Regeling vervallen per 01-07-2023

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Gennep

Geldend van 20-10-2017 t/m 30-06-2023 met terugwerkende kracht vanaf 01-02-2017

Intitulé

Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Gennep

De raad van de gemeente Gennep,

- Gelet op artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet;

- Gelezen het voorstel van Burgemeester en Wethouders d.d. 29 augustus 2017;

- Gehoord het advies van de gecombineerde commissie d.d. 11 september 2017;

- Gehoord de Adviesraad Sociaal Domein;

Besluit:

vast te stellen de Verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Gennep.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

  • 1.

    Het college stelt vast of een inwoner behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie. Het college kan dit ambtshalve of op aanvraag vaststellen.

  • 2.

    bij de vaststelling neemt het college de volgende criteria in acht:

  • a.

    de inwoner moet behoren tot de doelgroep zoals omschreven in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet of artikel 10d, tweede lid, van de Participatiewet;

  • b.

    de inwoner is niet in staat met voltijdse arbeid het wettelijk minimumloon te verdienen, en

  • c.

    de inwoner heeft wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

  • 1.

    Het college gebruikt een vooraf vastgestelde methode om de loonwaarde van een inwoner vast te stellen.

  • 2.

    Een externe organisatie adviseert het college met betrekking tot de vaststelling van de methode en verzorgt de opleiding en certificering van personen die door het college worden belast met de advisering over de vast te stellen loonwaarde.

Artikel 3. Beleidsregels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college is bevoegd beleidsregels te stellen betreffende de te hanteren methodiek om de loonwaarde te bepalen en de toepassing van deze methodiek.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de burger afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 4. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Gennep 2015, vastgesteld op 13 oktober 2014, wordt ingetrokken.

  • 2.

    Deze verordening treedt met terugwerkende kracht in werking op 1 februari 2017.

  • 3.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening loonkostensubsidie Participatiewet.

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van 2 oktober 2017.

De raad voornoemd,

De griffier, De heer J.W.M. van der Knaap

de voorzitter, De heer P.J.H.M. de Koning

Ondertekening

Toelichting loonkostensubsidie Participatiewet gemeente Gennep

Algemeen

Deze verordening geeft uitvoering aan artikel 6, tweede lid, van de Participatiewet. Overeenkomstig deze bepaling dient de gemeenteraad bij verordening regels vast te stellen over de doelgroep loonkostensubsidie en de loonwaarde. De regels dienen in ieder geval te bepalen:

- de wijze waarop wordt vastgesteld wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, en

- de wijze waarop de loonwaarde wordt vastgesteld.

Het college kan op verzoek of ambtshalve vaststellen wie tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 10c van de Participatiewet). Personen zoals bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van de Participatiewet die mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben en van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, behoren tot de doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e juncto artikel 10d lid 2 van de Participatiewet.

Heeft het college vastgesteld dat een inwoner behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en is een werkgever voornemens met die persoon een dienstbetrekking aan te gaan, dan stelt het college in beginsel de loonwaarde van die inwoner vast (artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet). Hiervoor is geen aanvraag vereist. De vastgestelde loonwaarde legt het college vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken inwoner als mogelijk diens potentiële werkgever (mits deze als juridisch belanghebbende wordt aangemerkt) bezwaar en beroep kunnen instellen.

De loonwaarde is een vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een inwoner - die behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie - verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, van de Participatiewet).

In deze verordening gaat het om een andere vorm van loonkostensubsidie dan de vorm van incidentele loonkostensubsidie zoals omschreven in de Re-integratieverordening Participatiewet. De loonkostensubsidie zoals beschreven in deze verordening kan uitsluitend worden ingezet als de inwoner in kwestie behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie, als bedoeld in artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet: mensen met een arbeidsbeperking. Deze nieuwe vorm van loonkostensubsidie is niet per definitie tijdelijk, maar kan indien nodig voor een langere periode worden ingezet en zelfs duurzaam zijn als de inwoner geen groei van loonwaarde meer kan laten zien. Met dit instrument compenseert de gemeente werkgevers voor de verminderde productiviteit van de werknemer (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 60).

Begrippen die al zijn omschreven in de Participatiewet, Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) of de Gemeentewet zijn vanzelfsprekend ook van toepassing op deze verordening. Hiervan zijn in deze verordening daarom geen begripsomschrijvingen opgenomen. Voor de duidelijkheid zijn een aantal belangrijke wettelijke definities hieronder weergegeven.

- doelgroep loonkostensubsidie (artikel 6, eerste lid, onderdeel e, Participatiewet): personen als bedoeld in artikel 7, eerste lid, onderdeel a, van wie is vastgesteld dat zij met voltijdse arbeid niet in staat zijn tot het verdienen van het wettelijk minimumloon, doch wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie hebben;

- loonwaarde (artikel 6, eerste lid, onderdeel g, Participatiewet): vastgesteld percentage van het rechtens geldende loon voor de door een inwoner, die tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort, verrichte arbeid in een functie naar evenredigheid van de arbeidsprestatie in die functie van een gemiddelde werknemer met een soortgelijke opleiding en ervaring, die niet tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort;

- dienstbetrekking (artikel 6, eerste lid, onderdeel f Participatiewet): een privaatrechtelijke of publiekrechtelijke dienstbetrekking.

De verordening volgt het VNG-model, met dien verstande dat er in Noord-Limburg niet voor wordt gekozen om de loonwaardebepaling door een externe partij als het UWV te laten uitvoeren, maar door specifiek geschoolde en gecertificeerde eigen medewerkers. Ook kent Noord-Limburg aanvullend de mogelijkheid om bij kennelijke hardheid ten gunste van de inwoner af te wijken (hardheidsclausule) die in het model niet is voorzien. Deze aanpassingen maken het voor de uitvoerende teams beter mogelijk om samen met de inwoner individuele maatwerkoplossingen te vinden.

Aanpassing in 2017

  • -

    Artikel 1: De doelgroep is verruimd door de toevoeging van de zinsnede “of artikel 10d tweede lid”. Dit gaat om ex-leerlingen van praktijkonderwijs, speciaal onderwijs of entreeonderwijs, die in eerste instantie regulier zijn gaan werken maar daarna alsnog een verminderde loonwaarde blijken te hebben. Voor deze groep hoeft de loonwaarde niet meer voorafgaande aan de dienstbetrekking te worden gemeten.

  • -

    De redactie van artikel 2 lid 2 is verbeterd.

Artikelsgewijze toelichting

Enkel die bepalingen die verdere toelichting behoeven worden hieronder behandeld.

Artikel 1. Vaststelling wie tot doelgroep loonkostensubsidie behoort

In artikel 10c van de Participatiewet is geregeld wanneer wordt vastgesteld of een inwoner tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort: op schriftelijke aanvraag of ambtshalve. Ambtshalve vaststelling is alleen mogelijk bij:

- personen die algemene bijstand ontvangen;

- personen als bedoeld in artikel 34a, vijfde lid, onderdelen b en c, van de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (hierna: WIA), artikel 35, vierde lid onderdelen b en c, van de WIA en artikel 36, derde lid, onderdelen b en c, van de WIA tot het moment dat het inkomen uit arbeid in dienstbetrekking gedurende twee aaneengesloten jaren ten minste het minimumloon bedraagt en ten behoeve van die inwoner in die twee jaren geen loonkostensubsidie als bedoeld in artikel 10d van de Participatiewet is verleend;

- personen als bedoeld in artikel 10, tweede lid, van de Participatiewet;

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers, en

- personen met een uitkering op grond van de Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen.

In artikel 10c van de Participatiewet is ook bepaald dat het aan college is om vast te stellen of een inwoner tot de doelgroep loonkostensubsidie behoort. Binnen de kaders van de wet is het aan de gemeente om vast te stellen op welke wijze zij bepalen of mensen tot de doelgroep loonkostensubsidie behoren en of loonkostensubsidie voor hen wordt ingezet (zie Kamerstukken II 2013/14, 33 161, nr. 107, blz. 62). In artikel 1, tweede lid, is vastgelegd welke criteria daarbij in acht genomen worden. Deze cumulatieve criteria zijn ontleend aan artikel 6, eerste lid, onderdeel e, van de Participatiewet. Daarin is immers wettelijk de doelgroep loonkostensubsidie vastgelegd.

De doelgroep loonkostensubsidie is per 1 februari 2017 uitgebreid met inwoners waarmee de werkgever al een dienstbetrekking is aangegaan en die later alsnog met voltijdse arbeid niet in staat blijkt tot het verdienen van het wettelijk minimumloon. Dit is opgenomen in het nieuwe artikel 10d lid 2.

Als zij nog wel mogelijkheden tot arbeidsparticipatie heeft en in de periode van 6 maanden voorafgaande aan de dienstbetrekking deelnam aan praktijkonderwijs, voortgezet speciaal onderwijs of de entreeopleiding, kunnen ze alsnog voor loonkostensubsidie in aanmerking komen.

Ook kan vanaf 1 februari 2017 tijdelijk een forfaitaire loonkostensubsidie worden gegeven van 50%. Deze mogelijkheid is gecreëerd om al loonkostensubsidie te kunnen geven als de loonwaarde nog niet (definitief) is vastgesteld. De loonwaardemeting is in de praktijk een tijdrovende aangelegenheid gebleken. Gemeenten, inwoners en werkgevers ervoeren het moeten wachten op de uitkomst van de loonwaardemeting als zeer belemmerend en wilden graag al eerder aan de slag. Dat kan dus nu inmiddels op basis van de tijdelijke forfaitaire subsidie. Dit is in de wet geregeld en hiervoor is de verordening niet aangepast.

Artikel 2. Vaststelling loonwaarde

In artikel 10d, eerste lid, van de Participatiewet is bepaald dat als een inwoner behoort tot de doelgroep loonkostensubsidie en een werkgever voornemens is een dienstbetrekking aan te gaan met die inwoner, het college de loonwaarde van die inwoner vaststelt. Hiervoor is géén aanvraag vereist.

Het college wijst personen aan die belast worden met het adviseren over de loonwaarde (in de praktijk medewerkers van de gemeente of van de samenwerkingsregio). Deze personen worden opgeleid en gecertificeerd in de advisering over de loonwaarde (in de loonwaardemeting) om de objectiviteit van de loonwaardemeting te borgen. Het college legt de vastgestelde loonwaarde vast in een beschikking waartegen zowel de betrokken inwoner als diens (potentiële) werkgever bezwaar en beroep kunnen instellen.