uiterlijk 31 december 2015.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen op aanvraag ontheffing verlenen van het tijdvak, bedoeld in het eerste lid onder b. Aan een ontheffing kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 4.1.12 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Het voorschot voor subsidies vanaf € 25.000 bedraagt maximaal tachtig procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Gedeputeerde Staten verstrekken het voorschot al dan niet in de vorm van een termijnbetaling.

  • 3 Een beschikking tot bevoorschotting, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling, vermeldt de termijn waarbinnen het voorschot wordt uitbetaald. Aan het besluit kunnen voorschriften worden verbonden.

Artikel 4.1.13 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Paragraaf 4.2 Wifi-netwerken op toeristische locaties

Artikel 4.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het vergroten van de aantrekkelijkheid van Fryslân voor toeristen door het financieel ondersteunen van projecten, waarbij een wifi-netwerk wordt gerealiseerd in de openbare ruimte op toeristische locaties en op locaties met toeristisch potentieel.

Artikel 4.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten waarbij een wifi-netwerk wordt gerealiseerd in de openbare ruimte op een toeristische locatie of op een locatie met toeristisch potentieel in de provincie Fryslân.

Artikel 4.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een collectief of bij afwezigheid van een collectief aan een gemeente.

Artikel 4.2.4 Aanvraagperiode

Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend tot 1 juni 2015.

Artikel 4.2.5 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 4.2.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het wifi-netwerk wordt gerealiseerd in de openbare ruimte;

  • b.

    het wifi-netwerk wordt gerealiseerd op een toeristische locatie of een locatie met toeristisch potentieel.

Artikel 4.2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen per wifi-opstelpunt de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    wifi-apparatuur, bestaande uit de hotspot, de hardware en de configuratie;

  • b.

    de installatie van de wifi-apparatuur, inclusief binnenbekabeling;

  • c.

    het onderhoud en beheer voor een periode van 3 jaar;

  • d.

    de eenmalige aanlegkosten voor een nieuwe internetvoorziening of straalverbinding, indien:

    • op een strategisch opstelpunt geen gebruik kan worden gemaakt van een bestaande internetverbinding met een minimale bandbreedte van 40 Mbps of de internetprovider van de betreffende deelnemer niet meewerkt aan het beschikbaar stellen van een dergelijke verbinding op dat opstelpunt; en

    • met behoud van de optimale dekking geen ander strategisch opstelpunt kan worden gevonden dat wel is voorzien van een internetverbinding met een minimale bandbreedte van 40 Mbps of waar de internetprovider van de betreffende deelnemer niet meewerkt aan het beschikbaar stellen van een dergelijke verbinding op dat opstelpunt.

Artikel 4.2.8 Niet-subsidiabele kosten

De kosten gemaakt vóór de datum van indiening van de subsidieaanvraag komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.2.9 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie voor het realiseren van een wifi-netwerk bedraagt per opstelpunt voor:

    • a.

      de in artikel 4.2.7 onder a bedoelde kosten: € 500;

    • b.

      de in artikel 4.2.7 onder b bedoelde kosten: € 300;

    • c.

      de in artikel 4.2.7 onder c bedoelde kosten: € 300;

    • d. de in artikel 4.2.7 onder d bedoelde kosten: € 300.

  • 2 Indien de subsidieontvanger de omzetbelasting niet kan verrekenen met de door hem af te dragen omzetbelasting, worden de in het eerste lid genoemde bedragen verhoogd met 21 procent.

  • 3 Per toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel wordt voor maximaal vijf wifi-opstelpunten subsidie verleend.

  • 4 Indien uit het bij de aanvraag gevoegde projectplan blijkt dat voor een optimale dekking van het wifi-netwerk in de openbare ruimte op de betreffende toeristische locatie of locatie met toeristisch potentieel blijkt dat meer dan vijf wifi-opstelpunten noodzakelijk zijn, kunnen Gedeputeerde Staten in afwijking van het tweede lid voor meerdere wifi-opstelpunten subsidie verlenen.

Artikel 4.2.10 Verdeelsystematiek toeristische locaties

  • 1 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvragen voor het realiseren van wifi-netwerken op een toeristische locatie op volgorde van binnenkomst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het eerste lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 4.2.11 Verdeelsystematiek locaties met toeristisch potentieel

  • 1 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen voor het realiseren van wifi-netwerken op een locatie met toeristisch potentieel die voor 1 november 2014 zijn ingediend binnen dertien weken na 1 november 2014.

  • 2 Gedeputeerde staten beslissen op aanvragen voor het realiseren van wifi-netwerken op een locatie met toeristisch potentieel die na 1 november 2014 zijn ingediend binnen dertien weken na 1 juni 2015.

  • 3 Gedeputeerde Staten beslissen op de aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid op volgorde van binnenkomst, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 4 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoeld in het eerste en tweede lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 4.2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    Het wifi-netwerk is uiterlijk drie maanden na de subsidieverlening operationeel.

  • b.

    Er wordt een koppeling gelegd met het provinciebrede digitale toeristische informatiesysteem Beleeffriesland.nl

  • c.

    Het wifi-netwerk blijft minimaal drie jaar operationeel.

Artikel 4.2.13 Staatssteun

Een subsidie wordt verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun.

HOOFDSTUK 5 INNOVATIES

Paragraaf 5.1 Duurzaam door

Artikel 5.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van projecten, gericht op sociale innovaties die nodig zijn voor de transitie naar een groene economie met de daarbij behorende regionale netwerken en knooppunten voor duurzaam leren.

Artikel 5.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op duurzame ontwikkeling in Fryslân, die passen binnen één of meer van de thema’s energie, biodiversiteit, water, materialen en voedsel.

Artikel 5.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een samenwerkingsverband van ten minste drie partijen, alle rechtspersonen, waarbij elke deelnemende partij een financiële dan wel op geld waardeerbare bijdrage levert aan het project.

Artikel 5.1.4 Voorbereiding

  • 1 Een potentiële aanvrager kan een projectidee aanhangig maken bij Gedeputeerde Staten.

  • 2 De projectideeën die naar het oordeel van Gedeputeerde Staten het meest voldoen aan de in artikel 5.1.1 genoemde doelstelling en aansluiten bij het Noordelijk Ambitie Statement ‘Duurzaam Door 2014-2017’ en provinciaal beleid, kunnen uitgewerkt worden tot een projectvoorstel.

Artikel 5.1.5 Aanvraag

  • 1 De aanvraag wordt ingediend door de penvoerder en gaat vergezeld van de aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende en door alle partijen getekende samenwerkingsovereenkomst met daarin in elk geval een overzicht van de daaraan deelnemende rechtspersonen, alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.

  • 2 De aanvraag gaat vergezeld van een uitgewerkt projectvoorstel, tot stand gekomen op de wijze als bedoeld in artikel 5.1.4.

Artikel 5.1.6 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    het een project met een winstoogmerk betreft;

  • b.

    het een project betreft dat tot het reguliere aanbod of takenpakket van een van de deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 5.1.7 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet een aanvraag naar het oordeel van Gedeputeerde Staten in voldoende mate voldoen aan de algemene criteria, de landelijke criteria en de specifieke noordelijke criteria, als vermeld in het Noordelijk Ambitie Statement Duurzaam Door 2014-2017.

Artikel 5.1.8 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de kosten van de uitvoering van het project voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.1.9 Niet subsidiabele kosten

Structurele personeelskosten van het samenwerkingsverband en haar deelnemers komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 5.1.10 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt ten hoogste vijftig procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 60.000,- per jaar.

Artikel 5.1.11 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 5.1.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger rapporteert jaarlijks aan Gedeputeerde Staten over de voortgang van het project.

Artikel 5.1.13 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 5.1.14 Bevoorschotting en betaling

Het voorschot voor subsidies vanaf € 25.000 bedraagt maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

Paragraaf 5.2 University Campus Fryslân

Artikel 5.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel met gerichte investeringen in academische activiteiten de kennisinfrastructuur en kennisketen rond Fryske hotspots te versterken, te verdiepen en te verbinden, in samenwerking met aanwezige kennispartners en daarmee optimale voorwaarden te scheppen voor een innovatieve en duurzame regionale ontwikkeling in Fryslân en de noordelijke regio.

Artikel 5.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor een UCF-project.

Artikel 5.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan een UCF-partner, aan een samenwerkingsverband van UCF-partners of aan een andere rechtspersoon.

Artikel 5.2.4 Aanvraagperiode

  • 1 Een aanvraag voor een UCF-project dat voorziet in een promotietraject, kan gedurende een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode worden ingediend.

  • 2 Een aanvraag voor andere dan in het eerste lid bedoelde UCF-projecten kan het gehele jaar worden ingediend.

  • 3 Gedeputeerde Staten een andere aanvraagperiode vaststellen voor de in het tweede lid bedoelde aanvragen.

Artikel 5.2.5 Aanvraag

  • 1 Subsidie wordt aangevraagd middels een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Indien de aanvraag betrekking heeft op een UCF-project dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, wordt de aanvraag ingediend door de penvoerder en gaat de aanvraag vergezeld van de aan het samenwerkingsverband ten grondslag liggende en door alle partijen getekende samenwerkingsovereenkomst met daarin in elk geval een overzicht van de daaraan deelnemende rechtspersonen, alsmede van de verdeling van de verantwoordelijkheden, bevoegdheden en financiële verplichtingen tussen de verschillende deelnemers.

Artikel 5.2.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen:

  • a.

    past het UCF-project in, dan wel draagt het bij aan de doelstellingen van het UCF-programma;

  • b.

    is de financiering van het te subsidiëren UCF-project naar het oordeel van Gedeputeerde Staten sluitend.

Artikel 5.2.7 Subsidiabele kosten

  • 1 De kosten van het UCF-project, voor zover noodzakelijk en rechtstreeks aan de uitvoering van het UCF-project toe te rekenen, komen voor subsidie in aanmerking, met dien verstande dat:

    • a.

      voor zover het UCF-project voorziet in niet-economische onderwijsactiviteiten, waaronder mede begrepen niet-economische onderwijsactiviteiten die op grond van de ODR als niet-subsidiabel worden aangemerkt, alleen subsidie wordt verstrekt voor het exploitatietekort zoals dat is vermeld in de aanvraag tot subsidieverlening.

    • b.

      de reis- en verblijfskosten voor binnenlandse en buitenlandse reizen alleen voor vergoeding in aanmerking komen, voor zover deze niet inbegrepen zijn in het integrale uurtarief en mits deze redelijk en noodzakelijk zijn.

    • c.

      de subsidiabele loonkosten worden berekend op basis van het brutoloon volgens de loonstaat van de betrokken medewerkers, verhoogd met de wettelijke dan wel op grond van een collectieve arbeidsovereenkomst verschuldigde opslagen voor sociale lasten, met dien verstande dat wordt uitgegaan van 1.650 productieve uren per jaar bij een voltijds dienstverband van 40 uren, vermeerderd met een vaste opslag voor indirecte kosten van 30%.

  • 2 De subsidiabele kosten worden berekend op basis van een in de markt gebruikelijke en controleerbare methode, die is gebaseerd op bedrijfseconomische grondslagen en normen die in het maatschappelijk verkeer als aanvaardbaar worden beschouwd en die de subsidieontvanger stelselmatig toepast.

Artikel 5.2.8 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten die op grond van de ODR niet als subsidiabel worden aangemerkt, met uitzondering van kosten voor niet-economische onderwijsactiviteiten;

  • b.

    de eventuele restwaarde van specifiek voor de subsidiabele activiteiten aangeschafte apparatuur;

  • c.

    kosten verbonden aan de oprichting van een privaatrechtelijke rechtspersoon;

  • d.

    kosten van aankoop of inbreng van onroerende zaken;

  • e.

    kosten die betrekking hebben op regulier beheer en onderhoud;

  • f.

    leges, kadaster- en financieringskosten, waaronder debetrente en hiermee samenhangende kosten, zoals:

    • kosten voor vergunningen;

    • kosten voor overdracht, taxatie en makelaars;

  • g.

    niet begrote kosten, dan wel onvoldoende inzichtelijk gemaakte of ongespecificeerde kosten.

  • h.

    kosten, gemaakt na de periode waarvoor aanspraak op subsidie bestaat, met uitzondering van de kosten van de accountantsverklaring ten behoeve van het verzoek tot vaststelling.

Artikel 5.2.9 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie voor een UCF-project dat voorziet in niet-economische onderwijsactiviteiten bedraagt maximaal honderd procent van het exploitatietekort.

  • 2 De subsidie voor een UCF-project dat voorziet in economische activiteiten bedraagt per subsidieontvanger maximaal het percentage of bedrag dat in de toepasselijke ODR-module als steunplafond is aangemerkt. Voor de beoordeling of een subsidieontvanger als kleine, middelgrote of grote onderneming als genoemd in de ODR moet worden aangemerkt, is de situatie op de datum van indiening van de subsidieaanvraag bepalend.

  • 3 Indien sprake is van een samenwerkingsverband, wordt de subsidie berekend over de begrote subsidiabele kosten per deelnemer aan dat samenwerkingsverband.

Artikel 5.2.10 Verdeelsystematiek

  • 4 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 5 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen als bedoel in het eerste lid, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld op grond van het advies van de Stichting UCF.

  • 6 De Stichting UCF betrekt bij het in het tweede lid bedoelde advies de volgende aspecten:

    • a.

      doel en beoogd resultaat van het programma UCF 2010-2015 en volgende jaren;

    • b.

      wetenschappelijke kwaliteit;

    • c.

      belang voor Fryslân;

    • d.

      de mate van multidisciplinariteit en de mate van verbinding tussen de verschillende hotspots;

    • e.

      mogelijkheden met betrekking tot maatschappelijke en economische valorisatie;

    • f.

      mate van inbedding in de Noordelijke infrastructuur van kennis en innovatie;

    • g.

      mate van deelname van het bedrijfsleven.

Artikel 5.2.11 Advies

  • 1 Gedeputeerde staten wijzen de Stichting UCF aan als het adviesorgaan dat tot taak heeft Gedeputeerde Staten te adviseren over het verstrekken van subsidies op grond van deze titel, tenzij de Stichting UCF zelf subsidieontvanger is.

  • 2 Gedeputeerde Staten geven de Stichting UCF instructies over de wijze waarop de adviestaak wordt uitgevoerd.

Artikel 5.2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    Bij subsidies vanaf € 125.000 worden aan de subsidieontvanger de volgende verplichtingen opgelegd:

    • a.

      Ingeval loonkosten tot de subsidiabele kosten behoren, voorziet de administratie van de subsidieontvanger in een sluitende urenadministratie.

    • b.

      De subsidieontvanger verstrekt aan Gedeputeerden Staten tweemaal per kalenderjaar een financiële en inhoudelijke rapportage.

      • 1°.

        De rapportages over het eerste halfjaar dienen voor 1 augustus van dat jaar te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten;

      • 2°.

        de rapportages over het tweede halfjaar dienen voor 1 februari van het volgende jaar te zijn ontvangen door Gedeputeerde Staten.

  • c.

    De subsidieontvanger verstrekt de Stichting UCF van elke rapportage gelijktijdig een afschrift. Bij een samenwerkingsverband rust de verplichting op grond van dit artikellid op de penvoerder.

  • d.

    In alle externe communicatie omtrent het UCF-project wordt kenbaar gemaakt dat het UCF-project wordt uitgevoerd in het kader van de University Campus Fryslân.

Artikel 5.2.13 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 5.2.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Dit artikel is van toepassing op subsidies vanaf € 25.000.

  • 2 Gedeputeerde Staten kunnen een voorschot van ten hoogste tachtig procent van het subsidiebedrag verlenen, al dan niet in de vorm van een termijnbetaling.

  • 3 In de beschikking tot bevoorschotting kunnen verplichtingen worden opgelegd.

Paragraaf 5.3 Doe-fonds

Artikel 5.3.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van de ontwikkeling en de toepassing van innovaties.

Artikel 5.3.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor innovatieve projecten.

Artikel 5.3.3 Subsidieverstrekking

De subsidie wordt verstrekt door het bestuur van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Doefonds B.V., in de vorm van een lening of garantie.

Artikel 5.3.4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.3.5 Toetsingscriteria

Voor subsidie komen in aanmerking projecten:

  • a.

    die passen binnen het door Gedeputeerde Staten op 25 maart 2014 vastgestelde reglement houdende de verhouding tussen Doefonds B.V. en de provincie Fryslân (Investeringsreglement Doefonds Fryslân); en

  • b.

    projecten waarvoor een voorlopig of definitief projectplan is ingediend bij de beheerder, zoals bedoeld in artikel 1 van het Investeringsreglement Doefonds Fryslân; of

  • c.

    waarvoor met Doefonds B.V. een overeenkomst is afgesloten omtrent de financiering van een innovatief project.

Artikel 5.3.6 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger voldoet aan de eisen die in het Investeringsreglement Doefonds Fryslân en in de voor het project overeengekomen financieringsovereenkomst aan de financiering worden gesteld.

Paragraaf 5.4 Fryslân Fernijt IV

Artikel 5.4.1 Handleiding van toepassing

Op subsidieverstrekking op grond van deze paragraaf is de Handleiding van toepassing.

Artikel 5.4.2 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van innovatie, kennisontwikkeling, kennisoverdracht en samenwerking in de provincie Fryslân, waardoor kansen voor de ontwikkeling van nieuwe economische activiteiten en werkgelegenheid worden benut.

Artikel 5.4.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor vernieuwende experimentele samenwerkingsprojecten.

Artikel 5.4.4 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan publiekrechtelijke, privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap.

Artikel 5.4.5 Aanvraagperiode

Aanvragen voor subsidie kunnen worden ingediend binnen een door Gedeputeerde Staten vastgestelde periode.

Artikel 5.4.6 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt door de penvoerder, namens het samenwerkingsverband, ingediend bij het Samenwerkingsverband Noord-Nederland, middels het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 5.4.7 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • 1.

    een project na toetsing aan de criteria zoals opgenomen in paragraaf 3.2 van de Handleiding minder dan 14 punten heeft gescoord;

  • 2.

    het subsidiebedrag minder dan € 50.000 bedraagt;

  • 3.

    de publiekrechtelijke rechtspersonen, privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen in de vorm van een eenmanszaak, vennootschap onder firma, maatschap en commanditaire vennootschap louter zijn opgericht ter uitvoering van het project waarvoor subsidie wordt gevraagd.

Artikel 5.4.8 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, moet voldaan worden aan de selectiecriteria zoals genoemd in paragraaf 1.2 van de Handleiding.

Artikel 5.4.9 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in paragraaf 2.2 van de Handleiding als zodanig opgenomen kosten.

Artikel 5.4.10 Niet-subsidiabele kosten

Als niet subsidiabele kosten worden in aanmerking genomen de in paragraaf 2.2 van de Handleiding als zodanig opgenomen kosten.

Artikel 5.4.11 Subsidiehoogte

De subsidie bedraagt maximaal vijftig procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 200.000 per project, met dien verstande dat van de subsidiabele kosten eerst de aan het project toe te rekenen opbrengsten die tijdens de projectperiode zijn verkregen worden afgetrokken.

Artikel 5.4.12 Verdeelsystematiek

Gedeputeerde Staten rangschikken de voor subsidie in aanmerking komende aanvragen op basis van de toetsingscriteria en de wegingsfactoren zoals aangegeven in paragraaf 3.2 van de Handleiding.

Artikel 5.4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger voert het project uit overeenkomstig het bepaalde in hoofdstuk 4 van de Handleiding.

Artikel 5.4.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont aan dat de activiteiten zijn verricht door middel van voortgangsrapportages, zoals genoemd in paragraaf 4.2 van de Handleiding.

Artikel 5.4.15 Staatssteun

Een subsidie wordt verstrekt met toepassing van de ‘Omnibus Decentraal Regeling voor gemeenten en provincies inzake de staatssteunaspecten van subsidieverstrekking ten behoeve van onderzoek, ontwikkeling en innovatie’, zoals goedgekeurd door de Europese Commissie bij beschikking N726a/2007 van april 2008 en N 726b/2007 van april 2008, modules1, 2, 3 en 5.

Artikel 5.4.16 Bevoorschotting en betaling

Aan de subsidieontvanger kan een voorschot worden verleend, overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 4.3 van de Handleiding.

Artikel 5.4.17 Vaststelling

De ontvanger van een subsidie dient binnen 13 weken na afloop van de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde tijdstip waarop het project moet zijn afgerond, doch uiterlijk op 30 september 2017 een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in, middels het daarvoor door Gedeputeerde Staten vastgestelde formulier en gaat vergezeld van de in dat formulier aangegeven bescheiden.

Paragraaf 5.5 Breedbandfonds Fryslân

[vervallen]

Paragraaf 5.6 Innovatieprojecten Waterketen

Artikel 5.6.1 Doel

De subsidie heeft tot doel de waterketen in Fryslân te verduurzamen, zoals vastgelegd in de ‘Green Deal Fries Bestuursakkoord Waterketenovereenkomst’ met het Rijk en uitgewerkt in de ‘Visie Watertechnologie Fryslân 2020’, zoals vastgesteld door de Stuurgroep Fries Bestuursakkoord Waterketen op 27 september 2013 en het Uitvoeringskader Watertechnologie 2014 – 2020.

Artikel 5.6.2 Subsidiabele activiteiten

  • 1 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan één of meer van de volgende ecologische doelen, zoals verwoord in de ‘Visie Watertechnologie Fryslân 2020’:

    • a.

      het besparen op verwarmd tapwater;

    • b.

      emissiereductie van afvalwater naar het oppervlaktewater;

    • c.

      besparing en hergebruik van secundaire grondstoffen in de waterketen.

  • 2 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan de volgende ecologische doelen, zoals verwoord in de “Green Deal Fries Bestuursakkoord Waterketen”:

    • a.

      de vermindering van water- en energieverbruik;

    • b.

      het hergebruik van afvalwater en grootschalig gebruik van regenwater; of

    • c.

      bacteriologisch veiliger en schoner oppervlaktewater.

  • 3 Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die een bijdrage leveren aan de actielijn Tolerantie uit het Uitvoeringskader Watertechnologie 2014 – 2020, waartoe behoren:

    • a.

      de realisatie van demonstratieprojecten op het gebied van watertechnologie of op het raakvlak van watertechnologie met een andere sector;

    • b.

      de realisatie van watertechnologieprojecten in het kader van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018.

Artikel 5.6.3 Doelgroep

  • 1 Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen, privaatrechtelijke en publiekrechtelijke rechtspersonen;

  • 2 Aan advies- en onderzoeksbureaus wordt uitsluitend subsidie verstrekt indien deze onderdeel zijn van een samenwerkingsverband en als risicodragend partner hierin participeren.

Artikel 5.6.4 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Indien de aanvraag om subsidie betrekking heeft op een project of activiteit die wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, wordt de aanvraag ingediend door de penvoerder.

Artikel 5.6.5 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd, indien:

  • a.

    het voor subsidie in aanmerking komende bedrag minder dan € 15.000 bedraagt.

  • b.

    voor het project eerder op basis van deze paragraaf subsidie is verstrekt.

Artikel 5.6.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het project moet innovatief zijn;

  • b.

    in het geval van innovaties die cross-sectoraal zijn moeten de verbanden met de waterketen concreet worden beschreven;

  • c.

    resultaten van het innovatieproject dragen bij aan de verbetering van de waterketen in Fryslân of aan de groei van Friese watertechnologiebedrijven;

  • d.

    uit de aanvraag blijkt dat de financiering van het project sluitend is.

Artikel 5.6.7 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt vijftig procent van de projectkosten, met een maximum van € 200.000.

Artikel 5.6.8 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidie-aanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 5.6.9 Staatssteun

Subsidie wordt slechts verstrekt met toepassing van Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun.

Artikel 5.6.10 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Het voorschot voor subsidies hoger dan € 25.000 bedraagt maximaal tachtig procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 In de beschikking tot bevoorschotting kunnen verplichtingen worden opgelegd.

  • 3 Bevoorschotting vindt plaats op grond van een begroting van de subsidiabele kosten die binnen een bepaalde periode gemaakt zullen worden.

Paragraaf 5.7 Achtergestelde lening aanleg NGA-netwerk

Artikel 5.7.1 Doel

De subsidie heeft als doel het binnen drie jaar realiseren van een NGA-netwerk in het buitengebied van de provincie Fryslân.

Artikel 5.7.2 Subsidiabele activiteit

  • 1. Subsidie wordt verstrekt voor het aanleggen van de fysieke infrastructuur en het belichten en routeren van een NGA-netwerk in het buitengebied van Fryslân.

  • 2. De subsidie wordt niet verstrekt voor het aanbieden van diensten over het NGA-netwerk.

Artikel 5.7.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.7.4 Aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie kan worden ingediend binnen een door gedeputeerde staten vastgesteld tijdvak.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door gedeputeerde staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 5.7.5 Weigeringsgronden

De subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager geen credit rating heeft of een lagere credit rating heeft dan B;

  • b.

    de aanvrager niet middels referenties heeft aangetoond dat hij ervaring heeft op het gebied van aanleg, beheer en exploitatie van breedbandnetwerken met minimaal 5.000 breedbandaansluitingen;

  • c.

    uit de overgelegde businesscase niet blijkt dat de buitengebiedtoeslag voor financiering van de aansluitkosten gedurende tenminste dertig jaar per verblijfsobject maximaal € 15 per maand inclusief BTW is, waarbij indexatie is toegestaan conform de consumentenprijsindex;

  • d.

    het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan 50% van de totale investeringskosten;

  • e.

    het gevraagde subsidiebedrag hoger is dan de lening die door de erkende kredietinstelling wordt verstrekt;

  • f.

    de aanvrager niet zelf een triple play aanbod zal leveren over het NGA-netwerk en uit een bij de aanvraag gevoegde overeenkomst niet blijkt dat minimaal één provider zijn diensten over dat netwerk wil aanbieden;

  • g.

    uit de overgelegde businesscase niet blijkt dat tenminste 90% van het buitengebied van de provincie Fryslân wordt aangesloten op het NGA-netwerk, op basis van homes passed;

  • h.

    uit de overgelegde businesscase niet blijkt dat de gemiddelde debt service coverage ratio gedurende de gehele looptijd van de lening groter is dan 1.2;

  • i.

    de aanvraag is ontvangen buiten de in artikel 5.7.4, eerste lid, bedoelde indieningstermijn, dan wel in strijd met artikel 5.7.4, tweede lid, is ingediend;

  • j.

    de aanvraag in strijd is met de op 2 mei 2017 door gedeputeerde staten vastgestelde ‘Financiële leningsvoorwaarden voor een leningfaciliteit te verstrekken door de Provincie Fryslân in het kader van Paragraaf 5.7 van de Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân’, waarin de minimale voorwaarden zijn opgenomen waaronder de provincie de lening zal verstrekken;

  • k.

    aanvrager zich in zijn aanvraag niet akkoord heeft verklaard met de op 2 mei 2017 door gedeputeerde staten vastgestelde ‘Financiële leningsvoorwaarden voor een leningfaciliteit te verstrekken door de Provincie Fryslân in het kader van Paragraaf 5.7 van de Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân’.

Artikel 5.7.6 Opschortende voorwaarde

  • 1. De subsidie wordt verstrekt onder de opschortende voorwaarde dat tussen subsidie-ontvanger en de provincie Fryslân binnen 13 weken na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening een uitvoeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 4:36 van de Algemene wet bestuursrecht is gesloten.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen besluiten de in het eerste lid genoemde periode te verlengen.

  • 3. In de overeenkomst als bedoeld in het eerste lid, worden onder andere een regime voor het ter beschikking stellen van de lening in delen en een regime voor betaling van rente en aflossing opgenomen, evenals afspraken met betrekking tot zekerheden en de met de erkende kredietinstelling af te sluiten crediteurenovereenkomst.

Artikel 5.7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover redelijk en noodzakelijk komen voor subsidie in aanmerking alle kosten voor het uitvoeren van de in artikel 5.7.2, eerste lid, genoemde activiteit.

Artikel 5.7.8 De subsidie

  • 1. De subsidie wordt verstrekt in de vorm van een achtergestelde lening en heeft een looptijd van maximaal twintig jaar.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal de hoogte van de lening die door de erkende kredietinstelling wordt verstrekt, tot een maximum van 50% van de totale investeringskosten.

Artikel 5.7.9 Subsidieplafond

Het subsidieplafond bedraagt € 35 miljoen, voor de in artikel 5.7.4, eerste lid, bedoelde periode.

Artikel 5.7.10 Verdeelsystematiek

  • 1. Gedeputeerde staten rangschikken de voor subsidieverlening in aanmerking komende aanvragen zodanig dat een aanvraag hoger gerangschikt wordt naarmate die meer voldoet aan de volgende toetsingscriteria:

    • a.

      de financiële robuustheid van de businesscase: de mate waarin financiële tegenvallers worden opgevangen, opdat er een zo groot mogelijke zekerheid is dat het project volledig wordt gerealiseerd;

    • b.

      de mate waarin de projectorganisatie, logistiek en de inzet van aannemers bij de aanleg en vraagbundeling robuust en realistisch is;

    • c.

      de mate waarin er concrete en onderbouwde plannen zijn voor een constructieve samenwerking met lokale initiatieven;

    • d.

      de hoogte van de buitengebiedtoeslag: hoe lager de som van de buitengebiedtoeslag maal het aantal maanden dat de buitengebiedtoeslag wordt gehanteerd, hoe hoger de score;

    • e.

      de startdatum van de activiteiten: hoe eerder, op basis van homes passed, de aanleg van een substantieel deel van het NGA-netwerk start, hoe hoger de score;

    • f.

      de gereeddatum van de activiteiten: hoe eerder 90% van de aansluitingen van het totaal aantal adressen is gerealiseerd op basis van homes passed, hoe hoger de score;

    • g.

      het aantal aangesloten adressen: hoe meer adressen boven de 90% van het totaal aantal adressen wordt aangesloten op het NGA-netwerk op basis van homes passed, hoe hoger de score;

    • h.

      de mate waarin de aansluitingen boven de 90% van het totaal aantal adressen wordt aangesloten op glasvezel, op basis van homes passed; hoe meer adressen, hoe hoger de score.

  • 2. Ten behoeve van de rangschikking worden aan de criteria de volgende wegingsfactoren toegekend:

    • a.

      voor het in het eerste lid, onder a, genoemde toetsingscriterium: 15 punten;

    • b.

      voor het in het eerste lid, onder b, genoemde toetsingscriterium: 10 punten;

    • c.

      voor het in het eerste lid, onder c, genoemde toetsingscriterium: 25 punten;

    • d.

      voor het in het eerste lid, onder d, genoemde toetsingscriterium: 15 punten;

    • e.

      voor het in het eerste lid, onder e, genoemde toetsingscriterium: 5 punten

    • f.

      voor het in het eerste lid, onder f, genoemde toetsingscriterium: 5 punten;

    • g.

      voor het in het eerste lid, onder g, genoemde toetsingscriterium: 15 punten;

    • h.

      voor het in het eerste lid, onder h, genoemde toetsingscriterium: 10 punten.

  • 3. Gedeputeerde staten verstrekken uitsluitend subsidie aan de aanvrager met de hoogst gerangschikte aanvraag.

  • 4. Voor zover aanvragen op grond van het eerste lid even hoog zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten dat is toegekend voor de criteria als bedoeld in het eerste lid onder g en h tezamen;

  • 5. Indien ook na toepassing van het vierde lid, aanvragen even hoog zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten dat is toegekend voor de criteria als bedoeld in het eerste lid onder a en b tezamen;

  • 6. Indien ook na toepassing van het vijfde lid, aanvragen even hoog zijn gerangschikt, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door loting.

Artikel 5.7.11 Verplichtingen

Aan de subsidie-ontvanger worden in ieder geval de volgende verplichtingen opgelegd:

  • 1.

    Bij de uitvoering van de gesubsidieerde activiteit wordt voldaan aan de geldende wet- en regelgeving op het gebied van arbeidsvoorwaarden en aan de CAO die voor de sector van toepassing is. De bij de uitvoering van het project betrokken opdrachtnemers dienen te beschikken over het binnen de sector gebruikelijke certificaat of keurmerk. Dit certificaat of keurmerk waarborgt mede dat zijn eigen personeel betaald wordt conform de wet- en regelgeving en de CAO. Desgevraagd dient de subsidie-ontvanger bewijsstukken te verstrekken waaruit blijkt dat aan deze verplichting is voldaan.

  • 2.

    De subsidie-ontvanger biedt op transparante en niet-discriminerende voorwaarden de ruimst mogelijke ontbundelde toegang op het NGA-netwerk, met bijbehorende faciliteiten.

  • 3.

    De subsidie-ontvanger start, binnen één jaar nadat aan de in artikel 5.7.6 bedoelde opschortende voorwaarde is voldaan, met de uitvoering van de activiteiten en rondt deze uiterlijk binnen drie jaar na die datum af.

  • 4.

    De subsidie-ontvanger is verplicht gedeputeerde staten te rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang van het project.

Artikel 5.7.12 Vaststelling

  • 1. Uiterlijk dertien weken na afronding van het project of nadat het project uitgevoerd moet zijn, dient subsidie-ontvanger een aanvraag tot subsidievaststelling in.

  • 2. Bij het verzoek tot vaststelling wordt overgelegd:

    • a.

      een activiteitenverslag waaruit blijkt dat de activiteit waarvoor subsidie is verstrekt overeenkomstig het besluit tot subsidieverlening is verricht en aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan;

    • b.

      een financieel verslag, waarin in elk geval is opgenomen:

      • een opgave van het bedrag van de werkelijke gemaakte en betaalde kosten;

      • een opgave van het bedrag van de gerealiseerde opbrengsten, met inbegrip van bijdragen van derden, en een opgave van het bedrag van de gerealiseerde eigen bijdrage.

  • 3. De aanvrager is verplicht het financieel verslag te onderwerpen aan een onderzoek van een registeraccountant of een Accountant-Administratieconsulent ten aanzien van wie in het accountantsregister een aantekening is geplaatst als bedoeld in artikel 36, tweede lid, onderdeel i, van de Wet op het accountantsberoep.

    De aanvraag tot vaststelling gaat vergezeld van een controleverklaring van de onderzoeker, die ten minste bevat:

    • a.

      een vermelding op welk project het onderzoek betrekking had en welke wettelijke voorschriften en verplichtingen op dat project, in het bijzonder op de verstrekte subsidie voor dat project, toepasselijk waren;

    • b.

      een beschrijving van de reikwijdte van het onderzoek, waarin ten minste wordt vermeld welke richtlijnen voor het onderzoek in acht zijn genomen;

    • c.

      een vermelding van de gebleken tekortkomingen naar aanleiding van het onderzoek;

    • d.

      een oordeel over de verenigbaarheid van het activiteitenverslag als bedoeld in het tweede lid, onder a, met de projectadministratie.

HOOFDSTUK 6 CO-FINANCIERING

Paragraaf 6.1 Cofinanciering Waddenfonds Fryslân

Artikel 6.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel:

  • a.

    het vergroten en versterken van de natuur- en landschapswaarden van het waddengebied;

  • b.

    het verminderen of wegnemen van externe bedreigingen van de natuurlijke rijkdom van de Waddenzee;

  • c.

    een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied, dan wel een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en direct aangrenzende gebieden;

  • d.

    het ontwikkelen van een duurzame kennishuishouding ten aanzien van het waddengebied.

Artikel 6.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsplan Waddenfonds van de Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds.

Artikel 6.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt verstrekt aan natuurlijke personen en rechtspersonen.

Artikel 6.1.4 Aanvraag

  • 1 Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2 Indien de aanvraag een project betreft dat wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband, wordt een aanvraag ingediend door een penvoerder.

Artikel 6.1.5 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten bij het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds geen subsidieaanvraag is ingediend;

  • b.

    de subsidiabele kosten minder dan € 200.000 bedragen;

  • c.

    de hoogte van de subsidie minder dan € 10.000 bedraagt.

Artikel 6.1.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de doelstellingen van het Waddenfonds, zoals die zijn opgenomen in het Jaarprogramma Waddenfonds.

Artikel 6.1.7 Subsidiabele kosten

Als subsidiabele kosten worden aangemerkt de kosten die op grond van artikel 1.10 van de Subsidieverordening Waddenfonds 2014 in aanmerking komen voor subsidie. In aanvulling hierop zijn de in artikel 1.10 van de ASV 2013 genoemde kosten niet subsidiabel.

Artikel 6.1.8 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie bedraagt ten hoogste 20 procent van de subsidiabele kosten, indien het een project betreft dat gericht is of bijdraagt aan een duurzame economische ontwikkeling in het waddengebied, dan wel gericht is op een substantiële transitie naar een duurzame energiehuishouding in het waddengebied en de direct aangrenzende gebieden.

  • 2 Voor alle overige projecten bedraagt de subsidie ten hoogste 10 procent van de subsidiabele kosten.

  • 3 Indien een project bijdraagt aan meer dan één doel van het Waddenfonds worden de subsidiabele kosten door de subsidieaanvrager in zijn aanvraag toegerekend aan de doelen waaraan wordt bijgedragen.

  • 4 Indien de subsidie, in combinatie met andere subsidies en bijdragen, zou leiden tot het subsidiëren van meer dan 100 procent van de subsidiabele kosten, wordt de subsidie op grond van deze paragraaf zodanig berekend dat het totaal van alle subsidies en bijdragen voor het project niet hoger is dan 100 procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.1.9 Staatssteun

Indien de subsidie zou leiden tot het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt het subsidiebedrag in afwijking van artikel 6.1.8 zodanig berekend dat het totaal van alle subsidies voor het project niet hoger is dan het bedrag dat op grond van de toepassing zijnde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie verstrekt mag worden.

Artikel 6.1.10 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten kunnen, in afwijking van artikel 2.9, derde lid van de ASV, op verzoek van de subsidieontvanger een voorschot verstrekken.

  • 2 Het verzoek wordt schriftelijk ingediend met gebruikmaking van het Waddenfondsformulier.

  • 3 In totaal zal het bedrag aan voorschotten niet groter zijn dan 90 procent van het verleende subsidiebedrag.

  • 4 Gedeputeerde Staten kunnen in elk geval afwijzend beschikken op een aanvraag om een voorschot, indien de subsidieontvanger niet heeft voldaan aan ingevolge de subsidieverlening voor hem geldende verplichtingen, dan wel indien hij failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

HOOFDSTUK 7 ECONOMISCHE STRUCTUURVERSTERKING EN BEDRIJVIGHEID

Paragraaf 7.1 Herstructurering bedrijventerreinen

Artikel 7.1.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van de revitalisering en herprofilering van bedrijventerreinen passend binnen de kaders van het herstructureringsprogramma 2010-2013 en het door de samenwerkende regio opgestelde bedrijventerreinenplan.

Artikel 7.1.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die leiden tot revitalisering of herprofilering van bedrijventerreinen, passend binnen de kaders van het herstructureringsprogramma 2010-2013 en het door de samenwerkende regio opgestelde bedrijventerreinenplan.

Artikel 7.1.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan gemeenten.

Artikel 7.1.4 Aanvraag

Een aanvraag voor subsidie wordt ingediend door middel van een door Gedeputeerde Staten vastgesteld aanvraagformulier.

Artikel 7.1.5 Weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien het voor subsidie in aanmerking komende bedrag minder dan € 200.000,- bedraagt.

Artikel 7.1.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    uit de aanvraag blijkt dat de financiering sluitend is;

  • b.

    uit de aanvraag de onderbouwing van de noodzaak van de revitalisering of herstructurering blijkt;

  • c.

    uit de aanvraag blijkt dat het beoogde beheer en onderhoud van het desbetreffende bedrijfsterrein is geregeld en geborgd; en

  • d.

    uit de aanvraag blijkt dat er een beschrijving is gegeven van de beoogde fysiek ruimtelijke kwaliteit en de daarop gerichte maatregelen.

Artikel 7.1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    maximaal vijfentwintig procent van de kosten van grondaankoop, voor zover noodzakelijk voor de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein;

  • b.

    kosten van aankoop en sloop van opstallen, voor zover noodzakelijk voor de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein;

  • c.

    bodemsaneringskosten, voor zover deze niet op andere wijze kunnen of moeten worden verhaald op grond van de Wet bodembescherming, met een maximum van € 1.000.000;

  • d.

    aanlegkosten voor de inrichting van het openbare deel van het bedrijventerrein, waaronder de aanleg van infrastructuur, groenvoorzieningen en duurzame voorzieningen voor water en energie;

  • e.

    kosten voor voorbereiding van het projectplan en voor begeleiding van de uitvoering, inclusief onderzoek naar duurzame oplossingen op het gebied van water en energie, tot een maximum van twaalf-en-een half procent van de totale subsidiabele projectkosten.

Artikel 7.1.8 Niet subsidiabele kosten

De volgende kosten komen niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten van achterstallig onderhoud en kosten van opknappen van opstallen;

  • b.

    kosten waarvoor verplichtingen zijn aangegaan vóór de datum van indiening van de aanvraag;

  • c.

    verrekenbare kosten en belastingen, accijnzen en andere heffingen;

  • d.

    leges en hiermee samenhangende kosten;

  • e.

    apparaatskosten;

  • f.

    kosten die op grond van een andere regeling voor subsidie in aanmerking komen.

Artikel 7.1.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie bedraagt maximaal vijftig procent van de subsidiabele kosten.

Artikel 7.1.10 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 7.1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Tenzij in de beschikking anders is bepaald, is de subsidieontvanger verplicht de revitalisering of herprofilering van het bedrijventerrein binnen twee jaar na de subsidieverlening af te ronden.

Artikel 7.1.12 Bevoorschotting

  • 1 Het voorschot bedraagt ten hoogste tachtig procent van het maximale subsidiebedrag.

  • 2 In de beschikking tot bevoorschotting kunnen verplichtingen worden opgelegd.

  • 3 Bevoorschotting vindt plaats op grond van een begroting van de subsidiabele kosten die binnen een bepaalde periode gemaakt zullen worden.

Paragraaf 7.2 Activiteiten gebiedsontwikkeling N381

Artikel 7.2.1 Doel

De subsidie heeft tot doel het stimuleren van het aanbrengen van erfbeplanting en het realiseren van maatregelen met betrekking tot duurzaamheid in het plangebied Gebiedsontwikkeling N381, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten op 17 december 2012.

Artikel 7.2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • 1.

    Het opstellen van een ontwerp voor erfbeplanting, de aanschaf van plantmateriaal voor de uitvoering van dat ontwerp en het aanbrengen van plantmateriaal ter uitvoering van dat ontwerp.

  • 2.

    Maatregelen duurzaamheid, bestaande uit:

    • a.

      het doen van onderzoek naar de geschiktheid van de bodem voor de teelt van cranberry’s;

    • b.

      het verkrijgen van de benodigde grond voor het aanleggen van een dorpstuin en het geschikt maken van deze grond voor beplanting;

    • c.

      het opstellen van advies over de mogelijkheden van het realiseren van mestraffinage;

    • d.

      het opstellen van een businessplan voor het opzetten van greenpoints.

Artikel 7.2.3 Doelgroep

Subsidie wordt uitsluitend verstrekt aan natuurlijke personen en privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 7.2.4 Aanvraagperiode

  • 1. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid, kunnen worden ingediend tot en met 29 september 2017.

  • 2. Aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, kunnen worden ingediend tot en met 30 december 2016.

Artikel 7.2.5 Aanvraag

Een aanvraag wordt ingediend middels het door Gedeputeerde Staten vastgestelde aanvraagformulier.

Artikel 7.2.6 Toetsingscriteria

Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende criteria:

  • a.

    het ontwerp voor erfbeplanting, zoals bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid wordt opgesteld door een daarvoor deskundig bedrijf en voldoet aan de eisen die zijn gesteld in het inrichtingsplan Gebiedsontwikkeling N381, zoals vastgesteld door gedeputeerde staten op 17 december 2012;

  • b.

    het onderzoek als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a wordt uitgevoerd door een daartoe deskundig bedrijf;

  • c.

    aan de activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b ligt een plan ten grondslag.

  • d.

    het advies als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder c wordt gegeven door een daartoe deskundig bedrijf;

  • e.

    het businessplan als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder d wordt opgesteld door een daartoe deskundig bedrijf.

Artikel 7.2.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • 1.

    voor de activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid:

    • a.

      de kosten voor het laten opstellen van een ontwerp voor erfbeplanting;

    • b.

      de kosten van de aanschaf van het plantmateriaal voor de uitvoering van dat ontwerp, of

    • c.

      de kosten voor het aanbrengen van het plantmateriaal voor de uitvoering van dat ontwerp;

  • 2.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a: de kosten voor het laten uitvoeren van een onderzoek naar de geschiktheid van de bodem voor cranberryteelt;

  • 3.

    voor de activiteiten als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b:

    • a.

      proceskosten zoals: planvormingskosten, adviseurskosten, taxateurskosten en kosten voor het inschakelen van een ingenieursbureau;

    • b.

      notariële en kadasterkosten;

    • c.

      inrichtingskosten zoals: het aanbrengen van afwatering of drainage en het aanbrengen van teelaarde en bodemverbeteraar;

  • 4.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder c: de kosten voor het opstellen van een advies voor de mogelijkheden voor het realiseren van mestraffinage;

  • 5.

    voor de activiteit als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid, onder d: de kosten voor het opstellen van een businessplan voor het opzetten van greenpoints.

Artikel 7.2.8 Subsidiehoogte

  • 1 De subsidie voor de in artikel 7.2.2, eerste lid bedoelde activiteiten, bedraagt per activiteit ten hoogste vijftig procent van de subsidiabele kosten, met een maximum van € 5.000 voor drie activiteiten gezamenlijk.

  • 2 De subsidie voor de in artikel 7.2.2, tweede lid, onder a genoemde activiteit bedraagt ten hoogste € 10.000.

  • 3 De subsidie voor de in artikel 7.2.2, tweede lid, onder b genoemde activiteiten bedraagt voor:

    • a.

      de proceskosten en de notariële- en kadasterkosten ten hoogste honderd procent van de subsidiabele kosten;

    • b.

      de inrichtingskosten ten hoogste vijftig procent van de subsidiabele kosten;

    • c.

      de kosten genoemd onder a en b gezamenlijk maximaal € 7.500,-.

  • 4 De subsidie voor de in artikel 7.2.2, tweede lid, onder c genoemde activiteit bedraagt maximaal € 5.000.

  • 5 De subsidie voor de in artikel 7.2.2, tweede lid, onder d genoemde activiteit bedraagt maximaal € 10.000.

Artikel 7.2.9 Verdeelsystematiek

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van datum van binnenkomst van de subsidieaanvragen, waarbij de datum waarop de aanvraag volledig is, geldt als datum van binnenkomst.

  • 2 Voor zover door verstrekking van subsidie voor aanvragen, die op dezelfde dag zijn ontvangen, het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de onderlinge rangschikking van die aanvragen vastgesteld door middel van loting.

Artikel 7.2.10 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Aan de subsidieontvanger worden de verplichtingen opgelegd dat de uitvoering van de activiteit uiterlijk één jaar na verlening van de subsidie wordt gestart en de activiteit wordt gerealiseerd op het tijdstip dat in de verleningsbeschikking is bepaald.

Artikel 7.2.11 Staatssteun

  • 1 Een subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid en tweede lid onder a, b en d wordt verstrekt met toepassing van de voorwaarden, zoals opgenomen in Verordening (EG) Nr.1998/2006 van de commissie van 15 december 2006 betreffende de toepassing van de artikelen 87 en 88 van het Verdrag op de de-minimissteun.

  • 2 Een subsidie als bedoeld in artikel 7.2.2, tweede lid onder c wordt verstrekt met toepassing van de voorwaarden, zoals opgenomen in Verordening (EU) Nr. 1408/2013 van de commissie van 18 december 2013 inzake de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de de-minimissteun in de landbouwsector.

Artikel 7.2.12 Bevoorschotting en betaling

Het voorschot voor subsidies van € 25.000 en hoger bedraagt maximaal tachtig procent van het subsidiebedrag.

HOOFDSTUK 8 SLOTBEPALINGEN

Artikel 8.1 Intrekking en overgangsrecht

  • 1 De Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme wordt ingetrokken.

  • 2 De Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme, zoals die luidde op dag voorafgaande aan de dag van inwerkingtreding van deze regeling, blijft van kracht voor subsidies die voor die datum zijn aangevraagd.

  • 3 In afwijking van het tweede lid blijft artikel 175, vierde lid van de Uitvoeringsregeling projectsubsidies projectsubsidies economie, recreatie en toerisme niet van kracht voor subsidies op grond van titel 18 van die regeling.

Artikel 8.2 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag van inwerkingtreding van de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013, met dien verstande dat artikel 3.2.8 terugwerkt tot en met 1 juli 2013 en artikel 4.2.9, tweede lid terugwerkt tot en met 22 maart 2014.

Artikel 8.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân. 

Ondertekening

Leeuwarden, 17 juni 2014
Voorzitter J.A. Jorritsma
Secretaris A.J. van den Berg
 

Toelichting bij de subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân.

Algemeen Op 1 juli 2014 is de Algemene subsidieverordening provincie Fryslân 2013 (verder ASV 2013) in werking getreden en is de oude ASV 2006 vervallen. Alle bestaande regelgeving met betrekking tot subsidieverstrekking was gebaseerd op de ASV 2006 en op verschillende door Provinciale staten vastgestelde subsidieverordeningen. Met het inwerkingtreden van de ASV 2013 zijn verschillende zaken gewijzigd, onder andere de delegatiebepaling op grond waarvan gedeputeerde staten de bevoegdheid hadden om voor het verstrekken van subsidies nadere regels te stellen. In de oude systematiek was deze delegatiebepaling opgenomen in verschillende subsidieverordeningen. In de nieuwe systematiek is de delegatiebepaling opgenomen in de ASV 2013. Op 1 juli 2014 zijn de subsidieverordeningen vervallen en daarmee is ook de juridische grondslag aan de nadere regels die gedeputeerde staten aan subsidieverstrekking hadden gesteld weggevallen.

Bovenstaande was aanleiding om de bestaande Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme aan te passen. De genoemde Uitvoeringsregeling was gebaseerd op de Subsidieverordening economie, recreatie en toerisme die op 12 december 2007 door Provinciale staten is vastgesteld. Deze verordening is op 1 juli 2014 vervallen. Voor projectsubsidies op het gebied van economie, recreatie en toerisme is een nieuwe subsidieregeling vastgesteld, de subsidieregeling economie, recreatie en toerisme Fryslân (verder subsidieregeling ERT). De grondslag voor de subsidieregeling ERT staat in artikel 1.3, vierde lid ASV. In de subsidieregeling ERT hebben alle titels uit de Uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme waarvoor op 1 juli 2014 nog aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend een plek gevonden. Alle titels waarvoor geen aanvragen meer kunnen worden ingediend, maar waarvoor nog wel subsidies moeten worden verleend of vastgesteld zijn onder het overgangsrecht gebracht. Twee titels zijn in een andere subsidieregeling ondergebracht omdat ze daar qua inhoud beter passen. Voor alle aanvragen die vóór 1 juli 2014 zijn ingediend blijft het oude recht gelden, dit is de bepalingen waarin het overgangsrecht is geregeld zo bepaald. Op dit uitgangspunt gelden twee uitzonderingen. • In titel 18 University Campus Fryslân is in artikel 175, vierde lid een uitgebreide rapportageverplichting opgenomen. Door zowel de aanvrager als de provinciale organisatie wordt deze verplichting als te belastend ervaren. In de praktijk kan worden volstaan met een veel minder vergaande rapportage. De ASV 2013 voorziet voor subsidies tot €125.000,= in deze mogelijkheid. In de overgangsbepaling van de subsidieregeling ERT is daarom bepaald dat artikel 175, vierde lid van de uitvoeringsregeling projectsubsidies economie, recreatie en toerisme niet van kracht blijft voor aanvragen ingediend vóór 1 juli 2014. • In de aanpassing van de regeling Asbest eraf, zonnepanelen erop wordt voorgesteld om het hogere subsidiebedrag ook te laten gelden voor aanvragen die vóór 1 juli 2014 zijn ingediend. Hiervoor geldt dan ook een uitzondering op de algemene regel. De bepalingen met het hogere subsidiebedrag heeft terugwerkende kracht gekregen.

De subsidieregeling ERT is opgebouwd uit hoofdstukken die zijn ingedeeld in paragrafen. Bij de nieuwe indeling is rekening gehouden met de onderwerpen die aan de orde moeten komen.

Hoofdstuk 1 AlgemeenIn dit hoofdstuk zijn de begripsbepalingen opgenomen. In het eerste lid van artikel 1.1 staan de bepalingen die voor de gehele regeling gelden. In de overige leden zijn per paragraaf van de subsidieregeling ERT de begripsbepalingen opgenomen. Door deze systematiek te kiezen blijft de opsomming van begripsbepalingen overzichtelijker en kan betrekkelijk snel worden gevonden wat in een bepaalde paragraaf de uitleg van een bepaald begrip is.

Hoofdstuk 2 Duurzaam Vervoer In dit hoofdstuk zijn twee paragrafen opgenomen die beide te maken hebben met elektrisch varen.

Paragraaf 2.1 stimuleren elektrisch varenDe provincie Fryslân wil elektrisch varen stimuleren en geeft daarom subsidie voor het vervangen van diesel- of bezineaandrijving door een elektrische aandrijving of een hybrideaandrijving of voor de aanschaf van een elektrische aandrijving of een hybrideaandrijving voor een aan te schaffen nieuw vaartuig. Elektrisch varen geeft een nieuwe dimensie aan de watersport omdat het schoon en ook stil is. Daarnaast geeft het ook een stimulans aan kennis, innovatie en bedrijvigheid in de pro-vincie op het terrein van elektrisch vervoer in zijn algemeenheid en elektrisch varen in het bijzonder.

Paragraaf 2.2 stimuleren oplaadpunten elektrisch varen Het is weinig zinvol om elektrisch varen te stimuleren terwijl er nog onvoldoende mogelijkheden zijn om elektrisch- en hybride aangedreven vaartuigen op te laden. Zo lang er nog onvoldoende laadpunten zijn kan dat een belemmering zijn om een bestaand vaartuig om te bouwen of om een nieuw vaartuig met elektrische of hybride aandrijving aan te schaffen. Op het moment dat er nog geen omvangrijke vloot van elektrisch of hybride aangedreven vaartuigen zijn is dat weer een belemmering om een laadpaal te installeren. De provincie wil het aanleggen van laadpalen aan het Fries vaarnetwerk en in jacht- en passantenhavens stimuleren door het geven van een subsidie.

Paragraaf 2.3 Duurzame transportmiddelen De transportsector levert een belangrijke bijdrage aan zowel het energieverbruik als de luchtverontreiniging. De provincie wil dat de transitie van fossiele transportbrandstoffen naar duurzamere brandstoffen verder wordt doorgezet. Duurzame transportbrandstoffen passen bij onze provincie. Er is steeds meer vraag naar LNG/LBG, groengas en andere duurzame brandstoffen. LNG, LBG, CNG, groengas en PPO zijn brandstoffen die prima passen bij een circulaire economie. Op dit moment kan LNG, LBG CNG, Groengas en PPO al een bijdrage leveren aan de milieudoelstellingen. De provincie wil met deze subsidieregeling het gebruik hiervan stimuleren. De regeling geldt van 1 januari 2016 tot 1 januari 2017. Met de subsidieregeling willen we in eerste instantie het gebruik van LNG/LBG als brandstof stimuleren. De regeling is zo ingericht dat in de periode van 1 januari 2016 tot 17 mei 2016 alleen subsidie kan worden aangevraagd voor vrachtwagens/boten op LNG/LBG. Vanaf 17 mei 2016 wordt de regeling zowel voor LNG/LBG en voor andere duurzame transportbrandstoffen (Groengas en PPO (Puur plantaardige olie)) opengesteld. Per aanvrager kan slechts één keer een aanvraag worden gehonoreerd.

Hoofdstuk 3 Duurzaam wonen en werkenIn dit hoofdstuk zijn de paragrafen opgenomen die betrekking hebben op subsidiemogelijkheden om duurzaam wonen en duurzaam werken te stimuleren.

Paragraaf 3.1 Interestsubsidieregeling Energiebesparende Bestaande Bouw Particulieren 2013-2015. Particulieren kunnen geld lenen om daarmee maatregelen te treffen waardoor hun woning energiezuiniger wordt. Het doel is dat de energieprestatie van de woning verbeterd tot ten minste energielabel C.

Paragraaf 3.2 Asbest eraf, zonnepanelen erop. Alle provincies in Nederland hebben een vergelijkbare regeling om stimuleren dat agrarische ondernemers asbestdaken van boerderijen en schuren saneren. In het verleden was het gebruikelijk om asbestplaten voor dakbedekking te gebruiken. Inmiddels zijn de risico’s van het gebruik van asbest bekend. De gezamenlijke provincie hebben in overleg met het ministerie van I&M een subsidieregeling voor het verwijderen van asbestdaken bij agrarische bedrijven opgesteld. Ook voor voormalige agrarische ondernemingen en voor eigenaren van een voormalig agrarisch bouwblok staat de regeling open.

Paragraaf 3.3 Fûns Skjinne Fryske Enerzjy (FSFE) Het bestuur van FSFE B.V. kan subsidie in de vorm van leningen en garanties geven voor e projecten die bijdragen aan het versterken van het vermogen van de Friese economie om te komen tot een energietransitie. Het FSFE B.V. hanteert hierbij het Investeringsreglement FSFE.

Paragraaf 3.4 koploperprojecten duurzaam ondernemen De provincie vindt maatschappelijk verantwoord ondernemen belangrijk. Dit wordt op verschillende manieren gestimuleerd. Gemeenten kunnen bij de provincie subsidie vragen voor samenwerkingsverbanden van MKB bedrijven en non-profitorganisaties. Er moet een netwerk gevormd worden van ten minste drie en maximaal vijftien bedrijven of organisaties die allemaal een duurzaamheidscan uit gaan voeren. De deelnemers moeten zich verplicht aansluiten bij het koplopersplatform Goodstart. Doel is dat bedrijven van elkaar leren door onderling informatie en ervaringen uit te wisselen.

Paragraaf 3.5 Lokale energie-initiatieven Deze stimuleringsmaatregel is bedoeld om energiebesparing en opwekking van duurzame energie van de grond te trekken en de uitrol van het uitvoeringsbeleid Duurzame Energie van onderen af te versnellen. Zowel in de wederverkoop, waar bijvoorbeeld het model van de Enerzjy Koöperaasje Fryslân en de Noordelijk Lokaal Duurzaam op gebouwd is, maar ook in de stimulering van zonnestroom en energiebesparing. Ook is de bedoeling een boost te geven aan de lokale economie. Lokale energie-initiatieven hebben een (minimale) mate van organisatie nodig, wat startgeld vraagt. Bij deze financiële stimulering gaat het om een startsubsidie voor dorps-, streek- en wijk- energie-initiatieven ten behoeve van gedeeltelijke dekking van bijvoorbeeld notariskosten voor de oprichting van de coöperatie en communicatiekosten voor klantenwerving (bijvoorbeeld het bouwen van een website, de aanschaf van kantoormaterialen en het opzetten van promotieactiviteiten).  

Paragraaf 3.7 Fairtrade-activiteiten Het organiseren van Fairtrade metingen in de gemeente, bijeenkomsten om ondernemers en vrijwilligers warm te krijgen voor Fairtrade, informatie te geven en/of publiciteit genereren voor Fairtrade. Hoofdstuk 4 Toerisme In dit hoofdstuk staan zeer verschillende paragrafen, die gemeen hebben dat ze over toerisme gaan.

Paragraaf 4.1 Onderhoudsbaggeren Friese Meren ProjectEen van de doelstellingen van het Fries Meren Project is om minimaal de huidige positie van de Friese Meren ten opzichte van andere watersportgebieden te behouden. Hiervoor is het nodig dat de vaarwegen en de jacht- of passantenhavens in Fryslân de juiste diepte hebben. De regeling onderhoudsbaggeren Friese Meren Project is bedoeld om het onderhoudsbag-geren in jacht-of passantenhavens te stimuleren. Er moeten geen belemmeringen zijn om van de haven gebruik te kunnen maken. Het is daarom nodig dat de baggerdiepte van de haven voldoet aan de normdiepte van de aanliggende vaarweg. Gemeenten en particulieren kunnen bij de provincie subsidie vragen voor het plegen van onderhoudsbaggerwerkzaamheden in jacht- of passantenhavens.

Paragraaf 4.2 Wifi netwerken op toeristische locaties De provincie Fryslân wil een aantrekkelijke toeristische provincie zijn, daarvoor is het van belang dat op toeristische locaties wifi beschikbaar is. Toeristen zijn gewend dat zij internet kunnen raadplegen en via internet kan de dienstverlening aan toeristen worden vergroot. Een collectief of bij het ontbreken van een collectief een gemeente kan subsidie aanvragen voor het realiseren van wifi netwerken in de openbare ruimte van de toeristische locatie of een locatie met toeristisch potentieel. Met een collectief wordt een privaatrechtelijke rechtspersoon bedoeld, een bedrijf dus, die namens de toeristische locatie of de locatie met toeristisch potentieel en die zorgt voor de realisatie en het duurzame beheer van het wifi netwerk. Het collectief moet een breed draagvlak binnen de locatie hebben. Er zijn in de regeling 47 locaties aangewezen als toeristische locatie. Een locatie met toeristisch potentieel is een locatie die over een duidelijke strategie, visie of aanpak beschikt voor een toeristische voorziening en waarvoor voor de realisatie een wifi netwerk een toegevoegde waarde heeft.

Hoofdstuk 5 InnovatiesDe provincie wil innovaties stimuleren. Het gaat daarbij om sociale innovaties die nodig zijn om naar een meer groene economie te gaan, maar ook om academische activiteiten te stimuleren en het mkb in Fryslân te stimuleren aan kennisontwikkeling, kennisoverdracht en samenwerking te gaan doen. Via het Doe-fonds kan een lening of garantie worden gegeven.

Paragraaf 5.1 duurzaam door Op grond van deze regeling kan subsidie worden gevraagd voor projecten binnen één of meer van de thema’s energie, biodiversiteit, water, materialen en voedsel. Een aanvraag kan pas worden ingediend wanneer gedeputeerde staten hebben aangegeven dat zij een project-idee zo kansrijk achten dat het kan worden uitgewerkt tot een projectvoorstel. Dit uitgewerkte projectvoorstel moet bij de aanvraag worden gevoegd. Een aanvraag wordt ingediend door een penvoerder namens een samenwerkingsverband. Gedeputeerde staten hebben een subsidierelatie met deze penvoerder en niet met de andere samenwerkende partners in een project.

Paragraaf 5.2 University Campus FryslânDe kennisinfrastructuur en de kennisketen rond Fryske hotspots moet worden versterkt. Om dit te bewerkstelligen kan subsidie worden gevraagd voor UCF projecten. UCF is een netwerk- en adviesorganisatie en voor de periode tot 2015 is door provinciale staten een uitvoeringsprogramma vastgesteld. Voor projecten die passen binnen dit uitvoeringsprogramma kan subsidie worden gevraagd. Het gaat dan bijvoorbeeld om promotietrajecten.

Paragraaf 5.3 DoefondsHet bestuur van Doefonds B.V. kan subsidie in de vorm van leningen en garanties geven voor innovatieve projecten. Het Doefonds B.V. hanteert hierbij het Investeringsreglement Doefonds Fryslân.

Paragraaf 5.4 Fryslân Fernijt IV Nieuwe economische activiteiten en daarmee de werkgelegenheid in Fryslân worden gestimuleerd met de regeling Fryslân Fernijt IV. Samenwerkingsverbanden kunnen via een penvoerder aanvragen indienen voor vernieuwende experimentele samenwerkingsprojecten. Gedeputeerde staten hebben een subsidierelatie met de penvoerder en niet met de andere partners in het samenwerkingsverband. De regeling werkt met tenders waarvan de periode steeds door gedeputeerde staten wordt opengesteld. De aanvragen worden beoordeeld aan de hand van de Handleiding voor projectindieners.

Toelichting paragraaf 5.5 (Breedbandfonds Fryslân) De fondsbeheerder van het Breedbandfonds Fryslân B.V. kan subsidie in de vorm van een lening verstrekken aan rechtspersonen die een next generation acces netwerken aan willen leggen in een wit gebied in de provincie Fryslân. Op grond van de algemene groepsvrijstel-lingsverordening mag steun worden gegeven voor breedbandinfrastructuur. Een van de voorwaarden waaronder dit mag is dat de infrastructuur moet worden aangelegd in een ge-bied waar er geen infrastructuur van dezelfde categorie (basisbreedband- of NGA netwerk) voorhanden is en waar dit soort infrastructuur binnen drie jaar vanaf het ogenblijk van de bekendmaking van de voorgenomen steunmaatregel waarschijnlijk niet op zakelijke voor-waarden zal worden uitgerold, hetgeen ook via een open publieke consultatie dient te worden nagegaan. De fondsbeheerder hanteert bij de subsidieverstrekking het Investeringsreglement Breed-bandfonds Fryslân B.V.

Toelichting paragraaf 5.6 (Innovatieprojecten waterketen)Algemeen Met de ondertekening van het Fries Bestuursakkoord Waterketen van februari 2010 willen de Provincie Fryslân, het Wetterskip Fryslân, de Friese gemeenten en waterbedrijf Vitens verbeteringen aanbrengen in de waterketen. Innovatie vormt daarbij een belangrijke pijler voor een duurzame en doelmatige waterketen. Door het toepassen van innovatie wordt bijgedragen aan besparingen in de waterketen in Fryslân. De provinciale ambitie voor de verduurzaming van de waterketen in Fryslân is vastgelegd in de “Green Deal Fries Bestuursakkoord Waterketenovereenkomst” met het Rijk en vervolgens uitgewerkt in de “Visie Watertechnologie Fryslân 2020”. De doelen op het gebied van de verduurzaming van de waterketen worden verbonden met de economische kansen voor de regio. Op economisch terrein is de ambitie om Nederland te ontwikkelen tot de Europese Watertechnologie Hub, met de Water Campus in Leeuwarden als kristallisatiepunt. Het provinciaal beleid is neergelegd in de Beleidsvisie economie en het “Uitvoeringskader watertechnologie 2014-2020”.

Uitvoeringskader watertechnologie 2014-2020 Het uitvoeringskader watertechnologie is opgebouwd via een aantal actielijnen (Technologie, Tolerantie, Talent en Transnationaal). Met Tolerantie wordt bedoeld het geven van ruimte aan experimenten, starters, projecten en bedrijven. Ruimte geven in de zin van het verlenen van vergunningen, het bieden van fysieke ruimte en financiële ruimte (subsidies en risicokapitaal).

Vaak gaat het bij innovatieprojecten in eerste instantie om experimenteren met en tussen actoren in de triple helix: de actoren zijn ondernemingen, onderwijs en overheden. Bij water(voorziening) is het ook van belang om de bevolking te betrekken als vragende partij. Dan spreken we over de zogenaamde quadruple helix. Zo kan het waterspoor van Leeuwarden Culturele Hoofdstad 2018 een verrijking zijn voor het watertechnologieprogramma en visa versa. Inwoners van Leeuwarden en Fryslân zijn al in een vroegtijdig stadium betrokken bij Leeuwarden KH 2018.

De komende jaren wordt voor de sector meer focus op cross-sectorale projecten en interna-tionalisering verwacht. Hierdoor neemt het aantal actoren toe. En ontstaat er verwevenheid met andere sectoren en regio´s. Op het snijvlak van sectoren (cross-overs) ontstaat vernieuwing en synergie. Dat biedt de mogelijkheid tot het openen van nieuwe (internationale) markten. Het realiseren van een proeftuin in Fryslân met grootschalige voorbeeldprojecten (icoonprojecten) is van belang voor internationale profilering, de creatie van een thuismarkt voor innovaties en het aantrekken van bedrijven en instellingen van buiten de regio. Fryslân heeft met de Afsluitdijk en de Waddeneilanden locaties in huis, die in dit kader benut kunnen worden als icoonprojecten voor Europa.

Een toename van het aantal bedrijven en instellingen in en om de Watercampus Leeuwarden vergroot de interactie, de slagkracht en het internationale aanzien van het watertechnologiecluster.

Projecten/activiteiten op deze actielijn dienen dan ook bij te dragen aan: • Stimulering en ondersteuning technostarters en innovatief MKB op het gebied van watertechnologie. • Realisatie van demonstratieprojecten, cross-overs en grootschalige voorbeeldprojecten/ icoonprojecten. • Realisatie van watertechnologieprojecten in het kader van Leeuwarden KH 2018. • Vestiging van bedrijven en instellingen.

Monitoring Binnen het Uitvoeringskader Watertechnologie passen projecten van zeer verschillende aard. Die dragen elk op hun eigen manier bij aan de ambities. De op grond van deze subsidieregeling gehonoreerde projecten zullen worden gemonitord. Daarnaast hebben we behoefte aan reflecting practise. Dat wil zeggen dat we de projecten volgen en beoordelen. Wat gaat goed, wat kan beter en hoe kunnen we ons beleid hier het beste op inrichten. Tot slot zal de monitoring zich richten op het effect van de provinciale middelen. In welke mate zijn de provinciale middelen een hefboom voor externe middelen en dragen ze bij aan Europese doelstellingen.

Onderhavige subsidieregeling biedt de juridische grondslag voor het subsidiëren van watertechnologieprojecten die passen binnen de uitgangspunten van de hiervoor geschetste uit-voeringskaders.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 5.6.1 Doel De ‘Visie Watertechnologie Fryslân 2020” is vastgesteld in de Stuurgroep Fries Bestuursakkoord Waterketen op 27 september 2013.

Artikel 5.6.2 Subsidiabele activiteiten Artikel 5.6.2, derde lid sub a: dit betreft mede de zogenaamde “cross-over”-projecten.

Artikel 5.6.6 Toetsingscriteria Het eerste toetsingscriterium geeft aan dat projecten innovatief dienen te zijn. Onder innovatief wordt hier in ieder geval verstaan een niet eerder toegepast concept, of een concept dat vanuit de demo-fase wordt opgeschaald. De projecten kunnen tevens betrekking hebben op de toepassing van bestaande technieken, waarbij de innovatie zit in de combinatie en schaalgrootte van de toepassing van die technieken. Tevens is als criterium (onder c) opgenomen dat innovatieprojecten bijdragen aan de verbetering van de waterketen in Fryslân of aan de groei van Friese watertechnologiebedrijven. Onder verbetering wordt hier verstaan: goedkoper, duurzamer in termen van gebruik van energie en grondstoffen, en bijdragen aan vergroting van de maatschappelijke bewustzijn.  

Paragraaf 5.7 (Achtergestelde lening aanleg NGA-netwerk)

Inleiding

Op 25 januari 2017 hebben provinciale staten van Fryslân de nieuwe aanpak voor breedband vastgesteld. Deze nieuwe aanpak bestaat onder meer uit het verstrekken van een achtergestelde lening onder marktconforme voorwaarden van maximaal € 35 miljoen aan een marktpartij voor de aanleg van glasvezel in de buitengebieden van Fryslân. Het achtergestelde karakter van deze lening maakt dat de lening dient te worden beschouwd als een zogenaamde kredietsubsidie waarop de Subsidietitel uit de Algemene Wet bestuurs-recht van toepassing is. De voorwaarden en verplichtingen verbonden aan de lening komen terug in deze regeling. Omdat sprake is van een achtergestelde lening betekent dit dat er altijd een primaire lening van een erkende kredietinstelling noodzakelijk is.

Doel van de regeling

De achtergestelde lening wordt verstrekt met het in artikel 5.7.1 beschreven doel: “Het binnen drie jaar realiseren van een NGA-netwerk in het buitengebied van de provincie Fryslân”.

Wat wordt verstaan onder ‘buitengebied’, volgt uit de door Stratix opgestelde lijst met adressen. De beoordeling en de verstrekking van de achtergestelde lening wordt gebaseerd op een businescase die uitgaat van de adressen uit deze-lijst, die tegelijkertijd met de subsidieregeling wordt gepubliceerd als bijlage bij de regeling.

De aanvraag

Aanvragen kunnen alleen worden ingediend binnen de door gedeputeerde staten vastgestelde indieningsperiode. Het is belangrijk dat direct een volledige aanvraag wordt ingediend, voor het einde van de indieningsperiode.

Gedurende de indieningsperiode worden aanvragen niet beoordeeld op volledigheid en worden aanvragers niet in de gelegenheid gesteld hun aanvraag aan te vullen. Na de indieningsperiode worden alleen nog stukken opgevraagd die de inhoud van de aanvraag niet wijzigen, zoals een handtekening onder een stuk of andere informatie die geen betrekking heeft op inhoudelijke aspecten van de aanvraag. Andere aanvullingen, gedaan na de indieningsperiode, worden niet meer betrokken bij de beoordeling en kunnen leiden tot afwijzing van de aanvraag of een lagere rangschikking.

Aanvrager

Om voor de lening in aanmerking te komen moet een aanvrager voldoende kredietwaardig zijn. De aanvrager moet over een credit rating beschikken van minimaal B. Een credit rating drukt de mate van kredietwaardigheid van de aanvrager uit. Een interne bankrating wordt in dit geval ook geaccepteerd.

Subsidiabele activiteit

De activiteit waarvoor de achtergestelde lening wordt verstrekt, heeft betrekking op de eerste twee netwerklagen van een breedbandinfrastructuur:

Laag 1 betreft de passieve infrastructuur. De passieve laag van een netwerk refereert aan de fysieke infrastructuur zoals de mantelbuizen, (onbelichte) glasvezelbekabeling en technische ruimten (Points of Presence, POP’s).

Laag 2 betreft de actieve infrastructuur. Deze laag bestaat uit schakelapparatuur in de technische ruimten (POP’s) en netwerkapparatuur bij de klanten. Deze laag zorgt voor activering van het passieve netwerk, dus om het belichten en routeren van het netwerk.

Niet subsidiabel

De te verstrekken lening heeft geen betrekking op de zogenaamde laag 3, de laag die applicaties en content omvat die over de actieve laag worden aangeboden, zoals TV, internet en bellen, maar mogelijk ook zakelijke diensten.

Specificaties passieve en actieve infrastructuur

Het moet gaan om een Next Generation Access Network, gebaseerd op glasvezelverbindingen tot aan de woning (Fiber-to-the-Home), geschikt om de eindgebruiker een internetsnelheid ten minste 100 Mb/s symmetrisch te kunnen leveren.

Dekkingsgebied

Minimaal 90% van het buitengebied van de provincie Fryslân moet op het netwerk worden aangesloten op basis van Homes Passed. Homes Passed wil zeggen dat bij de verblijfseenheden die aangesloten kunnen worden op het glasvezelnetwerk, dit netwerk is aangelegd tot de erfgrens of de meest dichtstbijzijnde openbare weg. Dit laatste is afhankelijk van de plaatselijke omstandigheden. De aanbieder moet een lijst van adressen aanleveren (postcode/huisnummer) waaruit blijkt dat ten minste 90% van het buitengebied wordt ontsloten.

Openheid

Om de eindgebruikers in het buitengebied een gelijkwaardig aanbod van diensten te kunnen doen als gebruikers in andere gebieden moet de subsidie-aanvrager door middel van een overeenkomst aantonen dat ten minste één provider een triple play aanbod over het glasvezelnetwerk aan zal bieden. Dit is het minimale aanbod. Om het keuzeaanbod zo groot mogelijk te maken moeten alle aanbieders van internetdiensten toegang tot het netwerk krijgen. Daarom geldt de verplichting om te voldoen aan redelijke verzoeken tot het leveren van ontbundelde toegang en bijbehorende faciliteiten. Deze verplichting heeft betrekking op ontbundelde toegang tot het glasvezelaansluitnetwerk (ODF-toegang FttH). De te leveren toegang vindt plaats op basis van transparantie en non-discriminatie. Dit betekent onder andere dat de eigenaar van het netwerk derde partijen onder dezelfde voorwaarden toegang moet geven tot het netwerk als die gelden voor de eigen dienstenaanbieder en dat deze voorwaarden helder en transparant zijn. De hoogte van het tarief voor ODF-toegang is maximaal het tarief dat conform ACM-regulering van toepassing is voor vergelijkbare dienstverlening.

De subsidie (artikel 5.7.8)

Ter voorkoming van misverstand wordt opgemerkt dat het verlenen van subsidie niet impliceert dat de provincie geheel of gedeeltelijk instemt met, of geacht moet worden te hebben ingestemd met het voorstel van de bij de aanvraag gevoegde crediteurenovereenkomst. De provincie heeft na verlening van de subsidie alle vrijheid om met de desbetreffende erkende kredietinstelling te onderhandelen over de inhoud van de crediteurenovereenkomst.

Verdeelsystematiek (artikel 5.7.10)

Uit artikel 5.7.10 van de regeling volgt op welke wijze gedeputeerde staten bepalen aan wie de lening wordt verstrekt. Er wordt alleen gerangschikt onder de aanvragen die voor subsidie in aanmerking zouden kunnen komen. Aanvragen waarop bijvoorbeeld een weigeringsgrond van toepassing is, worden dus niet beoordeeld door de beoordelingscommissie en niet gerangschikt.

De criteria waarop wordt gewogen en op basis waarvan wordt gerangschikt, staan in het eerste lid van artikel 5.7.10. Bij de beoordeling van het criterium onder a (financiële robuustheid businesscase) zullen onder andere de volgende elementen worden betrokken:

  • de hoogte van de gevraagde achtergestelde lening;

  • de hoogte van het ingebrachte eigen vermogen;

  • de zekerheden die op de lening worden gegeven;

  • de hoogte van de debt service coverage ratio (DSCR);

  • aantoonbare en herleidbare financiële ruimte om tegenvallers in de bussinesscase op te vangen;

  • en het door de aanvrager overgelegde voorstel voor een crediteurenovereenkomst tussen de erkende kredietinstelling en de provincie. 

Voor het criterium onder b (projectorganisatie, logistiek en inzet van aannemers) spelen bij de beoordeling onder andere de volgende elementen een rol:

  • de duurzame personele inzet-capaciteit;

  • de in de businesscase opgenomen risicoanalyse, inclusief risico-mitigerende factoren;

  • een robuuste, financieel gezonde organisatie met voldoende investeringscapaciteit.  

Het criterium onder c (lokale initiatieven) wordt onder andere beoordeeld op de volgende elementen:

  • de toelichting op en illustratie van de wijze waarop de samenwerking wordt vormgegeven;

  • intentieverklaringen die ingaan op samenwerking tussen partijen.

 

De beoordeling van de criteria genoemd onder d tot en met h behoeft geen nadere toelichting.

 

De maximaal per toetsingscriterium toe te kennen punten staan in het tweede lid van artikel 5.7.10. Er kunnen bij de beoordeling in totaal maximaal 100 punten worden toegekend aan een aanvraag.

Gedeputeerde staten verstrekken de lening alleen aan de aanvrager met de hoogst gerangschikte aanvraag. De lager gerangschikte aanvragen worden geweigerd, ook al is het subsidieplafond nog niet bereikt.

In het vierde lid van artikel 5.7.10 staat op welke manier rangschikking plaatsvindt, indien aan aanvragen in eerste instantie evenveel punten zijn toegekend. Indien ook dat niet leidt tot een hoogst gerangschikte aanvraag, staat in het vijfde lid op welke manier in dat geval wordt bepaald welke aanvraag het hoogst gerangschikt wordt. Mocht ook toepassing van het vijfde lid niet leiden tot een hoogst gerangschikte aanvraag, dan wordt op grond van het zesde lid geloot tussen de dan nog even hoog gerangschikte aanvragen.

 

Verplichtingen (artikel 5.7.11)

Het niet voldoen aan een of meer van de verplichtingen in dit artikel heeft tot gevolg dat dit kan leiden tot intrekking of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen van de subsidieverlening en/of tot een lagere vaststelling (volgens artikel 4:48 resp. 4:46 van de Awb).

 

Lening

De Europese Commissie heeft geoordeeld dat zij een rentepercentage voor een achtergestelde lening als marktconform beschouwt, wanneer deze gebaseerd is op de matrix uit de ‘Mededeling van de Commissie over de herziening van de methode waarmee de referentie- en disconteringspercentages worden vastgesteld’ (2008/C 14/02). Voor de achtergestelde lening wordt een renteopslag gehanteerd van één ratingcategorie lager dan die voor een concurrente lening.

Met andere woorden: voor een achtergestelde lening met een rating BBB en een normale zekerheid, moet in plaats van een opslag van 100 punten, een opslag van 220 punten gehanteerd worden (deze opslag correspondeert met de opslag voor een concurrente lening aan een onderneming met rating BB en een normale zekerheid).

Daar waar de stijging van de opslagen voor een lagere categorie rating steeds dezelfde is als voor een lagere categorie zekerheid kan betoogd worden dat voor een onderneming met een rating CCC en een hoge zekerheid, een achtergestelde lening een renteopslag zal moeten hebben van 650 en voor een dergelijke onderneming bij een lage zekerheid een renteopslag van 1000.

De tabel in de Mededeling geeft geen oplossing voor achtergestelde leningen aan ondernemingen met een rating CCC en een lage zekerheid. De marktconformiteit van een achtergestelde lening onder die omstandigheden moet ook sterk betwijfeld worden omdat het restitutierisico dan zeer hoog is. Om deze reden vragen wij minimaal een B rating en is het daar niet aan voldoen ook als weigeringsgrond opgenomen.

 

Opslagen voor leningen in basispunten

Ratingcategorie

Zekerheidstelling*

Hoog

Normaal

Laag

Zeer goed (AAA-A)

60

75

100

Goed (BBB)

75

100

220

Bevredigend (BB)

100

220

400

Zwak (B)

220

400

650

Slecht/Financiële moeilijkheden (CCC en lager)

400

650

1000

 

* Zekerheden

  • 1.

    Hoog: 70% of meer

  • 2.

    Normaal: tussen 69% en 41%

  • 3.

    Laag: 40% of minder

 

Leningsovereenkomst

De subsidie in de vorm van een achtergestelde lening onder marktconforme voorwaarden wordt vertrekt onder de opschortende voorwaarde dat met de subsidie-ontvanger een leningsovereenkomst wordt gesloten. Een opschortende voorwaarde is een toekomstige onzekere gebeurtenis. De beschikking waarbij de subsidie wordt verleend krijgt pas rechtswerking als aan de voorwaarde om een leningsovereenkomst te sluiten is voldaan. In de leningsovereenkomst worden tussen de subsidie-ontvanger en de provincie onder andere afspraken vastgelegd over een regime van aflossing en betaling van rente, over zekerheden en over de met de erkende kredietinstelling te sluiten crediteurenovereenkomst. De lening wordt in tranches ter beschikking gesteld, gekoppeld aan de inhoudelijke en financiële voortgang van het project.

 

Hoogte van de lening

Voor de achtergestelde lening onder marktconforme voorwaarden is een maximumbedrag beschikbaar van € 35 miljoen. Dit bedrag is als subsidieplafond vastgelegd. Dat wil niet zeggen dat ook daadwerkelijk € 35 miljoen als subsidie zal worden verstrekt. De subsidie bedraagt namelijk maximaal de hoogte van de lening die door de erkende kredietinstelling wordt verstrekt en kan maximaal 50% van de totale investeringskosten zijn. Er gelden dus als het ware drie plafonds: nooit meer dan de helft van de investeringskosten, nooit meer dan het bedrag dat de kredietinstelling verstrekt en een absoluut maximum van € 35 miljoen.

Hoofdstuk 6 Co-financiering

In dit hoofdstuk is een paragraaf opgenomen die te maken heeft met de cofinanciering van projecten, waarvan een subsidieaanvraag in het kader van het Waddenfonds is gehonoreerd.

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die passen binnen het Uitvoeringsplan Waddenfonds van de Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds. Projecten, waarvan voor het uitvoeren van dezelfde activiteiten door het bestuur van de Gemeenschappelijke Regeling Waddenfonds een subsidieaanvraag is gehonoreerd, kunnen voor een cofinancieringbijdrage in aanmerking komen.

Hoofdstuk 7 Economische structuurversterking en bedrijvigheidIn dit hoofdstuk zijn subsidieregelingen opgenomen die bijdragen aan de versterking van de economische structuur en de bedrijvigheid in Fryslân.

Paragraaf 7.1 herstructurering bedrijventerreinen Gemeenten kunnen subsidie vragen voor het revitaliseren en herprofileren van bedrijventer-reinen. De aanvraag moet passen binnen de kaders van het herstructureringsprogramma 2010-2013 en binnen het door de samenwerkende regio opgestelde bedrijventerreinenplan. Het voor subsidie in aanmerking komende bedrag moet ten minste € 200.000,= bedragen, anders wordt deze geweigerd. Het gaat dus om substantiële projecten, waarbij het betreffende bedrijventerrein grondig wordt aangepakt.

Paragraaf 7.2 Activiteiten gebiedsontwikkeling N381 Deze regeling geldt alleen binnen het plangebied gebiedsontwikkeling N381. Binnen dit gebied kan subsidie worden gevraagd voor het aanbrengen van erfbeplanting, het doen van onderzoek naar de geschiktheid van de bodem voor cranberry teelt, het verkrijgen en geschikt maken van grond voor het oprichten van dorpstuinen, het opstellen van een advies over de mogelijkheden van mestraffinage en het opstellen van een businessplan voor het opzetten van greenpoints. Deze maatregelen moeten de structuur binnen het plangebied N381 versterken.