Regeling vervallen per 31-12-2021

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de Bl-zone Waarderpolder 2017–2021

Geldend van 01-01-2017 t/m 30-12-2021

Intitulé

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de Bl-zone Waarderpolder 2017–2021

De raad van de gemeente Haarlem

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 24 mei 2016 (nummer 2016/176650).

gelet op artikel 1, eerste lid en artikel 7, vierde lid, van de Wet op de Bedrijveninvesteringszones

(BI-zones);

gelet op de tussen de gemeente Haarlem en de Stichting Bedrijven Investeringszone Waarderpolder gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 17 november 2016 (nummer 2016/536583).

gezien het advies van de raadscommissie Ontwikkeling d.d. 9 juni 2016.

besluit vast te stellen de volgende verordening:

Verordening op de heffing en invordering van een BIZ-bijdrage en op de subsidie voor de BI-zone Waarderpolder 2017–2021

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Deze verordening verstaat onder:

  • a. BI-zone:

    het bij deze verordening aangewezen gebied in de gemeente waarbinnen de BIZ-bijdrage wordt geheven:

  • b. de wet:

    de Wet op de Bedrijveninvesteringszones ;

  • c. het college

    het college van burgemeester en wethouders van Haarlem

  • d. uitvoeringsovereenkomst:

    de tussen de gemeente Haarlem en de Stichting Bedrijven Investeringszone Waarderpolder gesloten Uitvoeringsovereenkomst van 17 november 2016 (nummer 2016/536583)als bedoeld in artikel 7 lid 3 van de wet;

  • e. Reglement draagvlakmeting:

    verzameling van regels die dienen ter uitvoering van de in artikel 4 van de wet genoemde meting waaruit moet blijken of er sprake is van voldoende draagvlak bij belastingplichtigen voor inwerkingtreding van de onderhavige verordening;

  • f. Perceptiekosten:

    kosten die benodigd zijn voor de heffing en invordering van de BIZ-bijdragen.

Artikel 2 Aanwijzing BI-zone

Als BI-zone wordt aangewezen: het aangewezen gebied wordt begrensd door het Spaarne, de spoorlijn Haarlem-Amsterdam, het Recreatiegebied Spaarnwoude alsmede in de zuidoosthoek door de Diakenhuisweg en is gearceerd weergegeven op de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende kaart (bijlage 1).

Artikel 3 Draagvlakmetingsreglement

Het college stelt een reglement draagvlakmeting vast.

Artikel 4 Aanwijzing stichting

De Stichting Bedrijven Investeringszone Waarderpolder (hierna: de Stichting) wordt aangewezen als stichting als bedoeld in artikel 7 van de wet.

Hoofdstuk II Belastingbepalingen

Artikel 5 Aard van de belasting

Onder de naam ‘BIZ-bijdrage’ wordt een directe belasting geheven ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan activiteiten die zijn gericht op het bevorderen de Veiligheid, Kwaliteit & Uitstraling en Samenwerking in de Waarderpolder of een ander mede publiek belang in de openbare ruimte van de BI-zone.

Artikel 6 Belastbaar feit en belastingplicht

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt gedurende een periode van 5 jaren, ingaande 1 januari 2017, jaarlijks geheven ter zake van binnen de BI-zone gelegen onroerende zaken die niet in hoofdzaak tot woning dienen.

  • 2. De BIZ-bijdrage wordt geheven van degenen die bij het begin van het kalenderjaar in de BI-zone gelegen onroerende zaken al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht, gebruiken.

  • 3. Voor de toepassing van het tweede lid wordt:

    • a.

      gebruik door degene aan wie een deel van een onroerende zaak in gebruik is gegeven, aangemerkt als gebruik door degene die dat deel in gebruik heeft gegeven; degene die het deel in gebruik heeft gegeven, is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie dat deel in gebruik is gegeven;

    • b.

      het ter beschikking stellen van een onroerende zaak voor volgtijdig gebruik aangemerkt als gebruik door degene die die onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld; degene die de onroerende zaak ter beschikking heeft gesteld is bevoegd de BIZ-bijdrage als zodanig te verhalen op degene aan wie die zaak ter beschikking is gesteld.

  • 4. Indien een onroerende zaak bij het begin van het kalenderjaar niet in gebruik is, wordt de BIZ-bijdrage geheven van degene die van die zaak het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft. Voor de toepassing van de vorige volzin wordt als genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht aangemerkt degene die bij het begin van het kalenderjaar als zodanig in de basisregistratie kadaster is vermeld, tenzij blijkt dat hij op dat tijdstip geen genothebbende krachtens eigendom, bezit of beperkt recht is.

Artikel 7 Belastingobject

  • 1. Als een onroerende zaak die niet in hoofdzaak tot woning dient, wordt aangemerkt de onroerende zaak, bedoeld in hoofdstuk III van de Wet waardering onroerende zaken, die niet in hoofdzaak tot woning dient en die niet genoemd is in artikel 220d, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 2. Een onroerende zaak dient niet in hoofdzaak tot woning indien de waarde die op grond van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken is vastgesteld voor die onroerende zaak niet in hoofdzaak kan worden toegerekend aan delen van die onroerende zaak die dienen tot woning dan wel volledig dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

Artikel 8 Maatstaf van heffing

  • 1. De BIZ-bijdrage wordt geheven naar de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor het belastingobject vastgestelde waarde voor het kalenderjaar bedoeld in artikel 6, tweede lid, van deze verordening.

  • 2. Bij de bepaling van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van gedeelten van de onroerende zaak die in hoofdzaak tot woning dienen dan wel in hoofdzaak dienstbaar zijn aan woondoeleinden.

  • 3. Indien met betrekking tot het belastingobject geen waarde is vastgesteld op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken wordt de heffingsmaatstaf van dat belastingobject bepaald met overeenkomstige toepassing van het bepaalde bij of krachtens de artikelen 17, 18 en 20, tweede lid, van de Wet waardering onroerende zaken.

Artikel 9 Vrijstellingen en uitsluitingen

In afwijking in zoverre van artikel 8 wordt bij de bepaling van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten, voor zover dit niet reeds is geschied bij de bepaling van de in dat artikel bedoelde waarde, de waarde van:

  • a.

    onroerende zaken voor zover die bestemd zijn te worden gebruikt voor de publieke dienst van de gemeente, met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die bestemd zijn te worden gebruikt voor het geven van onderwijs;

  • b.

    straatmeubilair, waaronder begrepen alle zodanige gebouwde eigendommen –niet zijnde gebouwen– welke zijn geplaatst ten gerieve of in het belang van het publiek, ten dienste van het verkeer of ter verfraaiing van de gemeente, zoals lichtmasten, verkeersinstallaties, standbeelden, monumenten, fonteinen, banken, abri's, hekken en palen;

  • c.

    plantsoenen, parken en waterpartijen, die bij de gemeente in beheer zijn of waarvan de gemeente het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht;

  • d.

    begraafplaatsen en urnentuinen;.

Artikel 10 Belastingtarief

  • 1. De BIZ-bijdrage voor de belastingjaren 2017 tot en met 2021 bedragen bij een waarde van:

Hoogte WOZ-waarde

Tarief

a.

€ 0,-- tot € 100.000,--

€ 0,--

b.

€ 100.000,-- tot € 200.000,--,

€ 100,--

c.

€ 200.000,-- tot € 400.000,--

€ 200,--

d.

€ 400.000,-- tot € 800.000,--

€ 400,--

e.

€ 800.000,-- tot € 1,5 miljoen

€ 625,--

f.

€ 1,5 miljoen en hoger

€ 1.250,--

  • 2. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de BIZ-bijdrage voor de belastingjaren 2017 tot en met 2021 € 0,00 voor de volgende objectsoorten:

    • a.

      bouwterreinen;

    • b.

      clubhuizen;

    • c.

      crèches/peuterspeelzalen;

    • d.

      dagverblijven

    • e.

      erven/tuinen bij een woning;

    • f.

      overig ongebouwd;

    • g.

      speeltuinen;

    • h.

      overig transport;

    • i.

      sportterreinen.

Artikel 11 Wijze van heffing

De BIZ-bijdrage wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 12 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald binnen twee maanden na dagtekening van het aanslagbiljet.

  • 2. In geval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet één aanslag bevat, het bedrag daarvan meer is dan € 100,- en minder is dan € 5.000,- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische incasso worden voldaan, moeten in afwijking van het eerste lid de aanslagen worden betaald in negen gelijke termijnen. De eerste termijn vervalt op de laatste dag van de tweede maand volgend op die welke in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elk van de volgende termijnen steeds één maand later.

  • 3. De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Artikel 13 Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de BIZ-bijdrage.

Hoofdstuk III Subsidiebepalingen

Artikel 14 Algemeen

De Algemene Subsidieverordening van de gemeente Haarlem is niet van toepassing op de subsidieverstrekking bedoeld in artikel 7 van de wet.

Artikel 15 Subsidievaststelling

  • 1. De subsidie wordt verstrekt aan de Stichting genoemd in artikel 4 van deze verordening voor de uitvoering van de activiteiten die zijn opgenomen in de Uitvoeringsovereenkomst.

  • 2. De subsidie bedraagt maximaal het bedrag van de jaarlijks te ontvangen BIZ-bijdragen, verminderd met de daarmee samenhangende perceptiekosten. De eventuele minderopbrengsten (bijvoorbeeld als gevolg van waardevermindering door bezwaar en beroep of oninbaarheid van de belastingbedragen) zijn voor rekening en risico van de Stichting. Eventuele meeropbrengsten komen ten goede aan de Stichting.

  • 3. In de Uitvoeringsovereenkomst worden nadere regels gesteld over de wijze van bevoorschotting en de verrekening van meer- en minderopbrengsten van de ontvangen BIZ-bijdragen.

  • 4. Het college is bevoegd tot het ten nadele van de ontvanger wijzigen van de subsidievaststelling als bedoeld in artikel 4: 49 van de Awb, alsmede tot het stellen van nadere voorwaarden.

Artikel 16 Melding van relevante wijzigingen

  • 1. De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van meer dan ondergeschikte veranderingen in haar financiële situatie.

  • 2. De Stichting stelt het college zo spoedig mogelijk schriftelijk op de hoogte van een wijziging van de statuten, dan wel van verandering of beëindiging van activiteiten.

Hoofdstuk IV Slotbepalingen

Artikel 17 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de eerste dag nadat het college heeft bekendgemaakt dat van voldoende steun als bedoeld in artikel 4 van de wet is gebleken.

  • 2. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2017.

Artikel 16 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: ‘Verordening Bedrijven Investeringszone Waarderpolder 2017–2021’

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 16 juni 2016.

De voorzitter,

De griffier,

Bijlage 1: kaart als bedoeld in artikel 2 van deze verordening.

afbeelding binnen de regeling