Regeling vervallen per 01-01-2020

Verordening Sociaal Cultureel Fonds gemeente Hardenberg

Geldend van 12-07-2012 t/m 31-12-2019 met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2012

Intitulé

Verordening Sociaal Cultureel Fonds gemeente Hardenberg

VERORDENING SOCIAAL CULTUREEL FONDS GEMEENTE HARDENBERG

Artikel 1 Begripsomschrijving

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    het Sociaal Cultureel Fonds: het door de gemeenteraad van Hardenberg bij besluit van 26 april 2001 ingestelde fonds, waaruit subsidies kunnen worden toegekend voor (actieve) deelname aan, dan wel het bezoeken van activiteiten als toeschouwer en voor het hebben van abonnementen op kranten, tijdschriften en telefoon;

  • b.

    activiteiten: activiteiten van culturele, sociaal culturele, educatieve en sportieve aard;

  • c.

    subsidie: de subsidie bedoelt in artikel 2;

  • d.

    inkomen en vermogen: het inkomen en vermogen bedoeld in artikel 6;

  • e.

    jaar: het kalenderjaar waarin de activiteiten hebben plaatsgevonden, dan wel waarin een belanghebbende abonnement(en) op (een) krant(en) en/of (een) tijdschrift(en) en/of telefoon heeft.

Artikel 2 Sociaal Cultureel Fonds Hardenberg

  • 1. Er is een Sociaal Cultureel Fonds voor de gemeente Hardenberg.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen uit het Sociaal Cultureel Fonds op aanvraag subsidies aan belanghebbende toekennen voor (actieve) deelname aan activiteiten, dan wel het bezoeken van activiteiten als toeschouwer en voor het hebben van abonnementen op kranten, tijdschriften en telefoon.

Artikel 3 De subsidie

  • 1. De subsidie kan worden toegekend aan een belanghebbende die in een jaar actief deelneemt aan één of meerdere activiteiten, dan wel één of meerdere activiteiten bezoekt als toeschouwer, dan wel aan een belanghebbende, die in een jaar een abonnement heeft op (een) krant(en) en/of (een) tijdschrift(en) en/of telefoon.

  • 2. De hoogte van de subsidie is gelijk aan de kosten van (actieve) deelname aan activiteiten, dan wel het bezoeken van activiteiten als toeschouwer, dan wel van het/de abonnement(en) op (een) krant(en) en/of (een) tijdschrift(en) en/of telefoon, met dien verstande, dat de maximale bijdrage(n) als volgt is/zijn gedifferentieerd:

    • a.

      voor kinderen jonger dan 5 jaar: € 100,-

    • b.

      voor kinderen van 5 t/m 11 jaar: € 150,-

    • c.

      voor kinderen van 12 t/m 17 jaar: € 240,-

    • d.

      voor personen van 18 jaar en ouder: € 130,-.

  • 3. Tot de kosten als bedoeld in het tweede lid worden niet gerekend:

    • a.

      kosten waarin is of kan worden voorzien door middel van enig charitatieve voorziening;

    • b.

      kosten van donaties, giften en consumpties.

Artikel 4 De aanvraag van een subsidie

  • 1. De aanvraag om een subsidie moet uiterlijk binnen een maand na het kalenderjaar waarin één of meerdere activiteiten hebben plaatsgevonden of nog zullen plaatsvinden, dan wel waarin een belanghebbende een abonnement heeft op (een) krant(en) en/of (een) tijdschrift en/of telefoon, worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag om een bijdrage kan worden ingediend door een belanghebbende als bedoeld in artikel 3, eerste lid, of zijn wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3. Bij de aanvraag dienen ten minste de volgende gegevens en bescheiden te worden overgelegd:

    • a.

      een geldig legitimatiebewijs;

    • b.

      een bewijs van inkomen;

    • c.

      een bewijs van vermogen.

Artikel 5 Beslistermijn

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag om subsidie binnen acht weken na ontvangst van de aanvraag.

  • 2. De in het eerste lid genoemde termijn kan eenmaal ten hoogste vier weken worden verdaagd.

  • 3. Het besluit tot verdaging wordt voor de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn bekend gemaakt aan de aanvrager.

Artikel 6 Voorwaarden voor toekenning van een subsidie

Burgemeester en wethouders kennen een subsidie als bedoeld in artikel 3 toe indien voldaan is aan de volgende voorwaarden:

  • a.

    de aanvraag dient te zijn ingediend overeenkomstig het bepaalde in artikel 4;

  • b.

    de belanghebbende dient woonachtig te zijn in de gemeente Hardenberg en dient als zodanig in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens te zijn ingeschreven;

  • c.

    het (gezins)inkomen mag niet hoger zijn dan de voor hem of haar geldende normen op grond van, bij of krachtens de Wet werk en bijstand gestelde regels, vermeerderd met 10%;

  • d.

    het (gezins)vermogen mag niet hoger zijn dan de voor hem of haar geldende normen op grond van, bij of krachtens de Wet werk en bijstand gestelde regels. Vermogen in een woning met bijbehorend erf die eigendom is van de aanvrager en die door hemzelf of zijn gezin wordt bewoond, voor zover tegeldemaking, bezwaring of verdere bezwaring van het in de woning met bijbehorend erf gebonden vermogen niet kan worden verlangd, wordt buiten beschouwing gelaten;

  • e.

    In afwijking van het onder c. bepaalde, mag het (gezins)inkomen van een belanghebbende, die een uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening oudere en arbeidsongeschikte werknemers ontvangt en voor wie daarnaast het vrijlatingbeleid op grond van, bij of krachtens de Wet werk en bijstand gestelde regels geldt, niet meer bedragen dan de (aanvullende) uitkering op grond van de Wet werk en bijstand, de Wet inkomensvoorziening oudere zelfstandigen of de Wet inkomensvoorziening ouder en arbeidsongeschikte werknemers, vermeerderd met de parttime inkomsten en/of de (maximale) vrijlating op grond van, bij of krachtens de Wet werk en bijstand gestelde regels;

  • f.

    Het inkomen en het vermogen van belanghebbende dient zich gedurende een half jaar voorafgaande aan de aanvraag, als bedoeld in artikel 4, op het niveau te hebben bevonden, als bedoeld in lid 1,c, exclusief de genoemde verhoging met 20%, of lid 1,e en mag zich in een periode van een half jaar na het indienden van de hiervoor bedoelde aanvraag naar verwachting niet aanmerkelijk verbeteren, zulks ter beoordeling van burgemeester en wethouders.

Artikel 7 Terugvorderingbepaling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen besluiten tot terugvordering van de verleende bijdrage indien blijkt dat het besluit tot verlening is gebaseerd op grond van overgelegde gegeven en bescheiden waarvan de aanvrager c.q. belanghebbende wist of hoorde te weten dat deze onjuist waren.

  • 2. Burgemeester en wethouders besluiten niet tot terugvordering voordat de aanvrager c.q. belanghebbende in de gelegenheid is gesteld door hen te worden gehoord.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de aanvrager afwijken van de bepalingen van deze verordening, indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 9 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2001.

  • 2. De gemeentelijke verordeningen "Fonds Maatschappelijke Doeleinden" van de gemeente Hardenberg, "Fonds Maatschappelijke doeleinden van de gemeente Gramsbergen en "Sociaal Cultureel Fonds" van de gemeente Avereest zijn ingaande de datum van inwerkingtreding van deze verordening ingetrokken.

Artikel 10 Aanhalingstitel

Deze verordening kan worden aangehaald onder de titel "Verordening Sociaal Cultureel Fonds gemeente Hardenberg".

Ondertekening

Aldus vastgesteld door de raad van de gemeente Hardenberg
In zijn openbare vergadering van 26 april 2001.
De raad voornoemd,
De voorzitter, De griffier.

Toelichting

Artikel 1 Begripsomschrijving

In dit artikel zijn begripsomschrijvingen opgenomen. Tot uiting komt, dat het bij bijdrage uit het Sociaal Cultureel fonds gaat om subsidies als bedoeld in titel 4.2 van de Algemene wet bestuursrecht.

Voor het overige behoeft dit artikel geen toelichting.

Artikel 2 Sociaal Cultureel Fonds Hardenberg

Dit artikel behoeft geen toelichting.

Artikel 3 De subsidie

  • 1.

    De aanvrager dient aan te geven voor welke activiteit(en) c.q. abonnement(en) een bijdrage uit het Sociaal Cultureel Fonds wordt gevraagd en wat de kosten hiervan zijn.

  • 2.

    De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de feitelijke kosten tot maximaal de in dit artikellid genoemde gedifferentieerde bedragen. Voor inwonende minderjarige kinderen kan een bijdrage worden aangevraagd door de wettelijke vertegenwoordiger.

  • 3.

    Aangegeven is welke kosten niet worden gerekend als kosten waarin een bijdrage kan worden toegekend.

Artikel 4 De aanvraag van een subsidie

  • 1.

    De aanvraag over een jaar kan tot maximaal 31 januari van het volgende jaar worden ingediend.

  • 2.

    Behoeft geen toelichting.

  • 3.

    Bewijzen van kosten behoeven niet meer te worden overgelegd (bewijzen moeten echter wel beschikbaar blijven/zijn). Van uitkeringsgerechtigden en overige personen waarvan de gegevens van lid drie reeds bekend zijn, behoeven deze gegevens niet opnieuw te overhandigen.

Artikel 5 Beslistermijn

In een toekennende of afwijzende beschikking moet worden gewezen op de mogelijkheid om tegen het besluit bezwaar te maken (artikel 3, lid 45 van de Algemene Wet Bestuursrecht).

De hoofdstukken 6 en 7 van de Algemene Wet Bestuursrecht (voor zover deze betrekking hebben op bezwaar) zijn van toepassing op besluiten op grond van deze verordening.

Tegen een beslissing op een aanvraag kan een bezwaarschrift worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Het bezwaarschrift moet ingediend worden binnen zes weken nadat de beslissing aan de aanvrager is bekend gemaakt (dus: na de datum van verzending van de beslissing).

Indien een beslissing langer uitblijft dan de termijn bedoeld in artikel 5 kan een aanvrager eveneens een bezwaarschrift indienen bij burgemeester en wethouders.

Burgemeester en wethouders laten zich ter zaken adviseren door de onafhankelijke commissie beroep- en bezwaarschriften.

Artikel 6 Voorwaarden voor toekenning van een subsidie

Dit artikel bevat in samenhang met de artikelen 2, 3 en 4 de gronden waaraan een aanvraag wordt getoetst.

Onder c:

In dit lid worden inkomensgrenzen aangegeven, waarbinnen een bijdrage uit het fonds kan worden verstrekt. Hierbij zijn de grenzen zo gekozen dat de regeling zich niet beperkt tot personen met een minimum-uitkering.

Ook personen met een laag (arbeids-)inkomen behoren tot de doelgroep. Hierdoor treedt het fonds niet remmend op ten opzichte van arbeidsparticipatie. Tevens wordt de basis gelegd voor individuele toetsing.

Voor de duidelijkheid dient te worden vermeld dat op basis van de regels als gesteld in deze verordening inwonende meerderjarige kinden zelfstandig een aanvraag kunnen indienen, onafhankelijk van het inkomen van ouders, door hun eigen inkomsten (bijvoorbeeld WSF of inkomen uit arbeid) te vergelijken met de voor hun geldende bijstandsnorm.

Onder d:

In dit lid worden vermogensgrenzen aangegeven. De in de Wet werk en bijstand geldende maximale bedragen zijn onverminderd van toepassing op het Sociaal Cultureel Fonds.

Er is echter een belangrijke uitzondering op deze regel, het vermogen in een eigen (door aanvrager bewoonde) woning wordt volledig buiten beschouwing gelaten. Deze uitzondering is gemaakt om het Sociaal Cultureel fonds ook toegankelijk te maken voor mensen die een uitkering in het kader van de loaw en loaz ontvangen. Het is ook zeer wel mogelijk dat er sprake is van vermogen in een eigen woning, maar een zeer moeilijke inkomenspositie (komt vaak voor bij oudere WAO'ers). Deze groep kan door het buiten beschouwing laten van het vermogen in de woning ook een bijdrage ontvangen om een sociaal isolement te voorkomen of te doorbreken.

Onder f:

Op grond van dit artikel zou een toetsing van het inkomen over het voorliggende half jaar moeten plaats vinden en zou er sprake moeten zijn van een hercontrole na een half jaar. Dit artikel is echter voornamelijk ter voorkoming van aanvragen van personen die door bijvoorbeeld seizoensarbeid gedurende een te verwachten korte periode een inkomen op het minimumniveau zullen ontvangen. Zoals duidelijk in het artikel is aangegeven is de beoordeling van deze gegevens overgelaten aan burgemeester en wethouders en is een controle van inkomensgegevens niet nodig, tenzij er sprake is van een sterk vermoeden van oneigenlijk gebruik van het fonds. Een controle van dergelijke gegevens bij iedere aanvraag zou een toename van werkzaamheden tot gevolg hebben, wat niet wenselijk is.

De regels aangaande de verwachting dat de inkomenspositie in de komende zes maanden niet aanmerkelijk mag verbeteren zijn ook slechts van toepassing op die personen waarvan op het moment van aanvraag duidelijk is dat zij op korte termijn een inkomen zullen ontvangen welke aanmerkelijk hoger is dan de gestelde inkomensgrenzen.

Artikel 7 Terugvorderingbepaling

In dit artikel worden de voorwaarden gesteld waaronder burgemeester en wethouders kunnen besluiten over te gaan tot terugvordering van een verstrekte bijdrage.

Artikel 8 Hardheidsclausule

Artikel 8 bepaalt dat het college in bijzonder gevallen ten gunste van de aanvrager kan afwijken van de bepalingen van deze verordening. Met nadruk is gemeld: in bijzondere gevallen. Het gebruik maken van de hardheidsclausule moet beschouwd worden als een uitzondering en niet als een regel. Het college moet in verband met precedentwerking dan ook duidelijk aangeven waarom in een bepaalde situatie van de verordening wordt afgeweken.

Artikel 9 Inwerkingtreding

In dit artikel wordt gesteld dat ingaande 1 januari 2001 een nieuwe verordening Sociaal Cultureel Fonds van kracht is geworden.

De werking van de vorige verordeningen zal tot uiterlijk 31 januari 2001 merkbaar zijn aangezien tot deze datum aanvragen op grond van de verordeningen van de oude gemeenten Hardenberg en Gramsbergen kunnen worden ingediend.

Artikel 10 Aanhalingstitel

De verordening zal bekend zijn onder de naam 'Sociaal Cultureel Fonds".

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 26 april 2001.

De raad voornoemd,

De secretaris,

De voorzitter,