Regeling vervallen per 01-04-2016

Algemene subsidieverordening Heemstede 2009

Geldend van 22-10-2009 t/m 31-03-2016 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

ALGEMENE SUBSIDIEVERORDENING HEEMSTEDE 2009

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Heemstede;

  • b.

    bijzondere subsidieverordening: een door de raad vastgestelde verordening, waarin de subsidiebepalingen op een specifiek beleidsterrein zijn geregeld;

  • c.

    instelling: een rechtspersoonlijkheid bezittende organisatie, die zich ten doel stelt zonder winstoogmerk activiteiten te verrichten voor inwoners van de gemeente Heemstede;

  • d.

    subsidie: de aanspraak op financiële middelen zoals bedoeld in artikel 4:21 lid 1 van de wet;

  • e.

    subsidieverlening: de beschikking van burgemeester en wethouders waarbij een voorwaardelijke financiële aanspraak ontstaat op het subsidiebedrag;

  • f.

    subsidievaststelling: de beschikking van burgemeester en wethouders waarin het subsidiebedrag definitief wordt vastgesteld en een recht op uitbetaling ontstaat;

  • g.

    subsidieplafond: een bedrag, zoals bedoeld in artikel 4:22 van de wet, dat maximaal beschikbaar is voor subsidieverstrekkingen op een bepaald beleidsterrein.

  • h.

    wet: Algemene wet bestuursrecht;

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Deze verordening is van toepassing op aanvragen om subsidie, tenzij voor de verstrekking van subsidies een bijzondere subsidieverordening of andere wettelijke regeling van kracht is.

Artikel 3 Bevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd tot het beslissen op subsidieaanvragen.

Artikel 4 Bijzondere subsidieverordeningen

  • 1. Bij afzonderlijke verordening kan de raad nadere regels stellen aan de eisen waaraan instellingen binnen een specifiek beleidsterrein moeten voldoen om voor subsidie in aanmerking te komen, alsmede aan de grondslag en de wijze van berekening van de subsidie.

  • 2. Voorzover een bijzondere verordening afwijkt van deze algemene verordening, gaat de bijzondere verordening voor.

Artikel 5 Algemene eisen

  • 1. Subsidie kan slechts worden verleend aan instellingen die statutair gevestigd zijn in Heemstede.

  • 2. Tenzij sprake is van een landelijk georganiseerde instelling kan in afwijking van het gestelde in het eerste lid subsidie worden verleend aan niet statutair in Heemstede gevestigde instellingen indien:

    • a.

      de activiteiten in Heemstede plaatsvinden en niet reeds door een Heemsteedse instelling worden uitgevoerd; of

    • b.

      de activiteiten zijn gericht op maatschappelijk kwetsbare groepen én een regionaal draagvlak vereisen én niet reeds door een Heemsteedse organisatie worden uitgevoerd.

  • 3. In afwijking van het gestelde in het eerste lid kan in bijzondere gevallen subsidie worden verleend ten behoeve van door natuurlijke in Heemstede woonachtige personen georganiseerde activiteiten. De in deze verordening opgenomen bepalingen vinden voorzover mogelijk overeenkomstige toepassing.

Artikel 6 Subsidieplafond en verdelingsregels

  • 1. De raad kan subsidieplafonds vaststellen. Hierbij bepaalt de raad hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 2. Burgemeester en wethouders maken een subsidieplafond en de wijze van verdeling van het beschikbare bedrag uiterlijk zes weken voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld bekend.

Artikel 7 Subsidievormen

  • 1. De volgende subsidievormen worden onderscheiden:

    • a.

      Structurele subsidie. Dit is een subsidie bestemd om gedeeltelijke bekostiging van jaarlijks terugkerende activiteiten met een duurzaam karakter te kunnen laten plaatsvinden.

    • b.

      Incidentele subsidie. Dit is een subsidie die betrekking heeft op eenmalige en kortdurende activiteiten of een project.

    • c.

      Budgetsubsidie. Dit is een meerjarige subsidie waarbij de instelling een bedrag krijgt verstrekt om een tevoren overeengekomen activiteitenpakket uit te voeren en slechts verantwoording hoeft af te leggen over de omvang en kwaliteit van het uitgevoerde activiteitenpakket.

    • d.

      Investeringssubsidie. Dit is een incidentele subsidie voor de bekostiging van de bouw, verbouw, aanpassing of aankoop van een accommodatie en terrein, alsmede de aanschaf van duurzame gebruiksgoederen ten behoeve van de uitvoering van activiteiten.

    • e.

      Waarderingssubsidie. Dit is een incidentele of structurele subsidie ter waardering van de activiteiten van een instelling, waarbij in beginsel geen verband bestaat tussen de kosten die de instelling maakt en de subsidie die zij ontvangt.

Hoofdstuk 2 Indienen subsidieaanvraag, beslistermijn en weigeringsgronden

Artikel 8 Aanvraag structurele subsidie

  • 1. Een aanvraag voor een structurele subsidie dient vóór 1 april van de periode voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De subsidieaanvraag dient te bevatten:

    • a.

      een activiteitenplan en een begroting voor het desbetreffende jaar;

    • b.

      de gegevens die nodig zijn voor het berekenen van de subsidie;

  • 3. Bij een eerste subsidieaanvraag legt de instelling tevens over:

    • a.

      een afschrift van de statuten van de instelling;

    • b.

      een beschrijving van de organisatievorm van de instelling;

    • c.

      een opgave van de bestuurssamenstelling.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen aan een instelling schriftelijk uitstel verlenen van de in lid 1 van dit artikel genoemde datum.

Artikel 9 Aanvraag incidentele subsidie

  • 1. Een aanvraag voor een incidentele subsidie dient tenminste 2 maanden voor aanvang van de activiteit schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij een aanvraag dienen naast het bepaalde in artikel 8, lid 3, de volgende gegevens te worden overgelegd:

    • a.

      een begroting;

    • b.

      een opgave van het doel en de opzet van de activiteit waarvoor de subsidie wordt gevraagd;

    • c.

      de gegevens die nodig zijn voor de berekening van de subsidie.

Artikel 10 Aanvraag budgetsubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een budgetsubsidie dient tenminste 6 maanden voorafgaand aan de periode ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. De aanvraag voor een budgetsubsidie dient naast de in artikel 8 genoemde gegevens te bevatten:

    • a.

      een opgave van het bedrag dat de instelling denkt nodig te hebben voor het uitvoeren van de activiteiten;

    • b.

      aard en omvang van de activiteiten;

    • c.

      de doelgroep(en) waarop de activiteiten betrekking hebben;

    • d.

      de beoogde prestaties;

    • e.

      een balans van het voorafgaande jaar met toelichting.

  • 3. Indien burgemeester en wethouders van mening zijn dat een instelling die een aanvraag voor een budgetsubsidie heeft ingediend hiervoor in aanmerking kan komen, treden zij in overleg met de betreffende instelling teneinde tot overeenstemming te komen over de van de instelling te verlangen activiteiten en prestaties en de subsidieverplichtingen.

Artikel 11 Aanvraag investeringssubsidie

  • 1. Een aanvraag voor een investeringssubsidie dient vóór 1 april van de periode voorafgaand aan het jaar ten behoeve waarvan subsidie wordt gevraagd schriftelijk te worden ingediend bij burgemeester en wethouders.

  • 2. Bij de aanvraag om verlening van een investeringssubsidie moeten naast het bepaalde in artikel 8, lid 3, worden overgelegd:

    • a.

      een bouwplan, een gespecificeerde begroting daarvan en een gespecificeerde begroting van de inrichtingskosten, of voorzover het de aanschaffing van een duurzaam goed betreft, tenminste twee offertes;

    • b.

      een opgave van de vermoedelijke omvang en intensiteit van het gebruik van het gebouw, van de lokaliteit of het duurzaam goed;

    • c.

      het plan tot financiering van de investering en de exploitatiebegroting voor de investering.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen in bijzondere gevallen aan een instelling schriftelijk uitstel verlenen van de in lid 1 van dit artikel genoemde datum.

Artikel 12 Verstrekken aanvullende stukken en gegevens

Burgemeester en wethouders kunnen, naast de gegevens genoemd in de artikelen 8 tot en met 11 verlangen dat een instelling aanvullende gegevens of informatie verstrekt, indien dit nodig wordt geacht voor een goede beoordeling van de aanvraag.

Artikel 13 Verzuimherstel

Burgemeester en wethouders kunnen besluiten de aanvraag niet in behandeling te nemen, indien niet is voldaan aan de vereisten zoals die gesteld zijn in deze verordening, mits de aanvrager in de gelegenheid is gesteld het verzuim te herstellen binnen een gestelde redelijke termijn.

Artikel 14 Beslistermijn

  • 1 Burgemeester en wethouders beslissen op een aanvraag voor een structurele subsidie of een investeringssubsidie uiterlijk 2 maanden na vaststelling van de gemeentebegroting van het subsidiejaar waarin de activiteit plaatsvindt.

  • 2 Burgemeester en wethouders beslissen in het geval van een aanvraag om een incidentele subsidie binnen 2 maanden na ontvangst van de aanvraag..

  • 3 Burgemeester en wethouders beslissen in het geval van een aanvraag om een budgetsubsidie binnen 6 maanden na ontvangst van de aanvraag.

  • 4 Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste, tweede en derde lid bedoelde termijn bij gemotiveerd besluit met ten hoogste twee maanden verlengen. Zij stellen de instelling hiervan voor de afloop van de termijn in kennis.

Artikel 15 Weigeringsgronden.

  • 1. Een subsidieverlening wordt naast de in artikel 4:35 van de wet geweigerd, als:

    • a.

      de activiteiten van de aanvrager niet in het algemeen belang van de gemeente zullen zijn of niet ten goede zullen komen aan de inwoners van de gemeente Heemstede;

    • b.

      de aanvrager ook zonder subsidieverlening over voldoende gelden, hetzij uit eigen middelen, hetzij uit middelen van derden, kan beschikken om de kosten van de activiteiten te dekken;

    • c.

      de activiteiten waarvoor subsidie wordt aangevraagd niet passen binnen het beleid van de gemeente;

    • d.

      de aanvrager geen rechtspersoonlijkheid heeft;

    • e.

      en voorzover een subsidieplafond wordt overschreden.

  • 2. De subsidieverlening kan geweigerd worden indien in de activiteiten van de aanvrager naar het oordeel van burgemeester en wethouders in de gemeente reeds in voldoende mate wordt voorzien.

  • 3. Lid 1 sub b is niet van toepassing bij de verlening van een waarderingssubsidie.

  • 4. Als aan een instelling voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, is bij de weigering van subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak artikel 4:51 van de Awb van toepassing.

Hoofdstuk 3 Subsidieverlening; subsidievoorwaarden; bevoorschotting

Artikel 16 Beschikking tot subsidieverlening

  • 1. De beschikking tot subsidieverlening bevat:

    • a.

      het tijdvak en het doel waarvoor de subsidie wordt verstrekt;

    • b.

      het bedrag van de subsidie of indien de beschikking tot subsidieverlening het bedrag niet vermeldt, de wijze waarop het bedrag wordt bepaald;

    • c.

      het bedrag van het voorschot indien de beschikking tot subsidieverlening bepaalt dat burgemeester en wethouders een voorschot verlenen;

    • d.

      de voorwaarden en verplichtingen waaronder de subsidie wordt verleend;

    • e.

      de wijze waarop rekening en verantwoording door de instelling wordt afgelegd aan burgemeester en wethouders;

    • f.

      de bepaling dat de wet van toepassing is en voorzover van belang welke afzonderlijk bepalingen of afwijkingen hierop van kracht zijn.

  • 2. In de beschikking tot verlening van een budgetsubsidie wordt aangegeven welk bedrag de instelling voor ieder jaar wordt verleend, dan wel op welke wijze het verleende bedrag jaarlijks wordt geïndexeerd.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidieverlening overslaan en direct een beschikking tot subsidievaststelling geven. Dit doen zij in ieder geval indien sprake is van een waarderingssubsidie.

Artikel 17 Subsidievoorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen aan een beschikking tot verlening van een subsidie voorwaarden verbinden. Artikel 4:33 van de wet is hierbij van toepassing.

Artikel 18 Voorschotverlening

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een subsidie in de regel bij wijze van voorschot betaalbaar.

  • 2. Het in het eerste lid van dit artikel bedoelde besluit tot voorschotverlening vermeldt de hoogte van het voorschot en het aantal termijnen waarin dit betaalbaar wordt gesteld.

  • 3. Zijn aan een subsidieverlening voorwaarden verbonden dan zal niet tot bevoorschotting worden overgegaan dan nadat de instelling schriftelijk heeft verklaard in te stemmen met de gestelde voorwaarden.

Hoofdstuk 4 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 19 Rapportage bij een structurele subsidie of een investeringssubsidie

Een instelling waaraan een structurele subsidie of een investeringssubsidie is verleend, dient vóór 1 april van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor het subsidie is verleend aan burgemeester en wethouders te overleggen:

  • a.

    een door het bestuur gewaarmerkt verslag van de verrichte activiteiten;

  • b.

    een door het bestuur gewaarmerkte rekening van baten en lasten en, zo nodig, een balans alsmede een toelichting daarop, voorzien van een verslag van een kascontrolecommissie. De rekening moet op dezelfde wijze zijn ingericht als de bij het verzoek om subsidie overgelegde begroting;

  • c.

    indien naar het oordeel van burgemeester en wethouders nodig, een verklaring van een

registeraccountant dan wel van een accountant-administratieconsulent met certificerende bevoegdheid.

Artikel 20 Rapportage bij een budgetsubsidie

  • 1. Uiterlijk op 1 augustus brengt de instelling verslag uit omtrent de voortgang van haar activiteiten in de eerste zes maanden van het jaar en een prognose voor het tweede halfjaar.

  • 2. Uiterlijk 1 april van het jaar volgend op het subsidiejaar brengt de instelling verslag uit van de in het afgelopen jaar geleverde prestaties, vergezeld van een financiële en inhoudelijke rapportage.

  • 3. Artikel 19 sub c is van overeenkomstige toepassing.

  • 4. Burgemeester en wethouders kunnen afwijken van de datum genoemd in lid 1 van dit artikel.

Artikel 21 Rapportage bij een incidentele subsidie

De instelling waaraan een incidentele subsidie is verleend, kan worden verplicht binnen drie maanden na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend aan burgemeester en wethouders een cijfermatig onderbouwd verslag van de door de instelling uitgevoerde activiteit en de wijze van besteding van de subsidie te overleggen.

Artikel 22 Beheer en administratie

  • 1. De administratie van een instelling dient zodanig te zijn ingericht en te worden bijgehouden, dat zij te allen tijde een getrouw en inzichtelijk beeld geeft van de ondernomen activiteiten en de financiële positie van de instelling.

  • 2. Het boekjaar van de instelling dient gelijk te zijn aan het kalenderjaar.

  • 3. De instelling dient zorg te dragen voor een overzichtelijke administratie van de gegevens die nodig zijn om de subsidie te kunnen berekenen.

Artikel 23 Melding bij rechtshandelingen

Een instelling waaraan subsidie is verleend doet onverwijld schriftelijk aan burgemeester en wethouders in het geval sprake is van:

  • a.

    het oprichten van dan wel deelnemen in een rechtspersoon;

  • b.

    het wijzigen van de statuten;

  • c.

    het bezwaren van onroerend goed met zakelijke rechten of tot vervreemding of wijziging van de bestemming van onroerend goed dat mede met financiële inspanning van het gemeentebestuur tot stand is gekomen of in stand is gehouden;

  • d.

    het ontbinden van de rechtspersoon;

  • e.

    het doen van aangifte tot faillissement of het aanvragen van surseance van betaling.

Artikel 24 Bezwaring, vervreemding en wijziging onroerend goed

  • 1. De instelling is bij bezwaring, vervreemding of wijziging van de bestemming van het onroerend goed, bedoeld in het derde lid, een vergoeding verschuldigd die door burgemeester en wethouders wordt vastgesteld.

  • 2. Een voorgenomen bezwaring, vervreemding of wijziging van de bestemming van het onroerend goed, bedoeld in artikel 23, mag niet plaatsvinden voordat burgemeester en wethouders de in het vierde lid bedoelde vergoeding hebben vastgesteld.

Artikel 25 Overige verplichtingen

In aanvulling op de artikelen 19 t/m 24 van deze verordening zijn de verplichtingen opgenomen in afdeling 4.2.4 van de wet bij een subsidieverlening onverkort van toepassing.

Artikel 26 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidieverlening met terugwerkende kracht

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een beschikking tot subsidieverlening met terugwerkende kracht intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen indien:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden;

    • b.

      de instelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    • c.

      de instelling onjuiste of onvolledige informatie heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid;

    • d.

      de subsidieverlening anderszins onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten.

  • 2. De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging door burgemeester en wethouders anders is bepaald.

  • 3. Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken of wijzigen van een subsidie tot gevolg kan hebben onverwijld schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

  • 4. Als een beschikking tot subsidieverlening is ingetrokken of gewijzigd, is de instelling waaraan krachtens deze verordening een subsidie, dan wel één of meer voorschotten daarop, is uitbetaald, aan de gemeente een door burgemeester en wethouders te bepalen vergoeding verschuldigd.

  • 5. Bij het bepalen van de hoogte van in lid 4 van dit artikel genoemde vergoeding wordt rekening gehouden met het totaalbedrag van de aan de instelling verleende subsidie, het aantal jaren gedurende welke subsidie is verstrekt en de verhouding tussen de gemeentelijke subsidie en de overige inkomsten van de instelling.

Artikel 27 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidieverlening voor de toekomst

  • 1. Zolang de subsidie niet is vastgesteld kunnen burgemeester en wethouders de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn voor de toekomst intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      voor zover de subsidieverlening onjuist is;

    • b.

      voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten;

    • c.

      de instelling niet meer voldoet aan de bij of krachtens deze verordening of de desbetreffende deelverordening gestelde voorwaarden om voor subsidiëring in aanmerking te komen, behoudens voorzover daarvan vrijstelling is verleend;

    • d.

      het financieel beheer of de administratie van de instelling niet aan redelijk te stellen eisen voldoet en de instelling nalaat de door of namens burgemeester en wethouders ter zake gegeven aanwijzingen stipt na te komen;

    • e.

      de instelling wordt opgeheven of haar doelstelling wordt gewijzigd dan wel de uit de doelstelling voortvloeiende activiteiten worden ingekrompen, tenzij burgemeester en wethouders daarvoor schriftelijk toestemming hebben verleend;

    • f.

      zodra ten aanzien van de instelling de staat van faillissement wordt uitgesproken.

  • 2. Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid sub a en b vergoeden burgemeester en wethouders de onevenredige schade die de instelling lijdt, doordat zij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan zij zonder subsidie zou hebben gedaan.

Hoofdstuk 5 Subsidievaststelling

Artikel 28 Aanvraag tot vaststelling structurele subsidie of investeringssubsidie

De instelling waaraan een structurele subsidie of en investeringssubsidie is verleend dient vóór 1 april volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling in. Bij de aanvraag toont de instelling aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De aanvraag dient te worden vergezeld van de gegevens genoemd in artikel 19.

Artikel 29 Aanvraag tot vaststelling incidentele subsidie

De instelling waaraan een incidentele subsidie is verleend dient binnen 3 maanden na afloop van de activiteit waarvoor de subsidie is verleend een aanvraag tot subsidievaststelling in. Bij de aanvraag toont de instelling aan dat de activiteit heeft plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De aanvraag dient te worden vergezeld van de gegevens genoemd in artikel 21.

Artikel 30 Aanvraag tot vaststelling budgetsubsidie

De instelling waaraan een budgetsubsidie is verleend dient vóór 1 april volgend op het subsidiejaar een aanvraag tot subsidievaststelling in. Bij de aanvraag toont de instelling aan dat de activiteiten hebben plaatsgevonden overeenkomstig de aan de subsidie verbonden verplichtingen. De aanvraag dient te worden vergezeld van de gegevens genoemd in artikel 20 lid 2 en 3.

Artikel 31 Inlichtingen

  • 1. Een instelling is verplicht aan burgemeester en wethouders dan wel de door hen aangewezen ambtenaren onverwijld alle inlichtingen te verstrekken die nodig kunnen zijn voor een verantwoorde beoordeling van de door de instelling uitgevoerde activiteit en de aan de subsidie gegeven bestemming.

  • 2. Zo nodig geeft de instelling daartoe inzage in haar boeken en administratie op de plaats en wijze als verzocht en verschaft zij burgemeester en wethouders, dan wel de door hen aangewezen ambtenaren, te allen tijde toegang tot alle ruimten die onder haar beheer staan.

Artikel 32 Beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders stellen een verleende subsidie definitief vast binnen drie maanden na de ontvangst van de aanvraag tot vaststelling.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen de in het eerste lid bedoelde termijn bij gemotiveerd besluit met ten hoogste drie maanden verlengen. Zij stellen de instelling hiervan vóór de afloop van de in het eerste lid bedoelde termijn in kennis.

  • 3. Indien uit de overlegde bescheiden blijkt dat de verleende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats.

  • 4. Burgemeester en wethouder kunnen besluiten tot definitieve vaststelling op een lager dan het aanvankelijk verleende bedrag in de gevallen zoals genoemd in artikel 4:46 van de wet.

  • 5. In aanvulling op lid 4 van dit artikel kan het vastgestelde subsidiebedrag in het geval van een structurele subsidie niet hoger zijn dan het exploitatietekort van de instelling in het betreffende subsidiejaar.

  • 6. In aanvulling op lid 4 van dit artikel kan het vastgestelde subsidiebedrag in het geval van een structurele en incidentele subsidie niet hoger zijn dan de werkelijke kosten van de gesubsidieerde activiteit.

  • 7. In aanvulling op lid 4 van dit artikel brengen burgemeester en wethouders bij de vaststelling van een structurele subsidie de door een instelling gevormde financiële reserves op de subsidie in mindering, voorzover de som van de reserves meer bedraagt dan 20 procent van de exploitatie-uitgaven in het subsidiejaar.

  • 8. Burgemeester en wethouders kunnen overschrijding van het in het vorige lid genoemde maximum toestaan. Zij kunnen deze overschrijding binden aan een termijn en aan hun beslissing voorschriften verbinden.

  • 9. Burgemeester en wethouders betalen het subsidiebedrag onder verrekening van de betaalde voorschotten, overeenkomstig de subsidievaststelling. De betaling vindt binnen zes weken na de subsidievaststelling plaats. Is sprake van terugvordering dan dient de instelling binnen zes weken tot betaling over te gaan.

Artikel 33 Ambtshalve vaststelling subsidie

Burgemeester en wethouders stellen de subsidie ambtshalve vast, indien de aanvraag achterwege blijft dan wel onvolledig is. Alvorens zij hiertoe overgaan stellen zij de instelling in de gelegenheid het verzuim te herstellen binnen een gestelde redelijke termijn.

Artikel 34 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidievaststelling

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de subsidievaststelling met terugwerkende kracht intrekken of ten nadele van de instelling wijzigen:

    • a.

      op grond van feiten of omstandigheden waarvan zij bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte konden zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld;

    • b.

      indien de subsidievaststelling onjuist was en de instelling dit wist of behoorde te weten;

    • c.

      indien de instelling na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen.

  • 2. De subsidievaststelling kan niet worden ingetrokken of ten nadele van de instelling worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt, dan wel, in het geval bedoeld in lid 1 sub c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

  • 3. Een instelling geeft van elke omstandigheid die kan leiden tot het intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidievaststelling tot gevolg kan hebben onverwijld schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

Hoofdstuk 6 Overige bepalingen

Artikel 35 Hardheidsclausule

Burgemeester en wethouders kunnen, wanneer sprake is van bijzondere omstandigheden, van een of meer bepalingen van deze verordening afwijken dan wel deze buiten toepassing laten, voorzover toepassing ervan leidt tot een onbillijkheid van overwegende aard

Artikel 36 Onvoorziene gevallen

In gevallen waarin deze verordening niet voorziet, beslissen burgemeester en wethouders.

Artikel 37 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. Deze verordening kan worden aangehaald als: "Algemene subsidieverordening Heemstede 2009".

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van 1 oktober 2009.

  • 3. De Algemene subsidieverordening Heemstede 2001, vastgesteld bij raadsbesluit van 29 maart 2001, nr. 42a, gewijzigd bij raadsbesluit van 27 februari 2003, nr. 14 wordt ingetrokken op de in het tweede lid bedoelde datum.

  • 4. Op subsidies die vóór de inwerkingtreding van deze verordening zijn verleend, blijven de regels van toepassing die golden op het moment van de subsidieverlening.

  • 5 Op een aanvraag die is ingediend vóór de inwerkingtreding van deze verordening wordt op grond van de op het moment van ontvangst van de aanvraag geldende regels beslist.

Ondertekening

Vastgesteld bij raadsbesluit van 24 september 2009.

Toelichting Algemene subsidieverordening Heemstede 2009

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Sub e en f Subsidieverlening en subsidievaststelling

Bij het beschikbaar stellen van financiële middelen gaat het altijd om een subsidieverstrekking waarop hoofdstuk 4 van de Algemene wet bestuursrecht van toepassing is.

Sub g Subsidieplafond

Op grond van de Algemene wet bestuursrecht bestaat de mogelijkheid om voor subsidies een subsidie- plafond in te stellen. Dit instrument wordt in de verordening opgenomen om de beheersbaarheid van de uitgaven te bevorderen.

Artikel 2 Reikwijdte verordening

Dit artikel regelt dat de verordening op alle subsidies van toepassing is, tenzij er een door de raad vastgestelde bijzondere subsidieverordening van kracht is. In dat geval gelden de bepalingen uit die betreffende verordening, met de mogelijkheid om daarin alsnog bepalingen van de Algemene subsidieverordening van toepassing te verklaren. Ook geldt de Algemene subsidieverordening niet als de subsidieverstrekking betrekking heeft op een door het rijk of de provincie vastgestelde regeling.

Artikel 3 Bevoegdheid

Dit artikel geeft aan dat het college belast is met de uitvoering van de verordening. Dit gebeurt binnen de door de raad vastgestelde kaders op de diverse beleidsterreinen. De raad bepaalt bovendien bij begrotingsvaststelling de maximum budgetten die beschikbaar zijn voor de uitvoering van de subsidieregelingen/de subsidieverstrekkingen. In het geval van de verstrekking van een budgetsubsidie, die een periode van meerdere jaren omvat, is besluitvorming over de financiering van de raad vereist.

Artikel 4 Bijzondere subsidieverordeningen

Hieronder vallen niet alleen de deelverordeningen (waar de vorige algemene subsidieverordening uitsluitend naar verwees), maar ook bijvoorbeeld de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten, de Verordening lokaal culturele initiatieven en de Verordening Materiele Financiële Gelijkstelling.

Artikel 5 Algemene eisen

In dit artikel is vastgelegd dat alleen subsidie wordt verleend aan instellingen die rechtspersoonlijkheid bezitten, tenzij het college expliciet beslist dat hiervan wordt afgeweken. Op deze wijze is subsidie aan natuurlijke personen of een groep van personen een uitzondering. Met het stellen van deze eis wordt zekerheid verkregen over de levensvatbaarheid van de initiatieven en over de continuïteit. Voor de instellingen biedt het het voordeel dat de bestuursleden niet hoofdelijk aansprakelijk zijn.

Tevens kan er in principe alleen subsidie worden verleend aan instellingen die hun statutaire zetel in de gemeente Heemstede hebben gevestigd. Het college kan hierop in de in lid 2 genoemde gevallen een uitzondering maken. Op deze wijze kunnen bijvoorbeeld ook regionaal opererende instellingen in aanmerking komen voor een subsidie.

In de vorige algemene subsidieverordening was in dit artikel een bepaling opgenomen over de subsidiëring van educatieve activiteiten in het kader van de Tweede Wereldoorlog. Gelet op het feit dat een dergelijke regeling niet past binnen een algemene subsidieverordening, is de bepaling in deze verordening niet meer opgenomen.

Artikel 6 Subsidieplafond en verdelingsregels

Met het oog op de beheersbaarheid van de uitgaven kan de raad bepalen dat een subsidieplafond wordt vastgesteld voor subsidieverstrekkingen op een bepaald beleidsterrein. Dat wil zeggen een bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift (artikel 4:22 Awb). Een subsidieplafond dient ertoe om te voorkomen dat bij veel aanvragen de beschikbare begroting in zijn totaliteit wordt overschreden. Indien de raad bepaalt dat voor een voorziening een subsidieplafond geldt, dienen ook verdelingsregels te worden opgesteld. Voorbeelden van huidige subsidieplafonds zijn het plafond voor de verstrekkking van subsidies in het kader van de Subsidieverordening gemeentelijke monumenten en het plafond voor de verstrekking van subsidies op grond van de Verordening lokaal culturele initiatieven

Artikel 7 Subsidievormen

In dit artikel zijn voor de overzichtelijkheid de mogelijke subsidievormen geclusterd aangegeven. In de vorige algemene subsidieverordening was sprake van een verspreid in de verordening geplaatste definiëring.

Sub b Budgetsubsidie

Budgetsubsidies hebben betrekking op relatief hoge subsidiebedragen aan instellingen, waarbij de gemeente invloed wil hebben op het te bereiken resultaat. De betrokken instellingen werken met beroepskrachten, waardoor bij deze instellingen continuïteit in de vorm van een meerjarige subsidie van belang is. Kenmerkend voor een budgetsubsidie is dat de instelling een te voren afgesproken prestatie levert tegen een afgesproken vast bedrag. De instelling dient slechts verantwoording af te leggen over de kwaliteit en de omvang van het pakket.

Artikel 8 t/m 13 Aanvragen subsidie

In deze artikelen wordt aangegeven op welke wijze en binnen welke termijn een instelling een subsidie kan aanvragen. Bij de aanvraag dient een aantal gegevens dat noodzakelijk is voor de beoordeling van de aanvraag te worden bijgevoegd. De bepalingen zijn opgebouwd uit een opsomming van enkele gegevens die bij een aanvraag moeten worden meegezonden.

De Algemene wet bestuursrecht (Awb) schrijft voor dat het college, voordat kan worden overgegaan om de aanvraag buiten behandeling te laten wegens het ontbreken van benodigde gegevens, de instelling de mogelijkheid moet bieden om de aanvraag binnen een redelijke termijn te completeren.

Artikel 14 Beslistermijn

Nadat aanvragen zijn ingediend, beschikt het college binnen de gestelde termijnen op de aanvraag.

Indien het college dit noodzakelijk acht kan de termijn worden verlengd. Dit moet gemotiveerd en tijdig worden medegedeeld aan de betrokken instelling.

In vergelijking met de vorige subsidieverordening is de beslistermijn voor een aanvraag om incidentele subsidie verkort van 3 tot 2 maanden.

Artikel 15 Weigeringsgronden

De in de Awb opgenomen weigeringsgronden zijn in dit artikel van toepassing verklaard. Dit betekent dat bijvoorbeeld geen subsidie wordt verstrekt als de instelling onjuiste gegevens heeft verstrekt, failliet is verklaard, of als er gegronde reden is dat de activiteiten niet (geheel) zullen plaatsvinden. Hiernaast is een aantal aanvullende weigeringsgronden opgenomen.

Artikel 16 Beschikking tot subsidieverlening

In dit artikel staan de elementen genoemd die de beschikking tot het verlenen van een subsidie in ieder geval dient te bevatten. De beschikking bevat de periode waarvoor de subsidie wordt verleend, een omschrijving van de activiteiten (doel). De wijze van uitvoering kan meer of minder gedetailleerd zijn. Ook dient het bedrag van de subsidie te worden aangegeven, of de wijze waarop het bedrag wordt bepaald. De middelen worden met een bepaald doel verstrekt. Het college mag dan ook verlangen dat de instelling aangeeft dat de verstrekte middelen zijn besteed aan het doel waarvoor ze zijn bestemd. In de beschikking kan dan ook worden verwoord op welke wijze de instelling verantwoording dient af te leggen over de besteding van middelen. Afhankelijk van de verleende subsidie kan de rekening en verantwoording meer en minder zwaar worden opgezet. Daarnaast kan de beschikking aangeven dat de Awb van toepassing is en welke eventuele afwijkingen er van kracht zijn.

Lid 3

Vaak ligt een directe vaststelling van de subsidie voor de hand (waarmee een aanzienlijke vermindering van de bestuurslasten wordt bewerkstelligd). Het direct vaststellen van de subsidie ligt voor de hand bij relatief eenvoudige verstrekkingen waarvan het subsidiebedrag vooraf kan worden bepaald en bij waarderingssubsidies.

Het hanteren van het systeem van verlening voorafgaand aan de vaststelling ligt voor de hand bij subsidies waarbij het om relatief grote bedragen gaat (bijvoorbeeld personeel) en bij subsidies waarbij de hoogte van het subsidiebedrag bij de verstrekking niet vaststaat (bijvoorbeeld indien in de periode tussen verlening en vaststelling nog activiteiten moeten worden uitgevoerd waarvan de hoogte van de subsidie afhankelijk is).

Artikel 17 Subsidievoorwaarden

Met dit artikel wordt de mogelijkheid geboden om in de beschikking opschortende of ontbindende voorwaarden op te nemen. De werking van de rechtshandeling wordt afhankelijk gesteld van een toekomstige onzekere gebeurtenis. De mogelijkheden waarin dit is toegestaan staan expliciet in de Awb vermeld.

Het begrip moet niet worden verward met de verplichtingen van de subsidieontvanger of met de eisen waaraan voldaan moet worden om voor subsidie in aanmerking te komen. In de vorige algemene subsidieverordening was dit onderscheid niet helder opgenomen.

Artikel 18 Voorschotverlening

Op grond van de Awb is ook de bevoorschotting een beschikking in de zin van de Awb, waartegen bezwaar en beroep open staat.

Artikel 19, 20 en 21 Rapportages

In deze artikelen staan de rapportages opgenomen die de instellingen verplicht zijn aan het college te leveren, inclusief de daarvoor gestelde termijnen. Deze rapportages heeft het college nodig om als vervolg op de subsidieverlening tot de vaststelling van de verleende subsidies te kunnen komen.

Artikel 22 Beheer en administratie

Dit artikel verplicht de subsidieontvanger tot het voeren van een inzichtelijke administratie

Artikel 23 Melding bij rechtshandelingen en

Artikel 24 Bezwaring, vervreemding en wijziging onroerend goed

Het gaat in dit geval om rechtshandelingen die van invloed kunnen zijn op de aanwending van subsidiegelden en de kwaliteit van activiteiten.

Artikel 25 Overige verplichtingen

Verwezen wordt naar afdeling 4.2.4 van de Awb. Deze afdeling noemt verplichtingen die ieder subsidiërend bestuursorgaan desgewenst kan opleggen aan subsidieontvangers. Zo kunnen verplichtingen worden opgelegd met betrekking tot de aard en omvang van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verleend, met betrekking tot de te voeren administratie en de verstrekking van gegevens. Het zijn veel voorkomende verplichtingen die voor een doelmatige subsidieverstrekking van belang kunnen zijn. Meestal eindigen deze verplichtingen als de subsidie is vastgesteld.

Artikel 26 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidieverlening met terugwerkende kracht

Het artikel regelt de intrekking of wijziging ten nadele van de subsidieontvanger van de subsidiebe- schikking met terugwerkende kracht. Het artikel bevat een opsomming van intrekkings- en wijzigings- gronden die alle verband houden met omstandigheden bij de subsidieontvanger. In dit artikel wordt voor de duidelijkheid richting instellingen niet verwezen naar de Awb.

De toepassing van het artikel is beperkt tot die gevallen waarin burgemeester en wethouders onregelmatigheden constateren en niet tot de subsidievaststelling willen wachten om te kunnen ingrijpen.

Artikel 27 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidieverlening voor de toekomst

Het artikel regelt het tijdens het subsidietijdvak voor de toekomst intrekken of wijzigen (bijvoorbeeld verlagen van het subsidiebedrag of het veranderen van subsidieverplichtingen) van de subsidie- verlening. Indien en voorzover een dergelijke tussentijdse intrekking of wijziging plaatsvindt als gevolg van omstandigheden bij bestuursorgaan (zoals een onjuiste subsidieverlening, terwijl de instelling de onjuistheid niet kende of behoorde te kennen), is sprake van een inbreuk op het vertrouwensbeginsel. In die gevallen is er onder omstandigheden sprake van een verplichting tot schadevergoeding.

Het artikel is vooral van belang voor meerjarige subsidies (budgetsubsidies).

Artikelen 28, 29, 30 Aanvragen tot vaststelling van een verleende subsidie

Nadat een instelling een beschikking tot subsidieverlening heeft ontvangen, kan de beschikking tot uitvoering worden gebracht. Met het aanvragen van de subsidievaststelling vraagt de instelling om de aanspraak tot vergoeding om te zetten in een definitieve vaststelling van het bedrag. Op deze wijze wordt door de instelling aangegeven dat voldaan is aan de verplichtingen zoals deze zijn geformuleerd door het college en wordt rekening en verantwoording afgelegd. Het college toetst deze rekening en verantwoording alvorens over te gaan tot de definitieve vaststelling van de subsidie.

In deze artikelen worden de termijnen voor het aanvragen van de beschikking tot subsidievast-stelling gegeven en de gegevens die moeten worden ingediend. Het initiatief van de aanvraag ligt bij de instelling. Hoewel het gebruik van de term aanvraag doet vermoeden dat het gaat om een aanmerkelijke bestuurslast, komt de aanvraag feitelijk neer op het afleggen van verantwoording door de instelling aan het college. Afhankelijk van de soort voorziening kan de verantwoording meer of minder zwaar worden aangekleed. De wijze van verantwoording volgt uit de beschikking van het college tot subsidieverlening.

Artikel 31 Inlichtingen

In voorkomende gevallen kan het van belang zijn dat een instelling inzage verschaft in haar boeken en

administratie. Dit artikel biedt hiervoor de mogelijkheden

Artikel 32 Beschikking tot subsidievaststelling

In dit artikel wordt de termijn aangegeven die burgemeester en wethouders in acht dienen te nemen bij het beschikken op de aanvraag tot subsidievaststelling. In de vorige algemene subsidieverordening was de termijn voor investeringssubsidies, structurele subsidies en budgetsubsidies 6 maanden en voor incidentele subsidies 3 maanden. Dit artikel uniformeert de termijn tot 3 maanden voor alle soorten subsidies.

Als de instelling aan alle verplichtingen van de subsidieverlening heeft voldaan en de verleende subsidie overeenkomstig haar bestemming is gebruikt, vindt definitieve vaststelling dienovereenkomstig plaats. De beschikking dient het definitieve subsidiebedrag te vermelden.

Het artikel geeft tevens aan wanneer het college tot een lagere vaststelling dan het verleende bedrag kan overgaan. Hierbij wordt aangesloten bij artikel 4:46 van de Awb. Aanvullend worden enkele andere redenen voor lagere vaststelling neergelegd.

Lid 7 geeft aan dat gevormde financiële reserves bij de subsidievaststelling in mindering kunnen worden gebracht. In deze verordening is deze bepaling beperkt tot structurele subsidies. In de vorige verordening was sprake van een toepassing op alle subsidies: de toepasbaarheid bij budgetsubsidies, incidentele subsidies, waarderingssubsidies en investeringssubsidies is echter of onnodig of ongewenst gebleken.

Het artikel bevat de basis voor de uitbetaling van het subsidiebedrag waarbij een verrekening van het subsidiebedrag met een eventueel betaald voorschot mogelijk is. Het subsidiebedrag wordt binnen zes weken na de subsidievaststelling betaald of, indien teveel bevoorschot is, door de instelling terugbetaald.

Artikel 33 Ambtshalve vaststelling

Indien een instelling een dergelijke aanvraag niet, of niet op tijd indient, kan het college de subsidie ambtshalve vaststellen. Het college kan onder omstandigheden de subsidie (ambtshalve) vaststellen op nul euro. Bijvoorbeeld indien de instelling geen rekening en verantwoording aflegt en het de activiteit ook niet heeft gerealiseerd. De beschikking tot ambtshalve vaststelling van de subsidie vormt dan vervolgens de basis van waaruit een mogelijke terugvordering van betaalde voorschotten kan plaatsvinden.

Artikel 34 Intrekken of wijzigen van een beschikking tot subsidievaststelling

Het artikel regelt de intrekking of wijziging met terugwerkende kracht van de beschikking tot subsidievaststelling. Het bevat een limitatieve opsomming van intrekkings- en wijzigingsgronden.

De verjaringstermijn is opgenomen uit rechtszekerheid.

Artikel 35 Hardheidsclausule

Dit artikel is opgenomen omdat niet in alle gevallen te voorzien is of strikte toepassing van deze verordening zou kunnen leiden tot een grote onbillijkheid in een concreet geval. Uiteraard is het niet mogelijk om met deze 'hardheidsclausule' wettelijke bepalingen opzij te zetten.

Artikelen 36 en 37

Deze artikelen spreken voor zich.