Vaarweg- en kadeverordening Helmond 2008

Geldend van 17-11-2012 t/m heden

Intitulé

VAARWEG- EN KADEVERORDENING HELMOND 2008

De raad van de gemeente Helmond;

gezien het voorstel van burgemeester en wethouders van 30 oktober 2007

gelet op de bepalingen van artikel 149 en 149a van de Gemeentewet;

besluit:

Vast te stellen de Vaarweg- en Kadeverordening Helmond 2008.

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    haven: de gemeentelijke insteekhaven ter hoogte van km. 84.750 van de traverse van de Zuid-Willemsvaart door Helmond.

  • b.

    vaarweg: het gedeelte van de traverse van de Zuid-Willemsvaart door Helmond tussen km. 81.500 en km. 88.900 met inbegrip van de haven.

  • c.

    kade: de los- en laadplaatsen en de opslagterreinen van de gemeente langs de Zuid-Willemsvaart tussen km. 81.500 en km. 88.900.

  • d.

    vaartuig: alle soorten van varende en drijvende voorwerpen en inrichtingen, woonschepen uitgezonderd, welke gebezigd worden voor het vervoer te water van personen en goederen, waaronder mede begrepen pleziervaartuigen, beroepsvaartuigen, sleepboten, pontons, baggermolens en -bakken, zandzuigers en zandzuigerbakken, werk- aanleg- en houtvlotten, inclusief een samenstel van vaartuigen.

  • e.

    woonschepen: woonschepen zoals omschreven in artikel 1.1 onder g van de Algemene Plaatselijke Verordening Helmond 2008.

  • f.

    college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Helmond.

  • g.

    schipper: hij, die over een vaartuig voortdurend of tijdelijk het bevel voert of -voor het geval noch de schipper, noch diens vervanger aanwezig is- de eigenaar of gebruiker van het vaartuig.

  • h.

    havenmeester: de als zodanig door het college aangewezen gemeenteambtenaar of diens plaatsvervanger.

  • i.

    sluiswachter: de als zodanig door het college aangewezen gemeenteambtenaren of hun plaatsvervangers.

  • j.

    ligplaats: een formeel door het college als zodanig aangewezen plaats, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het langdurig afmeren van een voor bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig.

  • k.

    bewonersligplaats: een formeel door het college als zodanig aangewezen plaats, al dan niet aangevuld met een op de oever aanwezig terrein of een gedeelte daarvan, dat bestemd is voor het langdurig afmeren van een voor bedrijfsmatige- of recreatieve doeleinden geschikt vaartuig voor het aangrenzende pand.

  • l.

    wachtplaats: een formeel door het college als zodanig aangewezen plaats om een vaartuig gedurende korte tijd af te meren in afwachting van een schutting, sluisdoorgang of brugopening.

  • m.

    laad- en losplaats: een formeel door het college als zodanig aangewezen plaats om een vaartuig te laden en / of te lossen.

  • n.

    waterstaatswerk: bij de gemeente in beheer zijnde vaarten, havens, dijken, wallen, kaden, trekpaden, beschoeiingen, oeverbegroeiing, bruggen, brughoofden, zetten, duikers, pompen, waterleidingen, gordingen, aanlegpalen, stootpalen, bakens, sluizen of sluishoofden.

Artikel 1.2 Nadere regels

Het college kan ter uitvoering van deze verordening nadere regels stellen.

Artikel 1.3 Openbare orde en veiligheid

  • 1. De schipper is verplicht de nodige voorzorgsmaatregelen te treffen, om te voorkomen dat door zijn toedoen hinder, (brand)schade of een ongeluk wordt veroorzaakt dan wel de veiligheid van personen of goederen op andere wijze in gevaar wordt gebracht.

  • 2. De schipper is, zodra hij met zijn vaartuig de vaarweg binnenvaart of aan de kade aanlegt, verplicht de aanwijzigen van de havenmeester of sluiswachter, welke ter handhaving van de openbare orde en veiligheid als bedoeld in het vorige lid worden gegeven, onmiddellijk op te volgen.

  • 3. De schipper is verplicht aan de havenmeester op diens verzoek de vrachtbrief of het registratiebewijs van het vaartuig en - voor zover van toepassing - de ladingdocumenten van het vaartuig ter inzage te geven.

Hoofdstuk 2 Bijzondere bepalingen voor de scheepvaart op de vaarweg

Artikel 2.1 Maximale maatvoering vaartuig

  • 1.

    Het is de schipper van een vaartuig verboden zich met een vaartuig met een lengte van meer dan 50,50 meter, een breedte van meer dan 6,60 meter (exclusief aanloopstrips) of een diepgang van meer dan 1,90 m te begeven op de vaarweg. De breedte van het vaartuig mag met maximaal 5 cm worden verhoogd door de toepassing van aanloopstrips.

  • 2.

    Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 2.2 Gebruik van anker

Het is de schipper van een vaartuig verboden om op de vaarweg een anker te gebruiken om een ligplaats in te nemen, het vaartuig te stoppen of met krabbend anker te varen.

Artikel 2.3 Innemen ligplaatsen, wachtplaats en laad- en losplaatsen

  • 1. Het is verboden, met uitzondering van de van gemeentewege aangegeven plaatsen, op de vaarweg een ligplaats, bewonersligplaats, wachtplaats of laad- en losplaats in te nemen.

  • 2. Op de gedeelten van de vaarweg waar het innemen van ligplaats,

    bewonersligplaats, wachtplaats of laad- en losplaats is toegestaan, mag een vaartuig niet:

    • a.

      aan herstelwerkzaamheden worden onderworpen.

    • b.

      worden geladen, gelost of ontgast.

    • c.

      langer dan veertien achtereenvolgende dagen ligplaats innemen, tenzij dit langer verblijf het gevolg is van ijsgang, invriezing, abnormale waterstand of andere buitengewone omstandigheden. Deze buitengewone omstandigheden worden door het college of door de door hen hiervoor aangewezen ambtenaar beoordeeld en bepaald.

    • d.

      binnen twaalf uren, nadat de onder c bedoelde periode is beëindigd, opnieuw ligplaats innemen. Het ligplaats innemen wordt geacht te zijn beëindigd indien de vaarweg is verlaten.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste en tweede lid gestelde.

    Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 2.4 Zeilplanken, waterjetskies, waterskies, vlotten en kitesurfen

  • 1. Het is een ieder verboden op de vaarweg te varen met een zeilplank, vlot of een waterjetski, zich met waterskies voort te (laten) bewegen dan wel te kitesurfen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 2.5 Tijdstip van varen, laden en lossen

  • 1. Het is verboden buiten de bedieningstijden van de sluizen en bruggen op de vaarweg met een vaartuig te varen, alsmede die vaartuigen te laden en te lossen.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

  • 3. Indien een bedrijf een milieuvergunning heeft waarin de laad- en lostijden zijn bepaald, dan prevaleren deze bepalingen boven het gestelde in het eerste lid.

Artikel 2.6 Veroorzaken van schade

Wanneer een vaartuig schade heeft toegebracht aan enig waterstaatswerk is de schipper verplicht uiterlijk binnen één uur kennis hiervan te geven aan de dienstdoende havenmeester of de sluiswachter.

Artikel 2.7 Brand aan boord van vaartuigen

  • 1. Het is verboden aan boord van een vaartuig ontplofbare, licht ontvlambare of bij ontvlamming fel brandende stoffen bij of boven vuur te hebben, te smelten, te koken of te verwarmen.

  • 2. De schipper van een vaartuig, waarop brand is ontstaan, moet terstond alarm maken en - voor zover mogelijk - zijn vaartuig uit de nabijheid van andere vaartuigen verwijderen en verwijderd houden.

Artikel 2.8 Bescherming volksgezondheid

Indien zulks in het belang van de volksgezondheid nodig is, is de schipper verplicht op bevel van het college, onmiddellijk met zijn vaartuig de kade te verlaten en dit vaartuig naar een door de havenmeester en de sluiswachter aan te wijzen plaats over te brengen.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen ter instandhouding van de vaarweg en kaden

Artikel 3.1 Uitvoeren en behouden van werken

Het is de schipper verboden zonder vergunning van het college in, op, of over de vaarweg of op de kaden enige werkzaamheden te verrichten of te laten uitvoeren die gericht zijn op onderhoud, reparatie, renovatie, reiniging of anderszins van het vaartuig.

Artikel 3.2 Verboden handelingen

  • 1. Het is een ieder verboden:

    • a.

      Het gebruik van enig werk te belemmeren of te beletten.

    • b.

      Op de vaarweg, met inbegrip van de daaraan grenzende gronden, vaste stoffen te werpen of te laten vallen.

    • c.

      Bij het doorvaren van bruggen of sluizen met enige voorwerp te steken of te haken in de daarvoor niet-bestemde hout- of ijzerwerken.

    • d.

      Over de bruggen te lopen of te rijden, voordat zij geheel gesloten of vastgezet zijn, of over de sluisdeuren te lopen, voordat zij geheel gesloten zijn.

    • e.

      Met voertuigen te rijden over sluismuren, sluisdeuren en sluisterreinen voor zover deze hiervoor niet zijn bestemd.

    • f.

      De voor een brug aanwezige afsluitbomen te openen of zich op het afgesloten gedeelte te begeven, wanneer de afsluiting niet geheel geopend is.

    • g.

      Over een brug een vracht te vervoeren, waarvan het gewicht de brug, naar het oordeel van de sluiswachter, aan beschadiging blootstelt.

    • h.

      Zich op enig werk te begeven, waartoe de toegang voor onbevoegden kenbaar verboden is.

    • i.

      Zonder door de daartoe bevoegde ambtenaren te zijn aangezocht, bruggen te draaien, te openen of te sluiten, sluisdeuren te openen of te sluiten, schuiven te lichten of te sluiten, schotbalken te lichten of te plaatsen of andere werkzaamheden te verrichten.

    • j.

      In of langs de haven andere goederen of voorwerpen neer te leggen, dan die bestemd zijn om te worden ingescheept of zijn ontladen, of goederen te laten liggen, na verloop van de door de bevoegde ambtenaren voor de inlading of wegvoering van bepaalde termijn.

    • k.

      In de vaarweg te zoeken en te vissen naar stenen of andere gezonken voorwerpen.

  • 2. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid onder j en k gestelde. 

    Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Hoofdstuk 4 Bijzondere bepalingen inzake het gebruik van de kade en het laden en lossen

Artikel 4.1 Verboden handelingen

  • 1. Het is een ieder verboden:

    • a.

      Op de kade goederen te laten liggen na verloop van de door een bevoegde toezichthouder voor inlading of wegvoering bepaalde termijn.

    • b.

      Op de kade tot een afstand van 5 meter van de kademuren of beschoeiing materialen op te slaan welke een belasting van 2 ton per m2 te boven gaan.

    • c.

      Op de kade, vaste of verplaatsbare mechanische los- en laadinrichtingen, zoals kranen, transporteurs of dergelijke toestellen, werken of inrichtingen te hebben of in gebruik te nemen.

    • d.

      Op de kade te lossen of te laden door middel van drijvende kranen,

      transporteurs of dergelijke drijvende toestellen, werken of inrichtingen.

    • e.

      Goederen te laden of te lossen op zodanige wijze, dat daardoor naar het oordeel van de havenmeester het laden en lossen van andere goederen belemmerd of gehinderd wordt.

    • f.

      Op de kade hooi, stro, riet of andere lichtontvlambare stoffen op te slaan.

  • 2. De verboden als bedoeld in het eerste lid onder c en d gelden niet voor toestellen, werken en inrichtingen die onmiddellijk vóór het lossen of laden van een vaartuig worden aangevoerd en onmiddellijk ná het lossen of laden worden verwijderd.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het in het eerste lid gestelde. Aan de ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden.

Artikel 4.2 Reiniging kade

De opdrachtgever dan wel uitvoerder van laad- en losactiviteiten is verplicht ervoor zorg te dragen dat, nadat het vaartuig is geladen en gelost, de kade onmiddellijk gereinigd wordt en in oorspronkelijk staat wordt teruggebracht.

Hoofdstuk 5 Straf-, overgangs- en slotbepalingen

Artikel 5.1 Strafbepaling

Overtreding van de bepalingen in deze verordening wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede categorie.

Artikel 5.2 Toezichthouders

  • 1. Met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast:

    • a.

      politieambtenaren van de Regiopolitie Brabant-Zuidoost en de Koninklijke marechaussee Noord - Brabant/Limburg, voor zover werkzaam binnen een territoriaal gebied dat de gemeente Helmond omvat;

    • b.

      ambtenaren van de afdeling Wijkonderhoud en Exploitaties, de afdeling Bouwen en Wonen en de afdeling Beheer Openbare Ruimte van de dienst Stedelijke ontwikkeling en Beheer.

  • 2. Voorts zijn met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening belast de bij besluit van het college aan te wijzen personen.

Artikel 5.3 Het binnentreden van vaartuigen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften welke strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd zich aan boord van een vaartuig te begeven en daarin ruimten te betreden zonder toestemming van de bewoner, schipper of andere rechthebbende.

Artikel 5.4 Inwerkingtreding

  • 1. Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2008.

  • 2. De Vaarweg- en kadeverordening 2004 wordt per 1 januari 2008 ingetrokken.

Artikel 5.5 Overgangsbepaling

  • 1. Vergunningen en ontheffingen verleend krachtens de Vaarweg- en

    kadeverordening 2004 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 2. Voorschriften en beperkingen opgelegd krachtens de Vaarweg- en

    kadeverordening 2004 blijven - indien en voor zover het gebod of verbod waarop de vergunning of ontheffing betrekking heeft, ook vervat is in deze verordening en voor zover zij niet eerder zijn vervallen of ingetrokken – nog gedurende twee jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - op grond van de Vaarweg- en kadeverordening is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening nog niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop de overeenkomstige bepaling van de onderhavige verordening toegepast.

  • 4. Op een aanhangig beroep- of bezwaarschrift, betreffende een vergunning of ontheffing, bedoeld in het eerste lid, dan wel een voorschrift of beperking bedoeld in het tweede lid dat voor of na het tijdstip bedoeld in artikel 5.4, eerste lid, is ingekomen binnen de voordien geldende beroepstermijn, wordt beslist met toepassing van de verordening bedoeld in artikel 5.4, tweede lid.

  • 5. In afwijking van het in het eerste lid bepaalde, blijft een vergunning of ontheffing - hoe ook genaamd - van kracht, totdat onherroepelijk is beslist op een aanvraag voor een, krachtens een in deze verordening overeenkomstig opgenomen gebod of verbod vereiste, vergunning of ontheffing, indien deze aanvraag ten minste acht weken voor afloop van de in het eerste lid genoemde termijn bij het bevoegde bestuursorgaan is ingediend.

Ondertekening

Aldus besloten in zijn openbare vergadering van 4 december 2007.
De raad voornoemd,
De voorzitter,
drs. A.A.M. Jacobs
De griffier,
mr. J.P.T.M. Jaspers
Bekend gemaakt op:
10 december 2007
De gemeentesecretaris,
Mr. A.C.J.M. de Kroon.

 Toelichting van de wijzigingen

Algemeen

Om het leesgemak te vergroten is ervoor gekozen te werken met hoofdstukken. Dit resulteert in een andere nummering. De volgorde van de artikelen is ongewijzigd.

Aanpassingen

Artikel 1.1 lid b en c

Verwijderd is na km. 88.900 “dat voor gebruik is opengesteld”. In praktijk bleek de verordening alleen van toepassing op het zuidelijke gedeelte van het kanaal. Het noordelijk gedeelte (vanaf de spoorbruggen tot aan de gemeentegrens met Aarle-Rixtel is bij Ministerieel besluit aan de openbaarheid ontrokken. Vervolgens is dan ook art. 2.4, handelend over zeilplanken, waterjetskies etc. niet van toepassing op dit gedeelte van de vaarweg. Dit is middels het weglaten deze tekst rechtgetrokken. De Vaarweg- en kadeverordening 2008 is van toepassing op de gehele vaarweg.

Artikel 1.1 lid d

In de nieuwe concept APV Helmond 2008 zijn specifieke bepalingen opgenomen over woonschepen. Woonschepen maken geen onderdeel meer uit van deze verordening.

Artikel 1.1 lid h, i en j.

In deze passages is nadere invulling gegeven aan de termen ligplaats, wachtplaats en losplaats. Met name het verschil tussen een ligplaats en een wachtplaats is hierbij belangrijk.

Artikel 2.3 titel en lid 1

Aan de titel en lid 1 is toegevoegd dat het ook gaat over wachtplaatsen en laad- en losplaatsten.

Artikel 2.3 lid 2

“Op de gedeelten van de kaden of vaarweg waar een ligplaats….” is veranderd in “op de gedeelten van de vaarweg….”. Dit omdat een boot alleen een ligplaats kan innemen in de vaarweg en niet op de kade.

Artikel 3.1

De formulering is aangepast. Het gaat nu alleen om handelingen aan het vaartuig. Handelingen aan de kaden, brughoofden, etc. zijn in de nieuwe APV 2008 al opgenomen.

Artikel 3.2 lid 2

Hieraan is na eerste lid “onder j en k” toegevoegd. Hiermee wordt aangegeven dat alleen voor deze gedeelten ontheffing kan worden verleend en niet voor de andere bepalingen. Dit om overlast, belemmering van het scheepvaartverkeer en schade te voorkomen.

Artikel 5.2

De titel is aangepast van Opsporing naar Toezichthouders omdat dit de lading beter dekt.

Artikel 5.3

De titel is aangepast van Toezicht naar Het binnentreden van vaartuigen omdat het hier in dit artikel feitelijk over gaat.

Verwijderingen

Het oude artikel 2 “Uitvoering door bevoegde ambtenaren” is uit de verordening verdwenen. Dit artikel bleek overbodig. Het toezicht op deze verordening wordt geregeld via artikel 5.2 en de bevoegdheid om bestuurlijke sancties op te leggen kan beter worden geregeld via het mandaatregister.