Financiële verordening gemeente Gooise Meren

Geldend van 20-08-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Financiële verordening gemeente Gooise Meren

De raad van de gemeente Gooise Meren;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met zaaknummer 1310098;

gelet op artikel 212 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de Financiële verordening van de gemeente Gooise Meren:

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1. Begripsbepaling

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    administratie: het systematisch verzamelen, vastleggen, verwerken en verstrekken van informatie ten behoeve van het besturen, functioneren en beheersen van de gemeentelijke organisatie en de verantwoording die daarover moet worden afgelegd.

  • b.

    financiële administratie: het onderdeel van de administratie dat omvat het systematisch maken en verwerken van aantekeningen betreffende de financiële gegevens van de gemeentelijke organisatie, teneinde te komen tot een goed inzicht in:

    • 1.

      de financieel-economische positie;

    • 2.

      het financieel beheer;

    • 3.

      de uitvoering van de begroting;

    • 4.

      het afwikkelen van vorderingen en schulden;

    • 5.

      het afleggen van rekening en verantwoording.

  • c.

    administratieve organisatie: het stelsel van organisatorische maatregelen gericht op het tot stand brengen en het in stand houden van de goede werking van de bestuurlijke en ambtelijke informatievoorziening ten behoeve van de verantwoordelijke leiding en gericht op een goede interne controle en het voorkomen van frauduleus handelen;

  • d.

    financieel beheer: de activiteiten die moeten bewerkstelligen dat de uitvoering van de begroting volgens de gestelde plannen en doelen en binnen de gestelde kaders plaatsvinden en dat de financiële positie daarmee in overeenstemming is;

  • e.

    rechtmatigheid: het in overeenstemming zijn met de geldende wet- en regelgeving, waaronder gemeentelijke verordeningen, raadsbesluiten en collegebesluiten;

  • f.

    doelmatigheid: de mate waarin de gewenste prestaties en beoogde maatschappelijke effecten worden gerealiseerd met een zo beperkt mogelijke inzet van middelen, of met de beschikbare middelen zo veel mogelijk resultaat wordt bereikt;

  • g.

    doeltreffendheid: de mate waarin met de geleverde prestaties de gestelde doelen of de beoogde maatschappelijke effecten van het beleid daadwerkelijk worden behaald;

  • h.

    programma: onder programma wordt verstaan het programma zoals bedoeld in het Besluit Begroting en Verantwoording: een samenhangend geheel van activiteiten, genoemd in de begroting en jaarstukken;

Hoofdstuk 2. Begroting en verantwoording

Artikel 2. Programmabegroting en -indeling

  • 1.

    Jaarlijks wordt door het college de programmabegroting aangeboden aan de gemeenteraad.

  • 2.

    De begroting is ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3.

    Bij het vaststellen van de begroting, stelt de raad tevens de programma-indeling vast.

  • 4.

    De raad stelt jaarlijks, op voorstel van het college, per programma vast:

    • a.

      de speerpunten van het beleid, de ambities, de beleidsdoelen en de aan deze doelen gekoppelde criteria;

    • b.

      de indicatoren, waaronder de indicatoren bedoeld in artikel 25 lid 2a van het BBV, waarmee de beleidsdoelen worden gemonitord;

    • c.

      de baten en lasten.

  • 5.

    Bij de uiteenzetting van de financiële positie wordt:

    • a.

      inzicht gegeven in de ontwikkeling van de schuldpositie als gevolg van de begroting, de meerjarenraming en de investeringen;

    • b.

      van de nieuwe investeringen per investering het benodigde investeringskrediet weergegeven;

  • 6.

    In de begroting wordt een post onvoorzien van € 50.000 opgenomen voor zaken die onvermijdbaar, onvoorzienbaar en onuitstelbaar zijn.

  • 7.

    In het overzicht van de geraamde incidentele baten en lasten per programma, worden per programma tenminste de posten groter dan € 70.000 gespecificeerd, en kunnen de overige posten als een totaalbedrag worden opgenomen. Voor de in het overzicht opgenomen gespecificeerde posten wordt een toelichting gegeven.

  • 8.

    De raad kan, naast de verplichte paragrafen, extra paragrafen in de begroting en jaarrekening opnemen over onderwerpen waarover hij wil worden geïnformeerd.

Artikel 3. Perspectiefnota

  • 1.

    De raad stelt jaarlijks de Perspectiefnota, die een periode van minimaal 4 jaar beslaat (begrotingsjaar en de 3 jaren daarna) vast, waarin de ontwikkelingen (trends / risico’s) en de toedeling van de financiële middelen worden benoemd.

  • 2.

    Besluiten over nieuwe ontwikkelingen/wensen vinden zo veel mogelijk integraal plaats bij het vaststellen van de Perspectiefnota;

  • 3.

    De Perspectiefnota beschrijft in elk geval de nieuwe ontwikkelingen die van invloed zijn op de koers en/of het meerjarig financiële beeld;

  • 4.

    In de Perspectiefnota worden de (technische) uitgangspunten voor de begroting vastgesteld;

  • 5.

    De Perspectiefnota bevat in ieder geval een meerjarig investeringsplan;

  • 6.

    In de jaarlijkse begroting vindt de uitwerking en actualisering van de kaders vanuit de Perspectiefnota plaats.

Artikel 4. Uitvoering begroting en autorisatie

  • 1.

    Het college is er verantwoordelijk voor dat de uitvoering van de begroting rechtmatig, doelmatig en doeltreffend verloopt;

  • 2.

    Het college draagt er zorg voor dat wijzigingen op de oorspronkelijk geraamde lasten en baten in de programmabegroting geautoriseerd worden door de raad, indien deze wijzigingen leiden tot een verandering van de omvang van een programmabudget.

  • 3.

    Bij de begrotingsbehandeling stelt de raad vast welke investeringen met het vaststellen van de Financiële begroting worden geautoriseerd. Het college doet hiervoor een voorzet.

  • 4.

    Voor een investering waarvan het investeringskrediet niet met het vaststellen van de begroting is geautoriseerd, legt het college vooraf aan het aangaan van verplichtingen een investeringsvoorstel met een voorstel voor het vaststellen van een investeringskrediet en dekking aan de raad voor.

  • 5.

    Als richtlijn voor het al dan niet autoriseren van een investeringskrediet via het vaststellen van de begroting wordt gehanteerd dat investeringen alsnog separaat aan de gemeenteraad worden voorgelegd als er sprake is van:

    • a.

      investeringen met betrekking tot de bedrijfsvoering en voorbereidingskredieten groter dan € 500.000;

    • b.

      overige investeringen groter dan € 250.000.

De raad kan bij de begrotingsbehandeling hiervan afwijken door aan te geven welke investeringskredieten hij desondanks op een later tijdstip alsnog apart wenst te autoriseren.

Artikel 5. Voortgangsverslag

  • 1.

    Het college informeert de raad tweemaal per jaar (voor- en najaar) over de realisatie van de begroting en doet daarbij voorstellen voor het wijzigen van de geautoriseerde baten en lasten.

  • 2.

    Het voortgangsverslag is in eerste instantie bedoeld voor beleidsinhoudelijke afwijkingen met de eventueel daaruit voortvloeiende financiële effecten;

  • 3.

    In het voorgangsverslag rapporteert het college:

    • -

      over afwijkingen per programma;

    • -

      over prestaties (wat gaan wij daarvoor doen);

    • -

      over het totale saldo van de baten en lasten inclusief de (beoogde) toevoegingen en onttrekkingen aan reserves per programma;

    • -

      over de inhoudelijke en financiële voortgang van de investeringen;

    • -

      niet over stand van zaken (geen bericht is goed bericht);

    • -

      over majeure en/of politieke relevante afwijkingen.

  • 4.

    Er is onderscheid tussen sturingsinformatie en aanvullende informatie, aanvullende informatie is terug te vinden in de bijlagen;

  • 5.

    Over afwijkingen op reguliere taken wordt gerapporteerd in het voortgangsverslag, wanneer de afwijking groter is dan € 70.000 en/of relevant is voor het uitoefenen van de kaderstellende en controlerende taken van de raad.

Artikel 6. Jaarstukken

  • 1.

    Het college legt in het jaarverslag en de jaarrekening verantwoording af aan de raad over de uitvoering van de programma’s.

  • 2.

    De jaarstukken zijn ingedeeld overeenkomstig de voorgeschreven indeling in het Besluit Begroting en Verantwoording.

  • 3.

    In de jaarstukken wordt van de investeringen en meerjarige projecten de uitputting van de geautoriseerde investeringskredieten en de actuele raming van de totale uitgaven weergegeven.

Artikel 7. Informatieplicht

Conform artikel 169 Gemeentewet informeert het college in ieder geval vooraf de raad en neemt pas een besluit, nadat de raad in de gelegenheid is gesteld zijn wensen en bedenkingen ter kennis van het college te brengen voor zover het betreft

  • a.

    de aan- en verkoop van (onroerende) goederen, werken en diensten groter dan € 750.000

  • b.

    het verstrekken van leningen, waarborgen en garanties groter dan € 100.000;

  • c.

    het verstrekken van kapitaal aan instellingen en ondernemingen;

Artikel 8. Criteria voor overheveling jaargebonden budgetten

  • 1.

    Indien de activiteiten, waarvoor de raad een jaargebonden budget beschikbaar heeft gesteld, niet of niet geheel in het boekjaar kunnen worden uitgevoerd, dan is onder de volgende voorwaarden, de mogelijkheid van overheveling aanwezig. Een voorstel hiervoor zal door het college aan de raad worden voorgelegd als is voldaan aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      Het gaat om incidenteel toegekende middelen, met een minimumbedrag van 50.000;

    • b.

      De gevraagde ruimte is op het betreffende beschikbaar gestelde budget in het boekjaar nog aanwezig;

    • c.

      Aangetoond is dat de afwikkeling door omstandigheden niet heeft kunnen plaatsvinden, maar nog wel moet plaatsvinden;

    • d.

      De uitvoering van de activiteiten kan worden ingebed in de werkplanning van het nieuwe boekjaar.

  • 2.

    In het tweede Voortgangsverslag en/of de jaarstukken wordt een deugdelijke toelichting op de omvang en de oorzaak van een niet besteed jaargebonden budget opgenomen.

  • 3.

    Bij de jaargebonden budgetten zijn de volgende twee gevallen voor overheveling in ieder geval uitgesloten:

    • a.

      Budgetten voor de grondexploitatie, omdat deze budgetten jaarlijks naar de stand per begin van het nieuwe boekjaar opnieuw worden bepaald en beschikbaar gesteld;

    • b.

      Budgetten waarbij op grond van een daartoe genomen raadsbesluit de verschillen tussen het beschikbaar gestelde budget en de werkelijke baten/lasten worden verrekend met een daartoe ingestelde (egalisatie) reserve/voorziening.

Artikel 9. EMU-saldo

Wanneer het Rijk de gemeente bericht dat alle gemeenten samen het collectieve aandeel van gemeenten in het EMU-tekort, bedoeld in artikel 3, zesde lid, van de Wet houdbare overheidsfinanciën, hebben overschreden, informeert het college de raad of een aanpassing van de begroting nodig is. Als het college een aanpassing nodig acht, doet het college een voorstel voor het wijzigen van de begroting.

Hoofdstuk 3. Financieel beleid

Artikel 10. Waardering en afschrijving vaste activa

  • 1.

    Materiële vaste activa worden onder aftrek van bijdragen van derden geactiveerd voor zover dit boven de € 25.000 uitkomt. Uitzondering hierop zijn:

    • a.

      Gronden en terreinen (worden altijd geactiveerd);

    • b.

      Kunstvoorwerpen met een cultuurhistorische waarde ( worden nimmer geactiveerd);

  • 2.

    Materiële vaste activa worden met uitzondering van de in lid 1 genoemde activa lineair afgeschreven met ingang van het jaar na ingebruikname van het actief;

  • 3.

    De te hanteren termijn van afschrijving wordt bij de aanvraag van de investering gemotiveerd en vastgelegd, waarbij de verwachte levensduur een rol speelt. De te hanteren afschrijvingstermijnen passen binnen de kaders zoals in de Nota Activabeleid van de gemeente Gooise Meren is vastgelegd;

  • 4.

    Bij het activeren van investeringen wordt een omslagrente gehanteerd over de boekwaarde per 1 januari;

Artikel 11. Voorziening voor oninbare vorderingen

Voor de vorderingen wordt een voorziening wegens oninbaarheid gevormd op basis van een individuele beoordeling op inbaarheid van de openstaande vordering ouder dan een jaar.

Artikel 12. Reserves en voorzieningen

  • 1.

    Het college biedt de raad elke 4 jaar een Nota Reserves en voorzieningen aan. Deze nota wordt door de raad vastgesteld.

  • 2.

    De reserves en voorzieningen worden jaarlijks in de begroting en jaarstukken toegelicht .

  • 3.

    Bestemmingsreserves worden alleen ingesteld voor zeer specifieke doelen met een einddatum. Daarmee zijn ze incidenteel van aard (m.u.v. egalisatiereserves);

  • 4.

    De vorming of instandhouding van reserves worden getoetst aan de volgende criteria:

    • -

      een expliciet doel voor de instelling van een reserve;

    • -

      een onderbouwing voor de instelling van een reserve;

    • -

      de wijze waarop de reserve wordt gevormd / gevoed;

    • -

      de minimumhoogte van een reserve bij vorming van € 100.000;

    • -

      de maximale hoogte van een reserve: ter voorkoming van oneigenlijke toevoegingen worden reserves gemaximeerd op het bedrag dat nodig is om het doel van de reserve te bereiken;

    • -

      de bestedingsraming voor de komende jaren van een reserve;

    • -

      de uiterste termijn van aanwending / doorlooptijd;

  • 5.

    Er vindt geen rentetoevoeging plaats aan de reserves. De stand van de reserves wordt periodiek beoordeeld.

  • 6.

    De omvang van de algemene reserve is minimaal gelijk aan de benodigde weerstandscapaciteit, waarbij de ratio van het weerstandsvermogen minimaal uitkomt op het waarderingscijfer C (voldoende) volgens de waarderingstabel van de universiteit Twente. De ondergrens van de algemene reserve is gerelateerd aan de norm voor het verkrijgen van een aanvullende uitkering volgens artikel 12 van de Financiële Verhoudingswet, welke norm is uitgewerkt in de Handleiding Artikel 12 Financiële Verhoudingswet.

Artikel 13. Kostenverdeling

  • 1.

    Alle kosten op de kostenplaatsen worden op hoofdlijnen verdeeld;

  • 2.

    Er is geen sprake van nacalculatie;

  • 3.

    Periodiek is er sprake van herijking van de voorcalculatie;

  • 4.

    Het verschil tussen de geraamde en de werkelijke kosten worden op één plek in de begroting en jaarstukken afgewikkeld en toegelicht.

Artikel 14. Kostprijsberekening

  • 1.

    Voor het bepalen van de geraamde kostprijs van producten en diensten van de gemeente, die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, wordt een systeem van kostentoerekening gehanteerd. Bij de kostentoerekening worden naast de directe kosten de indirecte kosten betrokken, die rechtstreeks samenhangen met de door de gemeente verleende diensten.

  • 2.

    Bij de kosten worden betrokken de bijdragen aan en onttrekkingen van voorzieningen voor de noodzakelijke vervanging van de betrokken activa, de kapitaallasten van de in gebruik zijnde activa en voor rioolheffing en afvalstoffenheffing de compensabele belasting over de toegevoegde waarde (BTW) en de gederfde inkomsten van het kwijtscheldingsbeleid.

  • 3.

    Voor de inzet van materiele activa worden naast directe kosten, indirecte kosten en afschrijvingskosten, de rente voor de financiering van het actief toegerekend. Deze rente is een vergoeding voor de inzet van vreemd vermogen en van eigen vermogen. Deze omslagrente wordt jaarlijks bij de begroting vastgesteld.

  • 4.

    Voor de toerekening van de overheadkosten die kunnen worden toegerekend aan activiteiten welke geheel of deels worden bekostigd met investeringen, groot onderhoud en grondexploitaties, binnen het taakveld overhead wordt een stelsel van kostentoerekening gehanteerd;

  • 5.

    Voor de toerekening van de overheadkosten worden de overheadkosten die kunnen worden betrokken in de aangifte vennootschapsbelasting voor de belastingaangifte aan de kostprijs van de vennootschapsbelastingplichtige activiteiten toegerekend.

  • 6.

    Voor de toerekening van de overheadkosten aan de kostprijs van rechten en heffingen waarmee kosten in rekening worden gebracht, en van goederen, werken, diensten die worden geleverd aan overheidsbedrijven en derden, voor zover dat niet activiteiten als bedoeld in het vierde en vijfde lid betreffen, wordt de gehanteerde methodiek van toerekening in een toelichting binnen het taakveld overhead inzichtelijk gemaakt.

Artikel 15. Prijzen economische activiteiten

  • 1.

    Voor de levering van goederen, diensten of werken aan overheidsbedrijven en derden en met welke bijbehorende activiteiten de gemeente in concurrentie met marktpartijen treedt, wordt tenminste de geraamde integrale kostprijs in rekening gebracht. Bij afwijking doet het college vooraf voor elk van deze activiteiten afzonderlijk een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de activiteit wordt gemotiveerd.

  • 2.

    Bij het verstrekken van leningen of garanties aan overheidsbedrijven en derden brengt de gemeente de geraamde integrale kosten in rekening. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de lening of garantie wordt gemotiveerd.

  • 3.

    Bij het verstrekken van kapitaal door de gemeente aan overheidsbedrijven en derden gaat het college uit van een vergoeding van tenminste de geraamde integrale kosten van de verstrekte middelen. Bij afwijking doet het college vooraf een voorstel voor een raadsbesluit, waarin het publiek belang van de kapitaalverstrekking wordt gemotiveerd.

  • 4.

    Raadbesluiten met de motivering van het publiekbelang als bedoeld in de vorige leden zijn niet nodig als sprake is van:

    • a.

      leveringen van goederen, diensten of werken en het verstrekken van leningen, garanties en kapitaal aan andere overheden voor zover deze leveringen en verstrekkingen zijn bedoeld voor de uitoefening van de publieke taak door die andere overheid;

    • b.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een bij wet opgedragen publiekrechtelijke taak;

    • c.

      een bevoordeling van activiteiten in het kader van een toegekend bijzonder of uitsluitend recht waarvoor prijsvoorschriften gelden;

    • d.

      een bevoordeling van sociale werkplaatsen;

    • e.

      een bevoordeling van onderwijsinstellingen;

    • f.

      een bevoordeling van publieke media-instellingen; en

    • g.

      een bevoordeling die valt onder de reikwijdte van de staatssteunregels van het Werkingsverdrag van de Europese Unie en daarmee verenigbaar is.

Artikel 16. Vaststelling hoogte belastingen, rechten, heffingen en prijzen

  • 1.

    Het college doet de raad jaarlijks een voorstel voor de hoogte van de gemeentelijke tarieven voor de belastingen, rechten en leges;

  • 2.

    Voor de heffingen wordt in beginsel naar 100% kostendekkendheid gestreefd. Indien heffingen niet 100% kostendekkend worden voorgelegd in de begroting, wordt dit gemotiveerd toegelicht in de paragraaf lokale heffingen van de begroting.

    Het college legt het beleid met de kaders voor de prijzen voor de levering van gemeentelijke goederen, werken en diensten aan overheidsbedrijven en derden en voor de huren en de erfpachten aan de raad voor.

Artikel 17. Financieringsfunctie

  • 1.

    Het uitoefenen van de financieringsfunctie geschiedt overeenkomstig de uitgangspunten van het vastgestelde Treasurystatuut.

  • 2.

    Bij het uitzetten en het aantrekken van middelen worden de volgende kaders in acht genomen:

    • Voor het aantrekken van financieringen met een looptijd langer dan één jaar worden tenminste drie prijsopgaven bij verschillende financiële instellingen gevraagd.

    • Er wordt geen gebruik gemaakt van financiële derivaten als bedoeld in artikel 1, onder c, van de Wet financiering decentrale overheden.

    • Bij het verstrekken van leningen uit hoofde van de publieke taak worden zoveel mogelijk zekerheden of garanties geëist.

Hoofdstuk 4. Paragrafen

Artikel 18. Lokale heffingen

In artikel 10 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf lokale heffingen ten minste bevat:

  • -

    de geraamde inkomsten;

  • -

    het beleid ten aanzien van de lokale heffingen;

  • -

    een overzicht op hoofdlijnen van de diverse heffingen, waarin inzichtelijk wordt gemaakt hoe bij de berekening van tarieven van heffingen, die hoogstens kostendekkend mogen zijn, wordt bewerkstelligd dat de geraamde baten de ter zake geraamde lasten niet overschrijden, wat de beleidsuitgangspunten zijn die ten grondslag liggen van deze berekeningen en hoe deze uitgangspunten bij de tariefstelling worden gehanteerd;

  • -

    een aanduiding van de lokale lastendruk;

  • -

    een beschrijving van het kwijtscheldingsbeleid.

Daarnaast wordt de ontwikkeling van de woonlasten (Onroerende zaakbelasting, afvalstoffenheffing, rioolheffing) in beeld gebracht (lokaal, regionaal en landelijk);

Artikel 19. Weerstandsvermogen & risicobeheersing

In artikel 11 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf weerstandsvermogen en risicobeheersing ten minste bevat:

  • -

    een inventarisatie van de weerstandscapaciteit;

  • -

    een inventarisatie van de risico's;

  • -

    het beleid omtrent de weerstandscapaciteit en de risico's;

  • -

    een kengetal voor de:

    • 1a°.

      netto schuldquote

    • 1b°.

      netto schuldquote gecorrigeerd voor alle verstrekte leningen;

    • 2°.

      solvabiliteitsratio;

    • 3°.

      grondexploitatie;

    • 4°.

      structurele exploitatieruimte; en

    • 5°.

      belastingcapaciteit;

  • -

    een beoordeling van de onderlinge verhouding tussen de kengetallen in relatie tot de financiële positie.

Daarnaast wordt: beschreven hoe en met welke instrumenten de risico’s worden beheerst.

Artikel 20 Onderhoud kapitaalgoederen

In artikel 12 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf onderhoud van kapitaalgoederen ten minste de volgende kapitaalgoederen bevat:

  • -

    wegen;

  • -

    riolering;

  • -

    water;

  • -

    groen;

  • -

    gebouwen;

  • -

    het beleidskader;

  • -

    de uit het beleidskader voortvloeiende financiële consequenties;

  • -

    de vertaling van de financiële consequenties in de begroting.

Artikel 21. Financiering

In artikel 13 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf financiering in ieder geval de beleidsvoornemens ten aanzien van het risicobeheer van de financieringsportefeuille bevat en inzicht geeft in de rentelasten, het renteresultaat, de wijze waarop rente aan investeringen, grondexploitaties en taakvelden wordt toegerekend en de financieringsbehoefte.

Artikel 22. Bedrijfsvoering

In artikel 14 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf bedrijfsvoering ten minste inzicht geeft in de stand van zaken en de beleidsvoornemens ten aanzien van de bedrijfsvoering.

Artikel 23. Verbonden partijen

In artikel 15 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf verbonden partijen ten minste bevat:

  • -

    de visie op en de beleidsvoornemens omtrent verbonden partijen;

  • -

    de lijst van verbonden partijen, welke wordt onderverdeeld in:

    • gemeenschappelijke regelingen;

    • vennootschappen en coöperaties;

    • stichtingen en verenigingen, en,

    • overige verbonden partijen;

In de lijst van verbonden partijen wordt ten minste de volgende informatie opgenomen:

  • -

    de wijze waarop de gemeente een belang heeft in de verbonden partij en het openbaar belang dat ermee gediend wordt;

  • -

    het belang dat de gemeente in de verbonden partij heeft aan het begin en de verwachte omvang aan het einde van het begrotingsjaar;

  • -

    de verwachte omvang van het eigen vermogen en het vreemd vermogen van de verbonden partij aan het begin en het einde van het begrotingsjaar;

  • -

    de verwachte omvang van het financiële resultaat van de verbonden partij in het begrotingsjaar;

  • -

    de eventuele risico’s, als bedoeld in artikel 11 van het BBV, eerste lid, onderdeel b. van de verbonden partij voor de financiële positie van de gemeente;

  • -

    de betrokken (overheids)instellingen van de verbonden partij.

Artikel 24. Grondbeleid

  • 1.

    In artikel 16 van het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten is opgenomen dat de paragraaf grondbeleid ten minste bevat:

    • -

      een visie op het grondbeleid in relatie tot de realisatie van de doelstellingen van de programma's die zijn opgenomen in de begroting;

    • -

      een aanduiding van de wijze waarop de gemeente het grondbeleid uitvoert;

    • -

      een actuele prognose van de te verwachten resultaten van de totale grondexploitatie;

    • -

      een onderbouwing van de geraamde winstneming;

    • -

      de beleidsuitgangspunten omtrent de reserves voor grondzaken in relatie tot de risico's van de grondzaken.

  • 2.

    Het deel van de kosten van bovenwijkse voorzieningen dat aan een in de toekomst te openen grondexploitatie wordt toegerekend, zal tot het moment dat de betreffende grond feitelijk in exploitatie wordt genomen, worden geactiveerd.

  • 3.

    Voor het tussentijds winst nemen zal de percentage of completion methode worden gevolgd. Dit is verder uitgewerkt in de Nota Grondbeleid.

  • 4.

    Jaarlijks zal een herziening van de grondexploitatiebegroting plaatsvinden.

  • 5.

    Het college biedt, indien de actualiteit of andere omstandigheden dit vereisen, een bijgestelde “Nota Grondbeleid” aan ter behandeling en vaststelling door de raad.

Hoofdstuk 5. Financiële organisatie en financieel beheer

Artikel 25. Administratie

Het college draagt er zorg voor dat:

  • 1.

    De inrichting en de werking van de financiële administratie voldoet aan het Besluit begroting en verantwoording en andere relevante wet- en regelgeving;

  • 2.

    De vereiste informatie verstrekt wordt aan het rijk, de provincie en de Europese Unie, alsmede aan andere instellingen die specifieke verantwoordingsverplichtingen opleggen aan gemeenten;

  • 3.

    De administratie is zodanig van opzet en werking, dat zij in ieder geval dienstbaar is voor:

    • a.

      het sturen en het beheersen van activiteiten en processen in de gemeente als geheel en in de afdelingen;

    • b.

      het verstrekken van informatie over ontwikkelingen in de omvang van de vaste activa, voorraden, vorderingen, schulden en contracten;

    • c.

      het verschaffen van informatie over uitputting van de toegekende budgetten en investeringskredieten en voor het maken van kostencalculaties;

    • d.

      het verschaffen van informatie over indicatoren met betrekking tot de gemeentelijke productie van goederen en diensten en de maatschappelijke effecten van het gemeentelijke beleid;

    • e.

      het afleggen van verantwoording over de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving;

    • f.

      de controle van de registratie van gegevens als zodanig en van de daaraan ontleende informatie

    • g.

      de controle op de rechtmatigheid, de doelmatigheid en de doeltreffendheid van het gevoerde bestuur in relatie tot de gestelde beleidsdoelen, de begroting en relevante wet- en regelgeving.

Artikel 26. Financiële organisatie

Het college draagt zorg voor:

  • a.

    een eenduidige indeling van de gemeentelijke organisatie en een eenduidige toewijzing van de gemeentelijke taken aan de afdelingen;

  • b.

    een adequate scheiding van taken, functies, bevoegdheden, verantwoordelijkheden;

  • c.

    de verlening van mandaten en volmachten voor het aangaan van verplichtingen ten laste van de toegekende budgetten en investeringskredieten;

  • d.

    de interne regels voor taken en bevoegdheden, de verantwoordingsrelaties en de bijbehorende informatievoorziening van de financieringsfunctie;

  • e.

    de te maken afspraken met de afdelingen over de te leveren prestaties, de daarvoor beschikbare middelen en de wijze en frequentie van rapportage over de voortgang van de activiteiten en uitputting van middelen;

  • f.

    de kostenverdeelsleutels voor het eenduidig toewijzen van de lasten en baten aan de producten van de productenraming en de productenrealisatie;

  • g.

    het beleid en de interne regels voor de inkoop en de aanbesteding van goederen, werken en diensten; de regels waarborgen dat wordt gehandeld in overeenstemming met de regels terzake van de Europese Unie;

  • h.

    het beleid en de interne regels voor de steunverlening en de toekenning van subsidies aan ondernemingen en instellingen, waarbij in overeenstemming met de regels van de Europese Unie wordt gehandeld en

  • i.

    het beleid en de interne regels voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van gemeentelijke regelingen en eigendommen, opdat aan de eisen van rechtmatigheid, controle en verantwoording wordt voldaan.

Artikel 27. Interne controle

  • 1.

    Het college zorgt ten behoeve van het getrouwe beeld van de jaarrekening, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder a, van de Gemeentewet, en de rechtmatigheid van de baten en lasten en de balansmutaties, bedoeld in artikel 213, derde lid, onder b, van de Gemeentewet, voor de jaarlijkse interne toetsing van de getrouwheid van de informatieverstrekking en de rechtmatigheid van de beheershandelingen. Bij afwijkingen neemt het college maatregelen tot herstel.

  • 2.

    Het college zorgt voor de systematische controle van de registratie en de ontwikkeling van de bezittingen en het vermogen van de gemeente met dien verstande dat de waardepapieren, de voorraden, de uitstaande leningen, de debiteurenvorderingen, de liquiditeiten, de opgenomen leningen, de kortlopende schulden en de vorderingen van crediteuren jaarlijks worden gecontroleerd.

Artikel 28. Misbruik en oneigenlijk gebruik

  • 1.

    Het college draagt zorg voor en legt regels vast voor het voorkomen van misbruik en oneigenlijk gebruik van regelingen en eigendommen;

  • 2.

    Het college draagt zorg voor een actuele, door de raad vastgestelde nota met de uitgangspunten voor het beleid voor de bestrijding van misbruik en oneigenlijk gebruik van de gemeentelijke regelingen en eigendommen;

  • 3.

    Om de vier jaar biedt het college een evaluatie (van de uitvoering van) de nota aan, met daarin een voorstel tot aanpassing of handhaving van de bestaande nota.

Hoofdstuk 6. Slotbepalingen

Artikel 29. Intrekken oude verordeningen en overgangsrecht

De Financiële verordening gemeente Gooise Meren 2016 wordt ingetrokken,

Artikel 30. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt, met terugwerkende kracht, in werking op 1 januari 2019.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Financiële verordening gemeente Gooise Meren.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de vergadering van de raad van 22 mei 2019.

De griffier

De burgemeester