Regeling vervallen per 01-01-2018

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 31-12-2017

Intitulé

Verordening Maatschappelijke Ondersteuning Gemeente Goirle 2015

Hoofdstuk 1 Begrippen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • b.

    andere voorziening: voorziening anders dan in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • c.

    bijdrage: bijdrage in de kosten als bedoeld in artikel 2.1.4, eerste lid, van de wet;

  • d.

    collectieve maatwerkvoorziening: maatwerkvoorziening die in collectieve vorm wordt verstrekt;

  • e.

    dagbesteding: voorziening ter bevordering van structuur van leven en zingeving;

  • f.

    gesprek: gesprek in het kader van het onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • g.

    hoofdverblijf: de plaats waar een persoon daadwerkelijk de meeste nachten per jaar doorbrengt;

  • h.

    hulpvraag: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • i.

    leefeenheid: personen die met elkaar een gezamenlijke huishouding voeren en zorg dragen voor elkaar;

  • j.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen;

  • k.

    melding: melding aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • l.

    normaal gebruik van de woning: het kunnen verrichten van elementaire woonfuncties slapen, eten, lichaamsreiniging, en het doen van essentiële huishoudelijke werkzaamheden;

  • m.

    ondersteuningsplan: plan waarin de cliënt en de aanbieder van ondersteuning het te bereiken resultaat, gericht op zelfredzaamheid en participatie vastlegt;

  • n.

    persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2, vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • o.

    specialistisch team: door het college aangewezen professionals die bij ondersteuningsvragen waarbij zorg en ondersteuning gewenst is, adviseren over het ondersteuningsarrangement;

  • p.

    spoedeisend: een situatie waarin zo spoedig mogelijk, doch in ieder geval binnen drie werkdagen hulp moet worden ingezet;

  • q.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • r.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • s.

    zelfredzaamheidsmatrix: schematisch overzicht van resultaatgebieden in de mate van zelfredzaamheid op het gebied van sociaal netwerk, huisvesting, financiële situatie, thuissituatie met en zonder kinderen, opvoed- en opgroeisituatie, mantelzorgondersteuning en daginvulling.

Hoofdstuk 2 Toegang

Artikel 2.1 Melding hulpvraag

  • 1. Een hulpvraag kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding elektronisch of schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding binnen 3 werkdagen een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek. Deze maatwerkvoorziening kan worden ingezet voor maximaal 4 weken. Daarna geldt de normale procedure.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

  • 1. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is.

  • 2. Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van gratis cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Vooronderzoek, indienen persoonlijk plan

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en maakt binnen 2 weken met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaft de cliënt het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover hij redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Als de cliënt genoegzaam bekend is bij de gemeente, kan het college in overeenstemming met de cliënt afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

  • 4. Het college brengt de cliënt op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na melding in de gelegenheid het plan te overhandigen.

Artikel 2.4 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en degene door of namens wie de melding is gedaan, dan wel diens vertegenwoordiger en waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers en desgewenst familie, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

    • c.

      de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • d.

      de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociaal netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • e.

      de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

    • f.

      de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorkomen dat hij een beroep moet doen op een maatwerkvoorziening;

    • g.

      de mogelijkheden om door middel van voorliggende voorzieningen of door samen met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en andere partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning;

    • h.

      de mogelijkheid om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

    • i.

      welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn, en

    • j.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. Als de cliënt een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3, vierde lid, aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek, bedoeld in het eerste lid.

  • 3. Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure en vraagt de cliënt toestemming om zijn persoonsgegevens te verwerken.

  • 4. Als de hulpvraag genoegzaam bekend is, kan het college onverminderd het bepaalde in artikel 2.3.2 van de wet, in overleg met de cliënt afzien van een gesprek.

Artikel 2.5 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

  • 2. Binnen 4 weken na het gesprek verstrekt het college aan de cliënt een verslag van de uitkomsten van het onderzoek.

  • 3. Indien nader onderzoek door het specialistisch team nodig is, bedraagt de in lid 2 genoemde termijn 6 weken.

  • 4. De cliënt tekent het verslag voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 5 werkdagen wordt geretourneerd aan de contactpersoon waarmee hij het gesprek heeft gevoerd.

  • 5. Als de cliënt tekent voor gezien, kan hij daarbij tevens aangeven wat de reden is waarom hij niet akkoord is.

  • 6. Als de cliënt van mening is dat hij in aanmerking komt voor een maatwerkvoorziening, kan hij dit aangeven op het door hem ondertekende verslag.

Artikel 2.6 Aanvraag

  • 1. Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk indienen bij het college. Een aanvraag kan worden ingediend door middel van een door het college vastgesteld aanvraagformulier.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de cliënt dat op het verslag heeft aangegeven.

Hoofdstuk 3 Beoordeling aanspraak

Artikel 3.1 Criteria voor een maatwerkvoorziening

  • 1. Het college neemt het verslag en de zelfredzaamheidsmatrix als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • 2. Onder maatschappelijke ondersteuning wordt in dit hoofdstuk verstaan:

    • a.

      Ondersteuning bij zelfstandig wonen, waaronder ondersteuning bij het voeren van een gestructureerd huishouden, woonvoorzieningen, voorzieningen om zich in en om de woning te verplaatsen.

    • b.

      Ondersteuning bij maatschappelijke participatie, waaronder een zinvolle daginvulling en vervoersvoorzieningen voor het zich kunnen verplaatsen in de leefomgeving.

    • c.

      Het noodzakelijke vervoer naar de locatie waar ondersteuning wordt geboden.

    • d.

      Ondersteuning ter ontlasting van de mantelzorger of van personen uit de sociale omgeving van de cliënt.

  • 3. Een cliënt komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening:

    • a.

      ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen of algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 2.3 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven, en/of

    • b.

      ter compensatie van de problemen bij het zich handhaven in de samenleving van de cliënt met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk dan wel met gebruikmaking van algemene voorzieningen kan verminderen of wegnemen. De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in artikel 5 bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • 4. Aanvullende criteria voor opvang en beschermd wonen:

    • a.

      In aanvulling op het derde lid, onder b, kan een cliënt in aanmerking komen voor opvang als hij

      • i.

        feitelijk of residentieel dakloos is, al dan niet voorgaand aan opname in een (psychiatrische) kliniek, of aan detentie, en

      • ii.

        beperkt zelfredzaam is op meerdere door het college aan te wijzen leefgebieden, en

      • iii.

        niet beschikt over alternatieven die de situatie van feitelijke of residentiele dakloosheid op kunnen heffen.

    • b.

      In aanvulling op het derde lid, onder b, kan een slachtoffer van huiselijk geweld in aanmerking komen voor opvang als deze

      • i.

        slachtoffer is van geweld in huiselijke kring, en vanwege aspecten van veiligheid de thuissituatie moet verlaten, of indien sprake is van kindermishandeling en opvang van kind(eren) met de beschermende ouder/verzorger in de opvang noodzakelijk is, en

      • ii.

        18 jaar of ouder is, al dan niet met kinderen, en

      • iii.

        geen mogelijkheden heeft om zelf, al dan niet met gebruikmaking van het eigen sociale netwerk of door interventie van derden een veilige situatie te creëren, of in alternatieve huisvesting te voorziening.

    • c.

      In aanvulling op het derde lid, onder b, kan een cliënt in aanmerking komen voor beschermd wonen als:

      • i.

        hij een psychiatrische aandoening heeft, en

      • ii.

        er voor hem sprake is van een noodzaak tot bescherming van zichzelf of zijn omgeving, waarbij die noodzaak direct voortkomt uit de psychiatrische aandoening, en

      • iii.

        hij niet beschikt over alternatieven die de noodzaak voor beschermd wonen op kunnen heffen.

    • d.

      Het college maakt nadere afspraken met de centrumgemeente die verantwoordelijk is voor beschermd wonen.

  • 5. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college de goedkoopst passende voorziening.

  • 6. Een cliënt kan voor een voorziening in natura of als persoonsgebonden budget in aanmerking worden gebracht wanneer beperkingen, chronisch psychische problemen of psychosociale problemen het gebruik van een collectieve voorziening onmogelijk maken, dan wel een collectieve voorziening niet aanwezig is.

  • 7. Een adequate voorziening kan bestaan uit een maatwerkvoorziening voor de meerkosten ten opzichte van een algemeen gebruikelijke voorziening.

Artikel 3.2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1. Het college verstrekt geen maatwerkvoorziening:

    • a.

      indien het een voorziening betreft die de cliënt vóór de datum van besluit heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij het college daarvoor schriftelijk toestemming heeft verleend of als er sprake is van een aantoonbaar spoedeisend belang.

    • b.

      voor zover deze niet in overwegende mate op de cliënt is gericht.

    • c.

      als deze niet langdurig noodzakelijk is.

    • d.

      voor zover er geen sprake is van aantoonbare meerkosten ten opzichte van de situatie voorafgaand aan de melding.

    • e.

      als de noodzaak tot ondersteuning het gevolg is van omstandigheden die tot de eigen risicosfeer van de cliënt behoren.

    • f.

      aan een cliënt die niet zijn hoofdverblijf in de gemeente Goirle heeft.

  • 2. Het college verstrekt geen pgb gericht op zelfredzaamheid en participatie:

    • a.

      voor hulp door een persoon uit het netwerk van de cliënt voor zover de soort hulp die wordt verleend, de frequentie van de hulp, de duur van de hulp en de mate van verplichting beperkt zijn in zwaarte en omvang.

    • b.

      voor hulp door een persoon uit het netwerk van de cliënt die deze hulp eerder om niet heeft geboden.

    • c.

      voor hulp door een mantelzorger die overbelast is of dreigt te geraken en zelf met het pgb de maatschappelijke ondersteuning wil blijven verlenen, tenzij de mantelzorger aantoonbaar gestopt is met betaald werken of minder betaald is gaan werken om zelf de mantelzorg te kunnen verlenen.

  • 3. Het college verstrekt geen woonvoorziening:

    • a.

      voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen.

    • b.

      ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, woningen die niet het hoofdverblijf van de cliënt zijn.

    • c.

      voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders, het aanbrengen van een hellingbaan en/of een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte bij een verder rolstoeltoegankelijke woning, het aanbrengen van een extra trapleuning of een traplift.

    • d.

      bij nieuwbouw of renovatie van woongebouwen, waarbij de aanpassingen zonder noemenswaardige meerkosten meegenomen kunnen of hadden kunnen worden.

    • e.

      indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is.

    • f.

      indien de cliënt niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

    • g.

      voor een verhuizing aan de cliënt die voor het eerst zelfstandig gaat wonen.

    • h.

      voor zover het algemeen gebruikelijke voorzieningen betreft.

    • i.

      als het een aanpassing betreft aan een woning die niet in de gemeente Goirle staat.

    • j.

      als de noodzaak tot het treffen van een voorziening het gevolg is van achterstallig onderhoud of ter renovatie van een woning die niet voldoet aan de eisen van de tijd.

  • 4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekte voorziening technisch is afgeschreven,

    • a.

      tenzij de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen.

    • b.

      tenzij de cliënt geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten, of

    • c.

      als de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de behoefte van de cliënt aan maatschappelijke ondersteuning.

Artikel 3.3 Advisering

Het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen als het dit van belang acht voor de beoordeling van de aanvraag om een maatwerkvoorziening.

Artikel 3.4 Inhoud beschikking

In de beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval aangegeven of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en wordt tevens aangegeven hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

Hoofdstuk 4 Maatwerkvoorzieningen

Artikel 4.1 Te bereiken resultaten van maatwerkvoorzieningen

  • 1. Te bereiken resultaten van ondersteuning bij zelfstandig wonen, maatschappelijke participatie en kortdurend verblijf in een instelling:

    • a.

      Het voeren van een gestructureerd huishouden, waaronder begrepen: het schoon houden van de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, en doorgangsruimten daartussen volgens algemeen aanvaarde normen van schoon, het beschikken over goederen voor primaire levensbehoeften, het beschikken over schone, draagbare en doelmatige kleding en huishoudtextiel, het thuis kunnen zorgen voor kinderen die tot het gezin behoren, het bijhouden van de thuisadministratie.

    • b.

      Het verrichten van de noodzakelijke algemene dagelijkse levensverrichtingen, waaronder begrepen: in en uit bed komen, aan- en uitkleden, bewegen, lopen, gaan zitten en weer opstaan, lichamelijke hygiëne, toiletbezoek, eten en drinken, medicijnen innemen.

    • c.

      Het opbouwen en ondersteunen van een sociaal netwerk.

    • d.

      Het ontlasten van de mantelzorger.

    • e.

      Het hebben van contacten buitenshuis.

    • f.

      Het deelnemen aan georganiseerde activiteiten, waaronder aangepast sporten met behulp van een sportvoorziening in de vorm van een pgb, maximaal een keer per drie jaar.

    • g.

      Het hebben van een zinvolle dagbesteding, al dan niet met een arbeidsmatig karakter, voor zover de cliënt niet beschikt over arbeidsvermogen op grond van de Participatiewet.

  • 2. Te bereiken resultaten van ondersteuning gericht op het wonen in een geschikt huis:

    • a.

      de woonkamer, slaapvertrekken, keuken, sanitaire ruimten, berging, tuin of balkon en de doorgangsruimten tussen de genoemde vertrekken, waarbij wordt uitgegaan van het niveau van de sociale woningbouw.

    • b.

      Als een verhuizing naar een geschikte woning de goedkoopst adequate oplossing is voor het bevorderen van de zelfredzaamheid op het gebied van wonen, wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt die duurder is dan een voorziening voor een verhuizing in de vorm van een pgb voor verhuis- en inrichtingskosten.

    • c.

      Van het primaat van de verhuizing kan, onverminderd de bepalingen in het vorige lid, worden afgezien, indien de noodzakelijke aanpassingskosten lager zijn dan de kosten van een verhuisvoorziening.

    • d.

      Bij de beoordeling of verhuizen kan leiden tot het bevorderen van de zelfredzaamheid op het gebied van wonen wordt in ieder geval rekening gehouden met de individuele omstandigheden, zoals:

      • i.

        de aanwezigheid van essentiële mantelzorg in de buurt, voor zover die mantelzorg niet geleverd kan worden op grotere afstand;

      • ii.

        winkels en andere voorzieningen in de buurt die de zelfredzaamheid bevorderen;

      • iii.

        verhuizing moet binnen een medisch aanvaardbare termijn kunnen plaatsvinden;

      • iv.

        redelijkerwijs voorzienbare ontwikkelingen in de toekomst die van invloed kunnen zijn op de woonsituatie.

    • e.

      Een cliënt die kan verhuizen en in aanmerking komt voor een verhuisvoorziening, maar besluit niet te verhuizen en op eigen kosten zijn woning adequaat aan te passen, kan voor een pgb in aanmerking komen om de woning zelf aan te passen, dat gelijk is aan de onder b. genoemde verhuisvoorziening.

    • f.

      Onverminderd artikel 2.3.7 van de wet wordt een woningaanpassing niet uitgevoerd voordat de eigenaar van de woning de gelegenheid heeft gehad gehoord te worden over de voorgenomen aanpassing.

    • g.

      Voor en persoon die zijn hoofdverblijf heeft in een instelling kan één woning in de gemeente Goirle bezoekbaar gemaakt worden.

  • 3. Te bereiken resultaten van ondersteuning bij het zich verplaatsen binnen de leefomgeving:

    • a.

      Het in redelijke mate mensen kunnen ontmoeten, contacten kunnen onderhouden, boodschappen kunnen doen en aan maatschappelijke activiteiten kunnen deelnemen, per collectief vervoer of, als het gebruik van het collectief vervoer niet mogelijk is, per individueel vervoermiddel.

    • b.

      Voor de te bereiken resultaten als bedoeld in het vorige lid tezamen geldt een bandbreedte van maximaal 1500 tot 2000 kilometer per jaar.

    • c.

      Onder de leefomgeving wordt een afstand van 15 tot 20 kilometer rond de woning verstaan.

    • d.

      Het college hanteert in beginsel het primaat van collectieve maatwerkvoorzieningen zoals de Regiotaxi en de scootmobiel- en rolstoelpool.

    • e.

      Als het gebruik van de eigen auto noodzakelijk is voor het zich verplaatsen in de leefomgeving, en aantoonbaar leidt tot meerkosten ten opzichte van de als algemeen gebruikelijk te beschouwen kosten, kan een voorziening verstrekt worden voor het gebruik van de eigen auto in de vorm van een pgb.

Artikel 4.2 Regels voor pgb

  • 1. Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet:

    • a.

      Als de cliënt naar het oordeel van het college op eigen kracht, al dan niet met hulp uit zijn sociale netwerk of zijn vertegenwoordiger, voldoende in staat is te achten tot een redelijke waardering van zijn belangen om zodoende de aan het pgb verbonden verplichtingen verantwoord uit te voeren.

    • b.

      Als de cliënt door middel van een ondersteuningsplan kan motiveren waarom hij een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wenst in plaats van een maatwerkvoorziening in natura.

    • c.

      Als naar het oordeel van het college gewaarborgd is dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, veilig, doeltreffend en cliëntgericht worden ingezet.

    • d.

      Bemiddelingskosten, tussenpersonen of belangenbehartigers mogen niet uit het pgb worden betaald.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.6, tweede en vijfde lid, van de wet verstrekt het college geen pgb voor zover de aanvraag betrekking heeft op kosten die de belanghebbende voorafgaand aan de indiening van de aanvraag heeft gemaakt, tenzij een aantoonbaar spoedeisend belang zich hiertegen verzet.

  • 3. Het tarief voor een pgb:

    • a.

      is gebaseerd op een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden.

    • b.

      is toereikend om effectieve en kwalitatief goede zorg in te kopen, en

    • c.

      bedraagt ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate maatwerkvoorziening in natura.

    • d.

      bevat een door het college te bepalen vrij besteedbaar bedrag.

  • 4. De hoogte van een pgb voor dienstverlening is een percentage dat is afgeleid van het tarief van de vergelijkbare door de gemeente gecontracteerde maatwerkvoorziening in natura en is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten. Het college kan nadere regels stellen over de hoogte van het tarief en houdt hierbij rekening met de rechtsvorm van de dienstverlener.

  • 5. De hoogte van een pgb voor een zaak wordt bepaald op ten hoogste de kostprijs van de zaak die de aanvrager op dat moment zou hebben ontvangen als de zaak in natura zou zijn verstrekt, rekening houdend met onderhoud en verzekering. Als de verstrekking een tweedehands voorziening is, dan wordt de kostprijs gebaseerd op een verkorte looptijd vanwege technische afschrijving.

  • 6. In afwijking van het bovenstaande wordt de hoogte van pgb's voor verhuis- en inrichtingskosten, eenmalig te verstrekken woonvoorzieningen van niet-bouwkundige aard, sportvoorzieningen en tegemoetkoming kosten eigen auto door het college vastgesteld op basis van vaste forfaitaire bedragen. Deze bedragen worden vastgelegd in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle.

Artikel 4.3 Tegemoetkoming meerkosten personen met een beperking of chronische problemen

  • 1. Een tegemoetkoming in de meerkosten voor personen met een beperking of chronische problemen bestaat uit een korting op de premie bij deelname aan de collectieve zorgverzekering voor minima. Deelname wordt door het college beoordeeld aan de hand van een inkomens- en vermogenstoets op grond van de Participatiewet en de gemeentelijke beleidsregel voor bijzondere bijstand voor medische kosten.

  • 2. Het college stelt jaarlijks de hoogte van de bijdrage in de premie vast.

Hoofdstuk 5 Bijdragen

Artikel 5.1 Regels voor bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen en algemene voorzieningen

  • 1. Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      voor het gebruik van een maatwerkvoorziening dan wel pgb, zolang hij van de maatwerkvoorziening gebruik maakt of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt, overeenkomstig het Besluit maatschappelijke ondersteuning, en afhankelijk van het inkomen en vermogen van de cliënt en zijn echtgenoot.

    • b.

      Een eigen bijdrage wordt opgelegd voor maatwerkvoorzieningen op het gebied van

    • i.

      wonen in een geschikt huis;

    • ii.

      het zich verplaatsen in de leefomgeving, met uitzondering van rolstoelen;

    • iii.

      het voeren van een gestructureerd huishouden;

    • iv.

      hulp bij zelfredzaamheid en participatie;

    • v.

      beschermd wonen en opvang.

    • c.

      Met de centrumgemeente die gemandateerd is voor de uitvoering van beschermd wonen en opvang worden afspraken gemaakt over de vaststelling en inning van de eigen bijdragen.

  • 2. De hoogte van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening is niet hoger dan maximaal de kostprijs van de voorziening.

  • 3. In afwijking van het eerste en tweede lid gelden de volgende bepalingen:

    • a.

      de duur van de eigen bijdrage voor onroerende woonvoorzieningen is gemaximeerd op 15 jaar.

    • b.

      de bijdrage voor het collectief vervoer is een vastgesteld tarief per eenheid van afstand en wordt rechtstreeks aan de vervoerder betaald.

  • 4. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pgb wordt bepaald:

    • a.

      door een aanbesteding;

    • b.

      na een consultatie in de markt, of

    • c.

      in overleg met de aanbieder.

  • 5. Als de bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige cliënt is verschuldigd, is de bijdrage verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

Hoofdstuk 6 Toezicht en handhaving

Artikel 6.1 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1. Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de verstrekking van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2. Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3. De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1, van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

  • 4. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen gelden voor het melden van calamiteiten en geweld bij de verstrekking van een voorziening.

Artikel 6.2 Heronderzoek

  • a. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de doelmatigheid in het kader van het te bereiken resultaat van toegekende maatwerkvoorzieningen in natura.

  • b. Het college onderzoekt, al dan niet steekproefsgewijs, de doelmatigheid en kwaliteit van de geleverde ondersteuning in het kader van het te bereiken resultaat zoals vastgelegd in het ondersteuningsplan van toegekende pgb's.

  • c. Het college kan nadere regels stellen voor het heronderzoek als hiertoe aanleiding is.

  • d. Als de situatie van de cliënt anderszins genoegzaam bekend is kan het college afzien van een heronderzoek.

Artikel 6.3 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1. Onverminderd artikel 2.3.8 van de wet doet een cliënt aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet.

  • 2. Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

    • d.

      de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden, of

    • e.

      de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3. Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen zes maanden na uitbetaling niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4. Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5. Ingeval het recht op een in eigendom verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening of de tegenwaarde in geld worden teruggevorderd.

  • 6. Ingeval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening worden teruggevorderd.

Hoofdstuk 7 Kwaliteit en klachten

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder in ieder geval begrepen, door:

    • a.

      het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

    • b.

      het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

    • c.

      erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2. Het college kan bij nadere regeling bepalen welke verdere eisen worden gesteld aan de kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliënttevredenheidsonderzoek, en het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

  • 1. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de aard en omvang van de te verrichten taken;

    • b.

      een redelijke toeslag voor overheadkosten;

    • c.

      een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

    • d.

      kosten voor bijscholing van het personeel.

  • 2. Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

    • a.

      de marktprijs van de voorziening, en

    • b.

      de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

      • i.

        aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

      • ii.

        instructie over het gebruik van de voorziening;

      • iii.

        onderhoud van de voorziening, en

      • iv.

        verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden.

Artikel 7.3 Klachtregeling

  • 1. Afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening is geregeld in de Verordening Klachtenregeling Goirle 2010.

  • 2. Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 3. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders, en een jaarlijks cliënttevredenheidsonderzoek.

Hoofdstuk 8 Inspraak

Artikel 8.1 Medezeggenschap bij aanbieders van maatschappelijke ondersteuning

  • 1. Aanbieders van maatwerkvoorzieningen in de vorm van dienstverlening stellen een regeling vast voor de medezeggenschap van cliënten over voorgenomen besluiten van de aanbieder welke voor de gebruikers van belang zijn.

  • 2. Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de medezeggenschapsregelingen van aanbieders door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliënttevredenheidsonderzoek.

Artikel 8.2 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1. Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2. Het college stelt ingezetenen vroegtijdig in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 3. Het college zorgt ervoor dat ingezetenen kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie en ondersteuning.

  • 4. De wijze waarop invulling wordt gegeven aan de in lid 1 tot en met 3 genoemde bepalingen zijn geregeld in de Verordening participatieraad gemeente Goirle.

Hoofdstuk 9 Overige bepalingen

Artikel 9.1 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college draagt jaarlijks zorg voor een blijk van waardering voor mantelzorgers. Het college stelt nadere regels vast waaruit de waardering van mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat.

Artikel 9.2 Evaluatie

  • 1. Het door het gemeentebestuur gevoerde beleid wordt eenmaal per vier jaar geëvalueerd, met uitzondering van een additionele evaluatie over het jaar 2015. Het college zendt hiertoe aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van de verordening in de praktijk.

  • 2. In afwijking van het eerste lid vindt een tussenevaluatie plaats een jaar na inwerkingtreding van deze verordening.

Artikel 9.3 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9.4 Vaststellen Besluit en indexering

  • 1. Het college heeft de bevoegdheid nadere regels vast te stellen over de uitvoering zoals bedragen, afschrijftermijnen, de hoogte van bijdragen voor collectief vervoer, algemeen gebruikelijke voorzieningen, genoemd in deze verordening en die zijn opgenomen in het Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle.

  • 2. Het college kan jaarlijks per 1 januari de, in het kader van deze verordening en het op deze verordening berustende Besluit maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle, geldende bedragen verhogen of verlagen aan de hand van de prijsindex voor de gezinsconsumptie.

Hoofdstuk 10 Slotbepalingen

Artikel 10.1 Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1. De Verordening voorzieningen Wmo gemeente Goirle 2012 wordt ingetrokken.

  • 2. Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Goirle 2012, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen waarbij het besluit waarmee deze voorziening is verstrekt, wordt ingetrokken.

  • 3. Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Goirle 2012 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2015, worden afgehandeld krachtens de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2015.

  • 4. Op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening voorzieningen Wmo gemeente Goirle 2012, wordt beslist met inachtneming van die verordening.

Artikel 10.2 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Deze verordening treedt in werking op1 januari 2015.

  • 2. Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Goirle 2015.

Ondertekening

Aldus besloten door de raad van de gemeente Goirle in zijn vergadering van 09-12-2014.
, de voorzitter
, de griffier