Regeling vervallen per 01-07-2019

DEELSUBSIDIEVERORDENING PEUTEROPVANG EN VOORSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE HARDENBERG

Geldend van 20-03-2013 t/m 30-06-2019

Intitulé

DEELSUBSIDIEVERORDENING PEUTEROPVANG EN VOORSCHOOLSE EDUCATIE GEMEENTE HARDENBERG

De raad van de gemeente Hardenberg;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 19 februari 2012, no. 508348;

Gelet op:

  • -

    De artikelen 147 en 149 van de Gemeentewet en artikel 4.23 eerste lid van de Algemene wet bestuursrecht;

  • -

    art. 166 van de Wet op het Primair Onderwijs;

  • -

    artikel 3 van de Algemene Subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004;

Besluit:

Vast te stellen de volgende:

"Deelsubsidieverordening peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hardenberg"

HOOFDSTUK 1 Inleidende bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze deelsubsidieverordening wordt verstaan onder:

1.

Kinderopvang

Aanbod kinderopvang vanuit een landelijk geregistreerd kinderdagverblijf in de zin van Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen

2.

Peuteropvang

Een aanbod kinderopvang gericht op kinderen van 2,5 tot 4 jaar oud waarin met een VVE programma de ontwikkeling wordt gestimuleerd

3.

Kinderdagopvang

Aanbod kinderopvang vanuit een landelijk geregistreerd kinderdagverblijf in de zin van Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen gedurende maximaal 5,5 uur per dagdeel

4.

Voorschoolse educatie (VE)

Een aanbod kinderopvang gericht op kinderen van 2,5 tot 4 jaar oud als bedoeld artikel 166, eerste en tweede lid, van de Wet op het primair onderwijs en dat voldoet aan de kwaliteitseisen van art. 1.50.b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen waarin gewerkt wordt met een VVE programma en gecertificeerde leidsters en dat is geregistreerd als voorschoolse educatie o.g.v. art 6 lid j van het Besluit registers kinderopvang en peuterspeelzaalwerk

5.

Peuterplaats peuteropvang

Een aanbod peuteropvang gedurende 2 dagdelen van 2,5 uur per dagdeel op twee verschillende dagen per week gedurende 40 weken per jaar

6.

Peuterplaats VE

Een aanbod voorschoolse educatie gericht op doelgroepkinderen VE van tenminste 3 dagdelen en tenminste 10 uren per week op tenminste 2 verschillende dagen per week gedurende maximaal 40 weken per jaar bij peuteropvang en maximaal 52 weken bij kinderdagopvang

7.

Doelgroepkinderen VE

Kinderen die in aanmerking komen voor een aanbod voorschoolse educatie op grond van door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde criteria

8.

VVE programma

Een erkend voorschools programma waarin op gestructureerde en samenhangende wijze de ontwikkeling wordt gestimuleerd van kinderen in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar op het gebied van rekenen, taal, motoriek en de sociaal-emotionele ontwikkeling voor zover dit programma is opgenomen in de databank Effectieve Jeugdinterventies van het Nederlands Jeugd Instituut

9.

Gecertificeerde leidster

Een leidster die voldoet aan het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie en die in bezit is van een VVE certificaat of een bewijs van een afgeronde VVE module van een erkend VVE programma

10.

Voorziening

Het aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie zoals een instelling dat op een specifieke locatie aanbiedt

HOOFDSTUK II de subsidieverlening

Artikel 2 Subsidieabele activiteiten

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen vanaf 1 augustus 2013 subsidie verstrekken aan een instelling voor een peuterplaats peuteropvang.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen vanaf 1 augustus 2013 subsidie verstrekken aan een instelling voor een peuterplaats voorschoolse educatie.

Artikel 3 Bijzondere bepalingen en verplichtingen

  • 1. De aanvrager van een subsidie voor elke voorziening waarvoor subsidie peuteropvang wordt aangevraagd is de houder van een geregistreerd kindercentrum en voor wat betreft voorschoolse educatie de houder van een geregistreerd kindercentrum dat tevens als een als voorziening voor voorschoolse educatie is geregistreerd.

  • 2. De aanvrager van een subsidie voor peuterplaatsen peuteropvang of voorschoolse educatie:

    • a.

      werkt samen met het basisonderwijs zodat een doorgaande lijn met het basisonderwijs ontstaat;

    • b.

      werkt met een kind- of ontwikkelvolgsysteem;

    • c.

      zorgt voor een overdracht van gegevens over de ontwikkeling van het kind bij de doorstroom naar het basisonderwijs;

    • d.

      betrekt ouders en ondersteunt deze bij het stimuleren van de ontwikkeling van hun kinderen;

    • e.

      werkt samen met het Centrum voor Jeugd en Gezin.

  • 3. Een aanbod peuteropvang wordt uitgevoerd:

    • a.

      gedurende 2 dagdelen van 2,5 uur per dagdeel op twee verschillende dagen per week gedurende 40 weken per jaar.

  • 4. Een aanbod voorschoolse educatie wordt uitgevoerd:

    • a.

      In de peuteropvang gedurende 4 dagdelen van 2,5 uren per dagdeel op tenminste twee verschillende dagen per week gedurende 40 weken per jaar;

    • b.

      voor ouders die recht hebben op kinderopvangtoeslag mag in een voorziening van hele dagopvang ook gekozen worden voor drie dagdelen van maximaal 5,5 uren per week op tenminste twee verschillende dagen gedurende minimaal 40 weken per jaar.

  • 5. De aanvrager van een subsidie voor voorschoolse educatie voldoet aan de kwaliteitseisen van artikel 1.50.b van de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en het Besluit basisvoorwaarden kwaliteit voorschoolse educatie (Staatsblad 2010 nr. 298) en aan de Regeling wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen.

  • 6. Per groep voorschoolse educatie van maximaal 16 kinderen zijn twee gecertificeerde VVE leidsters werkzaam of per maximaal 8 kinderen die deelnemen aan voorschoolse educatie is een gecertificeerde VVE leidsters werkzaam met een maximum van totaal 16 kinderen per groep.

  • 7. De aanvrager van een subsidie peuteropvang of voorschoolse educatie in de peuteropvang factureert en int de ouderbijdrage zoals vastgesteld door het college van burgemeester en wethouders en is verantwoordelijk voor het daadwerkelijk ontvangen van deze bijdrage.

Artikel 4 Reikwijdte van de deelsubsidieverordening

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen subsidie verstrekken aan:

    • a.

      Instellingen die peuteropvang en/of voorschoolse educatie aanbieden in een voorziening gevestigd in de gemeente Hardenberg.

    • b.

      Instellingen gevestigd buiten de gemeente Hardenberg die het aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie leveren in een voorziening buiten de gemeente Hardenberg, die aantoonbaar voor minimaal 35% van het aantal totale aantal peuters in geval van peuteropvang of doelgroeppeuters in geval van voorschoolse educatie deze diensten levert aan peuters afkomstig uit de gemeente Hardenberg, kunnen voor het deel van het aanbod dat geleverd wordt aan peuters afkomstig uit de gemeente Hardenberg eveneens voor een subsidie in aanmerking komen.

    • c.

      Instellingen voor wie artikel 5 lid 1.b van toepassing is komen slechts voor subsidie in aanmerking wanneer zij op 1 januari voorafgaand aan het kalenderjaar, aantoonbaar subsidie ontvangen van de gemeente waar zij gevestigd zijn.

    • d.

      Een instelling gevestigd in de gemeente Hardenberg die het aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie levert in een voorziening in de gemeente Hardenberg, die voor minimaal 35% van het aantal totale aantal peuters in geval van peuteropvang of doelgroeppeuters in geval van voorschoolse educatie deze diensten levert aan peuters van buiten de gemeente Hardenberg wordt voor het deel van het aanbod dat geleverd wordt aan peuters van buiten de gemeente Hardenberg gekort op de te verlenen subsidie.

Artikel 5 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 8 van de Algemene subsidieverordening cultuur, sport en welzijn gemeente Hardenberg 2004 kan de aanvraag worden afgewezen indien:

  • 1.

    de voorziening waarvoor van een subsidie op grond van deze deelsubsidieverordening wordt aangevraagd niet is opgenomen in het Landelijk register kinderopvang;

  • 2.

    niet wordt voldaan aan de verplichtingen in artikel 3 en 4 van deze deelsubsidieverordening.

Artikel 6 Grondslag voor de subsidieberekening

  • 1. De grondslag voor de subsidie is het aantal te realiseren bezette peuterplaatsen peuteropvang en/of peuterplaatsen voorschoolse educatie (ve).

  • 2. Voor een peuterplaats peuteropvang geldt een subsidiabel aantal uren van 200 op jaarbasis, voor zover de ouders aantoonbaar geen recht hebben op een toelage op grond van afdeling 2 paragraaf 1 en 2 van de Wet kinderopvang (kinderopvangtoeslag).

  • 3. Voor een peuterplaats voorschoolse educatie in de peuteropvang geldt een totaal subsidiabel aantal uren van 400 op jaarbasis (inclusief de 200 uur basisaanbod peuteropvang op grond van lid 2).

  • 4. Voor een peuterplaats voorschoolse educatie in de peuteropvang en in de kinderdagopvang wordt een jaarlijks vast te stellen forfaitaire bijdrage voor de extra bijkomende werkzaamheden voor elk geplaatst doelgroepkind VE verleend.

  • 5. Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks de maximale uurprijs vast waarover subsidie wordt verleend en een forfaitaire bijdrage voor de extra bijkomende werkzaamheden per geplaatst doelgroepkind VE.

  • 6. De subsidie per uur is nooit hoger dan de door de instellingen bij de aanvraag opgegeven (en voor overige klanten gehanteerde) uurprijs.

  • 7. Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks voorafgaande aan het kalenderjaar de inkomensafhankelijke procentuele ouderbijdrage vast voor gebruik van peuterplaatsen peuteropvang. Deze is gebaseerd op de landelijke tabel van de kinderopvangtoeslag.

  • 8. Het college van burgemeester en wethouders stelt jaarlijks voorafgaand aan het kalenderjaar de ouderbijdrage vast voor de ouders van doelgroepkinderen VE met voorschoolse educatie in de peuteropvang. Deze ouderbijdrage gaat de wettelijke maximumbijdrage op grond van Artikel 166 lid 2 van de Wet op het primair onderwijs niet te boven.

  • 9. Op de te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang en voorschoolse educatie wordt een bedrag voor ouderbijdragen in mindering gebracht.

  • 10. Ouders van doelgroepkinderen VE in de kinderdagopvang die aantoonbaar niet meer dan 2 dagdelen gebruik maken van de kinderdagopvang kunnen in aanmerking komen voor een door de gemeente gesubsidieerd 3e dagdeel van maximaal 5,5 uur per dagdeel indien zij tenminste 12 maanden voor aanvang van de voorschoolse educatie de contractuele opvangduur niet hebben verminderd. Hiervoor wordt het bij de aanbieder geldende reguliere uurtarief gehanteerd.

  • 11. Aanbieders van peuteropvang en voorschoolse educatie ontvangen de ouderbijdragen. Zij zijn verantwoordelijk voor het innen van deze betalingen conform de vastgestelde ouderbijdragentabel en het bijbehorende risico van dubieuze debiteuren.

  • 12. De te verlenen subsidie per peuterplaats peuteropvang wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van het onder lid 5 door het college vastgestelde uurtarief vermenigvuldigd met het aantal uren per peuterplaats zoals bepaald in artikel 6 lid 2 vermindert met de ouderbijdrage conform lid 7 van dit artikel.

  • 13. De te verlenen subsidie per peuterplaats VE in de peuteropvang wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van het onder lid 5 door het college vastgestelde uurtarief vermenigvuldigd met het aantal uren per peuterplaats zoals bepaald in art 6 lid 3 verhoogt met de in art. 6 lid 4 genoemde forfaitaire bijdrage voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie, vermindert met de ouderbijdrage conform lid 8 van dit artikel

  • 14. De te verlenen subsidie per peuterplaats VE in de kinderdagopvang wordt bepaald op de hoogte van het in art. 6 lid 4 genoemde forfaitaire bijdrage voor extra bijkomende werkzaamheden voorschoolse educatie.

  • 15. De te verlenen subsidie voor een extra dagdeel kinderdagopvang voor doelgroepkinderen VE als bedoeld in lid 10 van dit artikel wordt bepaald op de hoogte van het door de instelling bij aanvraag opgegeven uurtarief tot een maximum van 5,5 uur per dagdeel.

Artikel 7 De subsidieaanvraag

  • 1. Instellingen die voor een subsidie peuteropvang en/of voorschoolse educatie in het kalenderjaar in aanmerking wensen te komen voor een subsidie op grond van artikel 6 lid 12 (subsidie peuterplaats peuteropvang) en lid 13 (subsidie peuterplaats VE in de peuteropvang) moeten in afwijking van artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Cultuur Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004 jaarlijks voor 1 oktober van het jaar voorafgaand aan het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

    Voor de periode augustus t/m december 2013 geldt een afwijkende termijn voor het indienen van de subsidieaanvraag op grond van artikel 6 lid 12 (subsidie peuterplaats peuteropvang) en lid 13 (subsidie peuterplaats VE in de peuteropvang) van 1 mei 2013

  • 2. In aanvulling op hoofdstuk 2 van de Algemene Subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004 moet de aanvraag als bedoeld in lid 1 van dit artikel zijn voorzien van:

    • a.

      een gespecificeerde opgave per voorziening (locatie) van:

      • i.

        registratienummer landelijk register, locatienaam, adres en contactgegevens;

      • ii.

        het aantal kinderen voor wie in het kalenderjaar peuterplaatsen peuteropvang wordt aangeboden (conform artikel 6 lid 12), waarvan de ouders geen recht hebben op kinderopvangtoeslag als bedoeld in artikel 6 lid 2;

      • iii.

        het aantal doelgroepkinderen voor wie in het kalenderjaar peuterplaatsen voorschoolse educatie in de peuteropvang wordt aangeboden (conform artikel 6 lid 13);

    • b.

      voor het kalenderjaar 2013 geldt bij aanvraag een opgave van de aantallen genoemd onder a.iii, dat een opgave wordt gevraagd van de aantallen doelgroepkinderen per 1 april 2013;

    • c.

      een opgave van het voor het kalenderjaar (jaar waar de aanvraag betrekking op heeft) geldende uurtarief;

    • d.

      een opgave van de (verwachte) eigen bijdrage per peuterplaats peuteropvang en voorschoolse educatie met in achtneming van de door het college van burgemeester en wethouders voor het kalenderjaar op grond van artikel 6 lid 7 en 8 vastgestelde maxima;

    • e.

      een beschrijving van het VVE programma zoals bedoeld in lid 8 van artikel 1;

    • f.

      een verklaring dat wordt voldaan aan de bepalingen en verplichtingen van deze deelsubsidieverordening.

  • 3. Burgemeester en wethouders nemen voor 1 januari van het kalenderjaar een besluit over de subsidieverlening.

    Voor het jaar 2013 geldt dat burgemeester en wethouders voor 1 augustus een besluit nemen over de subsidieverlening op grond van artikel 6 lid 12 (subsidie peuterplaats peuteropvang) en lid 13 (subsidie peuterplaats VE in de peuteropvang).

  • 4. Instellingen die voor een voorschoolse educatie in het kalenderjaar in aanmerking wensen te komen voor een subsidie op grond van artikel 6 lid 14 (subsidie peuterplaats VE in de kinderdagopvang) en lid15 (subsidie extra dagdeel kinderdagopvang voor doelgroepkinderen VE ) kunnen in afwijking van artikel 6 van de Algemene Subsidieverordening Cultuur Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004 lopende het kalenderjaar een subsidieaanvraag indienen.

  • 5. In aanvulling op hoofdstuk 2 van de Algemene Subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004 moet de aanvraag als bedoeld in lid 4 van dit artikel zijn voorzien van:

    • a.

      een gespecificeerde opgave per voorziening (locatie) van:

      • i.

        registratienummer landelijk register, locatienaam, adres en contactgegevens;

      • ii.

        het aantal doelgroepkinderen voor wie in het kalenderjaar peuterplaatsen voorschoolse educatie in de kinderdagopvang wordt aangeboden (conform artikel 6 lid 14) met kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat er voor de betreffende kinderen aanspraak is op voorschoolse educatie (indicatie CJG of ouderverklaring vooropleiding);

      • iii.

        het aantal extra dagdelen voor doelgroepkinderen VE in de kinderopvang waarvan de ouders in de kinderdagopvang niet meer dan twee dagdelen kinderdagopvang afnemen (conform artikel 6 lid 15) met kopieën van bewijsstukken waaruit blijkt dat er voor de betreffende kinderen aanspraak is op voorschoolse educatie en waar uit de contracthistorie blijkt dat er niet meer dan 2 dagdelen gebruik gemaakt wordt van kinderdagopvang.

  • 6. Burgemeester en wethouders kunnen voor het indienen van aanvragen peuteropvang en/of voorschoolse educatie model aanvraagformulieren vaststellen.

Artikel 8 Het subsidiebudget

  • 1. Burgemeester en wethouders bepalen jaarlijks met inachtneming van de in de (concept)gemeentebegroting vastgestelde budgetten voor 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar welk bedrag beschikbaar is voor peuteropvang en welk bedrag voor voorschoolse educatie. Voor zover de gemeentebegroting nog niet is vastgesteld door de gemeenteraad geldt voor de hoogte van deze budgetten het zogenaamde begrotingsvoorbehoud conform artikel 4.34 van de Algemene Wet Bestuursrecht.

    Voor het jaar 2013 maken burgemeester en wethouders voor 15 april 2013 de budgetten voor peuteropvang en voorschoolse educatie bekend.

  • 2. Burgemeester en wethouders stellen jaarlijks voor 1 september per kalenderjaar de hoogte vast van de te verlenen subsidie voor een peuterplaats peuteropvang op grond van artikel 6 lid 2 en een peuterplaats voorschoolse educatie op grond van artikel 6 lid 3 en 4 alsmede de subsidie op grond van artikel 6 lid 10.

  • 3. Voor het jaar 2013 stellen burgemeester en wethouders voor 15 april 2013 de hoogte vast van de te verlenen subsidie voor een peuterplaats peuteropvang op grond van artikel 6 lid 2 en een peuterplaats voorschoolse educatie op grond van artikel 6 lid 3 en 4 alsmede de subsidie op grond van artikel 6 lid 10.Burgemeester en wethouders verdelen de subsidie voor peuteropvang en voorschoolse educatie als volgt:

    • a.

      voor peuteropvang wordt een maximum bedrag vastgesteld dat als volgt verdeeld wordt:

      • i.

        per instelling wordt conform de berekening van artikel 6 de kosten van het aangevraagde aantal peuterplaatsen peuteropvang per voorziening berekend;

      • ii.

        wanneer het totaal van alle subsidiabele aanvragen van alle voorzieningen het totale budget voor peuteropvang voor het kalenderjaar niet overschrijd wordt op grond hiervan het aantal subsidiabele peuterplaatsen peuteropvang voor het kalenderjaar per voorziening vastgesteld;

      • iii.

        wanneer er na de verdeling het aantal subsidiabele peuterplaatsen peuteropvang nog ruimte in het budget aanwezig is kunnen burgemeester en wethouder (een deel van) het resterende budget verdelen over de voorzieningen voor peuteropvang voor het geval van groei van de vraag van het aantal peuterplaatsen peuteropvang in het kalenderjaar;

      • iv.

        indien het totaal van de aangevraagde subsidie het door burgemeester en wethouders vastgestelde budget overschrijd vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie voorschoolse educatie per voorziening plaats, bij deze herverdeling wordt gelet op de per 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar gerealiseerde capaciteit;

      • v.

        in afwijking van lid iv. geldt voor 2013 een afwijkende regeling: indien het totaal van de aangevraagde subsidie het door burgemeester en wethouders vastgestelde budget overschrijd vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie peuteropvang plaats, bij deze herverdeling wordt voor 2013 gelet op de bezetting per 1 oktober 2011 en het percentage ouders dat bij de enquête van Buitenhek Management & Consult in het voorjaar van 2011 in aanmerking kwam voor kinderopvangtoeslag.

    • b.

      voor voorschoolse educatie wordt een maximum bedrag vastgesteld dat als volgt verdeeld wordt;

      • i.

        per instelling wordt conform de berekening van artikel 6 de kosten van het aangevraagde aantal peuterplaatsen peuteropvang ve per voorziening berekend;

      • ii.

        wanneer het totaal van alle subsidiabele aanvragen van alle voorzieningen het totale budget voor voorschoolse educatie voor het kalenderjaar niet overschrijd wordt op grond hiervan het aantal subsidiabele peuterplaatsen voorschoolse educatie en extra dagdelen kinderdagopvang voor doelgroepkinderen ve voor het kalenderjaar per voorziening vastgesteld;

      • iii.

        wanneer er na de verdeling het aantal subsidiabele peuterplaatsen voorschoolse educatie nog ruimte in het budget aanwezig is kunnen burgemeester en wethouder (een deel van) het resterende budget verdelen over de voorzieningen voor peuteropvang voor het geval van groei van de vraag van het aantal peuterplaatsen peuteropvang in het kalenderjaar;

      • iv.

        indien het totaal van de aangevraagde subsidie het door burgemeester en wethouders vastgestelde budget overschrijd vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie voorschoolse educatie per voorziening plaats, bij deze herverdeling wordt gelet op de per 1 september voorafgaand aan het kalenderjaar gerealiseerde capaciteit.

      • v.

        in afwijking van lid iv. geldt voor 2013 een afwijkende regeling: indien het totaal van de aangevraagde subsidie het door burgemeester en wethouders vastgestelde budget overschrijd vindt een herverdeling van de te verlenen subsidie peuterplaatsen peuteropvang voorschoolse educatie plaats, bij deze herverdeling wordt voor 2013 gelet op het aantal geplaatste doelgroeppeuters van 2,5 tot 4 jaar op 1 april 2013.

Artikel 9 De subsidieverlening

  • 1. Een subsidie wordt aan een instelling verleend op basis van het aantal peuterplaatsen waarvoor op grond van artikel 6 lid 12 t/m 14 subsidie wordt verleend en/of het aantal extra dagdelen waarvoor op grond van artikel 6 lid 15 wordt verleend dat in het kalenderjaar zal worden geëxploiteerd.

  • 2. Bij de subsidieverlening kunnen door burgemeester en wethouders nadere verplichten worden opgelegd.

  • 3. Bij de subsidieverlening wordt bepaald of en op welke wijze een voorschot kan worden vertrekt op de verleende subsidie waarbij het aantal termijnen, de termijnbedragen en de data waarop deze worden uitbetaald worden vermeld

  • 4. Bij de subsidieverlening wordt vermeld op welke wijze de subsidie wordt vastgesteld voor zover deze afwijken van de artikelen 19, 20 en 21 van de Algemene subsidieverordening cultuur, sport en welzijn gemeente Hardenberg 2004.

Artikel 10 Rapportageverplichtingen

  • 1. In aanvulling op artikel 19 van de van de Algemene Subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn gemeente Hardenberg 2004 registreert de subsidieaanvrager en legt hij verantwoording af over:

    • a.

      een overzicht van alle peuters die in het kalenderjaar hebben deelgenomen aan een door de gemeente gesubsidieerd aanbod peuteropvang of voorschoolse educatie met opgave van de periode die zij gedurende het kalenderjaar hebben deelgenomen en indien van toepassing of zij tot de doelgroep behoren waarbij:

      • i.

        voor peuteropvang per gesubsidieerde peuterplaats kopieën van bewijsstukken worden overlegd waaruit blijkt dat rechtmatig aanspraak wordt gemaakt op peuteropvang (ouderverklaring + IB-60 verklaring belastingdienst + eventuele aanvullende bewijsstukken);

      • ii.

        voor voorschoolse educatie per gesubsidieerde peuterplaats kopieën van bewijsstukken worden overlegd waaruit blijkt dat rechtmatig gebruik gemaakt wordt van voorschoolse educatie (ouderverklaring opleidingsgegevens en/of een indicatie van het CJG);

      • iii.

        een opgave per gesubsidieerde peuterplaats van de werkelijk gefactureerde ouderbijdragen in het kalenderjaar wordt overlegd;

      • iv.

        voor doelgroeppeuters met VVE in de kinderdagopvang die in aanmerking komen voor een door de gemeente gesubsidieerde 3e dagdeel per gesubsidieerde peuter een opgave wordt gevoegd van de werkelijk afgenomen extra uren voor het derde dagdeel vergezeld van een opgave van de al standaard afgenomen dagdelen (kopie contracthistorie 12 maanden voor aanvang van de voorschoolse educatie).

    • b.

      het totaal aantal daadwerkelijk bezette peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie gedurende het kalenderjaar afgeleid van de gegevens onder lid a, waarbij voor de berekening van een peuterplaats die gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien de peuterplaats na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 16e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien de peuterplaats voor de 16e van de maand is bezet en/of na de 15e van de maand is beëindigd, waarbij vervolgens voor de bepaling van de gerealiseerde peuterplaats de volgende formule wordt gehanteerd: A (= het aantal maanden dat de peuterplaats is bezet) : 12 = B (= het de omvang van een peuterplaats die een gedeelte van het kalenderjaar is bezet afgerond op 2 decimalen achter de komma);

      Voetnoot

    • c.

      het totaal aantal daadwerkelijk gerealiseerde extra dagdelen zoals bedoeld in artikel 6 lid 10 gedurende het kalenderjaar afgeleid van lid a, waarbij voor de berekening van het aantal extra dagdelen voorschoolse educatie die gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien het extra dagdeel na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 16e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien het extra dagdeel voor de 16e van de maand is bezet en/of na de 15e van de maand is beëindigd, waarbij vervolgens voor de bepaling van de gerealiseerde extra dagdelen de volgende formule wordt gehanteerd: A (= het aantal maanden dat het extra dagdeel is bezet) : 12 = B (= het de omvang van een gerealiseerd extra dagdeel die een gedeelte van het kalenderjaar is bezet afgerond op 2 decimalen achter de komma);

    • d.

      de in het kalenderjaar gefactureerde ouderbijdragen voor peuterplaatsen peuteropvang en voorschoolse educatie per peuterplaats afgeleid van lid a;

    • e.

      de uitvoering van de ontwikkelingsgerichte programma’s en VVE programma’s zoals bedoeld in artikel 1 lid 8;

    • f.

      de wijze de wijze waarop invulling wordt gegeven aan de verplichtingen in lid 1 tot en met 7 van artikel 3.

  • 2. Het college van burgemeester en wethouders kan formats vaststellen voor het indienen van de verantwoordingsgegevens.

  • 3. Burgemeester en Wethouders kunnen nadere gegevens opvragen om de rechtmatigheid van de besteding van de subsidie conform de opgelegde verplichtingen te controleren.

HOOFDSTUK III de subsidievaststelling

Artikel 11 De subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen op basis van de ingediende verantwoordinggegevens de subsidie vast op basis van het gedurende het kalenderjaar daadwerkelijk bezette aantal peuterplaatsen peuteropvang en/of voorschoolse educatie dan wel het aantal extra gerealiseerde dagdelen zoals bedoeld in art 4 lid 10 van deze deelsubsidieverordening.

  • 2. Het aantal peuterplaatsen waarvoor de subsidie wordt vastgesteld bedraagt nooit meer dan het aantal plaatsen waarvoor op grond van artikel 9 (hoofdstuk II) subsidie is verleend.

  • 3. Het aantal extra dagdelen zoals bedoeld in artikel 6 lid 10 van deze deelsubsidieverordening. waarvoor de subsidie wordt vastgesteld bedraagt nooit meer dan het aantal dagdelen waarvoor op grond van artikel 9 (hoofdstuk II) subsidie is verleend.

  • 4. Voor de subsidiabele uren geldt het aantal conform artikel 6 lid 2 en 3.

  • 5. Indien een peuterplaats slechts gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet wordt de vast te stellen subsidie verminderd naar rato van het aantal maanden dat de peuterplaats niet bezet is, waarbij voor de berekening van de periode het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien de peuterplaats na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 15e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien de peuterplaats voor de 15e van de maand is bezet en/of voor na de 15e van de maand is beëindigd.

  • 6. De vast te stellen subsidie per peuterplaats is mede afhankelijk van de werkelijk gefactureerde ouderbijdragen over het kalenderjaar conform de door burgemeester en wethouders vastgestelde ouderbijdragen.

  • 7. Indien een extra dagdeel voorschoolse educatie zoals bedoeld in artikel 6 lid 10 gedurende een deel van het kalenderjaar is bezet wordt de vast te stellen subsidie verminderd naar rato van het aantal maanden dat het extra dagdeel niet bezet is, waarbij voor de berekening van de periode het aantal maanden naar beneden wordt afgerond indien het extra dagdeel na de 15e van de maand is bezet en/of voor de 15e van de maand is beëindigd en naar boven wordt afgerond indien het extra dagdeel voor de 15e van de maand is bezet en/of voor na de 15e van de maand is beëindigd.

  • 8. Niet of niet geheel voldoen aan de subsidie verbonden verplichtingen zoals die blijken uit de verantwoordingsgegevens, nader opgevraagde gegevens op grond van artikel 10 of rapportages van inspecties van de toezichthouder GGD IJsselland kan leiden tot een lagere vaststelling van de subsidie.

HOOFDSTUK IV slot- en overgangsbepalingen

Artikel 12 Algemene subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn

Voor zover in deze deelsubsidieverordening niet anders is geregeld, gelden de bepalingen van de Algemene subsidieverordening Cultuur, Sport en Welzijn gemeente Hardenberg.

Artikel 13 Citeerartikel

Deze deelsubsidieverordening kan worden aangehaald als “deelsubsidieverordening peuteropvang en voorschoolse educatie gemeente Hardenberg”.

Artikel 14 Hardheidsclausule

In gevallen waarin de toepassing van deze deelsubsidieverordening tot onbillijkheden van overwegende aard zou leiden, kunnen burgemeester en wethouders besluiten af te wijken van deze deelsubsidieverordening.

Artikel 15 Inwerkingtreding

Deze deelsubsidieverordening treedt in werking op 20 maart 2013.

Artikel 16 Intrekken deelsubsidieverordening extra subsidie peuterspeelzaalwerk

De deelsubsidieverordening peuterspeelzaalwerk gemeente Hardenberg 2013 vastgesteld op 18 december 2012 wordt per 1 augustus 2013 ingetrokken met dien verstande dat verleende subsidies op grond van deze deelsubsidieverordening kunnen worden vastgesteld conform het bepaalde in deze verordening.

Artikel 17 Overgangsbepaling

In 2013 en 2014 komen voor peuteropvang conform artikel 6 lid 12 en voorschoolse educatie in de peuteropvang conform artikel 6 lid 13 bij wijze van overgangsregeling alleen die voorzieningen voor subsidie in aanmerking die ook in 2012 een beschikking voor gemeentelijke subsidie op grond van de deelsubsidieverordening peuterspeelzaalwerk gemeente Hardenberg hebben ontvangen.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Hardenberg van 12 maart 2013.
De raad voornoemd,
De voorzitter, De griffier,