BOUWVERORDENING GEMEENTE HARDENBERG

Geldend van 20-07-2018 t/m heden

Intitulé

BOUWVERORDENING GEMEENTE HARDENBERG

Hoofdstuk 1

Artikel 1.1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • -

      Bevoegd gezag: bestuursorgaan, als bedoeld in de Woningwet, artikel 1, eerste lid, onderdeel e, dan wel, bij het ontbreken van een bestuursorgaan als bedoeld in dit artikellid, burgemeester en wethouders;

    • -

      bouwbesluit: de algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 2 van de Woningwet;

    • -

      bouwtoezicht: degene die ingevolge artikel 92, tweede lid, van de Woningwet in samenhang met artikel 5.10 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht belast is met het bouw- en woningtoezicht;

    • -

      bouwveiligheidsplan: het plan, waarin de aanvrager om bouwvergunning aangeeft op welke wijze deze de veiligheid van de weg, de in de weg gelegen werken, de weggebruikers, de naburige bouwwerken, open erven en terreinen en hun gebruikers, tijdens de bouw zal garanderen;

    • -

      bouwwerk: elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die op de plaats van bestemming hetzij direct hetzij indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond, bedoeld om ter plaatse te functioneren;

    • -

      gebruiksoppervlakte: de gebruiksoppervlakte als bedoeld in het Bouwbesluit;

    • -

      NEN : een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven norm;

    • -

      NVN : een door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut uitgegeven voornorm;

    • -

      Omgevingsvergunning voor het bouwen : vergunning voor een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 2.1, eerste lid, onder a, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

    • -

      straatpeil:

      • a.

        voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

      • b.

        voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;

    • -

      vloerpeil: het peil van de afgewerkte begane grondvloer van een bouwwerk - ten opzichte van het straatpeil - dat door of namens burgemeester en wethouders wordt aangegeven;

    • -

      weg: alle voor het openbaar rij- of ander verkeer openstaande wegen of paden daaronder begrepen de daarin gelegen bruggen en duikers, de tot de wegen of paden behorende bermen en zijkanten, alsmede de aan de wegen liggende en als zodanig aangeduide parkeerterreinen.

  • 2. In deze verordening wordt mede verstaan onder:

    • -

      bouwwerk: een gedeelte van een bouwwerk;

    • -

      gebouw: een gedeelte van een gebouw.

Artikel 1.2 Termijnen

(vervallen).

Artikel 1.3 Indeling van het gebied van de gemeente

  • 1. Voor de toepassing van deze verordening geldt als indeling van de gemeente:

    • a.

      het gebied binnen de bebouwde kom;

    • b.

      het gebied buiten de bebouwde kom.

  • 2. Als gebied binnen de bebouwde kom geldt het gebied, dat op de bij deze verordening behorende kaart als zodanig is aangegeven.

Hoofdstuk 2 Omgevingsvergunning voor het bouwen

Paragraaf 1 Gegevens en bescheiden

Artikel 2.1.1 Aanvraag bouwvergunning

(vervallen).

Artikel 2.1.2 In de aanvraag op te nemen gegevens

(vervallen).

Artikel 2.1.3 Bij de aanvraag in te dienen bescheiden

(vervallen).

Artikel 2.1.4 Gegevens met betrekking tot het coördineren van vergunningaanvragen

(vervallen).

Artikel 2.1.5 Bodemonderzoek

  • 1. Het onderzoek betreffende de bodemgesteldheid als bedoeld in artikel 8, vierde lid, van de Woningwet bestaat in ieder geval uit de resultaten van een recent milieuhygiënisch bodemonderzoek verricht volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl, in overeenstemming met het onderzoeksprotocol dat volgt uit figuur 1.

    Als op basis van het onderzoek aanleiding bestaat te veronderstellen dat asbest, daaronder mede begrepen asbestvezels, -deeltjes of -stof, in de bodem aanwezig is, vindt het onderzoek mede plaats op de wijze als voorzien in NEN 5707:2015 nl.

  • 2. De plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, geldt niet als het bouwen betrekking heeft op een bouwwerk dat naar aard en omvang gelijk is aan een bouwwerk als genoemd in de artikelen 2 of 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht. Deze verwijzing geldt niet voor de hoogtebepalingen in de artikelen 2 en 3 van bijlage II van het Besluit omgevingsrecht.

  • 3. Het bevoegd gezag staat een geheel of gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toe als voor toepassing van artikel 2.4.1 bij het bevoegd gezag reeds bruikbare recente onderzoeksresultaten beschikbaar zijn.

  • 4. Het bevoegd gezag kan een gedeeltelijk afwijken van de plicht tot het indienen van een onderzoeksrapport, bedoeld in artikel 2.4 van de Regeling omgevingsrecht, toestaan voor een bouwwerk met een beperkte instandhoudingtermijn als bedoeld in artikel 2.23 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en artikel 5.16 van het Besluit omgevingsrecht als uit het in NEN 5725, uitgave 2009, bedoelde vooronderzoek naar het historisch gebruik en de bodemgesteldheid blijkt dat de locatie onverdacht is of dat de gerezen verdenkingen een volledig veldonderzoek volgens NEN 5740:2009+A1:2016 nl niet rechtvaardigen.

  • 5. Als het bouwen pas kan plaatsvinden nadat de aanwezige bouwwerken zijn gesloopt, dient het bodemonderzoek plaats te vinden nadat is gesloopt en voordat met de bouw wordt begonnen.

Artikel 2.1.6 Overige gegevens en bescheiden behorende bij de aanvraag om bouwvergunning

(vervallen).

Artikel 2.1.7 Bouwregistratie

(vervallen).

Artikel 2.1.8 Bijzondere bepalingen omtrent de aanvraag om bouwvergunning woonwagens en standplaatsen

(vervallen).

Paragraaf 2 Behandeling van de aanvraag om bouwvergunning

Artikel 2.2.1 Ontvangst van de aanvraag

(vervallen).

Artikel 2.2.2 Samenloop met vrijstelling ruimtelijke ordening

(vervallen).

Artikel 2.2.3 Bekendmaking van termijnen

(vervallen).

Artikel 2.2.4 In behandeling nemen en fasering bouwvergunningverlening

(vervallen).

Artikel 2.2.5 In behandeling nemen en bodemonderzoek

(vervallen).

Artikel 2.2.6 Kennisgeving van rechtswege verleende bouwvergunning

(vervallen).

Paragraaf 3 Welstandstoetsing

Artikel 2.3.1 Welstandscriteria

(vervallen).

Paragraaf 4 Het tegengaan van bouwen op verontreinigde grond

Artikel 2.4.1 Verbod tot bouwen op verontreinigde bodem

Op een bodem die zodanig is verontreinigd dat schade of gevaar is te verwachten voor de gezondheid van de gebruikers, mag niet worden gebouwd voorzover dat bouwen betrekking heeft op een bouwwerk:

  • a.

    waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven;

  • b.

    voor het bouwen waarvan een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist; en

  • c.

    1. dat de grond raakt, of

    2. waarvan het bestaande, niet-wederrechtelijke gebruik niet wordt gehandhaafd.

Artikel 2.4.2 Voorwaarden omgevingsvergunning voor het bouwen

In afwijking van het bepaalde in artikel 2.4.1 en onverminderd het bepaalde in artikel 2.4, onder d, van de Regeling omgevingsrecht, kan het bevoegd gezag voorwaarden verbinden aan de omgevingsvergunning voor het bouwen, in het geval zij op grond van het in de Regeling omgevingsrecht bedoelde onderzoeksrapport en/of andere bij hen bekende onderzoeksresultaten dan wel op grond van het overeenkomstig het tweede lid van artikel 39 van de Wet bodembescherming goedgekeurde saneringsplan bedoeld in artikel 39, eerste lid, van die Wet van oordeel zijn, dat de bodem niet geschikt is voor het beoogde doel maar door het stellen van voorwaarden alsnog geschikt kan worden gemaakt.

Paragraaf 5 Voorschriften van stedenbouwkundige aard en bereikbaarheidseisen

Artikel 2.5.1 Richtlijnen voor de verlening van ontheffing van de stedebouwkundige bepalingen

(vervallen).

Artikel 2.5.2 Anti-cumulatiebepaling

(vervallen).

Artikel 2.5.3 Bereikbaarheid van bouwwerken voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen

(vervallen).

Artikel 2.5.3A Brandweeringang

(vervallen).

Artikel 2.5.4 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen).

Artikel 2.5.5 Ligging van de voorgevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.6 Verbod tot bouwen met overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.7 Toegelaten overschrijding van de voorgevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.8 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de voorgevelrooilijn

  • (vervallen).

Artikel 2.5.9 Bouwen op de weg

(vervallen).

Artikel 2.5.10 Plaatsing van de voorgevel ten opzichte van de voorgevelrooilijn. Afschuining van straathoeken

  • (vervallen).

Artikel 2.5.11 Ligging van de achtergevelrooilijn

  • (vervallen).

Artikel 2.5.12 Verbod tot bouwen met overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.13 Toegelaten overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.14 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de achtergevelrooilijn

(vervallen).

Artikel 2.5.15 Erf bij woningen en woongebouwen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.16 Erf bij overige gebouwen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.17 Ruimte tussen bouwwerken

  • (vervallen).

Artikel 2.5.18 Erf- en terreinafscheidingen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.19 Bouwen nabij bovengrondse hoogspanningslijnen en ondergrondse hoofdtransportleidingen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.20 Toegelaten hoogte in de voorgevelrooilijn

  • (vervallen).

Artikel 2.5.21 Toegelaten hoogte in de achtergevelrooilijn

  • (vervallen).

Artikel 2.5.22 Toegelaten hoogte van zijgevels tegenover een achtergevelrooilijn

  • (vervallen).

Artikel 2.5.23 Toegelaten hoogte tussen voor- en achtergevelrooilijnen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.24 Grootste toegelaten hoogte van bouwwerken

  • (vervallen).

Artikel 2.5.25 Hoogte van bouwwerken op niet aan een weg grenzende terreinen

  • (vervallen).

Artikel 2.5.26 Wijze van meten van de hoogte van bouwwerken

  • (vervallen).

Artikel 2.5.27 Toegelaten afwijkingen van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen).

Artikel 2.5.28 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de toegelaten bouwhoogte

(vervallen).

Artikel 2.5.29 Vergunningverlening in afwijking van het verbod tot overschrijding van de rooilijnen en van de toegelaten bouwhoogte in geval van voorbereiding van nieuw ruimtelijk beleid

(vervallen).

Artikel 2.5.30 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen

  • (vervallen).

Paragraaf 6 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties

Artikel 2.6.1 Beginsel inzake brandmeldinstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.2 Aanwezigheid van brandmeldinstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.3 Omvang van de bewaking door brandmeldinstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.4 Kwaliteit van brandmeldinstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.5 Beginsel inzake ontruimingsalarminstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.6 Aanwezigheid van ontruimingsalarminstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.7 Kwaliteit van ontruimingsinstallaties

(vervallen).

Artikel 2.6.8 Beginsel inzake vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

Artikel 2.6.9 Aanwezigheid van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

Artikel 2.6.10 Kwaliteit van vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

Artikel 2.6.11 Gelijkwaardigheid

(vervallen).

Artikel 2.6.12 Communicatiesysteem voor publieke hulpverleningsdiensten

(vervallen).

Paragraaf 7 Aansluitplicht op de nutsvoorzieningen

Artikel 2.7.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen).

Artikel 2.7.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen).

Artikel 2.7.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen).

Artikel 2.7.3A Eis tot aansluiting aan de publieke voorziening voor verwarming

(vervallen).

Artikel 2.7.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen).

Artikel 2.7.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen).

Artikel 2.7.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen).

Artikel 2.7.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen).

Hoofdstuk 3 De melding

Artikel 3.1 De wijze van melden

(vervallen).

Artikel 3.2 Welstandscriteria

(vervallen).

Hoofdstuk 4 Plichten tijdens en bij voltooiing van de bouw en bij ingebruikneming van een bouwwerk

Artikel 4.1 Intrekking bouwvergunning bij niet-tijdige start of tussentijdse staking van bouwwerkzaamheden

(vervallen).

Artikel 4.2 Op het bouwterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen).

Artikel 4.3 Wijzigingen in gegevens bouwregistratie

(vervallen).

Artikel 4.4 Het uitzetten van de bouw

(vervallen).

Artikel 4.5 Kennisgeving aan het bouwtoezicht van start van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen).

Artikel 4.6 Opmetingen, ontgravingen, opbrekingen en onderzoekingen

(vervallen).

Artikel 4.7 Bemalen van bouwputten

(vervallen).

Artikel 4.8 Veiligheid op het bouwterrein

(vervallen).

Artikel 4.9 Afscheiding van het bouwterrein

(vervallen).

Artikel 4.10 Veiligheid van hulpmiddelen en het voorkomen van hinder

(vervallen).

Artikel 4.11 Bouwafval

(vervallen).

Artikel 4.12 Gereedmelding van (onderdelen van) de bouwwerkzaamheden

(vervallen).

Artikel 4.13 Melden van werken bij lage temperaturen

(vervallen).

Artikel 4.14 Verbod tot ingebruikneming

(vervallen).

Hoofdstuk 5 Staat van open erven en terreinen, aansluiting op de nutsvoorzieningen en het weren van schadelijk en hinderlijk gedierte

Paragraaf 1 Staat van open erven en terreinen

Artikel 5.1.1 Staat van onderhoud van open erven en terreinen

(vervallen).

Artikel 5.1.2 Bereikbaarheid van gebouwen voor wegverkeer. Brandblusvoorzieningen

(vervallen).

Artikel 5.1.3 Bereikbaarheid van gebouwen voor gehandicapten

(vervallen).

Paragraaf 2 Staat van brandveiligheidinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

Artikel 5.2.1 Voorschriften inzake brandveiligheidsinstallaties en vluchtrouteaanduidingen

(vervallen).

Artikel 5.2.2 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in gebouwen, niet zijnde woningen, woongebouwen, logiesverblijven, logiesgebouwen of kantoorgebouwen

(vervallen).

Artikel 5.2.3 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in woongebouwen van bijzondere aard

(vervallen).

Artikel 5.2.4 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in logiesverblijven en logiesgebouwen

(vervallen).

Artikel 5.2.5 Aanwezigheid van brandveiligheidsinstallaties in kantoorgebouwen

(vervallen).

Paragraaf 3 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

Artikel 5.3.1 Eis tot aansluiting aan de waterleiding

(vervallen).

Artikel 5.3.2 Eis tot aansluiting aan het elektriciteitsnet

(vervallen).

Artikel 5.3.3 Eis tot aansluiting aan het aardgasnet

(vervallen).

Artikel 5.3.4 Eis tot aansluiting aan de openbare riolering

(vervallen).

Artikel 5.3.5 Aansluiting anders dan aan de openbare riolering

(vervallen).

Artikel 5.3.6 Kwaliteit en dimensionering van de buitenriolering op erven en terreinen

(vervallen).

Artikel 5.3.7 Wijze van meten van de afstand tot de leidingen van het openbare net van de nutsvoorzieningen

(vervallen).

Paragraaf 4 Het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. reinheid

Artikel 5.4.1 Preventie

(vervallen).

Hoofdstuk 6 Brandveilig gebruik

(vervallen).

Hoofdstuk 7 Overige gebruiksbepalingen

Paragraaf 1 overbevolking

Artikel 7.1.1 Overbevolking van woningen

(vervallen).

Artikel 7.1.2 Overbevolking van woonwagens

(vervallen).

Paragraaf 2 staken van het gebruik

Artikel 7.2.1 Verbod tot gebruik bij bouwvalligheid

(vervallen).

Artikel 7.2.2 Staken van gebruik wegens gebrek aan veiligheid en gebrek aan hygiëne

(vervallen).

Artikel 7.2.3 Staken van het gebruik van een woonwagen

(vervallen).

Paragraaf 3 gebruik van bouwwerken open erven en terreinen

Artikel 7.3.1 (Vervallen)

(vervallen).

Artikel 7.3.2 Hinder

(vervallen).

Paragraaf 4 het weren van schadelijk of hinderlijk gedierte. Reinheid

Artikel 7.4.1 Preventie

(vervallen).

Paragraaf 5 watergebruik

Artikel 7.5.1 Verboden gebruik van water

(vervallen).

Paragraaf 6 installaties

Artikel 7.6.1 Gebruiksgereed houden van installaties

(vervallen).

Hoofdstuk 8 Slopen

Paragraaf 1 Omgevingsvergunning voor het slopen

Artikel 8.1.1 Omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen).

Artikel 8.1.2 Aanvraag sloopvergunning

(vervallen).

Artikel 8.1.3 In behandeling nemen

(vervallen).

Artikel 8.1.4 Termijn van beslissing

(vervallen).

Artikel 8.1.5 Samenloop van slopen en bouwen

(vervallen).

Artikel 8.1.6 Weigeren omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen).

Artikel 8.1.7 Intrekken omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen).

Paragraaf 2 Sloopmelding

Artikel 8.2.1 Sloopmelding

(vervallen).

Artikel 8.2.2 Overige uitzonderingen op het vereiste van een omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen).

Paragraaf 3 verplichting tijdens het slopen

Artikel 8.3.1 Veiligheid op sloopterrein

(vervallen).

Artikel 8.3.2 Op het sloopterrein verplicht aanwezige bescheiden

(vervallen).

Artikel 8.3.3 Plichten van de houder van de omgevingsvergunning voor het slopen

(vervallen).

Artikel 8.3.4 Plichten van degene die sloopt

(vervallen).

Artikel 8.3.5 Wijze van slopen, verpakken en opslaan van asbest

(vervallen).

Artikel 8.3.6 Plichten ten aanzien van de sloop van tuinbouwkassen

(vervallen).

Paragraaf 4 vrij slopen

Artikel 8.4.1 Sloopafval algemeen

(vervallen).

Hoofdstuk 9 Het Welstandstoezicht

Artikel 9.1 De advisering door de stadsbouwmeester

  • 1. De stadsbouwmeester adviseert over de welstandsaspecten van aanvragen voor een omgevingsvergunning.

  • 2. De stadsbouwmeester baseert zijn/haar advies op de in de Welstandsnota genoemde welstandscriteria.

Artikel 9.2 Stadsbouwmeester

  • 1. De stadsbouwmeester dient deskundig te zijn op het gebied van architectuur, ruimtelijke kwaliteit en cultuurhistorie.

  • 2. Voor de stadsbouwmeester wordt een plaatsvervanger aangewezen die hem/haar bij afwezigheid vervangt.

  • 3. De stadsbouwmeester adviseert onafhankelijk ten opzichte van het gemeentebestuur.

Artikel 9.3 Benoeming en zittingsduur

(vervallen).

Artikel 9.4 Profielschets stadsbouwmeester

A. Deskundigheid

De stadsbouwmeester en zijn/haar plaatsvervanger worden gerekruteerd uit de vakgebieden architectuur, stedenbouw (ruimtelijke kwaliteit) of cultuurhistorie.

B. Nadere eisen.

  • 1.

    Bij de selectie van de stadsbouwmeester wordt gelet op de aanwezigheid van voldoende praktijkkennis en ervaring.

  • 2.

    Van de stadsbouwmeester wordt verwacht dat deze belangstelling heeft voor het adviesgebied en de gemeente kent of wil leren kennen.

  • 3.

    Daarboven is een communicatieve instelling en het vermogen een welstandsbeoordeling begrijpelijk te verwoorden een vereiste.

  • 4.

    De stadsbouwmeester kan worden aangesproken op de vakinhoudelijke kwaliteit en consistentie van de welstandsadviezen.

C. Bijzondere voorwaarden.

  • 1.

    De stadsbouwmeester behandelt geen (bouw)plannen, welke door hem zelf vervaardigd zijn.

  • 2.

    De stadsbouwmeester onthoudt zich ervan om als praktiserend architect of ontwerper opdrachten te aanvaarden of medewerking, hulp of iets dergelijks te verlenen aan een bouwplan, waarover hij zelf een advies moet uitbrengen of heeft uitgebracht.

Artikel 9.5 Jaarlijkse verantwoording

De stadsbouwmeester stelt jaarlijks een verslag op van zijn/haar werkzaamheden voor het college van burgemeester en wethouders, waarin ten minste aan de orde komt:

  • -

    op welke wijze toepassing is gegeven aan de welstandscriteria uit de Welstandsnota;

  • -

    de werkwijze van de stadsbouwmeester;

  • -

    de aard van de beoordeelde plannen;

  • -

    de bijzondere projecten.

De stadsbouwmeester kan in zijn/haar jaarverslag aanbevelingen doen ten aanzien van het gemeentelijk ruimtelijk kwaliteitsbeleid in het algemeen en de aanpassing van de gemeentelijke Welstandsnota in het bijzonder.

Artikel 9.6 Termijn van advisering

  • 1. De stadsbouwmeester brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen uit binnen twee weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 2. De stadsbouwmeester brengt het advies over de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen, indien deze vergunning betrekking heeft op een deel van een project of een gefaseerde aanvraag betreft, uit binnen drie weken nadat door of namens burgemeester en wethouders daarom is verzocht.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in hun verzoek om advies de satdsbouwmeester een langere termijn dan genoemd in de bovengenoemde leden van dit artikel geven voor het uitbrengen van het welstandsadvies. Een langere termijn kan door burgemeester en wethouders worden gegeven indien de termijn van afdoening van de aanvraag is verlengd met toepassing van artikel 3.9, tweede lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

Artikel 9.7 Openbaarheid van vergaderen en mondelinge toelichting

  • 1. De behandeling van de aanvragen om omgevingsgvergunning voor het bouwen door de stadsbouwmeester is openbaar. De datum, tijd en plaats van de reguliere zitting van de stadsbouwmeester wordt tijdig bekend gemaakt op de in de gemeente gebruikelijke wijze. De openbaarheid geldt zowel voor de beraadslagingen, de beoordeling als de adviezen.

  • 2. Voorts kan de behandeling van een bouwplan, voorafgaand aan een aanvraag om omgevingsvergunning voor het bouwen, geschieden op basis van een zogenoemd schetsontwerp. Dergelijke behandelingen zijn op verzoek van de aanvrager niet-openbaar en kunnen ook op ad hoc basis plaatsvinden; voorwaarde hierbij is dat de definitieve beoordeling in een openbare behandeling plaatsvindt.

  • 3. Indien de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen hierom bij het indienen van de aanvraag heeft verzocht, wordt deze door of namens de stadbouwmeester in staat gesteld tot het geven van een toelichting op het bouwplan.

  • 4. In het geval dat het bouwplan in de zitting van de stadsbouwmeester wordt behandeld en een verzoek tot het geven van een toelichting is gedaan, dient de aanvrager van de omgevingsvergunning voor het bouwen een uitnodiging te ontvangen voor de vergadering van de stadsbouwmeester, waarin de aanvraag wordt behandeld.

  • 5. Belanghebbenden hebben bij een openbare zitting in toelichtende zin spreekrecht.

Artikel 9.8 Vorm waarin het advies wordt uitgebracht

  • 1. De stadsbouwmeester adviseert en motiveert zijn/haar advies schriftelijk of door middel van een zogenaamd stempeladvies.

  • 2. Zodra het advies wordt uitgebracht, wordt het door of namens burgemeester en wethouders gevoegd bij de aanvraag om een omgevingsvergunning voor het bouwen.

Hoofdstuk 10 Overige administratieve bepalingen

Artikel 10.1 De aanvraag om woonvergunning

(vervallen).

Artikel 10.2 De aanvraag om vergunning tot hergebruik van een ontruimde onbewoonbaar verklaarde woning of woonwagen

(vervallen).

Artikel 10.3 Overdragen vergunningen

(vervallen).

Artikel 10.4 Overdragen mededeling

(vervallen).

Artikel 10.5 Het kenteken voor onbewoonbaar verklaarde woningen en woonwagens alsmede onbruikbaar verklaarde standplaatsen

(vervallen).

Artikel 10.6 Herziening en vervanging van aangewezen normen en andere voorschriften

Het bevoegd gezag is bevoegd om rekening te houden met de herziening en vervanging van de NEN-normen, voornormen, praktijkrichtlijnen en andere voorschriften waarnaar in deze verordening - of in de bij deze verordening behorende bijlagen - wordt verwezen, indien de bevoegde instantie de betrokken norm, voornorm, praktijkrichtlijn of het voorschrift heeft herzien of vervangen en die herziening of vervanging heeft gepubliceerd.

Hoofdstuk 11 Handhaving

Artikel 11.1 Stilleggen van de bouw

(vervallen).

Artikel 11.2 Overtreding van het verbod tot ingebruikneming

(vervallen).

Artikel 11.3 Stilleggen van het slopen

(vervallen).

Artikel 11.4 onderzoek naar een gebrek

(vervallen).

Hoofdstuk 12 Straf- overgangs- en slotbepalingen

Artikel 12.1 Strafbare feiten

(vervallen).

Artikel 12.2 Overgangsbepaling bodemonderzoek

(vervallen).

Artikel 12.3 Overgangsbepaling met betrekking tot de staat van open erven en terreinen

(vervallen).

Artikel 12.4 (vervallen)

(vervallen).

Artikel 12.5 Overgangsbepaling sloopmelding

(vervallen).

Artikel 12.6 Slotbepaling

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na die waarop zij is afgekondigd.

  • 2. Bij de inwerkingtreding van deze verordening vervalt:

    • de bouwverordening, vastgesteld bij raadsbesluit van de gemeente Avereest d.d. 10 juni 1993, bij raadsbesluit van de gemeente Gramsbergen d.d. 9 maart 1993 en bij raadsbesluit van de gemeente Hardenberg d.d. 30 september 1992 en alle daarin aangebrachte wijzigingen.

  • 3. Deze verordening kan worden aangehaald als 'Bouwverordening gemeente Hardenberg'.

Toelichting op de Bouwverordening

Bijlage 1 Bouwverordening

Bijlage 2 Bouwverordening

Bijlage 3 Bouwverordening

Bijlage 4 Bouwverordening

Bijlage 5 Bouwverordening

Bijlage 6 Bouwverordening

Bijlage 7 Bouwverordening

Bijlage 8 Bouwverordening

Bijlage 9 Bouwverordening

Bijlage 10 Bouwverordening

Bijlage 11 Bouwverordening

Bijlage 12 Bouwverordening