Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gulpen-Wittem houdende regels omtrent de rechtspositie van raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gulpen-Wittem 2021)

Geldend van 01-09-2021 t/m heden

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Gulpen-Wittem houdende regels omtrent de rechtspositie van raads- en commissieleden (Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gulpen-Wittem 2021)

De raad van de gemeente Gulpen-Wittem

gezien het initiatiefvoorstel van het fractievoorzittersoverleg d.d. 18 januari 2021 inzake bovengenoemd onderwerp;

gelet op gelet op de artikelen 95 tot en met 99 van de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers;

besluit

vast te stellen de “Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gulpen-Wittem 2021”;

artikel 1. Definitiebepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    de gemeente: de gemeente Gulpen-Wittem.

  • b.

    raadslid: lid van de gemeenteraad van de gemeente.

  • c.

    commissielid: lid van een commissie van de gemeente als bedoeld in de artikelen 82, 83 of 84 van de Gemeentewet, dat niet tevens raadslid van de gemeente is.

  • d.

    griffier: de griffier van de gemeente, bedoeld in artikel 107 van de Gemeentewet.

artikel 2. Commissies

  • 1. Alle raadsleden en de door de raad benoemde burgerfractieleden zijn lid van de commissies als bedoeld in artikel 37 van het Reglement van orde van de raad van Gulpen-Wittem 2021.

  • 2. Voor het vaststellen van de presentie bij een vergadering van deze commissies geldt de in artikel 45 van het Reglement van orde van de raad van Gulpen-Wittem 2021 bedoelde presentielijst.

artikel 3. Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van de raad en de commissies

  • 1. Met in achtneming van het gestelde van deze verordening ontvangen raads- en commissieleden de vergoedingen als bedoeld in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Commissievoorzitters als bedoeld in artikel 40 van het Reglement van orde van de raad van Gulpen-Wittem 2021 die geen raads- of burgerfractielid zijn, ontvangen het tweevoud van de vergoeding per vergadering dat commissieleden toekomt.

artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

  • 1. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur als bedoeld in artikel 97 Gemeentewet worden aan een raads- of commissielid vergoed:

    • a.

      de kosten voor het gebruik van openbaar vervoer;

    • b.

      bij gebruik van een eigen auto het maximumbedrag dat door een werkgever aan een werknemer per afgelegde kilometer onbelast kan worden verstrekt.

  • 2. Voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente, ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur, worden aan een raadslid of commissielid bij gebruik van eigen auto tevens de parkeer-, veer- en tolkosten vergoed.

  • 3. Boetes en naheffingsaanslagen voor parkeren worden niet vergoed.

  • 4. Als een raadslid of commissielid een tijdelijke functionele beperking heeft, kan voor reizen als bedoeld in het eerste lid, een voor de beperking geschikte vervoersvoorziening worden vergoed of ter beschikking gesteld.

  • 5. De noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte werkelijke verblijfkosten die een raadslid of commissielid maakt in verband met reizen buiten het grondgebied ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur worden ten laste van de gemeente vergoed.

artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

  • 1. Een raadslid wordt eenmaal per jaar een bedrag toegekend ter hoogte van het bedrag van de vergoeding voor de werkzaamheden voor één maand, bedoeld in artikel 3.1.1, eerste lid, Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, waarmee het raadslid voorzieningen kan treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op een raadslid dat is benoemd in een plaats die is opengevallen als gevolg van tijdelijk ontslag van een raadslid wegens zwangerschap en bevalling of ziekte, op grond van artikel X12 van de Kieswet.

artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

  • 1. Een raads- of commissielid dat wil deelnemen aan niet-partijpolitiek georiënteerde scholing in verband met de vervulling van zijn functie als bedoeld in artikel 3.3.3 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers, dient daartoe vooraf een gemotiveerde aanvraag in bij de griffier.

  • 2. Deze aanvraag gaat vergezeld van stukken met inhoudelijke informatie en een kostenspecificatie.

  • 3. De griffier beslist op de aanvraag op basis van bewijsstukken, overeenkomstig het tweede lid.

  • 4. In voorkomende gevallen kan de griffier de aanvraag ter beslissing voorleggen aan de vergadering van fractievoorzitters van alle in de raad vertegenwoordigde politieke groeperingen op basis van meerderheid van stemmen.

artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

  • 1. Het fractievoorzittersoverleg bepaalt welke informatie- dan wel communicatievoorzieningen raads- en commissieleden door de gemeente ter beschikking gesteld krijgen voor zover dat voor het functioneren als raads- of commissieleden noodzakelijk is.

  • 2. Een raads- of commissielid tekent een bruikleenovereenkomst wanneer hem ten laste van de gemeente voor de duur van de uitoefening van zijn functie informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking worden gesteld als bedoeld in artikel 3.3.2 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het college stelt het model van de bruikleenovereenkomst vast.

  • 3. Een raads- of commissielid levert na beëindiging van zijn functie de ter beschikking gestelde informatie- en communicatievoorzieningen in bij de gemeente.

artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

  • 1. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in artikel 3.3.8 van het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers.

  • 2. Als eindheffingsbestanddeel als bedoeld in artikel 31, eerste lid, onderdeel f, van de Wet op de loonbelasting 1964 worden verder aangewezen de vergoedingen, tegemoetkomingen en verstrekkingen, genoemd in deze verordening, voor zover deze worden gerekend tot een vergoeding, tegemoetkoming of verstrekking als bedoeld in artikel 31a, tweede lid, onderdelen a tot en met h, van de Wet op de Loonbelasting 1964.

artikel 9. Betaling vaste vergoedingen

Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van de vergoeding van commissieleden, bedoeld in artikel 3.4.1 het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers per kwartaal plaats met inachtneming van een vergoeding per bijgewoonde vergadering.

artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

  • 1. Tenzij het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers of de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers anders bepalen, vindt de betaling van kosten die op grond van deze verordening voor vergoeding of tegemoetkoming in aanmerking komen plaats door:

    • a.

      betaling uit gemeentelijke middelen, op basis van een rechtstreeks aan de gemeente toegezonden factuur of

    • b.

      betaling vooruit uit eigen middelen.

  • 2. Een aanvraag om een vergoeding van de onkosten als bedoeld in dit artikel gaat vergezeld van een declaratieformulier en bewijsstukken.

  • 3. Het declaratieformulier en de bewijsstukken worden binnen drie maanden na factuurdatum of betaling door raads- of commissieleden ingediend bij de griffier.

  • 4. Voor zover van toepassing draagt de gemeente er zorg voor dat de betaling aan raads- of commissieleden zo spoedig mogelijk na het indienen van de aanvraag wordt overgemaakt.

artikel 11. Intrekking oude verordening

De Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2017 wordt ingetrokken met dien verstande dat deze van toepassing blijft op de voorzieningen voor wethouders totdat hiervoor een nieuwe regeling is vastgesteld.

artikel 12. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 maart 2021 en werkt terug tot en met 1 januari 2021.

artikel 13. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gulpen-Wittem 2021.

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de gemeenteraad van Gulpen-Wittem in zijn vergadering van 25 februari 2021

de raadsgriffier,

mr. R. Reichrath.

de voorzitter,

ing. N.H.C. Ramaekers-Rutjens.

Toelichting op de Verordening rechtspositie raads- en commissieleden Gulpen-Wittem 2021

Inleiding

In de wet en nadere regelgeving zijn alle van belang zijnde onderwerpen geregeld betreffende de rechtspositie van gemeentelijke politieke ambtsdragers. In de Gemeentewet is aangegeven dat de geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van de raad en commissies met een verordening moet worden geregeld. Nadere invulling van de rechtspositie van raads- en commissieleden alsmede de financiële voorzieningen is verder vastgelegd in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. In de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers zijn de (onkosten)vergoedingen nader uitgewerkt.

In deze verordening zijn alleen bepalingen opgenomen inzake de rechtspositie van raadsleden en leden van gemeentelijke commissies zover die niet dwingend geregeld zijn in hogere wet- en regelgeving. De grondslag hiervoor is te vinden in de Gemeentewet en het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers. Bij de laatste moderniserings- en harmoniseringsoperatie, betreffende de rechtspositiebesluiten voor decentrale politieke ambtsdragers zijn er wederom een aantal bepalingen imperatief in hogere wet- en regelgeving vastgelegd. De overweging hierbij is dat het bestuurlijk wenselijk is om de voorzieningen zoals vergoedingen, tegemoetkomingen en andere rechtspositionele aanspraken voor decentrale politieke ambtsdragers dwingendrechtelijk in hogere wet- en regelgeving vast te leggen om politieke discussies te voorkomen. Dit betekent dat er voor de gemeente minder ruimte is om lokaal bij verordening van wettelijke regelingen af te wijken.

In artikel 99 Gemeentewet is bepaald dat ’buiten hetgeen hun bij of krachtens de wet is toegekend’, de leden van de raad en/of door de raad ingestelde commissie als zodanig geen andere vergoedingen en tegemoetkomingen ontvangen ten laste van de gemeente. Deze verordening vormt daarom alleen een uitwerking van de bij of krachtens de wet toegekende vergoedingen en tegemoetkomingen.

De arbeidsverhoudingen en fiscale positie

Raadsleden en commissieleden hebben geen dienstbetrekking bij de gemeente. De gemeente is dus niet de werkgever. Dat betekent bijvoorbeeld dat zij voor zover het betreft het raadslidmaatschap niet vallen onder de werknemersverzekeringen zoals de Werkloosheidswet (WW), Ziektewet (ZW) en de Wet Werk en Inkomen naar Arbeidsvermogen (WIA). Omdat er geen sprake is van een dienstbetrekking vallen raads- en commissieleden niet onder de Wet op de loonbelasting 1964 maar worden hun inkomsten belast in de Wet inkomstenbelasting 2001. Wel kunnen raads- en commissieleden opteren voor de loonbelasting als voorheffing door samen met de gemeente te kiezen voor het fictief werknemerschap, het zogenaamde opting-in. Het fictief werknemerschap kan worden aangevraagd met behulp van een opting-in verklaring bij de Belastingdienst.

Als de raads- en commissieleden en gemeente niet kiezen voor het fictief werknemerschap, dan geldt dat de onkostenvergoedingen en raadsvergoeding als inkomsten moeten worden verantwoord en mogen de (beroeps)kosten die worden gemaakt worden afgetrokken. Het resultaat zal het raads- of commissielid moeten verantwoorden in de aangifte inkomstenbelasting, onder de post inkomsten uit overige werkzaamheden. De gemeente dient jaarlijks alle betalingen en verstrekkingen voor de raads- en commissieleden die niet als fictief werknemerschap te kwalificeren zijn op grond van deze verordening aan de Belastingdienst doorgeven middels een formulier IB-47. Omdat raads- en commissieleden op persoonlijke titel worden gekozen, zijn zij niet aan te merken als (fiscaal) ondernemer. Er hoeft dan ook geen VAR-verklaring / Modelovereenkomst ZZP overgelegd te worden aan de gemeente.

De Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa) is niet van toepassing op raads- en commissieleden.

artikel 1. Definitiebepalingen

Dit artikel spreekt voor zich.

artikel 2. Commissies

Nu ontvangen de leden van het sprekersplein en de auditcommissie geen presentiegeld hoewel dit is voorzien in de wettelijke regelingen. Dit komt omdat bij het vaststellen van de Verordening rechtspositie wethouders en raadsleden 2017 er vanuit werd gegaan dat de raadscommissie bij de gemeente waren afgeschaft. Het sprekersplein is een overlegplatform dat de besluitvorming van de raad voorbereid en dat met het college overlegt en is dus evenals de auditcommissie een commissie als bedoeld in artikel 82. De benaming die de gemeente geeft aan het gremium doet daar niets aan af. Raadsleden ontvangen een vaste vergoeding waarin rekening is gehouden met hun werkzaamheden in commissies. Burgerfractieleden ontvangen geen vaste vergoeding. Het is daarom alleszins redelijk om burgerfractieleden een presentievergoeding toe te kennen zoals in de landelijke regelgeving is bedoeld.

Dit artikel beoogt een eind te maken aan de verwarring en bepaalt (ten overvloede) dat het sprekersplein en de auditcommissie commissies zijn als bedoeld in artikel 82 van de gemeentewet. Voor de auditcommissie zijn leden benoemd, maar voor het sprekersplein is dat niet het geval. Daarom worden in artikel 2 alle raadsleden en de door de raad benoemde burgerfractieleden tot lid van het sprekersplein benoemd. Andere deelnemers aan het sprekersplein (insprekers en ambtenaren) zijn geen commissielid als bedoeld in deze verordening. Hierdoor krijgen de burgerfractieleden onder meer recht op presentiegeld dat per 1 januari 2021 € 72,71 per vergadering bedraagt.

artikel 3. Geldelijke voorzieningen ten behoeve van de leden van de raad en de commissies

Zoals al in de inleiding gesteld ontvangen raads- en commissieleden uitsluitend de bij verordening van de raad vast te stellen vergoedingen. Dit artikel verleent het recht op alle vergoedingen die wettelijk zijn ingesteld. De bedragen waarop recht bestaat zijn ook onderwerp van landelijk regeling.

Vanaf de dag van beëdiging hebben de raadsleden recht op de vergoedingen die verbonden zijn aan hun functie. Het raadslid kan de vergoeding niet weigeren en de gemeente is verplicht de raadsvergoeding aan het raadslid over te maken op zijn of haar bankrekeningnummer. Het raadslid mag zelf (een deel) van de raadsvergoeding afdragen aan de politieke partij, maar is in beginsel juridisch niet verplicht mee te werken aan een overdracht van (een deel) van zijn of haar raadsvergoeding.

Commissieleden krijgen nu onder meer recht op presentiegeld, reiskostenvergoeding en de vergoeding van kosten voor scholing.

Het is mogelijk om toelagen toe te kennen voor de raadsleden die lid zijn van zogenaamde ‘zware commissies’. Hiermee wordt gedoeld op de vertrouwenscommissie en de onderzoekscommissie, zoals deze in de Gemeentewet specifiek zijn omschreven. Omdat we deze commissies nu niet hebben voorziet deze verordening er niet in. Bij het instellen van een dergelijke commissie is het zaak om dan ook de eventuele toelagen te bezien.

In bepaalde gevallen, zoals bij bijzondere deskundigheid en/of zwaarte van de taak in de commissie, is het mogelijk om een hoger bedrag aan vergoeding per vergadering toe te kennen dan bepaald in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Het kan bijvoorbeeld gaan om een raadscommissie met een bijzondere opdracht die een hogere belasting kent voor één of meerdere commissieleden. Omdat dit thans niet aan de orde is, voorziet de verordening daar niet in.

artikel 4. Reis- en verblijfkosten raads- en commissieleden voor reizen buiten de gemeente

Ingevolge artikel 96, in samenhang met artikel 97, van de Gemeentewet kunnen kosten voor (dienst)reizen buiten het grondgebied van de gemeente alleen op basis van een verordening van de gemeenteraad worden vergoed. In deze bepaling is bij verordening geregeld dat raads- en commissieleden een vergoeding van de reis- en verblijfkosten voor reizen buiten het grondgebied van de gemeente kunnen krijgen ter uitvoering van een beslissing van het gemeentebestuur. Onder reizen “buiten de gemeentegrenzen” kunnen ook de buitenlandse dienstreizen worden geschaard. De naar redelijkheid gemaakte reis- en verblijfkosten voor dienstreizen in het buitenland, die door of vanwege de gemeente zijn georganiseerd komen ook voor vergoeding in aanmerking. De vergoeding voor noodzakelijke en redelijkerwijs gemaakte verblijfkosten is niet nader ingevuld en is een lokale aangelegenheid per gemeente.

artikel 5. Verzekering raadsleden voor arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden

Raadsleden zijn vaak een significant deel van de werkweek voor de gemeenteraad bezig en kunnen daardoor vaak in hun hoofdfunctie minder pensioen opbouwen. Raadsleden hebben bovendien niet allemaal een hoofdfunctie in loondienst. In artikelen 3.1.9 is daarom de grondslag gecreëerd om bij verordening te bepalen dat de raadsleden een bedrag per jaar ontvangen ter hoogte van één maandbedrag van hun vergoeding voor de werkzaamheden, waarmee zij voorzieningen kunnen treffen ter zake van arbeidsongeschiktheid, ouderdom en overlijden.

artikel 6. Nadere regels niet-partijpolitiek georiënteerde scholing raads- en commissieleden

Voor raads- en commissieleden is expliciet bepaald dat de kosten voor niet-partijpolitiek georiënteerde functionele scholing, zoals deelname aan congressen en opleidingen, ten laste kunnen worden gebracht van de gemeente. Partijpolitieke scholing komt niet voor vergoeding door de gemeente in aanmerking. De inhoud van de scholing is bepalend of deze al dan niet partijpolitiek georiënteerd is. Wanneer scholing verzorgd wordt door een politieke partij betekent dat niet automatisch dat die scholing partijpolitiek georiënteerd is.

Om in aanmerking te komen voor vergoeding van de scholingskosten, moet gemotiveerd worden dat het gaat om functiegerichte scholing. Scholing is functiegericht als zij beoogt de voor de functie benodigde vakkennis en vaardigheden te verwerven dan wel actueel te houden. Scholing is partijpolitiek georiënteerd als zij geheel of gedeeltelijk tot doel heeft betrokkene op te leiden in het gedachtegoed van de desbetreffende partij.

Overigens kan de gemeente ook zelf dit soort scholing (laten) verzorgen. Ook die lasten komen ten laste van de gemeente.

Op aanvragen om een vergoeding van de scholingskosten wordt door de griffier beslist. Het kan echter voorkomen dat het de griffier moeilijk valt om op de aanvraag te beslissen, bijvoorbeeld wanneer hem de kosten erg hoog voorkomen, er twijfel is of de scholing niet-partijpolitiek georiënteerd is of wanneer er onzekerheid is of de scholing wel verband houdt met de vervulling van de functie. In die gevallen kan de griffier de aanvraag voorleggen aan het fractievoorzittersoverleg.

artikel 7. Informatie- en communicatievoorzieningen raads- en commissieleden

Het college van burgemeester en wethouders stelt ten laste van de gemeente aan een raads- of commissielid voor de duur van de uitoefening van zijn functie de noodzakelijke informatie- en communicatievoorzieningen ter beschikking. Ook commissieleden kunnen aanspraak maken op ICT-middelen op grond van art. 3.4.4 Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers. Onder informatie- en communicatievoorzieningen wordt ook verstaan een smartphone een computer en de daarbij behorende (internet)abonnementen. Er mag slechts een één computer verstrekt worden. Geadviseerd wordt te verstrekken op basis van een bruikleenovereenkomst. Een computer is een desktop, laptop, tablet- of minicomputer. Een smartphone is niet te kwalificeren als computer.

Het fractievoorzittersoverleg bepaalt welke informatie- dan wel communicatievoorzieningen raads- en commissieleden door de gemeente ter beschikking gesteld krijgen. Dit alleen voor zover dat voor het functioneren als raads- of commissieleden noodzakelijk is. Dit houdt in dat gedifferentieerd kan worden tussen raads- en commissieleden.

artikel 8. Aanwijzing als eindheffingsbestanddeel

In het kader van de werkkostenregeling op grond van artikel 31 Wet op de Loonbelasting 1964 zijn een aantal vergoedingen in het Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers en de verordening aangewezen als eindheffingsbestanddeel. De gemeente draagt in dat geval de loonbelasting, waardoor de vergoeding belastingvrij (netto) aan de politieke ambtsdrager kan worden overgemaakt. Anders worden deze door de Belastingdienst als loon gezien en moet hierover bij de politieke ambtsdragers loonbelasting worden ingehouden. In het kader van de werkkostenregeling kan in de financiële administratie worden aangegeven of een verstrekking of vergoeding onder de gerichte vrijstellingen, intermediaire kosten of onder de nihil-waarderingen valt.

Gemeenten mogen daarnaast een verstrekking of vergoeding in de vrije ruimte - tot 1,2% fiscale loonsom - onderbrengen zonder fiscale consequenties. Indien de grens van 1,2% wordt overschreden, zal de gemeente 80% eindheffing moeten betalen.

artikel 9. Betaling vaste vergoedingen & artikel 10. Betaling en declaratie van onkosten

Het Rechtspositiebesluit en de Rechtspositieregeling decentrale politieke ambtsdragers regelen wanneer de vergoedingen en onkosten betaald moeten worden aan raads- en commissieleden. Daar waar geen expliciete termijn is genoemd, kunnen deze artikelen uitkomst bieden. De betaling van onkosten kan worden voorgeschoten uit eigen middelen, later gedeclareerd worden of de factuur wordt rechtstreeks naar de gemeente verstuurd. Hierbij gaat de voorkeur uit naar rechtstreeks facturering bij de gemeente. Het verdient aanbeveling dat het college een formulier vaststelt waarmee raads- en commissieleden gemaakte onkosten kunnen verantwoorden. Raads- en commissieleden declareren in beginsel hun kosten bij de griffier.

artikel 11. Intrekking oude verordening

Met dit artikel trekken we de oude verordening in. Na de vaststelling van het nieuwe Rechtspositiebesluit decentrale politieke ambtsdragers is er een afzonderlijke modelregeling opgesteld voor collegeleden. Het is aan het college om voor de rechtspositie van de burgemeester en de wethouders een nieuwe regeling vast te stellen. Omdat de oude verordening ook de vergoedingen aan wethouders regelde, blijft deze van toepassing voor die vergoedingen totdat het college hiervoor een nieuwe regeling heeft vastgesteld.

artikel 12. Inwerkingtreding & artikel 13. Citeertitel

Deze bepalingen spreken voor zich.