Regeling vervallen per 01-04-2018

Nadere regels Jeugdhulp gemeente Groningen 2015

Geldend van 01-01-2016 t/m 31-03-2018

Intitulé

NADERE REGELS JEUGDHULP GEMEENTE GRONINGEN 2015

Het college van de gemeente Groningen.

(4754457);

Gelezen het voorstel van 16 december 2014;

Gelet op de Jeugdwet 2015 en gelet op de artikelen 2, 4, 5, 6, 11, 13 van de Verordening Jeugdhulp gemeente Groningen 2015;

Gezien het advies van het regieoverleg van het WMO-platform, de Ouderenraad, de Adviesraad voor het gehandicaptenbeleid en het Stedelijk overleg ouderenbonden Groningen (SOOG);

HEEFT BESLOTEN:

de Nadere regels Jeugdhulp gemeente Groningen 2015 vast te stellen.

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze Nadere regels wordt verstaan onder:

  • a.

    gesprek: gesprek als bedoeld in artikel 5;

  • b.

    melding : melding van een hulpvraag als bedoeld in artikel 3, eerste lid;

  • c.

    verslag: schriftelijke weergave van het onderzoek als bedoeld in artikel 4. Een ondertekend verslag kan door het college aangemerkt worden als een aanvraag van een voorziening;

  • d.

    formele ondersteuning : Ondersteuning door cliënt met een pgb ingekocht van derden op basis van een door het college goedgekeurde overeenkomst en bij natuurlijke personen bovendien in het kader van een hulpverlenend beroep.

  • e.

    informele ondersteuning:Ondersteuning die niet wordt verleend in het kader van een hulpverlenend beroep.

Artikel 2 Vormen van jeugdhulp en preventie

  • 1. De volgende overige voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Versterken van de sociale context:

      • 1.

        Algemene (ook digitale) informatieverstrekking omtrent ontwikkelingsbehoeften jeugdigen en opvoedingsvragen opvoeders;

      • 2.

        Activiteiten ter versterking van de pedagogische civil society, zoals stimuleren en faciliteren van initiatieven vanuit de informele netwerken, steuncontacten tussen ouders en jeugdigen en intergenerationele contacten die een bijdrage leveren aan een gezonde en veilige opgroei- en opvoedomgeving, mogelijkheden voor ouders/opvoeders om elkaar te ontmoeten;

      • 3.

        Laagdrempelige opvoedondersteuningsactiviteiten;

      • 4.

        Maatjesprojecten, vrijwilligersinzet, zelforganisaties gericht op ondersteuning van opgroeien en opvoeden;

      • 5.

        Mantelzorgondersteuning voor jeugdigen en gezinnen.

    • b.

      Basisondersteuning:

      • 1.

        Bieden van informatie, advies en consultatie bij opgroei en opvoedvragen;

      • 2.

        Ondersteuning en lichte hulp voor jeugdigen en/of ouders, waaronder vormen van vrij toegankelijke hulp, gericht op het creëren van een stabiele opvoed- en opgroeisituatie;

      • 3.

        Ondersteuning en lichte hulp aansluitend bij de onderwijs/ opvangsetting, waarbij ondersteuning voor opvoeders en jeugdigen geboden wordt. Het betreft activiteiten die in een onderwijssetting plaatsvinden waarbij de nadruk ligt op zorg;

      • 4.

        Regulier casemanagement: het systematisch coördineren, afstemmen en volgen van de benodigde hulpverlening aan jeugdigen en/of gezinnen, waarbij meerdere hulpverleners betrokken zijn.

  • 2. De volgende individuele voorzieningen zijn onder andere beschikbaar:

    • a.

      Voorzieningen behorend bij flexibele ondersteuning, waaronder:

      • 1)

        Specifieke jeugdhulptrajecten gericht op jeugdige en/of gezinssysteem;

      • 2)

        Langdurige ‘leun en steun’ contacten;

      • 3)

        Dag- of weekendopvang, respijtzorg;

      • 4)

        Specifieke multidisciplinaire interventies gecoördineerd uitgevoerd door verschillende zorgaanbieders voor gezinnen met meervoudige problemen.

    • b.

      Intensieve ondersteuning:

      • 1)

        Intensieve en meer langdurige interventies gericht op behandeling, herstel en/of rehabilitatie;

      • 2)

        Intensieve dagbehandeling op maat;

      • 3)

        Inzet van (tijdelijke) vervangende opvoedsituatie, verblijf (op maat) van jeugdigen buiten de gewone leef/gezinssituatie;

      • 4)

        Inzet van spoedzorg en crisisopvang (bij acute onveiligheid en/of inzet van crisisplekken vanuit verblijfsfuncties;

      • 5)

        Gedwongen jeugdhulp en dwang en drangtrajecten;

      • 6)

        Specialistische diagnostiek.

Artikel 3 Melding hulpvraag

  • 1. Jeugdigen en ouders kunnen een hulpvraag melden bij het college.

  • 2. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 3. In spoedeisende gevallen treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatregel of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de wet.

  • 4. Jeugdigen en ouders kunnen zich rechtstreeks wenden tot een overige voorziening.

Artikel 4 Vooronderzoek

  • 1. Het college verzamelt alle voor het onderzoek, bedoeld in artikel 5, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de jeugdige en zijn situatie en maakt vervolgens zo spoedig mogelijk met hem een afspraak voor een gesprek.

  • 2. Voor het gesprek verschaffen de jeugdige en/of zijn ouders aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen. De jeugdige en/of zijn ouders geven in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • 3. Het college kan in overleg met de jeugdige of zijn ouders afzien van een vooronderzoek als bedoeld in het eerste en tweede lid.

Artikel 5 Gesprek

  • 1. Het college onderzoekt in een gesprek tussen deskundigen en/of de jeugdige of zijn ouders, zo spoedig mogelijk en voor zover nodig:

    • a.

      de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkeling en gezinssituatie van de jeugdige en het probleem of de hulpvraag;

    • b.

      het gewenste resultaat van het verzoek om jeugdhulp;

    • c.

      het vermogen van de jeugdige of zijn ouders om zelf of met ondersteuning van de naaste omgeving een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

    • d.

      de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening;

    • e.

      de mogelijkheden om jeugdhulp te verlenen met gebruikmaking van een overige voorziening;

    • f.

      de mogelijkheden om een individuele voorziening te verstrekken;

    • g.

      de wijze waarop een mogelijk toe te kennen individuele voorziening wordt afgestemd met andere voorzieningen op het gebied van zorg, onderwijs, maatschappelijke ondersteuning, of werk en inkomen;

    • h.

      hoe rekening zal worden gehouden met de godsdienstige gezindheid, de levensovertuiging en de culturele achtergrond van de jeugdige en zijn ouders, en

    • i.

      de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een PGB, waarbij de jeugdige of zijn ouders in begrijpelijke bewoordingen worden ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2. In de gevallen bedoeld in artikel 8.2.1 van de wet informeert het college de ouders dat een ouderbijdrage is verschuldigd en hoe deze bijdrage wordt geïnd.

  • 3. Het college informeert de jeugdige en/of zijn ouders over de gang van zaken bij het gesprek, hun rechten en plichten en de vervolgprocedure en kan hen toestemming om hun persoonsgegevens te verwerken vragen.

  • 4. Het college kan in overleg met de jeugdige en/of zijn ouders afzien van een gesprek.

Artikel 6 Verslag

  • 1. Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek, bedoeld in artikel 4.

  • 2. Binnen tien werkdagen na het gesprek verstrekt het college aan de jeugdige of zijn ouders een verslag van de uitkomsten van het onderzoek, tenzij zij hebben meegedeeld dit niet te wensen.

  • 3. Opmerkingen of latere aanvullingen van de jeugdige of zijn ouders worden aan het verslag toegevoegd.

Artikel 7 Aanvraag

  • 1. Indien jeugdigen en ouders een aanvraag om een individuele voorziening in willen dienen doen ze dat schriftelijk bij het college.

  • 2. Het college kan een ondertekend verslag van het gesprek aanmerken als aanvraag als de jeugdige of zijn ouders dat op het verslag hebben aangegeven.

Artikel 8

Voorwaarden, beoordeling en afweging toegang individuele voorziening

  • 1.

    Het college kent een individuele voorziening toe voor zover in het verslag zoals bedoeld in artikel 6wordt vastgesteld dat de jeugdige:

    • a.

      op eigen kracht of met zijn ouders of andere personen uit zijn naaste omgeving geen oplossing voor zijn hulpvraag kan vinden;

    • b.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een andere voorziening, of;

    • c.

      geen oplossing kan vinden voor zijn hulpvraag door, al dan niet gedeeltelijk, gebruik te maken van een overige voorziening

  • 2.

    Het college kent eveneens een individuele voorziening toe voor zover met betrekking tot de jeugdige een verwijzing zoals bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Verordening is afgegeven;

Artikel 9 Onderdelen beschikking

  • 1. Bij het verstrekken van een voorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      welke de te verstrekken voorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

    • b.

      wat de ingangsdatum en duur van de verstrekking is;

    • c.

      hoe de voorziening wordt verstrekt, en indien van toepassing, en

    • d.

      welke andere voorzieningen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 2. Bij het verstrekken van een voorziening in de vorm van een PGB wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

    • a.

      voor welk resultaat het PGB wordt aangewend;

    • b.

      welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het PGB;

    • c.

      wat de hoogte van het PGB is en hoe hiertoe is gekomen;

    • d.

      wat de duur is van de verstrekking waarvoor het PGB is bedoeld, en

    • e.

      de wijze van verantwoording van de besteding van het PGB.

Artikel 10 Regels voor PGB

  • 1. Een jeugdige en/of zijn ouders kunnen in aanmerking komen voor een PGB, indien ten minste voldaan is aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      er is geen spoedeisende hulp nodig;

    • b.

      de jeugdige en/of zijn ouders hebben voldaan aan de voorwaarden van een verleend PGB in de afgelopen twee jaren, voorafgaand aan de datum van het gesprek.

    • c.

      de jeugdige of zijn ouders een plan hebben opgesteld over hoe zij het PGB gaan besteden

    • d.

      de cliënt dient een door het college goedgekeurde ondersteuningsovereenkomst te sluiten met de door hem of haar in te schakelen dienstverlener.

  • 2. De jeugdige en/of zijn ouders kunnen kiezen voor een PGB, indien deze naar het oordeel van het college kan/kunnen motiveren, dat de door de gemeente gecontracteerde zorg niet passend is.

  • 3. Een PGB waarvoor een tarief is vastgesteld per uur, per dagdeel of per etmaal mag uitsluitend en alleen besteed worden voor een vergoeding van daadwerkelijk geleverde diensten per uur, dagdeel of etmaal en mag niet anders besteed worden.

  • 4. De tarieven voor de categorieën PGB zijn vastgelegd in bijlage 1, die deel uitmaakt van deze Nadere Regels Jeugdhulp.

  • 5. Als uit het gesprek en het plan van aanpak blijkt, dat dit tarief niet toereikend is, kan het college hiervan afwijken tot ten hoogste de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura.

  • 6. Bij de berekening van de hoogte van het tarief voor formele zorg wordt het aantal geïndiceerde uren ondersteuning vermeerderd met het aantal uren ondersteuning door mantelzorgers.

  • 7. Indien geen uitvoering is gegeven aan het vierde lid van dit artikel worden de bedragen, doelgroepen en andere mogelijke nadere invullingen vastgesteld aan de hand van de criteria, zoals in de wet, het daarop gebaseerde besluit, de Verordening en de Nadere regels zijn gesteld.

Ondertekening

Aldus besloten in de collegevergadering van 16 december 2014.
 
De burgemeester,
dr. R.L. (Ruud) Vreeman.
De secretaris,
drs. P.J.L.M. (Peter) Teesink.

Toelichting bij Nadere regels bij Verordening Jeugdhulp gemeente Groningen 2015

Toelichting bij Nadere regels bij Verordening Jeugdhulp gemeente Groningen 2015

Hoogte persoonsgebonden budget (tabel 1a tot en met 4a)

Hoogte persoonsgebonden budget  (tabel 1a tot en met 4a)