Regeling vervallen per 01-01-2022

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent We the North Uitvoeringsregeling We the North

Geldend van 27-10-2017 t/m 14-11-2018

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Groningen houdende regels omtrent We the North Uitvoeringsregeling We the North

Gedeputeerde Staten van Groningen maken bekend dat in hun vergadering van 17 oktober 2017, nr. A.10, afdeling ECP, dossiernummer K6139, is vastgesteld de Uitvoeringsregeling We the North.

Gedeputeerde Staten der provincie Groningen

Overwegende dat:

  • -

    zeven noordelijke overheden, te weten de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe, en de gemeenten Leeuwarden, Groningen, Assen en Emmen, al enige tijd samenwerken binnen het Noordelijk Overleg Cultuur (NOC);

  • -

    de minister van OCW heeft aangekondigd dat zij het huidige subsidiestelsel per 2021 wil herzien en dat zij de periode 2017-2020 wil gebruiken om daar in gezamenlijkheid met stedelijke regio’s naar toe te werken;

  • -

    het noordelijk landsdeel samen met het Rijk wil zoeken naar manieren waarop het culturele bestel in 2021-2024 ingevuld zou moeten worden, waarbij ook een meer leidende rol van de regio in het landelijk cultuurbeleid wordt onderzocht;

  • -

    de noordelijke overheden zich ten behoeve van het bereiken van convenantafspraken met de minister van OCW hebben geschaard achter een gezamenlijke programmatische aanpak voor Noord - Nederland onder de titel 'We the North';

  • -

    het voor het kunnen leveren van kennis en ervaring als input voor het culturele bestel vanaf 2021, experimenten moeten worden uitgevoerd, die de noodzakelijke input kunnen leveren, zowel als het gaat om beleidsvorming als om culturele programmering en uitvoering;

  • -

    het noorden daarnaast streeft naar structuurversterking van de gehele culturele sector in Noord Nederland, in de volle breedte.

Gelet op:

  • -

    Titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    De Kaderverordening subsidies provincie Groningen 2017;

  • -

    Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, ook wel aangeduid als de 'Algemene groepsvrijstellingsverordening';

  • -

    Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag op de-minimissteun (PbEU L 352), ook wel aangeduid als 'De-minimisverordening'.

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Uitvoeringsregeling We the North 2017-2020

HOOFDSTUK 1 ALGEMEEN

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze overeenkomst wordt verstaan onder:

  • a.

    AGVV: Verordening (EU) nummer 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014, waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

  • b.

    ambtelijk NOC: overleg waarin ambtelijke vertegenwoordigers van de zeven deelnemende overheden, te weten de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe en de gemeenten Groningen, Leeuwarden, Assen en Emmen, zitting hebben;

  • c.

    Awb: de Algemene wet bestuursrecht;

  • d.

    bestuurlijk NOC: Noordelijk Overleg Cultuur, waarin bestuurders (gedeputeerden en wethouders) van de zeven deelnemende overheden zitting hebben;

  • e.

    BIS-instelling: instelling in de basisinfrastructuur, die door hetzij de landelijke overheid hetzij een of meer overheden in het noordelijk landsdeel meerjarig wordt gefinancierd vanwege haar belang in het culturele bestel;

  • f.

    co-creatie: vorm van samenwerking, waarbij zowel het ambtelijk NOC als de indienende partijen invloed hebben op het proces en het resultaat van dit proces (een project, plan, advies of ander product);

  • g.

    gedeputeerde staten: het college van gedeputeerde staten van de provincie Groningen;

  • h.

    KvK-nummer: nummer waaronder de rechtspersoon is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • i.

    NAW-gegevens: naam, adres, postcode en woonplaats;

  • j.

    noordelijk landsdeel: het grondgebied van de provincies Groningen, Fryslân en Drenthe;

  • k.

    penvoerder: privaatrechtelijke rechtspersoon die een aanvraag voor een subsidie indient voor een project waarin hij samenwerkt met een of meer andere privaatrechtelijke rechtspersonen en/of natuurlijke personen;

  • l.

    project: experimentele aanpak die ten doel heeft het noordelijk landsdeel als inspirerende locatie, als maatschappelijke uitdaging en als artistieke hub op de kaart te zetten.

Artikel 1.2 Doel

De subsidie heeft tot doel om een impuls te geven aan de ontwikkeling van Noord-Nederland tot een cultureel samenhangende regio en om input te leveren voor de herijking van het landelijke cultuurbestel ten behoeve van de planperiode 2021-2024.

Artikel 1.3 Doelgroep

  • 1. Subsidie wordt uitsluitend verleend aan privaatrechtelijke rechtspersonen waarvan activiteiten als bedoeld in artikel 2.3 passen binnen de statutaire doelomschrijving.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het vorige lid kan ten behoeve van de uitvoering van projecten waarin sprake is van intersectorale samenwerking, subsidie ook worden verleend aan rechtspersonen die samenwerken met een of meer in het vorige lid bedoelde rechtspersonen.

HOOFDSTUK 2 AANVRAGEN EN VERLENEN VAN SUBSIDIE

Artikel 2.1. Aanvraagprocedure

  • 1. Aanvragen worden ingediend bij gedeputeerde staten. Aanvragen dienen ten minste te voldoen aan het bepaalde in artikel 2.6, eerste lid.

  • 2. Alvorens over een aanvraag wordt beslist, wordt deze voor bindend advies voorgelegd aan het bestuurlijk NOC. Het bestuurlijk NOC kan besluiten over de aanvraag advies te vragen van een of meer onafhankelijke deskundigen. Op advisering door deskundigen is afdeling 3.3 van de Awb van toepassing.

Artikel 2.2 Aanvraag

  • 1. Indien bij een project meerdere uitvoeringspartners betrokken zijn, wordt de aanvraag ingediend door een door die uitvoeringspartners aan te wijzen penvoerder.

  • 2. Een aanvraag voor subsidie omvat ten minste:

    • a.

      een inhoudelijke beschrijving van het project en een aanduiding van de met het project nagestreefde resultaten;

    • b.

      een op het project betrekking hebbende begroting, inclusief dekkingsplan;

    • c.

      NAW-gegevens van de aanvragende rechtspersoon, bankrekeningnummer en KvK-nummer.

  • 3. Gedeputeerde staten kunnen voor het indienen van aanvragen een formulier vaststellen.

  • 4. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat voor een goede beoordeling van de aanvraag aanvullende informatie nodig is.

Artikel 2.3 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan slechts worden verleend voor activiteiten die passen onder het bepaalde in artikel 53, tweede lid, onder a, c, d en e van de AGVV. De subsidie heeft geen betrekking op investeringssteun.

Artikel 2.4 Algemene weigeringsgronden

Een subsidie wordt geweigerd indien het project onvoldoende betrekking heeft op dan wel zich onvoldoende afspeelt in het noordelijk landsdeel.

Artikel 2.5 Niet-subsidiabele kosten

  • 1. BTW die op grond van de Wet op de Omzetbelasting 1968 verrekenbaar is of die op grond van de Wet op het BTW-compensatiefonds 2003 compensabel is, komt niet voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Kosten die zijn gemaakt voorafgaande aan het indienen van de aanvraag, komen niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.6 Toetsingscriteria

  • 1. Aanvragen kunnen slechts worden ingediend indien deze tot stand zijn gekomen in co-creatie met het ambtelijk NOC.

  • 2. Om voor subsidie in aanmerking te komen voldoet de aanvraag ten minste aan de volgende criteria:

    • a.

      het project levert als noordelijk experiment relevante input voor de herijking van het landelijk cultureel bestel;

    • b.

      het project heeft inhoudelijk betrekking op en speelt zich af in het noordelijk landsdeel;

    • c.

      het project levert output (informatie of andere opbrengst, bijvoorbeeld een werkwijze of methodiek) die voor (een groot deel van) het noordelijke culturele veld relevant is;

  • 3. Daarnaast dient de aanvraag te voldoen aan een of meer van de volgende criteria:

    • a.

      het project versterkt de binding met de regio door locatie en inhoud en leidt tot nieuwe artistieke concepten en publieksverbreding;

    • b.

      het project stimuleert innovatieve en interdisciplinaire programma’s op noordelijke schaal;

    • c.

      het project heeft betrekking op het geografisch opschalen en/of uitbreiden van programma’s die al bewezen effectief zijn;

    • d.

      het project stimuleert verbindingen tussen landelijk en regionaal gefinancierde BIS- en niet-BIS-instellingen, met een optimale mix tussen professionele en amateurkunst;

    • e.

      het project stimuleert internationale samenwerking;

    • f.

      het project bevordert via gezamenlijke arrangementen, PR en marketing een groter geografisch bereik.

Artikel 2.7 Beslistermijn subsidieaanvraag

Gedeputeerde staten beslissen binnen 22 weken nadat de aanvraag is ingediend.

Artikel 2.8 Subsidieduur en -hoogte

  • 1. Een subsidie voor een project waarvan de looptijd meerdere kalenderjaren of delen daarvan beslaat, wordt in één keer verleend.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen daarbij bepalen dat, voor zover de subsidie betrekking heeft op een kalenderjaar waarvoor nog geen begrotingen van de deelnemende overheden zijn vastgesteld of goedgekeurd, de subsidie wordt verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld,

  • 3. De subsidie bedraagt niet meer dan 80% van de in aanmerking komende kosten.

Artikel 2.9 Overige verplichtingen

  • 1. Gedeputeerde staten kunnen bepalen dat de subsidieontvanger in communicatie-uitingen over het gesubsidieerde project aangeeft, dat het project mede mogelijk is gemaakt met subsidie in het kader van het programma “We the North” en dat daarbij waar mogelijk het logo van “We the North” wordt getoond.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen voor het bepaalde in het vorige lid nadere voorschriften geven.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Voor deze uitvoeringsregeling zal jaarlijks een subsidieplafond worden gepubliceerd. Gedeputeerde staten kunnen besluiten binnen het subsidieplafond deelplafonds vast te stellen.

Artikel 2.11 Bevoorschotting

In de beschikking tot subsidieverlening bepalen gedeputeerde staten hoe de bevoorschotting op de verleende subsidie plaatsvindt.

HOOFDSTUK 3 VASTSTELLING VAN SUBSIDIE

Artikel 3.1 Aanvraag tot vaststelling

  • 1. Binnen 13 weken na afronding van het project dient de penvoerder een aanvraag tot vaststelling van de subsidie in. De aanvraag gaat ten minste vergezeld van:

    • a.

      een beknopt verslag van de uitvoering van het project, waaruit ten minste blijkt of en in welke mate de met het project beoogde doelen en resultaten zijn bereikt;

    • b.

      een overzicht van de werkelijke inkomsten en uitgaven dat in opzet vergelijkbaar is met de in artikel 2.2, tweede lid, onder b bedoelde begroting.

  • 2. Gedeputeerde staten kunnen in de beschikking tot subsidieverlening bepalen dat de aanvraag tot vaststelling van de subsidie vergezeld dient te gaan van een accountantsverklaring.

Artikel 3.2 Vaststelling van de subsidie

  • 1. Binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling stellen gedeputeerde staten de subsidie vast.

  • 2. De subsidie wordt vastgesteld op de werkelijk gemaakte kosten.

  • 3. Indien de met het project beoogde doelen en resultaten niet of slechts ten dele zijn bereikt, kunnen gedeputeerde staten besluiten de subsidie lager vast te stellen.

HOOFDSTUK 4 SLOTBEPALINGEN

Artikel 4.1 Onvoorzien

In alle gevallen waarin deze regeling niet voorziet, doet het bestuurlijk NOC een bindende uitspraak.

Artikel 4.2 Inwerkingtreding en horizonbepaling

  • 1. Deze uitvoeringsregeling treedt in werking met ingang van de eerste dag na de publicatie ervan in het Provinciaal Blad en vervalt van rechtswege op 31 december 2020.

  • 2. Deze uitvoeringsregeling blijft na 31 december 2020 van toepassing op subsidies die op die datum nog niet zijn vastgesteld.

Artikel 4.3 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Uitvoeringsregeling We the North.

Ondertekening

Groningen, 17 oktober 2017.

Gedeputeerde Staten voornoemd:

F.J. Paas , voorzitter.

H.J. Bolding, secretaris.

Toelichting behorende bij de Uitvoeringsregeling We the North

Toelichting artikelsgewijs

Artikel 1.1, onder b

Zie voor een nadere aanduiding van de rol van het ambtelijk NOC de toelichting op artikel 1.3 en artikel 2.1, eerste lid.

Artikel 1.1, onder f

Het NOC (ambtelijk dan wel bestuurlijk) kan partijen uit het veld uitnodigen om in co-creatie een samenwerking of opdracht aan te gaan. Partijen kunnen ook de eerste stap zetten, waarna het NOC hen kan uitnodigen om in co-creatie het proces, project, plan of product (deels) verder af te maken of richting te geven.

Artikel 1.1, onder k

Een penvoerder is niet alleen verantwoordelijk voor het indienen van de aanvraag, maar wordt via de verplichtingen die in de beschikking tot subsidieverlening worden opgenomen, ook eindverantwoordelijk voor een correcte uitvoering van de subsidie en de verantwoording van de besteding van de subsidie. Het is daarom zaak dat de partij die penvoerder is en de overige partijen in een project vóór de indiening van de aanvraag goede onderlinge afspraken maken over de verdeling van verantwoordelijkheden en (financiële) risico’s.

Artikel 1.1, onder l

Dat iets een experiment is, betekent dat het in elk geval aanvullend is op activiteiten die in het noordelijk landsdeel plaatsvinden. Daarnaast moet een experiment ook iets opleveren voor Noord-Nederland (bijvoorbeeld een nieuwe methodiek, het bereiken van een ander en/of breder publiek of een talentontwikkelingsprogramma waaraan instellingen uit heel Noord-Nederland een bijdrage leveren. Bovendien is het gewenst dat het experiment input levert voor de ontwikkeling van een nieuw landelijk cultuurbestel.

Artikel 1.2 en artikel 2.1, eerste lid

Programma en programmabudget We the North zijn bedoeld voor het ontwikkelen en uitvoeren van experimenten die een meerwaarde hebben voor het noordelijk landsdeel én die relevante input leveren voor de herijking van een nieuw landelijk cultureel bestel voor de periode 2021-2024. Hoewel het indienen van “spontane” aanvragen niet op voorhand wordt uitgesloten, is de achterliggende bedoeling dat vanuit het ambtelijk NOC het initiatief wordt genomen om uit het veld ideeën te verzamelen en samen met het veld voorstellen te ontwikkelen voor in de periode 2017-2020 uit te voeren experimenten/projecten.

Artikel 1.3

De regeling is primair gericht op organisaties/instellingen die “kunst en cultuur” in brede zin als (statutair) hoofddoel hebben. Indien er echter sprake is van intersectorale samenwerking, kunnen bijvoorbeeld ook onderwijs- of zorginstellingen in een samenwerking met “kunst- en cultuur”-instellingen aanvrager en ontvanger van subsidie zijn.

Artikel 2.4

Het is uiteindelijk aan het bestuurlijk NOC om aan te geven of een project voldoende betrekking heeft of zich voldoende afspeelt in het noordelijk landsdeel. Projecten die zich in twee of drie provincies afspelen zullen eerder in aanmerking komen voor subsidie, maar een automatisme is dat niet. Projecten die klein van omvang zijn en die op enkele kleine locaties worden uitgevoerd, komen wellicht minder voor subsidie in aanmerking. Het kan ook zijn dat een project dat betrekking heeft op een thema dat in alle drie provincies speelt (bijvoorbeeld bevolkingsdaling), maar dat op slechts één locatie wordt uitgevoerd, wel voor subsidie in aanmerking komt.

Artikel 2.6

Dat een project als noordelijk experiment relevante input levert voor de ontwikkeling van een nieuw landelijk cultureel bestel, houdt in dat de aanvrager de noodzaak of meerwaarde van het project in de ontwikkeling van een nieuw landelijk cultureel bestel kan weergeven in een of meer onderzoeksvragen of dat die onderzoeksvragen tijdens de uitvoering van het project worden ontwikkeld en als output van het project worden gepresenteerd.

Dat een project inhoudelijk betrekking heeft op en zich afspeelt in een groot deel van het noordelijk landsdeel, betekent dat in het project thema’s worden behandeld die in elk geval in meer een van de drie noordelijke provincies actueel zijn.

Een project wordt in principe als relevant voor (een groot deel van) het noordelijke culturele veld gezien als het project:

  • op meerdere plaatsen in of in een groot deel van het noordelijk landsdeel wordt of kan worden uitgevoerd en

  • (mede) wordt uitgevoerd door noordelijke (culturele) instellingen en/of kunstenaars, waarbij geldt dat de leidende instelling(en) uit het Noorden komt (komen), maar dat samenwerkingspartners van buiten het noordelijk landsdeel kunnen komen.

Artikel 2.7

Er is gekozen voor een vrij ruime beslistermijn, omdat het bestuurlijk NOC, dat geen zeer hoge vergaderfrequentie kent, de aanvragen moet beoordelen, alvorens subsidies kunnen worden verleend.In de beslistermijn is rekening gehouden met de mogelijkheid om advies van een of meer onafhankelijke deskundigen te vragen.

Artikel 2.8

Bij projecten die zich uitstrekken over meerdere kalenderjaren wordt de subsidie wel in één keer verleend, maar wordt een voorbehoud gemaakt voor de subsidie in komende jaren. De beschikbaarheid van voldoende financiële middelen is immers afhankelijk van de vraag of provinciale staten en gemeenteraden bij de vaststelling van komende begrotingen rekening houden met het beschikbaar stellen van middelen voor de uitvoering van het programma “We the North”.

Wat de hoogte van de subsidie betreft legt artikel 53 van de AGVV een beperking op. Subsidies die met gebruikmaking van dat artikel worden verleend, zijn gebonden aan een maximum van 80%.

De in aanmerking komende kosten, als bedoeld in het derde lid van dit artikel, zijn kosten als aangegeven in artikel 53, vijfde lid van de AGVV.

Artikel 2.9

Bij communicatie-uitingen kan worden gedacht aan: vermelding op de websites van de aan een project deelnemende instellingen, flyers en affiches, berichten via sociale media etc. Het logo van “We the North” wordt beschikbaar gesteld via de website van de provincie Groningen.

Artikel 3.2, derde lid

Er zal geen aanleiding zijn om de subsidie lager vast te stellen, als de gesubsidieerde prestaties/resultaten niet geheel zijn gehaald, als dat niet aan de subsidieontvanger en eventuele samenwerkingspartners te wijten is.