Beleidsregels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren

Geldend van 17-12-2019 t/m heden

Intitulé

Beleidsregels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Gooise Meren,

overwegende dat het wenselijk is beleidsregels vast te stellen voor de uitvoering van de Jeugdwet, de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren en de Nadere regels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren;

gelet op artikel 1:3 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op Afdeling 4.3 “Beleidsregels” van de Algemene wet bestuursrecht, gelet op de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren en gelet op de Nadere regels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren;

besluit vast te stellen de volgende Beleidsregels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren:

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsbepalingen

  • 1.

    De begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt, hebben dezelfde betekenis als in de Jeugdwet, het Besluit Jeugdwet, de Algemene wet bestuursrecht, de Wet bescherming persoonsgegevens en de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren en de Nadere regels behorende bij de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren.

  • 2.

    In deze Beleidsregels wordt verstaan onder verordening, de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren.

  • 3.

    In deze Beleidsregels wordt verstaan onder nadere regels , de Nadere regels behorende bij de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren.

Hoofdstuk 2 Gebruikelijke en meer dan gebruikelijke hulp

Artikel 2 Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de normale, dagelijkse hulp die ouders en/of andere huisgenoten vanuit eigen kracht geacht worden elkaar onderling te bieden. Voor jeugdigen geldt dat ouders de tot hun gezin behorende minderjarige kinderen behoren te verzorgen, op te voeden en toezicht op hen te bieden, ook al is er sprake van een jeugdige met een ziekte, aandoening of beperking. Het betreft hulp op het gebied van persoonlijke verzorging, begeleiding en verblijf.

Gebruikelijke hulp per leeftijdscategorie is nader omschreven in bijlage 1 bij deze beleidsregels ‘Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd’.

Artikel 3 Meer dan gebruikelijke hulp

Er is sprake van meer dan gebruikelijke hulp, als de voor de jeugdige noodzakelijke hulp chronisch meer is dan de noodzakelijke hulp die een jeugdige van dezelfde leeftijd zonder beperking redelijkerwijs nodig heeft, voor wat betreft aard, frequentie en benodigde tijd.

Artikel 4 Chronische en niet-chronische situaties

  • 1.

    Er is sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij chronische situaties. Bij chronische situaties gaat het om langdurige hulp waarbij naar verwachting de hulp langer dan drie maanden nodig zal zijn.

  • 2.

    Er is geen sprake van meer dan gebruikelijke hulp bij niet-chronische situaties. Bij niet-chronische situaties gaat het om kortdurende hulp waarbij er uitzicht is op herstel van de situatie van de jeugdige en de ouder(s) en de daarmee samenhangende zelfredzaamheid van de jeugdige en de ouder(s). Het gaat hierbij over het algemeen over een periode van maximaal drie maanden.

Artikel 5 Overbelasting ouder

Wanneer de ouder(s) overbelast zijn of dreigen te raken, wordt van hen geen gebruikelijke hulp verwacht, totdat deze (dreigende) overbelasting is opgeheven met de inzet van een individuele voorziening jeugdhulp, met dien verstande dat:

  • a.

    de (dreigende) overbelasting dient te worden opgeheven door de gebruikelijke hulp als bedoeld in artikel 2 aan de jeugdige tijdelijk te laten uitvoeren door een jeugdhulpaanbieder;

  • b.

    gebruikelijke hulp wordt wel van deze ouder(s) verwacht indien de (dreigende) overbelasting wordt veroorzaakt door het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten buiten de gebruikelijke hulp om , uitgezonderd maatschappelijke activiteiten in de vorm van scholing of beroepsmatige activiteiten (werk).

Hoofdstuk 3 Persoonsgebonden budget

Artikel 6 Verstrekking persoonsgebonden budget

  • 1.

    Het college verstrekt een persoonsgebonden budget in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de wet en in overeenstemming paragraaf 4 van de verordening indien:

    • a.

      de jeugdige of zijn ouders naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat zijn tot een redelijke waardering van de belangen ter zake dan wel met hulp uit hun sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor, gemachtigde, gecertificeerde instelling of aanbieder van gesloten jeugdhulp, in staat zijn de aan het budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren, en;

    • b.

      de jeugdige en zijn ouders zich gemotiveerd op het standpunt stellen dat zij de individuele voorziening die wordt geleverd door een door het college voorgestelde aanbieder, niet passend achten, en;

    • c.

      naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de jeugdhulp die tot de individuele voorziening behoort en die de jeugdige en zijn ouder van het persoonsgebonden budget willen betrekken, van goede kwaliteit is.

  • 2.

    Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget, indien er sprake is van bezwaren van overwegende aard. Deze bezwaren zijn er in ieder geval onder de volgende omstandigheden (niet limitatieve opsomming).

    • a.

      Het college is van oordeel dat niet kan worden voldaan aan de eis van goede kwaliteit uit lid 1 onder c in dit artikel bij de inzet van crisishulp, crisisopvang en spoedeisende zorg en verstrekt in deze gevallen dan ook geen persoonsgebonden budget.

    • b.

      Het college is van oordeel dat niet kan worden voldaan aan de eis van goede kwaliteit uit lid 1 onder c in dit artikel bij (dag)behandeling en ambulante jeugdhulp verleend door het sociale netwerk en verstrekt in deze gevallen dan ook geen persoonsgebonden budget.

    • c.

      Het college verstrekt geen persoonsgebonden budget voor de opvang van een kind door een pleegouder, wel kan het college een persoonsgebonden budget verstrekken voor jeugdhulp die een kind nodig heeft naast deze opvang.

Hoofdstuk 4 Slotbepalingen

Artikel 7 Motivering besluit

Het besluit om een individuele voorziening te verlenen bevat, bij toepassing van deze beleidsregels, een motivering gebaseerd op deze beleidsregels.

Artikel 8 Inwerkingtreding

Deze Beleidsregels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren treden gelijktijdig in werking met de inwerkintreding van de Verordening Jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren.

Artikel 9 Citeertitel

Deze beleidsregels kunnen worden aangehaald als: “Beleidsregels jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren”.

Ondertekening

Aldus besloten door het college van burgemeester en wethouders van gemeente Gooise Meren op ….l 2019,

de secretaris

D.J. van Huizen

de burgemeester

drs. H.M.W. ter Heegde

Bijlage 1 Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd1

Kinderen van 0 tot 3 jaar

  • hebben 24 uur per dag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • hebben voortdurend, dat wil zeggen op geplande èn ongeplande momenten, overname van zelfhulp nodig;

  • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 3 tot 5 jaar

  • hebben overdag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • hebben overdag voortdurend begeleiding en overname van zelfhulp nodig;

  • hebben ’s nachts soms nog begeleiding en overname van zelfhulp nodig;

  • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

NB: deze hulp voor kinderen van 3 tot 5 jaar is geen gebruikelijke hulp als is vastgesteld dat het gaat om een kind met ernstige meervoudig complexe handicaps waaronder een verstandelijke handicap en een blijvend zeer laag ontwikkelingsperspectief.

Kinderen van 5 tot 8 jaar

  • hebben tot 8 jaar overdag hulp in de nabijheid nodig omdat zij niet in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • hebben tot 8 jaar overdag nog voortdurend begeleiding nodig;

  • hebben tot 8 jaar overdag op geplande en soms op ongeplande momenten hulp bij of overname van zelfhulp nodig;

  • hebben een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid 24 uur per dag is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig bij de ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Kinderen van 8 tot 18 jaar

  • hebben vanaf 8 jaar geen hulp in de nabijheid nodig omdat zij in staat zijn om op relevante momenten hulp in te roepen om ernstig nadeel voor henzelf te voorkomen;

  • hebben tot 18 jaar een woonomgeving nodig waarin hun fysieke en sociale veiligheid 24 uur per dag is gewaarborgd, een passend pedagogisch klimaat wordt geboden en hen hulp in de zin van verzorging, begeleiding en stimulans wordt geboden nodig en passend bij hun ontwikkeling naar zelfstandigheid en zelfredzaamheid.

Toelichting op de Beleidsregels jeugdhulp gemeente Gooise Meren 2017

Algemene toelichting

Beleidsregels

Deze beleidsregels geven aan hoe het college omgaat met bepaalde bevoegdheden.2 De wijze waarop het college een bevoegdheid uitoefent kan op basis van opgedane ervaringen wijzigen (transformeren).

De ervaringen sinds 1 januari 2015 opgedaan bij de uitoefening van de nieuwe taken o.g.v. de Jeugdwet zijn aanleiding voor verdere doorontwikkeling (transformatie) van de wijze waarop het college een aantal bevoegdheden uitoefent. Deze beleidsregels beschrijven deze nieuwe manier van bevoegdheid uitoefenen.

Met name de mogelijkheid om ouder(s) bij (dreigende) overbelasting met professionele jeugdhulp (tijdelijk) aanvullend te ondersteunen is een belangrijke doorontwikkeling. Uitgangspunt is en blijft eigen kracht en gebruikelijke hulp, maar hierbij geldt dat ouders in beginsel moeten kunnen deelnemen aan de maatschappij.

Naast deze Beleidsregels heeft het college ook Nadere regels vastgesteld. Dat zijn algemeen verbindende voorschriften ter uitwerking van onderdelen van de Verordening jeugdhulp 2019 gemeente Gooise Meren.

Artikelsgewijze toelichting

Hoofdstuk 1Algemene bepalingen

Artikel 1Begripsbepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

Hoofdstuk 2Gebruikelijke en meer dan gebruikelijke hulp

Algemeen

In beginsel zijn de ouders verantwoordelijk voor alle hulp voor hun kinderen (artikel 247 lid 1 boek 1 van het Burgerlijk Wetboek3). Indien er sprake is van (dreigende) overbelasting van de ouders kan jeugdhulp worden ingezet om de ouders te ondersteunen. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden kan jeugdhulp ingezet worden bij gebruikelijke hulp en bij meer dan gebruikelijke hulp. Deze beleidsregels bevatten handvatten om af te wegen wanneer dar aanleiding toe is.

Jeugdhulp wordt ingezet als de hulp niet geboden kan worden via het sociaal netwerk en er geen voorliggende voorzieningen zijn.

In elke individuele zaak onderzoekt het college de concrete feiten en omstandigheden, de mogelijkheden en de beperkingen van de jeugdige en zijn sociaal netwerk en de daarmee samenhangende behoefte aan ondersteuning, hulp of zorg. Naar aanleiding van dat onderzoek bepaalt het college de vorm en omvang van de toe te kennen jeugdhulpvoorziening. Daarbij wordt ook onderzocht of het bieden van gebruikelijke hulp vanuit de eigen kracht mogelijk is.

De “Beleidsregels jeugdhulp 2019” bevatten een normenkader gebruikelijke hulp. Dit is een handvat voor het college bij het onderzoek. De beleidsregels sluiten aan op de lijn van de recente jurisprudentie (o.a. rechtbank Noord-Nederland 26-8-2016, nr. 16/2689 Awb en rechtbank Overijssel 3—12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016/5199).

De verordening jeugdhulp gemeente Gooise Meren 2019 biedt de grondslag voor de beleidsregels gebruikelijke hulp in artikel 1 lid 1 onder c (definitie gebruikelijke hulp) en in artikel 21 van deze verordening. Artikel 21 van de verordening bepaalt o.a. dat jeugdhulp alleen verstrekt wordt indien jeugdige of ouders op eigen kracht, met gebruikelijke hulp of met hulp van andere personen uit het sociale netwerk geen oplossing kunnen vinden voor de hulpvraag.

Artikel 2Gebruikelijke hulp

Gebruikelijke hulp is de dagelijkse verzorging en/of opvoeding die ouder(s) aan kinderen geacht worden te bieden. Dit geldt ook als de ouder de gebruikelijke hulp vanwege een eigen aandoening, beperking, stoornis of handicap niet kan bieden.

Het college onderzoekt de hulpbehoefte van een kind mede op basis van de in deze beleidsregels als bijlage 1 opgenomen ‘Richtlijn gebruikelijke hulp van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd’. Deze richtlijn is gelijk aan de richtlijn ter zake van het CIZ uit 2016: “Richtlijn gebruikelijke zorg van ouders voor kinderen met een normale ontwikkeling, per leeftijd” zoals opgenomen in de CIZ Beleidsregels indicatiestelling WLZ.

De beleidsregels verwoorden welke gebruikelijke hulp naar algemeen aanvaarde maatstaven gebruikelijk wordt geboden door de partners, ouders of andere huisgenoten.

Artikel 3Meer dan gebruikelijke hulp

Er kan sprake zijn van behoefte aan meer dan gebruikelijke hulp, vanuit een oorzaak gelegen in de omstandigheden van de jeugdige.

Artikel 4Chronische en niet-chronische situaties

In hoeverre sprake is van gebruikelijke hulp is mede afhankelijk van de chroniciteit van de situatie.

De chroniciteit kan gelegen zijn in de omstandigheden van de jeugdige en/of de ouder(s).

Artikel 5Overbelasting ouder

Er zijn omstandigheden waarbij de ouder(s) de gebruikelijke hulp (tijdelijk) niet kunnen bieden vanwege (dreigende ) overbelasting. Een eigen aandoening, beperking, stoornis of handicap van de ouders kan daar bv. oorzaak van zijn. Het college onderzoekt dan welke hulp nodig is en waar de gemeente met de inzet van professionele jeugdhulp (tijdelijk) aanvullend moet ondersteunen.

Hierbij geldt dat ouders in beginsel moeten kunnen deelnemen aan de maatschappij door het onderhouden van hun sociale contacten, scholing en werk. Ook moet er voor de ouders ruimte overblijven om aandacht te blijven besteden aan hun relatie.

De jeugdige heeft ook onder deze omstandigheden hulp nodig om later zelfredzaam te zijn en deel te kunnen nemen aan de maatschappij.

Door de verschillende belangen van ouders en kind kan onder deze omstandigheden (dreigende) overbelasting ontstaan voor de ouder(s) die belast zijn met de zorg voor hun kinderen.

Het college beoordeelt op basis van deze beleidsregels wat van de ouder(s) in deze omstandigheden in redelijkheid kan worden gevergd. Hierbij geldt dat het leveren van gebruikelijke hulp in beginsel voor gaat op het uitvoeren van maatschappelijke activiteiten, uitgezonderd maatschappelijke activiteiten in de vorm van scholing of beroepsmatige activiteiten (werk). Wel onderzoekt het college in geval van scholing of beroepsmatige activiteiten (werk) wat van ouder(s) gevergd kan worden wat betreft het aanpassen van werktijden, het opnemen van verlof, het onderzoeken of tijdelijk minder werken mogelijk is (eigen kracht).

Hoofdstuk 3Persoonsgebonden budget

Artikel 6Verstrekking persoonsgebonden budget

Lid 1

Toegevoegd voor de leesbaarheid. Inhoudelijk een herhaling van hetgeen hierover in de wet en de verordening staat.

Lid 2 Algemeen

Het college toetst bij de aanvraag om een persoonsgebonden budget of er bezwaren van overwegende aard zijn om de jeugdhulp in de vorm van een persoonsgebonden budget te verstrekken. Het college toetst dit aan de eisen van artikel 8.1.1. van de wet en aan het gestelde in de verordening. In dat licht gezien kunnen er zeer diverse bezwaren van overwegende aard zij. Deze zijn niet limitatief van aard. Of er sprake is van onoverkomelijke bezwaren, weegt het college in individuele situaties telkens weer zorgvuldig af, daarbij rekening houdend met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en zijn ouder(s).

Dit artikellid geeft dan ook geen limitatieve opsomming maar benoemt een aantal situaties waar bij (vrijwel) zeker sprake is van bezwaren van overwegende aard.

Niet benoemd is bijvoorbeeld een situatie waarbij hulp nodig is vanwege opvoedproblemen bij de ouders. Het zou dan bezwaarlijk kunnen zijn dat de ouders deze hulp zelf inkopen met een persoonsgebonden budget.

Lid 2 ad a

Het college verleent voor crisishulp/zorg geen persoonsgebonden budget. Wanneer ingeval van crisis direct hulp moet worden ingezet is er geen tijd om een plan op te stellen, de hoogte van het persoonsgebonden budget te bepalen en een zorgovereenkomst te sluiten met de jeugdhulpaanbieder. Ook voor het beoordelen van de kwaliteit van de jeugdhulp ontbreekt in crisissituaties de tijd.

Lid 2 ad b

In geval van behandeling is een positie van de cliënt als opdrachtgever van de behandelaar niet verenigbaar. Zo een positie staat namelijk in de weg aan het behalen van de benodigde kwaliteit van de resultaten.

De behandelaar stelt een behandelplan op waarin een inschatting gemaakt wordt van de in te zetten interventie, de duur, intensiteit en de benodigde deskundigheid. Vanuit zijn professionaliteit, het is een geregistreerd beroep, is de behandelaar genoodzaakt om zo nodig tijdens het behandeltraject de cliënt en de ouders/ verzorgers aan te spreken op hun gedrag en dit gedrag te corrigeren. Deze trajecten zijn vaak vrijwillig, maar niet vrijblijvend. Als de cliënt of de ouders opdrachtgever zijn, dan is het voor de behandelaar niet goed mogelijk om de cliënt of de ouders aan te spreken.

In zo een relatie kan de cliënt dus niet als opdrachtgever optreden, zoals dat bij dagbesteding of begeleiding wel kan. De cliënt kan bij een behandeltraject uiteraard wel aangeven wat zijn voorkeuren en wensen zijn. Daar hoort de behandelaar rekening mee te houden en dat doet de behandelaar dan ook vanuit zijn professionaliteit dan ook.

Lid 2 ad c

De opvang van een kind door een pleegouder is uitgesloten van het persoonsgebonden budget. Voor deze zorg kan namelijk een pleegoudervergoeding worden ontvangen. Via de organisatie Pleegzorg is de kwaliteit van en begeleiding van het pleeggezin geborgd. Voor de zorg die een kind extra nodig heeft, kan een pleegzorgouder eventueel wel een persoonsgebonden budget ontvangen.

Hoofdstuk 4Slotbepalingen

Artikel 7Motivering besluit

Als het college een aanvraag tot het toekennen van jeugdhulp (deels) afwijst omdat sprake is van gebruikelijke hulp, moet het college in het primaire besluit concreet en op inzichtelijke wijze motiveren waarom de verzochte hulp onder gebruikelijke hulp valt. Daarbij moeten alle van belang zijnde aspecten gemotiveerd en op voldoende (kenbare) wijze worden meegewogen.

Het college dient namelijk in individuele situaties telkens weer een zorgvuldige individuele afweging te maken en daarbij rekening te houden met de specifieke omstandigheden van de jeugdige en zijn ouder(s). Er kan dus niet worden volstaan met de enkele verwijzing naar de Beleidsregels over gebruikelijke hulp. Wat in het ene gezin als gebruikelijke hulp kan worden gekwalificeerd, kan voor het andere gezin (gelet op de omstandigheden binnen dat gezin) immers leiden tot de conclusie van meer dan gebruikelijke hulp.

Dit is in lijn met de jurisprudentie (rechtbank Noord-Nederland 26-8-2016, nr. 16/2689 Awb en rechtbank Overijssel 3—12-2016, ECLI:NL:RBOVE:2016/5199).

Ook het niet verstrekken van een persoonsgebonden budget, gelet op artikel 6 van deze beleidsregels, moet het college in het primaire besluit concreet en op inzichtelijke wijze motiveren.

Artikel 8Inwerkingtreding

Artikel 9Citeertitel

Deze bepalingen spreken voor zich.


Noot
1

Niet limitatieve opsomming

Noot
2

Artikel 1:3 lid 4 Awb definieert de term beleidsregels als volgt: “een bij besluit vastgestelde algemene regel, niet zijnde een algemeen verbindend voorschrift, omtrent de afweging van belangen, de vaststelling van feiten of de uitleg van wettelijke voorschriften bij het gebruik van een bevoegdheid van een bestuursorgaan.” Een beleidsregel beschrijft hoe een bestuursorgaan omgaat met een bepaalde bevoegdheid. Er zijn in deze beleidsregels dus geen rechten of plichten voor inwoners in vastgelegd. In het geval van de Jeugdwet heeft het college onder meer de bevoegdheid om (maatwerk) voorzieningen aan te bieden aan inwoners die dit nodig hebben. Beleidsregels kunnen (gemandateerde) uitvoerders van deze bevoegdheid helpen om besluiten te nemen over het toe- of afwijzen van voorzieningen.

Noot
3

Artikel 247 BW

1. Het ouderlijk gezag omvat de plicht en het recht van de ouder zijn minderjarig kind te verzorgen en op te voeden.

2. Onder verzorging en opvoeding worden mede verstaan de zorg en de verantwoordelijkheid voor het geestelijk en lichamelijk welzijn en de veiligheid van het kind alsmede het bevorderen van de ontwikkeling van zijn persoonlijkheid. In de verzorging en opvoeding van het kind passen de ouders geen geestelijk of lichamelijk geweld of enige andere vernederende behandeling toe