Regeling vervallen per 05-10-2021

Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW EVZ, september 2021

Geldend van 27-08-2021 t/m 04-10-2021

Intitulé

Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW EVZ, september 2021

Bekendmaking van het besluit van 19 augustus 2021- zaaknummer 2021-010178 tot vaststelling van een regeling

Gedeputeerde Staten van Gelderland

Gelet op artikel 1.3 van Hoofdstuk 1 en paragraaf 6 van Hoofdstuk 2 van de Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

Besluit(en)

  • I.

    Het subsidieplafond bedraagt:

    • a.

      € 948.000,- voor het beheergebied van het Waterschap Rijn en IJssel, waarvan € 474.000,- afkomstig is uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, € 237.000,- afkomstig is uit middelen van de provincie en € 237.000 uit middelen van het Waterschap;

    • b.

      € 948.000,- voor het beheergebied van het Waterschap Rivierenland, waarvan € 474.000,- afkomstig is uit middelen van het Europees Landbouwfonds voor Plattelandsontwikkeling, € 237.000,- afkomstig is uit middelen van de provincie en € 237.000 uit middelen van het Waterschap;

  • II.

    Aanvragen om subsidie kunnen worden ingediend in de periode 6 september 2021, vanaf 09.00 uur tot en met 4 oktober 2021, tot 17:00 uur.

  • III.

    In Bijlage 1 zijn de nadere regels opgenomen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • IV.

    In Bijlage 2 zijn kaarten opgenomen waarin urgente gebieden zijn aangewezen die voor dit openstellingsbesluit gelden.

  • V.

    Dit besluit wordt aangehaald als “Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW EVZ, september 2021”.

  • VI.

    Dit besluit treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin het wordt geplaatst en vervalt op 5 oktober 2021, met dien verstande dat het zijn werking behoudt op de aanvragen die gedaan zijn tijdens de openstellingsperiode.

Ondertekening

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Isabelle Wouters

Teammanager Agrifood

BIJLAGE 1: Nadere regels

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    KRW: Kaderrichtlijn Water, Richtlijn 2000/60/EG van het Europees Parlement en de Raad van 23 oktober 2000 tot vaststelling van een kader voor communautaire maatregelen betreffende het waterbeleid (PB L 327);

  • b.

    KRW-factsheets: factsheets voor de KRW-oppervlaktewaterlichaam, te raadplegen via https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/WKP.WebApplication/Beheer/Data/Publiek?viewName=Bronbestanden&year=2015&month=December;

  • c.

    Omgevingsverordening: Omgevingsverordening Gelderland;

  • d.

    Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland: de Samenwerkingsovereenkomst 2015-2021 Provincie Gelderland Waterschap Rivierenland, ondertekend op 26 februari 2015, en de daaropvolgende samenwerkingsovereenkomst;

  • e.

    Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel: de Samenwerkingsovereenkomst 2015-2021 Provincie Gelderland Waterschap Rijn en IJssel, ondertekend op 26 februari 2015, en de daaropvolgende samenwerkingsovereenkomst;

  • f.

    Urgent gebied: gebied dat in Bijlage 2 is aangewezen als urgent gebied;

  • g.

    Verordening: Verordening POP3 subsidies provincie Gelderland, mei 2018;

  • h.

    Waterbeheerprogramma: het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022-2027 “Versterken. Verbinden. Vergroenen.” van Waterschap Rivierenland en het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 van Waterschap Rijn en IJssel;

  • i.

    Werkprogramma: Werkprogramma “Wel goed water vasthouden”, het Werkprogramma Zoetwatervoorziening Hoge Zandgronden 2022-2027, vastgesteld op 18 juni 2021 door Regionaal Bestuurlijk Overleg Rijn-Oost.

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor bovenwettelijke, niet-productieve investeringen in een urgent gebied die betrekking hebben op de inrichting of herinrichting, of transformatie en het beheer van het watersysteem voor:

  • a.

    het realiseren van het model winde in een natte ecologische verbindingszone, als bedoeld in Bijlage kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening;

  • b.

    het realiseren van het model winde en kamsalamander in een natdroge ecologische verbindingszone, als bedoeld in Bijlage kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening; of

  • c.

    het realiseren van doelen van de KRW, als bedoeld in de KRW-factsheets, de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, een van de Waterbeheerprogramma’s of het Werkprogramma.

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

  • 1.

    De subsidie bedraagt 100% van de subsidiabele kosten.

  • 2.

    Subsidie wordt alleen verstrekt als deze € 250.000 of meer bedraagt.

Artikel 4 Aanvrager

Subsidie wordt alleen verstrekt aan:

  • a.

    een waterschap;

  • b.

    een gemeente;

  • c.

    een samenwerkingsverband van een waterschap of gemeente met een of meer van de volgende partijen: waterschap, gemeente, landbouwer, grondeigenaar, grondgebruiker, landbouworganisatie, natuurorganisatie of landschapsorganisatie.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

  • 1.

    Subsidie wordt alleen verstrekt voor:

    • a.

      Personeelskosten, voor zover zij zijn berekend overeenkomstig artikel 1.9a van de Verordening;

    • b.

      kosten derden;

  • 2.

    Subsidie wordt verstrekt voor de volgende kosten, voor zover die kosten direct samenhangen met de investering:

    • a.

      de kosten van bouw of verbetering van onroerende zaken, waaronder tevens wordt begrepen de inrichting van gronden;

    • b.

      de kosten van verwerving of leasing van onroerende zaken;

    • c.

      de kosten van aankoop van grond;

    • d.

      de kosten van koop of huurkoop van nieuwe machines en installaties tot maximaal de marktwaarde van de activa;

    • e.

      algemene kosten als bedoeld in artikel 1.12a;

    • f.

      de kosten van projectmanagement en projectadministratie.

    • g.

      legeskosten;

    • h.

      voorbereidingskosten;

    • i.

      niet verrekenbare of niet compensabele BTW.

  • 3.

    Subsidie voor voorbereidingskosten wordt alleen verstrekt voor:

    • a.

      kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs;

    • b.

      kosten van adviezen duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

Artikel 6 Selectiecriteria

  • 1.

    Gedeputeerde Staten hanteren voor de rangschikking als bedoeld in artikel 1.15a van de Verordening de volgende selectiecriteria:

    • a.

      effectiviteit;

    • b.

      kans op succes en haalbaarheid;

    • c.

      urgentie;

    • d.

      efficiëntie.

  • 2.

    Bij de bepaling van het aantal punten per aanvraag wordt de volgende weging toegepast:

    • a.

      effectiviteit: gewicht 3;

    • b.

      kans op succes of haalbaarheid: gewicht 2;

    • c.

      urgentie: gewicht 2;

    • d.

      efficiëntie: gewicht 1.

  • 3.

    Per selectiecriterium kunnen nul tot en met vijf punten worden behaald. Het maximale aantal te behalen punten bedraagt 40. Om voor subsidie in aanmerking te kunnen komen, moeten minstens 24 punten behaald zijn.

  • 4.

    Aanvragen worden gerangschikt op basis van het behaalde aantal punten. Bij ontoereikend budget en gelijke score van twee of meer projecten worden de scores van de betreffende projecten op het criterium effectiviteit bezien. Het project met de meeste punten op dit criterium krijgt voorrang. Wanneer daarna nog steeds twee of meer projecten met evenveel punten overblijven, dan wordt gekeken naar het gemiddeld aantal punten bij de criteria haalbaarheid en urgentie. Blijft het aantal punten nog gelijk, dan wordt gekeken naar het criterium efficiëntie.

  • 5.

    Als er na toepassing van de procedure genoemd in het vierde lid nog steeds geen onderscheid te maken is tussen twee of meer projecten, dan vindt op grond van artikel 1.15, vijfde lid, van de Verordening rangschikking tussen die projecten plaats op basis van loting.

Artikel 7 Adviescommissie

Aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen worden voor advies voorgelegd aan een adviescommissie als bedoeld in artikel 1.14 van de Verordening..

Artikel 8 Voorschot

Een aanvraag om voorschot kan één keer per jaar worden ingediend.

Bijlage 2: Kaarten met urgente gebieden

Waterschap Rijn en IJssel

afbeelding binnen de regeling

Waterschap Rivierenland

afbeelding binnen de regeling

afbeelding binnen de regeling

TOELICHTING Openstellingsbesluit niet-productieve investeringen water KRW EVZ, september 2021

I. Algemeen

1. Inleiding

Op 31 december 2020 liep de oorspronkelijke programmaperiode van POP3 2014-2020 af. Vanwege vertraging in de Brusselse besluitvorming kon het nieuwe GLB nog niet van start gaan op 1 januari 2021. Om de continuïteit in de financiering en uitvoering van POP3 te waarborgen heeft de Europese Commissie de mogelijkheid geboden om het huidige Plattelandsontwikkelingsprogramma te verlengen. Gelderland heeft besloten om van deze mogelijkheid gebruik te maken ter overbrugging tussen het huidige POP3 en het nieuwe GLB. De overbruggingsperiode noemen we transitieperiode, het programma noemen we POP3plus. De transitieperiode beslaat de jaren 2021 en 2022. De financiering van de transitie-jaren komt uit het nieuwe GLB. Inhoudelijk wordt het principe van ‘oude regels, nieuw geld’ gehanteerd. Dit houdt in dat dit openstellingsbesluit evenals voorgaande jaren past binnen de Verordening POP3 subsidies Gelderland.

2. Het openstellingsbesluit

Beginnen met een project

De ervaring leert dat veel projecten wachten met de start van het project op de beschikking. Kosten kunnen echter al subsidiabel zijn vanaf het moment van indienen van de aanvraag. Wel wordt er pas zekerheid gegeven over de subsidiabiliteit van de kosten in de verleningsbeschikking. Kosten maken na het indienen van de aanvraag en voor ontvangst van de beschikking betekent dus een zeker risico nemen.

Uitdrukkelijk zij vermeld dat het ondertekenen van een offerte - voor de datum van indiening van de aanvraag - zonder dat daarin een voorbehoud is gemaakt over het ontvangen van subsidie, uitgelegd wordt als start met de uitvoering van de activiteit. Als er gestart wordt met een activiteit voor de datum van indienen van de aanvraag zijn die kosten niet subsidiabel. De uitzondering hierop zijn de voorbereidingskosten. Deze kosten moeten binnen een jaar voor de aanvraag zijn gemaakt en kunnen uitsluitend bestaan uit kosten van architecten, ingenieurs en adviseurs of kosten van adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied.

In de subsidieverleningsbeschikking wordt de startdatum van de activiteit opgenomen.

Tendersystematiek

Subsidieaanvragen kunnen slechts in een beperkte periode worden ingediend. Op de sluitingsdatum van de tender moet alle inhoudelijke informatie (dus ook alle verplichte bijlagen en een duidelijke toelichting op de begroting) die bij een aanvraag hoort, ontvangen zijn. Deze sluitingsdatum wordt strikt gehanteerd. Als de aanvraag minimaal tien werkdagen voorafgaand aan de dag van de sluitingsdatum wordt ontvangen, wordt de aanvraag gecontroleerd op volledigheid van verplichte bijlagen. Na de sluitingsdatum is aanvullen van de aanvraag niet meer mogelijk. Een ambtelijke adviescommissie gaat vervolgens de aanvragen beoordelen aan de hand van de beschikbare informatie. Met behulp van de selectiecriteria worden de projecten gerangschikt. Het kan voorkomen dat vanwege het subsidieplafond niet alle projecten gehonoreerd kunnen worden. De projecten met de meeste punten worden als eerste gehonoreerd.

Aanbesteding

De gemeente die in het samenwerkingsverband zit kan kosten maken voor het project. Een gemeente of waterschap is aanbestedingsplichtig. Ook andere organisaties kunnen aanbestedingsplichtig zijn. Bij het aanbesteden dient de gemeente of waterschap de regels van de Aanbestedingswet in acht te nemen. Bij een verzoek om deelbetaling of vaststelling controleren wij hierop. Een overtreding van de aanbestedingsregels kan tot gevolg hebben dat wij een korting moeten opleggen bij de deelbetaling of vaststelling conform de Beleidsregel verlagen subsidie POP.

Wijzigingen in project

Het kan voorkomen dat na de start van het project dingen anders lopen dan gepland. Neem in dat geval contact op met de afdeling subsidieverlening van de provincie Gelderland. Er kan een wijzigingsverzoek worden ingediend, zie artikel 1.26 van de Verordening. Als een wijziging betrekking heeft op een of meerdere van de selectiecriteria, en de afdeling subsidieverlening beoordeelt dat de kans aanwezig is dat de score zo laag uitvalt dat het project in de gewijzigde vorm minder dan het minimaal vereiste aantal punten scoort, dan zal het wijzigingsvoorstel opnieuw worden voorgelegd aan de Adviescommissie. Een wijzigingsvoorstel kan leiden tot een verlaging van het subsidiebedrag.

Meer informatie

Meer informatie over de subsidiemogelijkheden, de voorwaarden en relevante informatie en tips vindt u op de website van provincie Gelderland. Via het kopje ‘subsidies’ kunt u kiezen voor deze subsidie. Ook kan het Handboek voor aanvragers POP3 subsidie worden geraadpleegd. Het handboek is te vinden op de website https://www.netwerkplatteland.nl/.

II. Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2 Subsidiabele activiteiten

Dit openstellingsbesluit richt zich primair op bovenwettelijke investeringen die gericht zijn op het realiseren van het model winde in een natte ecologische verbindingszone, op het model winde en kamsalamander in een natdroge ecologische verbindingszone, of op het realiseren van doelen van de KRW. Een nadere invulling is te vinden in bijlage kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening en in de KRW-factsheets, de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, een van de Waterbeheerprogramma’s of het Werkprogramma.

De provincie Gelderland gebruikt modellen om de doeltoekenning van ecologische verbindingszones aan te geven. De beschrijving hiervan is richtinggevend. Een model kan bestaan uit een landschapszone, een corridor en stapstenen. Een landschapszone is een zone van een vastgestelde, per model verschillende, breedte. De gehele zone vormt de ecologische verbindingszone. De zone bestaat uit (veelal) agrarisch cultuurlandschap met landschapselementen. Aard, hoeveelheid en ruimtelijke rangschikking van de landschapselementen in de landschapszone verschillen per model en bepalen de werking van de zone voor de doelsoorten. Stapstenen zijn natuur- of bosgebiedjes van tenminste enige hectares groot waarin een doelsoort voor de verbindingszone een geschikte plek vindt om zich voort te planten en (meestal) ook de rest van zijn levenscyclus in door te brengen. De inrichting en het beheer van stapstenen verschilt per gekozen model en doelsoort. Een corridor is een min of meer aaneengesloten “lint” van landschapselementen die een verbinding vormt tussen de stapstenen. Het doel van de verbindingszone bepaalt welke landschapselementen geschikt zijn voor de corridor. Onderstaand is per model aangegeven waaraan landschapszone, stapstenen en corridor moeten voldoen. Bij het gebruik van de modellen is het van groot belang aandacht te besteden aan de specifieke eisen die de voor die specifieke situatie gekozen doelsoorten aan de onderdelen van het model stellen.

Model kamsalamander (amfibie)

Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen, ingebed in een landschapszone. Natte elementen, m.n. poelen, zijn essentieel. Behalve de kamsalamander kunnen ook andere zeldzame amfibieën - heikikker, boomkikker, knoflookpad - en ringslang doelsoort zijn. Dit model mikt op een herstel van een kleinschalig landschap met ook natte elementen. Daarmee is het toepasbaar zowel in het Rivierengebied als op de lage zandgronden. De kwaliteit van de natte elementen is van groot belang, terwijl de “droge” elementen zeer verschillend kunnen zijn. Het model biedt plaats aan een zeer grote verscheidenheid aan organismen: van spitsmuis tot steenuil en van libel tot vleermuis. De poelen in de zone dienen echter vrij van vis te zijn en te blijven.

Landschapszone

Kleinschalig landschap met een samenhangend netwerk van landschapselementen in een agrarisch cultuurlandschap. Daarnaast liggen in deze landschapszone kleine poelen: 500 m2, opgenomen in het netwerk. De breedte van de landschapszone is 250 m; per strekkende km. Buiten de stapstenen ten minste vijf poelen, goed verspreid, als kleine stapstenen.

Corridor

Begroeiing corridor: ruigte, struweel, (vochtig) schraalland, kleine loofbosjes, greppels, houtwal, oevers van sloten of beken, en dergelijke.

Minimale breedte corridor: 10-15 meter

Maximale lengte corridor: 500 meter

Maximale onderbreking corridor: 50-100 meter

Landschap in onderbreking: verkeerswegen, spoorwegen en bebouwing vormen een barrière voor dispersie. Dat geldt in mindere mate voor akkers.

Barrières: mitigerende maatregelen zijn noodzakelijk. Gebruik van tunnels is voor verschillende soorten amfibieën bekend. Grote tunnels (doorsnede > 1 meter) verhogen de effectiviteit. Ecoducten voldoen het best.

Stapsteen

Begroeiing stapstenen: poel met goed ontwikkelde water- en oevervegetatie waarin open ruimten aanwezig zijn; landhabitat bestaande uit struweel, heggen of houtwallen, met voldoende schuilmogelijkheden in de vorm van dood hout en dergelijke. Minimum oppervlakte stapsteen: 1-3 ha landhabitat met daarbinnen enkele forse poelen, bijv. van 2000 m2 elk. Onderlinge afstand stapstenen: 1 kilometer.

Nodig per kilometer stapstenen: 3 ha corridor: 1 ha landschapszone: 1,2 ha, namelijk: 250 m breed, waarin 5% van de oppervlakte landschapselementen. Daarin ten minste vijf poelen van 500 m2 elk.

Model winde

Dit model bestaat uit een corridor met stapstenen. Herstel van stromende wateren staat centraal; een beek of rivier vormt de corridor. De stapstenen bieden plaats aan bijzondere watermilieus, paaiplaatsen, etc. De gehele waterfauna, van eendagsvlieg tot ijsvogel, profiteert van dit model. Wanneer in het beek- of rivierdal waardevolle geïsoleerde wateren aanwezig zijn, moet niet lichtvaardig tot aankoppeling aan het stromende water overgegaan worden.

Corridor

Inrichting corridor: een over een zo lang mogelijke periode stromende waterloop zonder barrières. Ca. een kwart van de oeverlengte is ingericht met plasdrasbermen en bosschages.

Maximale lengte corridor: 3 km

Barrières: gemalen, stuwen, sluizen, schotten en wellicht ook duikers.

Stapstenen

Inrichting stapstenen: open water met in het water groeiende moerasplanten (riet, lisdodde) en waterplantenbegroeiing; overstromingsvlaktes; verdiepte rivierbochten, aangekoppelde rivierarmen en/of meestromende nevengeulen. Minimum oppervlakte stapstenen: deze is in het algemeen niet aan te geven en hangt onder meer af van het formaat van de waterloop; gemiddelde oppervlakte enkele hectares.

Nodig per km

stapsteen: 1 ha corridor: 0,4 ha, kan wellicht grotendeels binnen het profiel gevonden worden.

Bovenwettelijk

Bovenwettelijk houdt in dat het in een project om meer moet gaan dan om activiteiten die een aanvrager toch al verplicht is uit te voeren op grond van geldende wet- of regelgeving. Concreet gaat het bijvoorbeeld om het aanleggen van vispassages, natuurvriendelijke oevers, het laten meanderen, het ondieper maken, water vasthouden en het aanleggen van stapstenen.

Het openstellingsbesluit is gericht op investeringen waarvan de resultaten aantoonbaar ten goede komen aan het platteland of de agrarische sector. Activiteiten in kernen met meer dan 30.000 inwoners zijn uitgesloten (artikel 1.2 Verordening).

Voor gebieden met de bestemming landbouw is dit geen discussie. Voor de overige (niet-stedelijke) gebieden heeft Nederland aan de hand van een zestal fictieve voorbeeldprojecten de “bandbreedte” voor de relatie met de landbouw aangegeven. Voor projecten als bedoeld in deze regeling is de relatie met de landbouw algemeen geaccepteerd.

De provincie streeft ernaar dat de nieuw ingerichte natuurpercelen opgenomen worden binnen het Gelders natuurnetwerk. En tevens dat ze, als dit nog niet het geval is, een passende bestemming krijgen (natuur, of water/natuur). De provincie gaat ervan uit dat aanvrager, voor zover van toepassing, hiertoe het initiatief neemt en afspraken maakt met de gemeente. Op deze wijze wordt een duurzame bijdrage geleverd aan de realisatie van de ecologische verbindingszones tussen de natuurkerngebieden van het Gelders natuurnetwerk en daarmee aan de instandhouding of herstel van de biodiversiteit.

Er zijn onvoldoende middelen beschikbaar om alle Gelderse KRW-waterlichamen en hun bovenlopen in alle verbindingszones aan te pakken. Daarom is ervoor gekozen alleen activiteiten te subsidiëren die plaatsvinden in de “urgente” gebieden, zoals opgenomen in de kaarten bij dit openstellingsbesluit. In deze urgente gebieden of hun directe omgeving zijn in het verleden vaak al investeringen gedaan. Door de ecologische omstandigheden op deze locaties te versterken, krijgen de investeringen uit het verleden meerwaarde. Aanvragers dienen op één of meer van de bijgevoegde kaarten van de urgente gebieden de locatie aan te geven van de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd.

Artikel 3 Hoogte van de subsidie

De subsidie is 100% van de subsidiabele kosten. Dit is als volgt opgebouwd: 50% vanuit ELFPO en 50% als nationale overheidsfinanciering. Nationale overheidsfinanciering houdt in dat dit aandeel afkomstig moet zijn van een Nederlandse overheid. Bij deze openstelling komt de nationale overheidsfinanciering van de provincie en van aanvrager als deze een waterschap of gemeente is, of, als deze een samenwerkingsverband is, door de in het samenwerkingsverband deelnemende overheid of overheden. De overheid (of overheden) die de nationale cofinanciering beschikbaar stelt mag daaraan geen eigen beleidsmatige eisen verbinden.

Waterschap of gemeente kunnen voor de financiering van het eigen aandeel proberen de eventuele rijksbijdrage uit het Deltafonds Zoetwater in te zetten (de Zoetwatermiddelen of Klimaatgelden).

Tevens is er voor gekozen om de middelen in te zetten voor de wat grotere, meer kostbare en daarmee moeilijker te realiseren projecten. Vandaar dat een drempelbedrag is opgenomen van € 250.000,- per aanvraag/project.

Artikel 4 Aanvrager

Als aanvrager een samenwerkingsverband van een waterschap of een gemeente met andere partijen is, dan dient die samenwerking te worden onderbouwd met een samenwerkingsovereenkomst. Deze overeenkomst moet zijn ondertekend door alle deelnemers van het samenwerkingsverband. Zie artikel 1.6 van de Verordening.

Artikel 5 Subsidiabele kosten

Niet alle in artikel 1.12 en 2.6.3 van de Verordening genoemde kosten zijn in dit openstellingsbesluit subsidiabel gesteld. Sommige van deze kosten zijn namelijk bij de inrichting van gebieden, zoals hier aan de orde, niet nodig, of de subsidiëring ervan is niet wenselijk.

In het eerste lid worden personeelskosten subsidiabel gesteld. De personeelskosten worden berekend overeenkomstig artikel 1.9a. Voorts worden kosten derden subsidiabel gesteld.

Voor POP3+ is de mogelijkheid toegevoegd om gebruik te maken van een vereenvoudigde kostenoptie. Voor deze openstelling is de vereenvoudigde kostenoptie op basis van artikel 1.9a als kostensoort opgenomen. Dit betekent dat – als uit het projectplan blijkt dat personeelskosten worden gemaakt – van deze vereenvoudigde kostenoptie gebruikt moet worden gemaakt. Dit houdt in dat er over de kosten derden binnen het project een opslag voor personeelskosten berekend mag worden. Hier staat geen administratieve verplichting tegenover in de vorm van onderbouwing van het uurtarief of het bijhouden van een urenregistratie. De kosten derden mogen in dat geval geen verband houden met de uitvoering van overheidsopdrachten voor werken met een waarde boven het Europese drempelbedrag.

Deze opslag wordt berekend door de som van de kosten derden binnen het project te vermenigvuldigen met 20%, waarna dat bedrag wordt vermeerderd met een opslag van 15% aan overheadkosten. Bijvoorbeeld:

Totale subsidiabele kosten derden: € 300.000,00

Opslag personeelskosten: 300.000 * 0.2 * 1.15 = € 69.000,00

Subsidiebedrag: (€ 300.000,00 + € 69.000,00) * 100% = € 369.000,00

Op grond van het eerste en tweede lid zijn voorbereidingskosten subsidiabel. Voorbereidingskosten moeten gemaakt zijn binnen een jaar voor de aanvraag om subsidie. Voorbereidingskosten kunnen bestaan uit kosten voor architecten, ingenieurs, adviseurs en adviezen over duurzaamheid op milieu- en economisch gebied. Als deze kosten na het moment van de aanvraag om subsidie worden gemaakt, zijn deze ook nog subsidiabel.

In het derde lid zijn de legeskosten meegenomen in de subsidiabele kosten. De niet verrekenbare of niet compensabele BTW wordt expliciet opgenomen in de subsidiabele kosten.

Op grond van het vierde lid is de inrichting van (aangekochte) gronden subsidiabel. Voor zover de aankoop van grond onderdeel is van de subsidiabele kosten, zijn de voorwaarden uit artikel 1.10 van de Verordening van toepassing.

Artikel 6 Selectiecriteria

Het Comité van Toezicht (CvT), dat een doeltreffende uitvoering van POP3 waarborgt, heeft in het Handboek selectie POP3 projecten onder meer bepaald dat voor Niet-productieve investeringen water de rangschikking van aanvragen op meerdere manieren kan gebeuren. In dit openstellingsbesluit is gekozen voor toepassing van selectiecriteria met weging. Het toepassen van de selectiecriteria is opgedragen aan een daartoe door Gedeputeerde Staten ingestelde adviescommissie. Deze commissie is onafhankelijk en bestaat uit deskundigen.

Het gaat om de volgende criteria en wegingsfactoren:

 

Selectiecriterium

Maximale weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Mate van effectiviteit

1 t/m 4

0 - 5

60% van het maximaal te behalen punten

b.

Kans op succes en de haalbaarheid

1 t/m 4

0 - 5

c.

Mate van urgentie

1 t/m 4

0 - 5

d.

Mate van efficiëntie

1 t/m 4

0 - 5

De concrete invulling voor deze openstelling is als volgt:

 

Selectiecriterium

Weging

Te behalen punten

Te behalen minimumscore

a.

Mate van effectiviteit

3

0 - 5

Minimaal 24 punten

(uit een maximum van 40 punten)

b.

Kans op succes en de haalbaarheid

2

0 - 5

c.

Mate van urgentie

2

0 - 5

d.

Mate van efficiëntie

1

0 - 5

Hieronder worden de selectiecriteria toegelicht.

  • a.

    Mate van effectiviteit van de activiteit (het project)

Onder mate van effectiviteit van de activiteit wordt verstaan: de mate waarin het project beoogt bij te dragen aan de realisatie van natte en natdroge ecologische verbindingszones of aan de doelen van de KRW.

Bij natte ecologische verbindingszones gaat het om het realiseren van het model winde, bij natdroge ecologische verbindingszones om het model winde en kamsalamander, bedoeld in bijlage Kernkwaliteiten Gelders natuurnetwerk en Groene ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening. Bij het realiseren van doelen van de KRW gaat het om de doelen zoals opgenomen in de KRW-factsheets, de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland, de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel, een van de Waterbeheerprogramma’s of het Werkprogramma.

Volgens het Handboek wordt bij het bepalen van de effectiviteit ook de hoogte van het gevraagde subsidiebedrag in ogenschouw genomen. Het is in het kader van deze openstelling echter denkbaar dat projecten relatief duur zijn vanwege specifieke omstandigheden, maar dat ze wel nodig zijn voor het realiseren van een ecologische verbindingszone. Het betrekken van de hoogte van het subsidiebedrag in de afweging kan aldus tot misverstanden leiden en moet daarom met voorzichtigheid gedaan worden.

Bij dit criterium zijn de volgende bronnen leidend:

  • 1.

    de KRW-factsheets voor oppervlaktewaterlichamen, te raadplegen via https://www.waterkwaliteitsportaal.nl/WKP.WebApplication/Beheer/Data/Publiek?viewName=Bronbestanden&year=2015&month=December;

  • 2.

    het waterbeheerprogramma van het waterschap binnen wiens beheergebied het project wordt uitgevoerd. Het waterbeheerprogramma geeft inzicht in de wijze waarop het waterschap zal omgaan met het water in het beheergebied in de planperiode. Het betreft de volgende waterbeheerprogramma’s: het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022-2027 “Versterken. Verbinden. Vergroenen.” van Waterschap Rieverenland en het ontwerp Waterbeheerprogramma 2022 – 2027 van Waterschap Rijn en IJssel;

  • 3.

    bijlage kernkwaliteiten Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone van de Omgevingsverordening, in de tabel van het betreffende gebied, of in de Samenwerkingsovereenkomst Rivierenland (de Samenwerkingsovereenkomst 2015-2021 Provincie Gelderland Waterschap Rivierenland, ondertekend op 26 februari 2015), de Samenwerkingsovereenkomst Rijn en IJssel (de Samenwerkingsovereenkomst Provincie Gelderland Rijn en IJssel, ondertekend op 26 februari 2015) of de nadien opgestelde samenwerkingsovereenkomsten.

Naarmate de voorgenomen activiteit in meer van de genoemde documenten is opgenomen, wordt aangenomen dat de effectiviteit daarvan groter is. Ofwel de uitvoering draagt bij aan de realisatie van een breder palet aan doelen. Een dergelijke activiteit krijgt meer punten.

De toekenning van de punten kan dan als volgt:

  • I.

    0 punten als de activiteit maatregelen bevat uit geen van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

  • II.

    1 punt als de activiteit maatregelen bevat uit één van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

  • III.

    3 punten als de activiteit maatregelen bevat uit twee van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

  • IV.

    5 punten als de activiteit maatregelen bevat uit drie van de genoemde bronnen 1 tot en met 3;

Bij deze werkwijze vervalt de mogelijkheid om 2 of 4 punten te behalen. Dit is een bewuste keuze en gaat niet ten koste van het onderscheidend vermogen van dit criterium.

  • b.

    De kans op succes en de haalbaarheid van de activiteit

Dit criterium weegt de concreetheid en (snelle) uitvoerbaarheid van het projectplan. Hoe beter het project is voorbereid, zowel inhoudelijk als qua timing, des te positiever het oordeel. Er worden vijf aspecten beschouwd, namelijk:

  • 1.

    in het projectplan zijn voldoende eisen gesteld aan de kwaliteit van de nog aan te wijzen projectleider, dan wel is aangegeven dat de aangewezen projectleider met betrekking tot de subsidiabele activiteiten over voldoende kwaliteit beschikt. Kwaliteit houdt in voldoende aantoonbare expertise in de vorm van genoten opleiding en (meer dan vijf jaar) relevante ervaring in relatie tot de inhoud van het project;

  • 2.

    het projectplan is realistisch, dat wil zeggen de voorgenomen maatregelen zijn (technisch) uitvoerbaar en er mag vanuit gegaan worden dat uitvoering leidt tot realisatie van de doelen;

  • 3.

    bij het project wordt samengewerkt met een of meer gebruikers van het betreffende watersysteem;

  • 4.

    het projectplan kent een realistische planning, opzet en begroting, waardoor er een reëel perspectief is op uitvoering van een project binnen de opgegeven projectduur, volgens de beschreven opzet en tevens binnen de begroting;

  • 5.

    op het moment van indienen van de aanvraag zijn eventuele benodigde gronden verworven, vergunningen verkregen en is er draagvlak (dat wil zeggen geen voorzienbare weerstand, die kan leiden tot uitstel) in de omgeving voor uitvoering van het projectplan.

De toekenning van de punten kan dan als volgt:

  • I.

    0 punten: geen van de aspecten is van toepassing op het project;

  • II.

    1 punt: één van de aspecten is van toepassing op het project;

  • III.

    2 punten: twee van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • IV.

    3 punten: drie van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • V.

    4 punten: vier van de aspecten zijn van toepassing op het project;

  • VI.

    5 punten: alle vijf genoemde aspecten zijn van toepassing op het project.

De adviescommissie maakt bij de beoordeling van deze aspecten een eigen afweging. Hoe concreter deze punten in de subsidieaanvraag zijn omschreven, des te beter de adviescommissie de afweging kan maken.

  • c.

    Mate van urgentie van de activiteit

Bij dit criterium gaat het om de vraag in hoeverre de opgave(n) die aangepakt worden geïdentificeerd zijn als opgaven die noodzakelijk aangepakt dienen te worden en op welke termijn die aanpak noodzakelijk is.

De mate van urgentie van de activiteit wordt bepaald door de mate waarin de uitvoering op korte termijn nodig is om de (ecologische) doelen tijdig te kunnen realiseren. Zo zijn er (inter)nationale of provinciale doelstellingen die voor een bepaalde einddatum gerealiseerd dienen te zijn en waar het project aan bijdraagt of noodzakelijk voor is. Een en ander is daarmee gerelateerd aan de knelpunten en beleidsopgaven die bestaan in Gelderland. Niet noodzakelijke opgaven zijn niet urgent en zullen op grond van het openstellingsbesluit niet voor subsidie in aanmerking kunnen komen.

Voorts kan het nodig zijn de activiteit op korte termijn uit te voeren als er (veel) partijen in het veld betrokken zijn. Uitstel kan in dat geval negatief uitwerken op de bereidheid van die partijen om mee te werken (“de energie gaat dan uit het proces”). Urgente projecten zullen – als zij door omstandigheden tot op heden niet zijn uitgevoerd – weer worden opgenomen in de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten.

Let wel, dat ondanks de urgentie niet te vroeg mag worden gestart met de uitvoering van de activiteit (zie artikel 1.8 onder e van de Verordening en de toelichting daarop, hierboven in het algemene deel).

De puntentoekenning kan als volgt gebeuren:

  • I.

    0 punten als er sprake is van een opgave die op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst niet noodzakelijk is, of, als er op grond van deze documenten wel noodzaak is, deze pas op zeer lange termijn aangepakt hoeft te worden;

  • II.

    1 punt als er sprake is van een opgave die op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst noodzakelijk is, maar die op grond van deze documenten pas op lange termijn aangepakt hoeft te worden;

  • III.

    2 punten als er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst, die op grond van deze documenten binnen afzienbare termijn aangepakt moet worden;

  • IV.

    3 punten als er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst, die op grond van deze documenten op relatief korte termijn aangepakt moet worden;

  • V.

    4 punten als er sprake is van een noodzakelijke opgave op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst, die onmiddellijk aangepakt moet worden om deze tijdig af te kunnen ronden en tijdig het (ecologische) doel (of doelen) te kunnen realiseren;

  • VI.

    5 punten als er sprake is van een noodzakelijk opgave op grond van de KRW-factsheets of het betreffende Waterbeheerprogramma, Waterbeheerplan of samenwerkingsovereenkomst, die onmiddellijk aangepakt moet worden om deze tijdig af te kunnen ronden en tijdig het (ecologische) doel (of doelen) te kunnen realiseren en bovendien vanwege de reële kans dat uitstel ten koste kan gaan van de bereidheid van betrokken partijen om mee te werken.

  • d.

    Mate van efficiëntie van het project

Het Handboek biedt hier keuze uit twee varianten. Gekozen is voor variant 1:

“Bij dit criterium wordt beoordeeld of de input (geld, kennis, kunde en overige middelen) efficiënt wordt ingezet om de gewenste output te realiseren. Daarbij wordt bezien of de opgevoerde kosten passend zijn (worden de resultaten met de juiste middelen gehaald?), wordt gekeken in hoeverre de proceskosten die in het project gemaakt worden in verhouding staan tot de feitelijke projectkosten én wordt bezien of binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.”

Het gaat hierbij om drie aspecten, die aldus verder kunnen worden ingevuld:

  • 1.

    de mate waarin de opgevoerde kosten passend zijn, dat wil zeggen waarin de resultaten met de juiste middelen worden gehaald.

  • In feite gaat het dan om de vraag naar de mate waarin de opgevoerde kosten en middelen noodzakelijk zijn om het doel van het project te realiseren. Naarmate de opgevoerde kosten en middelen meer noodzakelijk zijn om het doel te realiseren en naarmate ze in (zeer) goede verhouding staan tot het doel van het project, kan de aanvraag meer punten scoren. Bij de beoordeling speelt de motivering van de noodzakelijkheid van de opgevoerde kosten en middelen in de aanvraag een grote rol;

  • 2.

    de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de feitelijke projectkosten die met de activiteiten zijn gemoeid.

  • De kosteneffectiviteit van de activiteit blijkt uit de verhouding tussen de opgevoerde proceskosten en de totale subsidiabele projectkosten. De bedoeling is dat zoveel mogelijk geld besteed wordt aan fysieke activiteiten. Het Handboek gaat ervan uit dat de kosteneffectiviteit hoger is naarmate de opgevoerde proceskosten lager zijn. Proceskosten zijn de kosten die in het project zijn aan te merken als voorbereiding en begeleiding (hier: de kosten van adviseurs, architecten en ingenieurs en de kosten van adviezen duurzaamheid op milieu en economisch gebied, inclusief bijbehorende niet verrekenbare of niet compensabele BTW);

  • 3.

    de mate waarin binnen het project op een goede manier gebruik gemaakt wordt van reeds bestaande kennis en kunde.

  • Als de aanvrager geen gebruik maakt van bestaande kennis en kunde, scoort hij op dit punt nul punten. De aanvraag scoort meer punten naarmate voor de basis van het projectplan en ook tijdens de uitvoering beter gebruik wordt gemaakt van bestaande kennis en kunde.

De toekenning van de punten kan zoals aangegeven in het Handboek:

  • I.

    0 punten = Kosten worden niet doelmatig gemaakt en middelen niet doelmatig ingezet. De opgevoerde projectkosten zijn te hoog. Er wordt geen gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager gaat opnieuw het wiel uitvinden.

  • II.

    1 punt = gering. De opgevoerde kosten en inzet middelen zijn onvoldoende doelmatig. Opgevoerde projectkosten zijn hoog. De aanvrager geeft wel blijk van kennis van bestaande kennis en kunde, maar gebruikt die kennis niet of nauwelijks bij de uitvoering van het project. De aanvraag bevat bijvoorbeeld veel uren van adviseurs in plaats van de bestaande kennis en kunde te gebruiken.

  • III.

    2 punten = matig. Doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is matig. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan. De opgevoerde projectkosten zijn matig hoog.

  • IV.

    3 punten = voldoende. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten en middelen is voldoende. De opgevoerde projectkosten zijn redelijk. De bestaande kennis en kunde is in kaart gebracht en is gebruikt voor de basis van het projectplan.

  • V.

    4 punten = goed. De doelmatigheid van de opgevoerde kosten is goed, ze staan in goede verhouding tot het doel van de subsidie. Het project wordt efficiënt uitgevoerd. De aanvrager maakt ook tijdens de uitvoering van het project gebruik van de bestaande kennis en kunde, bijvoorbeeld als toetsingsmoment.

  • VI.

    5 punten = zeer goed. De opgevoerde kosten zijn zeer doelmatig, de opgevoerde kosten zijn zeer redelijk en er wordt op een zeer goede manier gebruik gemaakt van bestaande kennis en kunde. De aanvrager maakt zeer goed gebruik van bestaande kennis en kunde. Bijvoorbeeld van innovaties heeft de aanvrager eerdere vergelijkbare innovaties in kaart gebracht en bouwt daar op voort. Het is voor de aanvrager helder waarom de eerdere projecten zijn misgelopen.

Weging

In dit openstellingsbesluit wordt de “mate van effectiviteit”, dat wil zeggen de mate waarin een project bijdraagt aan de verschillende doelen, gezien als het allerbelangrijkste criterium. Daarom krijgt dit criterium de hoogste weging, namelijk wegingsfactor 3. Activiteiten moeten bijdragen aan de realisatie van de doelen van de KRW-richtlijn of de inrichting van natte ecologische verbindingszones voor de doelsoort Winde en de Kamsalamander. Dit is de reden waarom de subsidie überhaupt beschikbaar is. Activiteiten die minder bijdragen aan de doelen zouden minder kans op subsidie moeten hebben. Om toch voor subsidie in aanmerking te komen, moeten ze excelleren op de andere criteria.

Vervolgens krijgen de criteria “kans op succes en de haalbaarheid” en de “mate van urgentie” een wegingsfactor 2. Deze aspecten zijn ook belangrijk, maar worden als iets minder cruciaal gezien dan het eerste criterium. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat het gaat om activiteiten die wel goed bijdragen aan de doelen. Mocht de uitvoering van het project even op zich laat wachten of de urgentie om het project per omgaande uit te voeren iets minder groot zijn, dan gaat het desalniettemin om een relevant (effectief) project.

Het laatste criterium van “de efficiëntie” krijgt de laagste wegingsfactor. Dat is niet omdat efficiënt handelen minder belangrijk is, maar vooral omdat efficiëntie zich in de context van dit openstellingsbesluit minder goed laat operationaliseren. Veelal is aanvrager een professionele en deskundige organisatie, dan wel een samenwerkingsverband, waarbij die professionaliteit en deskundigheid eveneens present zijn.

Artikel 7 Adviescommissie

Na sluiting van de indieningstermijn worden alle aanvragen door een onafhankelijke adviescommissie beoordeeld. Aanvragen moeten minstens 24 punten behalen om voor subsidie in aanmerking te komen, ofwel 60% van het maximaal te behalen aantal van 40 punten. Als een aanvraag onvoldoende punten scoort, wordt dat bij deze beoordeling duidelijk. Vervolgens worden aanvragen met gebruikmaking van de selectiecriteria in een bepaalde rangorde geplaatst. Het doel van de rangschikking is om de aanvragen/activiteiten onderling te vergelijken en de beste te selecteren en te honoreren.

Gepubliceerd te Arnhem

namens Gedeputeerde Staten van Gelderland,

Isabelle Wouters

Teammanager Agrifood