Regeling vervallen per 01-01-2020

VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2019

Geldend van 15-12-2018 t/m 31-12-2019

Intitulé

VERORDENING AFVALSTOFFENHEFFING 2019

De raad van de gemeente Hardenberg ;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders d.d. 20 november 2018, nummer 2323923;

gelet op artikel 15.33 van de Wet milieubeheer;

Besluit:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en invordering van de afvalstoffenheffing 2019

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • 1.

    'gebruik maken': gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • 2.

    G.F.T.-afval: groente-, fruit- en tuinafval;

  • 3.

    P.M.D.-afval: plastic verpakkingen, metalen verpakkingen en drankenkartons;

  • 4.

    Restafval: huishoudelijk afval niet zijnde G.F.T.-afval en P.M.D.-afval;

  • 5.

    Minicontainer: de vanwege de gemeente uitgezette ophaalbakken, waaronder city-bins, onderverdeeld in verschillende volumes;

  • 6.

    Verzamelcontainer: de vanwege de gemeente geplaatste verzamelcontainers, die kunnen worden ontsloten door middel van chipkaarten;

  • 7.

    Grof huishoudelijk afval: huishoudelijke afvalstoffenstoffen die met enige regelmaat in een huishouden vrij komen, doch die te groot en/of te zwaar zijn om op dezelfde wijze als andere huishoudelijke afvalstoffen aan de verzameldienst te worden aangeboden;

  • 8.

    Grof tuinafval: tuinafval dat met enige regelmaat in een huishouden vrij komt, doch te groot en/of te zwaar is om op dezelfde wijze als G.F.T.-afval aan de verzameldienst te worden aangeboden.

Artikel 2 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam "afvalstoffenheffing" wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening en in de daarbij behorende tarieventabel wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven terzake van het gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 3 Belastingplicht

De belasting wordt geheven van degene, die in de gemeente naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing en tarief

De belasting wordt geheven naar de maatstaven en de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.

Artikel 5 Belastingjaar

Met betrekking tot de belasting die per jaar geheven wordt, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 6 Wijze van heffen

  • 1. De belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de bij deze verordening behorende tarieventabel wordt geheven bij wege van aanslag waarop de verschuldigde belasting is vermeld.

  • 2. De gevorderde bedragen als bedoeld in hoofdstuk 3 van de bij deze verordening behorende tarieventabel worden geheven middels een gedagtekende schriftelijke kennisgeving waarop het verschuldigd bedrag is vermeld.

  • 3. Per belastbaar feit kan afzonderlijk worden geheven.

Artikel 7 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting, als bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. De belasting, als bedoeld in onderdeel 2.2 en 2.3 van de tarieventabel, is verschuldigd na afloop van het belastingjaar of, zo dit eerder is, na beëindiging van de belastingplicht.

  • 3. Het gevorderde bedrag, als bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel, is verschuldigd bij aanvang van de dienstverlening.

  • 4. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting als bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 5. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als bedoeld in onderdeel 2.1 van de tarieventabel als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 6. Het vierde en vijfde lid zijn niet van toepassing indien de belastingplichtige binnen de gemeente verhuist en aldaar van een ander perceel gebruik maakt.

Artikel 8 Termijnen van betaling

  • 1.

    In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor een aanslag die wordt opgelegd in het belastingjaar waarop zij betrekking heeft, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen , of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,-- doch minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in tien gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later, met dien verstande dat, indien na de kalendermaand, waarin de aanslagen worden opgelegd, minder dan tien kalendermaanden in het belastingjaar overblijven, de aanslag moet worden betaald in zoveel bedoelde termijnen al er nog kalendermaanden in het jaar overblijven, met een minimum van vier.

  • 3.

    In afwijking in zoverre van het eerste lid geldt, voor een aanslag die wordt opgelegd na afloop van het belastingjaar waarop zij betrekking heeft, ingeval het totaalbedrag van de op één aanslagbiljet verenigde aanslagen, of als het aanslagbiljet maar één aanslag bevat het bedrag daarvan, meer is dan € 100,-- doch minder dan € 2.000,-- en zolang de verschuldigde bedragen door middel van automatische betalingsincasso van de betaalrekening van de belastingschuldige kunnen worden afgeschreven, dat de aanslag moet worden betaald in vier gelijke termijnen waarvan de eerste termijn vervalt op de laatste dag van de maand volgende op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en elke van de volgende termijnen telkens een maand later.

  • 4.

    In afwijking van het voorgaande moet het gevorderde bedrag, als bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel behorende bij deze verordening, tegen contante betaling worden voldaan op het moment van de uitreiking van de kennisgeving zoals bedoeld in artikel 6 van deze verordening.

  • 5.

    De Algemene termijnenwet is niet van toepassing op de in dit artikel gestelde termijnen.

Artikel 9 Kwijtschelding

  • 1. Voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 2 van de tarieventabel kan kwijtschelding worden verleend.

  • 2. Voor het gevorderde bedrag als bedoeld in hoofdstuk 3 van de tarieventabel wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 10 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de afvalstoffenheffing.

Artikel 11 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    De verordening afvalstoffenheffing 2018 van 12 december 2017, met nummer 2154275, wordt ingetrokken met ingang van in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande, dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van de bekendmaking.

  • 3.

    De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Verordening afvalstoffenheffing 2019".

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Hardenberg van 4 december 2018.
De raad voornoemd,
De voorzitter, De griffier,
P.H. Snijders, F.G.S. Droste

afbeelding binnen de regeling