Regeling vervallen per 17-02-2023

Verordening bevordering maatschappelijke participatie Gouda 2017

Geldend van 01-09-2017 t/m 16-02-2023

Intitulé

Verordening bevordering maatschappelijke participatie Gouda 2017

De raad van de gemeente Gouda,

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders met voorstelnummer 1.029 van 9 mei 2017;

Gezien het advies van de Goudse Adviesraad Sociaal Domein van 14 april 2017;

Gelet op het besluit van 8 maart 2017 van de Raad tot vaststelling van het beleidskader armoede en schulden;

Gelet op de artikelen 108, 147, 149  en 156 van de Gemeentewet;

Overwegende dat:

het van wezenlijk belang wordt geacht dat inwoners van Gouda en hun minderjarige kinderen zich door maatschappelijke participatie kunnen ontplooien en ontwikkelen en daarin niet belemmerd worden door hun financiële positie;

dat de gemeente Gouda daaraan wenst bij te dragen door het voeren van beleid, gericht op bevordering van maatschappelijke participatie, waaronder wordt verstaan deelname aan activiteiten die het mogelijk maken mee te doen in de samenleving;

besluit de Verordening bevordering maatschappelijke participatie Gouda 2017 vast te stellen.

Artikel 1 Definities

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    bijstandsnorm: het bedrag, bedoeld in artikel 5, onder c, van de Participatiewet;

  • b.

    college: college van burgemeester en wethouders;

  • c.

    doelgroep: inwoners met een laag inkomen en de tot hun last komende kinderen;

  • d.

    inwoner: een persoon die op het moment van aanvraag de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt en ingeschreven staat in de gemeente Gouda in de Basisregistratie personen;

  • e.

    kind: een persoon jonger dan 18 jaar die ingeschreven staat in de gemeente Gouda in de Basisregistratie personen voor wie aan de alleenstaande ouder of gehuwde kinderbijslag op grond van artikel 18 van de Algemene Kinderbijslagwet wordt betaald of zal worden betaald vanaf het eerstvolgende kwartaal, of het pleegkind jonger dan 18 jaar waarvoor een pleegvergoeding wordt ontvangen op grond van artikel 5.3, lid 1, van de Jeugdwet.

Artikel 2 Reikwijdte en doelstelling verordening

  • 1.

    Deze verordening heeft betrekking op het bevorderen van maatschappelijke participatie voor inwoners uit de doelgroep en de tot hun last komende kinderen door het verstrekken van voorzieningen.

  • 2.

    De voorzieningen bedoeld in het eerste lid, bestaan uit:

    • a.

      een stadspas, die recht geeft op kortingen op of gratis toegang tot onder meer culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten;

    • b.

      een jeugdtegoed, dat door middel van een storting op de stadspas beschikbaar wordt gesteld aan kinderen uit de doelgroep bestemd voor de aanschaf van producten die de participatie op school of in de maatschappij bevorderen;

    • c.

      een tegemoetkoming in de kosten voor sport of culturele activiteiten voor kinderen uit de doelgroep;

    • d.

      een tegemoetkoming in de schoolkosten voor kinderen uit de doelgroep; en

    • e.

      overige voorzieningen ter bevordering van de maatschappelijke participatie.

    • 3.

      Het college kan nadere regels en beleidsregels vaststellen ter uitvoering van het tweede lid, waaronder in ieder geval regels over:

  • a.

    de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de voorzieningen;

  • b.

    de aanvraag van voorzieningen;

  • c.

    het tarief voor de aanschaf van een stadspas voor de doelgroep;

  • d.

    het tarief voor de aanschaf van een stadspas voor inwoners en kinderen die niet tot de doelgroep behoren.

Artikel 3 Doelgroep

  • 1.

    Het college verstrekt jaarlijks de voorzieningen, bedoeld in artikel 2, tweede lid, aan inwoners uit de doelgroep en de tot hun last komende kinderen, indien:

  • a.

    het inkomen de in artikel 5 gestelde grens niet overschrijdt;

  • b.

    de aanvrager beschikt over een geldige verblijfstitel, voor zover hij niet beschikt over de Nederlandse nationaliteit.

  • 2.

    Niet in aanmerking voor de voorzieningen komt de inwoner die:

  • a.

    onderwijs volgt en aanspraak kan maken op studiefinanciering op grond van de Wet Studiefinanciering 2000; of

  • b.

    aanspraak kan maken op een tegemoetkoming op grond van de Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

  • 3.

    Het bepaalde in lid 2 is niet van toepassing indien de inwoner een of meer tot zijn last komende kinderen heeft en beschikt over een inkomen dat niet meer bedraagt dan het inkomen bedoeld in het eerste lid.

Artikel 4 Aanvraag en toekenning

  • 1.

    Het college verstrekt op aanvraag een voorziening als bedoeld in artikel 2, tweede lid.

  • 2.

    In afwijking van het eerste lid, kan het college het jeugdtegoed, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder b, een tegemoetkoming in de kosten voor sport en culturele activiteiten, bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder c, en voorzieningen bedoeld in artikel 2, tweede lid, onder e, ook ambtshalve verstrekken indien een stadspas op aanvraag is verstrekt aan de kinderen uit de doelgroep.

Artikel 5 Inkomensgrens

  • 1.

    Recht op de voorzieningen genoemd in artikel 2 bestaat, indien het inkomen bedoeld in artikel 32 van de Participatiewet niet hoger is dan 120% van de op dat moment geldende bijstandsnorm, zonder toepassing van de kostendelersnorm zoals bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de berekening van het inkomen, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 6 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening of de daarop gebaseerde regels, als toepassing van deze verordening en bijbehorende nadere regels naar het oordeel van het college onredelijke gevolgen heeft voor de aanvrager gezien de doelstelling van de verordening.

Artikel 7 Onjuiste en onvolledige gegevens

  • 1.

    Het college kan onderzoeken of de voorzieningen rechtmatig zijn verstrekt.

  • 2.

    Het college kan een besluit tot toekenning van een voorziening intrekken indien:

  • a.

    de aanvrager in het kader van de aanvraag onjuiste, verouderde of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onrechtmatige toekenning van de voorzieningen heeft geleid, of op aanvraag een ander besluit zou zijn genomen indien bij de beoordeling van die aanvraag de juiste gegevens bekend waren geweest;

  • b.

    de voorziening niet overeenkomstig de van kracht zijnde regelgeving is besteed.

  • 3.

    Indien het college besluit tot intrekking van een voorziening, vervalt deze met ingang van de dag waarop het besluit tot intrekking bekend wordt gemaakt.

Artikel 8 Intrekking

De Reductieverordening Gouda 2015 wordt ingetrokken.

Artikel 9 Overgangsrecht

  • 1.

    Op aanvragen voor reductie die zijn ingediend voor de inwerkingtreding van deze verordening blijft de Reductieverordening Gouda 2015 van kracht.

  • 2.

    Een reductie die is verstrekt op grond van de Reductieverordening Gouda 2015 wordt beheerst door de bepalingen van die verordening.

  • 3.

    Op verstrekte reductie kan tot en met 31 december 2017 aanspraak gemaakt worden.

Artikel 10 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 september 2017.

Artikel 11 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening bevordering maatschappelijke participatie Gouda 2017.

Aldus besloten in de openbare vergadering van 14 juni 2017

De raad der gemeente voornoemd,

de voorzitter, dr. M. Schoenmaker,

de griffier, mr. drs. E.J. Karman-Moerman,