Regeling vervallen per 01-01-2020

CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen

Geldend van 17-04-2018 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2016

Intitulé

CAR, hoofdstuk 3 Salaris en vergoedingen

A. De tekst in onderstaand hoofdstuk 1 wordt per 1 januari 2016 opgenomen bij dat hoofdstuk van de CAR. Het betreft landelijk overeengekomen wijzigingen in de begripsomschrijvingen ten opzichte van de tekst van de CAR op 31 december 2015.

Hoofdstuk 1 Begripsomschrijvingen

Artikel 1:1

Salaris

: maandbedrag dat binnen de salarisschaal aan de ambtenaar is toegekend, naar evenredigheid van diens formele arbeidsduur.

Salaristoelagen

: daartoe worden gerekend de in paragraaf 3 van hoofdstuk 3 genoemde toelagen te weten: de functioneringstoelage, de waarnemingstoelage, de toelage onregelmatige dienst, de buitendagvenstertoelage, de toelage beschikbaarheidsdienst, de inconveniëntentoelage, de arbeidsmarkttoelage, de garantietoelage en de afbouwtoelage, die aan de medewerker zijn toegekend en die tot 1 januari 2016 tot de bezoldiging werden gerekend.

Functieschaal

: de salarisschaal die bij een functie hoort.

Periodiek

: het maandbedrag in een salarisschaal.

Salarisschaal

: een reeks maandbedragen als opgenomen in de bijlage bij dit hoofdstuk.

Overwerk

: werkzaamheden die de ambtenaar, voor wie de bijzondere werktijdenregeling geldt, in dienstopdracht verricht boven de feitelijke arbeidsduur.

Achterblijvende partner

: weduwe, weduwnaar of geregistreerd partner.

Functie

: het geheel van werkzaamheden dat door de ambtenaar is te verrichten conform artikel 3:1:2.

De tekst in onderstaand hoofdstuk 1 wordt opgenomen bij dat hoofdstuk van de CAR. Het betreft wijzigingen in de begripsomschrijvingen.

B. De tekst in onderstaand hoofdstuk 3 wordt per 1 januari 2016 opgenomen bij dat hoofdstuk van de CAR. De artikelen met twee cijfers (#:#) zijn landelijk overeengekomen wijzigingen ten opzichte van de tekst van de CAR op 31 december 2015. De artikelen met drie cijfers (#:#:#) zijn aanvullingen op de Car-Uwo die in de gemeente Gooise Meren zijn overeengekomen en vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen

§ 1 Algemene bepalingen

Artikel 3:1 Functies en functie waardering

  • 1.

    Het college stelt de functies vast die door ambtenaren binnen de gemeentelijke organisatie kunnen worden bekleed.

  • 2.

    Elke functie wordt beschreven op basis van een functiewaarderingssysteem.

  • 3.

    Voor elke functie stelt het college een functieschaal vast op basis van een functiewaarderingssysteem.

Artikel 3:2 Recht op salaris, vergoedingen, salaristoelagen en uitkeringen

  • 1.

    Zolang zijn aanstelling duurt heeft een ambtenaar recht op salaris, vergoedingen, toelagen en uitkeringen overeenkomstig dit hoofdstuk. Dit recht bestaat niet over de tijd dat de ambtenaar in strijd met zijn verplichtingen opzettelijk nalaat arbeid te verrichten.

  • 2.

    De uitbetaling van salaris, de vergoedingen, de toelagen en de uitkeringen vindt plaats per maand, tenzij in deze regeling anders is bepaald.

§ 2 Salaris

Artikel 3:3 Vaststelling salaris

  • 1.

    Het college stelt het salaris van een ambtenaar vast aan de hand van zijn functieschaal, op grond van zijn ervaring, geschiktheid en bekwaamheid. Het salaris wordt vastgesteld met aanduiding van een periodiek in de functieschaal.

  • 2.

    Als een ambtenaar in een functie wordt benoemd zonder dat hij reeds voldoet aan alle daarvoor geldende eisen ten aanzien van opleiding, ervaring en bekwaamheid, kan zijn salaris overeenkomstig de eerst lagere salarisschaal dan de functieschaal worden vastgesteld.

Artikel 3:3:1 Aanstelling in lagere salarisschaal en overgang naar functieschaal

  • 1.

    Aanstelling één schaal lager dan de functieschaal is een aanstelling in de aanloopschaal.

  • 2.

    Overgang van de aanloop- naar de functieschaal vindt plaats als, gemeten over een periode van tenminste één jaar, prestaties en gedrag van de ambtenaar voldoen aan de voor het functioneren in de functie redelijkerwijs te stellen eisen..

Artikel 3:4 Salarisverhoging

  • 1.

    Aan een ambtenaar wordt een salarisverhoging naar de volgende periodiek toegekend als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      de ambtenaar functioneert voldoende;

    • b.

      de ambtenaar heeft het maximum van de functieschaal nog niet bereikt;

    • c.

      er zijn twaalf maanden verstreken sinds zijn aanstelling of zijn laatste periodieke salarisverhoging.

  • 2.

    Het college kan aan toekenning van een periodieke salarisverhoging aanvullende voorwaarden stellen.

  • 3.

    Het college kan een ambtenaar een extra periodieke salarisverhoging toekennen.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid, aanhef en onderdeel c, kan het college voor de ambtenaren of voor groepen ambtenaren een vaste verhogingsdatum vaststellen.

Artikel 3:4:1 Toekennen extra periodiek

  • 1.

    Een extra periodieke verhoging, als in lid 3 van artikel 3:4, kan de ambtenaar toegekend worden ingeval van structureel beter functioneren. Hiervoor is ten minste vereist dat het eindresultaat van de beoordeling van de medewerker goed is.

  • 2.

    Per jaar kunnen er maximaal twee periodieke verhogingen toegekend worden.

Artikel 3:4:2 Periodiekmaand

De periodieke verhogingen worden in de maand januari toegekend, zolang het maximum van de voor de ambtenaar geldende salarisschaal nog niet is bereikt.

Artikel 3:5 Verlaging salarisschaal

  • 1.

    Zonder voorafgaand ontslag kan voor de ambtenaar geen salarisschaal gaan gelden met een lager maximumsalaris, tenzij hiervoor in deze regeling, of andere wet- en regelgeving, een grond aanwezig is.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid kan een ambtenaar met zijn instemming worden herplaatst in een functie waaraan een lagere schaal is verbonden met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 3.

    In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van artikel 7:16, tweede lid, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris met een overeenkomstige aanpassing van het salaris.

  • 4.

    In afwijking van het eerste lid kan de ambtenaar, door toepassing van hoofdstuk 10d, herplaatst worden in een functie met een lager maximumsalaris en een mogelijk overeenkomstige aanpassing van het salaris, voor zover geregeld in een sociaal plan of sociaal statuut.

Artikel 3:6 Inpassing in hoger schaal

De ambtenaar die door promotie naar een hogere schaal overgaat, heeft vanaf de dag dat de promotie ingaat recht op een hoger salaris.

Artikel 3:6:1 Coördinatiemodule

  • 1.

    Voor de medewerker die een functie bekleedt waarvoor in de functiebeschrijving de coördinatiemodule A of B volgens HR21 is opgenomen, wordt een salaris vastgesteld dat een schaal hoger ligt dan de functieschaal.

  • 2.

    Als de medewerker ophoudt een functie te bekleden waaraan de coördinatiemodule is verbonden vervalt de op grond van lid 1 toegekende schaalverhoging.

Artikel 3:6:2 Overgang naar een hogere schaal

  • 1.

    Wanner voor de ambtenaar een salarisschaal gaat gelden met een hoger maximum salaris, wordt het salaris in de nieuwe schaal vastgesteld op het bedrag, dat volgt op het bedrag dat verkregen wordt door het oude salaris te vermeerderen met het verschil tussen het tweede en derde bedrag dat hoort bij het eerstvolgende schaalniveau.

  • 2.

    Onder tweede en derde bedrag, als bedoeld in lid 1, wordt verstaan het bedrag behorende bij periodiek 1 en 2 van het nieuwe schaalniveau.

  • 3.

    In ieder geval wordt het salaris in de nieuwe schaal verhoogd tot een bedrag in die schaal waardoor het nieuwe salaris uitgaat boven het salaris dat de ambtenaar in de oude schaal zou hebben genoten.

Artikel 3:7 Uitloopschaal

Doorgroei in een uitloopschaal is mogelijk wanneer dit op 31 december 2015 in een lokale regeling was vastgelegd. De uitloopschaal is een schaal hoger dan de functieschaal. In de lokale regeling worden voorwaarden en regels gesteld die van toepassing zijn op de instroom in- en het doorlopen van de uitloopschaal.

§ 3 Salaristoelagen

Artikel 3:8 Functioneringstoelage

  • 1.

    Het college kan aan een ambtenaar die meerdere jaren zeer goed of uitstekend heeft gefunctioneerd en/of bijzondere prestaties heeft geleverd, en die het maximum van zijn functieschaal heeft bereikt, een functioneringstoelage toekennen.

  • 2.

    De toelage wordt voor maximaal een jaar toegekend. Bij het voortduren van de gronden waarop de toelage is toegekend, kan deze opnieuw worden toegekend.

  • 3.

    De toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris.

Artikel 3:8:1 Toekennen functioneringstoelage

  • 1.

    Het zeer goed of uitstekend functioneren over meerdere jaren, als genoemd in lid 1 van artikel 3:8 blijkt uit de beoordelingen die zijn opgemaakt volgens de geldende beoordelingssystematiek.

  • 2.

    Onder bijzondere prestaties wordt verstaan:*opmerkelijke kwantitatieve prestaties welke in ruime mate uitgaan boven hetgeen in de functie redelijkerwijs geëist mag worden; of*door eigen inzet en merendeels eigen initiatief verwezenlijkt hebben van een belangrijke ontwikkeling in het functie- of vakgebied.

Artikel 3:9 Arbeidsmarkttoelage

  • 1.

    Het college kan aan een ambtenaar een arbeidsmarkttoelage toekennen om hem in dienst te kunnen nemen of te behouden, als schaarste op de arbeidsmarkt daartoe aanleiding geeft en er in het betreffende vakgebied sprake is van een ernstig tekort aan personeel.

  • 2.

    De toelage wordt toegekend voor een periode die van tevoren is vastgesteld, met een maximum van drie jaar.

  • 3.

    De maandelijkse toelage bedraagt ten hoogste 10% van het salaris.

Artikel 3:9:1 Toekennen arbeidsmarkttoelage

Deze toelage kan toegekend worden als er een bijzonder gemeentelijk belang is bij het aannemen of in dienst houden van de ambtenaar.

Artikel 3:10 Waarnemingstoelage

  • 1.

    Indien een ambtenaar wordt aangewezen om een functie waar te nemen met een hogere functieschaal, wordt hem voor de periode van waarneming een waarnemingstoelage toegekend. Deze bepaling geldt niet als de waarneming deel uitmaakt van de eigen functie.

  • 2.

    Bij volledige waarneming van de functie is het bedrag van de toelage gelijk aan het verschil tussen het salaris dat de ambtenaar geniet en het slaris dat hij zou genieten als hij bij de start van de waarneming in de hogere schaal zou zijn ingedeeld.

  • 3.

    Bij gedeeltelijke waarneming wordt de toelage naar evenredigheid toegekend.

Artikel 3:11 Toelage onregelmatige dienst

  • 1.

    De ambtenaar die valt onder de bijzondere regeling voor werktijden (artikel 4:3) en de ambtenaar die werkt bij de brandweer in dienstrooster (artikel 4:8) heeft recht op een toelage die wordt uitgedrukt in een percentage van het uurloon verbonden aan het maximum van salarisschaal 6 gedurende de volgende tijdvakken van de week:*maandag tot en met vrijdag tussen 06.00 en 08.00 uur en tussen 18.00 en 22.00 uur: 20%;*maandag tot en met vrijdag tussen 0.00 en 06.00 uur en tussen 22.00 en 24.00 uur: 40%;*zaterdag tussen 0.00 en 24.00 uur: 40%;*zondag tussen 0.00 en 24.00 uur: 65%.

  • 2.

    De ambtenaar heeft geen recht op een toelage, als hij in een week slechts op een aaneengesloten periode van ten hoogste drie uur in een van de in lid 1 genoemde tijdvakken heeft gewerkt.

  • 3.

    Over de uren waarover een toelage onregelmatige dienst wordt uitbetaald, kan niet tegelijkertijd een overwerkvergoeding (artikel 3:16) worden uitbetaald.

Artikel 3:12 Buitendagvenstertoelage

  • 1.

    De ambtenaar die valt onder de standaardregeling voor de werktijden en die door het college is aangewezen om te werken buiten het dagvenster (artikel 4:2, tweede lid), heeft recht op een buitendagvenstertoelage.

  • 2.

    De buitendagvenstertoelage bedraagt:*50% van het uurloon van de ambtenaar over de gewerkte uren buiten het dagvenster tussen maandag 0.00 en vrijdag 24.00 uur;*75% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zaterdag;*100% van het uurloon van de ambtenaar over de uren gewerkt op zondag en op de feestdagen genoemd in artikel 4:5, tweede lid.

  • 3.

    De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een buitendagvenstertoelage.

Artikel 3:13 Toelage beschikbaarheidsdienst

  • 1.

    De ambtenaar die buiten de voor hem geldende werktijden beschikbaarheidsdienst heeft, ontvangt hiervoor een toelage.

  • 2.

    De toelage bedraagt 5% van het uurloon voor de uren op maandag tot en met vrijdag en 10% van het uurloon voor de uren op zaterdag, zondag en de volgende feestdagen: nieuwjaarsdag, tweede Paasdag, Hemelvaartsdag, tweede Pinksterdag, de beide Kerstdagen en Koningsdag.

  • 3.

    Het uurloon, is voor de toepassing van dit artikel maximaal gelijk aan het uurloon dat behoort bij het maximumsalaris van salarisschaal 7.

Artikel 3:14 Inconveniëntentoelage

Het college kan aan een ambtenaar een inconveniëntentoelage toekennen, indien er sprake is van niet vermijdbare zware, onaangename of gevaarlijke arbeid.

Artikel 3:14:1 Toepassing inconveniëntentoelage

  • 1.

    De inconveniëntentoelage betreft een maandelijkse toelage die kan worden toegekend aan de medewerkers van het team Beheer en Service van de afdeling Beheer openbare ruimte en gebouwen.

    De inconveniëntentoelage wordt toegekend in verband met zware, vuile en belastende taken in de functie. In de functie is sprake van de mogelijkheid van overmatige spierbelasting, oplettendheid, vuil, afkeer, weer, geluid, trillingen en persoonlijk risico.

  • 2.

    De hoogte van de inconveniëntentoelage bedraagt 4% van het maximum van salarisschaal 5.

Artikel 3:15 Garantietoelage

Het college kan aan een ambtenaar die wordt geconfronteerd met een lager salaris en/of salaristoelagen, een garantietoelage toekennen.

Artikel 3:16 Afbouwtoelage

  • 1.

    De ambtenaar van wie buiten zijn toedoen de toelage onregelmatige dienst, de toelage beschikbaarheidsdienst, en/of de inconveniëntentoelage blijvend wordt verlaagd of beëindigd, heeft recht of een afbouwtoelage indien*hij de toelage(n) zonder onderbreking van tenminste twee maanden gedurende tenminste drie jaren heeft genoten en*met de verlaging of beëindiging van de toelage(n) een bedrag is gemoeid van tenminste 3% van zijn salaris.

  • 2.

    Het eerste lid is niet van toepassing:*op ambtenaren op wie het FLO-overgangsrecht (hoofdstuk 9a, 9b, 9c of 9d) van toepassing is, of*indien voor de ambtenaar voorzieningen zijn getroffen in een sociaal plan.

  • 3.

    De looptijd van de afbouwtoelage is maximaal drie jaar. De afbouwtoelage bedraagt in het eerste jaar 75%, in het tweede jaar 50% en in het derde jaar 25% van het af te bouwen bedrag.

  • 4.

    Indien de hoogte van de af te bouwen toelage(n) aan wisselingen onderhevig was, wordt de afbouwtoelage vastgesteld op het gemiddelde van de voorgaande 12 maanden.

  • 5.

    Indien het salaris van de ambtenaar wordt verhoogd doordat hij een functie aanvaardt waaraan ene hogere salarisschaal is verbonden, wordt de afbouwtoelage verrekend met de salarisverhoging.

§ 4 Overige vergoedingen en uitkeringen

Artikel 3:17 BHV-vergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die door het college is aangewezen om tevens werkzaam te zijn als bedrijfshulpverlener als bedoeld in artikel 15 van de Arbeidsomstandighedenwet ontvangt een vergoeding indien hij de taken in verband met de bedrijfshulpverlening in voldoende omvang verricht.

  • 2.

    De vergoeding bedraagt € 220,- per jaar.

Artikel 3:17:1 Toepassing BHV-vergoeding

  • 1.

    De bedrijfshulpverlener die in aanmerking wil komen voor een BHV-vergoeding beschikt over een erkend en geldig diploma Bedrijfshulpverlening en Eerste Hulp bij Ongelukken en is verplicht deel te nemen aan de trainingen en oefeningen die in dit kader door of vanwege de gemeente worden gehouden.

  • 2.

    De bedrijfshulpverlener draagt zorg voor het aanwezig hebben van de vereiste uitrusting zoals vermeld in het Arbobeleidsplan, zodat hij de taken te allen tijde effectief kan vervullen.

  • 3.

    De BHV-vergoeding wordt uitbetaald na afloop van het kalenderjaar bij het salaris van de maand februari.

Artikel 3:17:2 Afbouwtoelage bij BHV-vergoeding

  • 1.

    De ambtenaar van wie buiten zijn toedoen de BHV-vergoeding wordt verlaagd of beëindigd, heeft recht of een afbouwtoelage indien*hij de vergoeding onderbreking van tenminste twee maanden gedurende tenminste drie jaren heeft genoten en*met de verlaging of beëindiging van de toelage(n) een bedrag is gemoeid van tenminste 3% van zijn salaris.

  • 2.

    De hoogte van de afbouwtoelage is gelijkgesteld aan artikel 3:16, lid 3.

Artikel 3:18 Overwerkvergoeding

  • 1.

    De ambtenaar die overwerk verricht en valt onder bijzondere regeling voor de werktijden (artikel 4:4) of in dienstrooster bij de brandweer werkt (artikel 4:8), heeft recht op een overwerkvergoeding. Over de uren waarover een overwerkvergoeding wordt uitbetaald, kan niet tegelijk een toelage onregelmatige dienst (artikel 3:9) worden uitbetaald.

  • 2.

    De overwerkvergoeding bestaat uit:

    • a.

      verlof gelijk aan het aantal volle uren van het overwerk,

    • b.

      het bedrag over het aantal volle uren overwerk ter hoogte van het volgende percentage van het uurloon van de ambtenaar:*100% voor overwerk op een zondag of feestdag (artikel 4:5) tussen 0 en 24 uur,*75% voor overwerk op een zaterdag tussen 0 en 24 uur,*75% voor overwerk op een maandag of de dag volgend op een feestdag tussen 0 en 6 uur,*50% voor overwerk op een dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 0 en 6 uur,*50% voor overwerk op een maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 20 en 24 uur,*25% voor overwerk op maandag, dinsdag, woensdag, donderdag of vrijdag tussen 6 en 20 uur.

  • 3.

    Het verlof, bedoeld in het vorige lid, wordt verleend op een zo vroeg mogelijk tijdstip. Op verzoek van de ambtenaar en voor zover de belangen van de dienst dit toelaten wordt het verlof verleend op een tijdstip dat de ambtenaar wenst.

  • 4.

    Kan geen verlof worden verleend in overeenstemming met het derde of vierde lid, dan bestaat de vergoeding uitsluitend uit een bedrag, dat bestaat uit het uurloon, en een percentage van het uurloon conform het tweede lid onder b.

  • 5.

    De ambtenaar, op wie de bijzondere regeling van de werktijden van toepassing is en die tijdens beschikbaarheidsdienst wordt opgeroepen, ontvangt over de gewerkte tijd een overwerkvergoeding.

  • 6.

    De ambtenaar die een functie bekleedt met functieschaal 11 of hoger heeft geen recht op een overwerkvergoeding.

Artikel 3:19 Ambtsjubileum

  • 1.

    Een ambtenaar ontvangt eenmalig een jubileumtoelage zodra hij 25, 40 en 50 jaar in overheidsdienst is. Onder overheidsdienst wordt verstaan de tijd die hij in dienst is geweest bij een bij het ABP aangesloten werkgever.

  • 2.

    Bij 25 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage de helft van het maandsalaris over de maand van jubileren, plus de vakantietoelage en de toegekende salaristoelagen. Bij 40 en 50 jaar overheidsdienst bedraagt de toelage het maandsalaris over de maand van jubileren, plus de vakantietoelagen en de toegekende salaristoelagen.

  • 3.

    Een ambtenaar aan wie volledig ontslag wordt verleend op grond van:*artikel 8:3;*artikel 8:4, of*artikel 8:11,en die binnen vijf jaar na de datum van ontslag, maar voor het bereiken van de AOW-gerechtigde leeftijd recht zou hebben gehad op een jubileumtoelage, ontvangt een evenredig deel van de toelage. In dat geval wordt de laatste maand voor de datum van ingang van het ontslag als de maatgevende maand aangemerkt.

Artikel 3:20 Beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties

Het college kan aan een ambtenaar of een groep ambtenaren eenmalig een geldbedrag toekennen voor uitstekend functioneren en/of geleverde bijzondere prestaties.

Artikel 3:20:1 Toepassing beloning uitstekend functioneren en/of bijzondere prestaties

  • 1.

    Een eenmalig geldbedrag kan door het college worden toegekend als er sprake is van:*het tijdelijk verrichten van hoger gekwalificeerde werkzaamheden, ten gevolge van bijvoorbeeld ziekte, verlof of een vacature, voor zover de waarnemingsvergoeding niet van toepassing is.*het tijdelijk verrichten van meer werk dan normaal in de functie verwacht mag worden.*het verrichten van een bijzondere prestatie door houding, gedrag, initiatief of een andere activiteit waarvan een positieve werking uitgaat.

  • 2.

    Het eenmalige geldbedrag dat wordt toegekend bedraagt maximaal 10% van het salaris.

Artikel 3:21 Reis- en verblijfkostenvergoeding

Een ambtenaar heeft recht op een vergoeding voor reis- en verblijfkosten voor reizen die bij heeft gemaakt in het belang van dienst. Bij gebruik van het openbaar vervoer is de vergoeding op basis van het 2e klasse tarief.

Artikel 3:22 Reiskostenvergoeding woon- werkverkeer

Het college kan een ambtenaar een reiskostenvergoeding woon-werkverkeer toekennen.

Artikel 3:23 Overlijdensuitkering

  • 1.

    Het recht op salaris vermeerderd met de toegekende salaristoelagen eindigt de dag na het overlijden van de ambtenaar.

  • 2.

    Na het overlijden van de ambtenaar ontvangt de achterblijvende partner – of bij het ontbreken daarvan diens minderjarige kinderen – een overlijdensuitkering, die bestaat uit:

    • a.

      driemaal het laatst genoten salaris vermeerderd met het individueel keuzebudget en de toegekende salaristoelagen;

    • b.

      het resterende deel van het individueel keuzebudget over de periode van 1 januari tot en met de dag van overlijden.

  • 3.

    Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het voorgaande lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zusters waarvoor de overledene kostwinner was.

Artikel 3:24 Uitkering bij overlijden in en door de dienst

  • 1.

    Indien de ambtenaar overlijdt en zijn overlijden een rechtstreeks gevold is van een ongeval in en door de dienst, dan wordt aan de achterblijvende partner een uitkering verstrekt. Indien de overledene geen partner nalaat, wordt de uitkering verstrekt aan de minderjarige kinderen.

  • 2.

    De uitkering bedraagt een maandsalaris, vermeerderd met de toegekende salaristoelagen, berekend over de 12 kalendermaanden onmiddellijk voorafgaande aan de maand van overlijden en het resterende deel van het individueel keuzebudget.

  • 3.

    Indien het college een verzekering heeft afgesloten die tot uitkering komt als de ambtenaar overlijdt als gevolg van een ongeval in en door de dienst, bedraagt de uitkering in afwijking van het tweede lid het bedrag waarvoor het college zich heeft verzekerd, met een minimum ter grootte van de in het vorige lid genoemde uitkering.

  • 4.

    Zijn er geen nagelaten betrekkingen zoals genoemd in het eerste lid dan wordt de overlijdensuitkering uitgekeerd aan de meerderjarige kinderen, ouders, broers of zuster waarvoor de overledene kostwinner was.

Artikel 3:25 Recht op tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

  • 1.

    De ambtenaar, die een aanvullende verzekering Extra Zorg 3 of Extra Zorg 4 bij IZA Zorgverzekeraar NV, of Mijn Keuze 3 of Mijn Keuze 4 bij Zilveren Kruis Achmea heeft, heeft recht op een tegemoetkoming in zijn ziektekosten.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de ziektekosten wordt eenmaal per kalenderjaar in de maand december uitbetaald.

  • 3.

    Bij indiensttreding op of na 1 januari van een kalenderjaar heeft de ambtenaar naar evenredigheid recht op een tegemoetkoming in de ziektekosten.

Artikel 3:26 Hoogte tegemoetkoming in de kosten van de zorgverzekering

  • 1.

    De tegemoetkoming in de ziektekosten is € 168,- per jaar.

  • 2.

    De tegemoetkoming in de ziektekosten is € 296,- per jaar als het slaris van de ambtenaar lager is dan of gelijk aan het bedrag dat hoort bij de hoogste periodiek van schaal 6.

  • 3.

    De ambtenaar die gedurende het jaar in dienst treedt of ontslagen wordt ontvangt een tegemoetkoming in de ziektekosten naar rato van de tijd dat hij in dienst is geweest.

  • 4.

    De peildatum voor de vergelijking van het tweede lid is de maand december. Voor de ambtenaar die gedurende het jaar uit dienst treedt is de peildatum voor de vergelijking van het tweede lid de laatste maand dat de ambtenaar in dienst is geweest.

§ 4 Individueel Keuzebudget

Deze artikelen volgen zodra de uitwerking van het IKB gereed is.