Regeling vervallen per 01-04-2019

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Heusden 2018 (WMO)

Geldend van 01-01-2018 t/m 31-03-2019

Intitulé

Verordening maatschappelijke ondersteuning en jeugdhulp gemeente Heusden 2018 (WMO)

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Toepassing

  • 1.

    Deze verordening is van toepassing op de uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo) en de Jeugdwet.

  • 2.

    In deze verordening wordt onder de niet-gedefinieerde begrippen verstaan wat daarmee in de Wmo en de Jeugdwet wordt bedoeld.

Artikel 2 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: een aanvraag als bedoeld in artikel 2.3.5 van de Wmo óf een verzoek om

toekenning van een individuele voorziening in het kader van de Jeugdwet;

  • b.

    algemene voorzieningen: aanbod van diensten of activiteiten dat, zonder voorafgaand onderzoek naar de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van de gebruikers, toegankelijk is en dat is gericht op maatschappelijke ondersteuning of een vrij toegankelijke voorziening zoals bedoeld in de Jeugdwet;

  • c.

    algemeen gebruikelijke voorzieningen: een voorziening die niet speciaal bedoeld is voor mensen met een beperking, dus ook door anderen gebruikt wordt, algemeen verkrijgbaar is en niet (aanzienlijk) duurder is dan vergelijkbare producten;

  • d.

    arrangement: de combinatie van alle vormen van ondersteuning die ingezet wordt om het gewenste resultaat te behalen;

  • e.

    budgetplan: plan wat door de inwoner wordt opgesteld waarin wordt aangegeven op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afgesproken resultaten, waarin wordt gemotiveerd waarom de inwoner kiest voor een pgb en waarin de inwoner aantoont dat hij of zij een pgb kan beheren;

  • f.

    inwoner:

    • i.

      een cliënt als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo;

    • ii.

      een jeugdige of zijn ouders of pleegouders als bedoeld in artikel 1 van de Jeugdwet, voor zover de jeugdige (conform de Jeugdwet) woonplaats heeft in de gemeente Heusden.

  • g.

    collectieve maatwerkvoorzieningen: een voorziening die niet individueel wordt verstrekt maar die door meerdere personen tegelijk wordt gebruikt;

  • h.

    formele ondersteuning: ondersteuning en zorg, uitgevoerd door een gekwalificeerd persoon die beroepsmatig of bedrijfsmatig werkzaam is in deze ondersteuning en zorg, wat blijkt uit de inschrijving van de KvK van hemzelf of de organisatie waarvoor hij werkzaam is;

  • i.

    informele ondersteuning: ondersteuning en zorg die blijkens de definitie van formele hulp niet aan de voorwaarden van formele hulp voldoet;

  • j.

    hulpvraag: een hulpvraag zoals bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de Wmo of de behoefte van een jeugdige of zijn ouders aan jeugdhulp in verband met opgroei- en opvoedingsproblemen, psychische problemen en stoornissen, als bedoeld in artikel 2.3, eerste lid, van de Jeugdwet;

  • k.

    kostprijs; de kosten die de gemeente heeft aan de toegewezen voorziening;

  • l.

    maatwerkvoorziening: een voorziening als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo of een individuele voorziening als benoemd in de Jeugdwet;

  • m.

    mantelzorger: iemand die langdurig, structureel en onbetaald zorgt voor iemand die zorg of ondersteuning nodig heeft, en met wie zij een persoonlijke relatie hebben;

  • n.

    melding: een melding als bedoeld in artikel 2.3.2 lid 1 van de Wmo of een verzoek van een inwoner om hulp of toekenning van een individuele voorziening in het kader van de Jeugdwet;

  • o.

    ondersteuningsplan: plan dat door de inwoner en zorgaanbieder wordt opgesteld, waarin wordt aangegeven op welke wijze er invulling wordt gegeven aan de afgesproken resultaten;

  • p.

    onderzoek: een onderzoek als bedoeld in artikel 2.3.2 van de Wmo of een onderzoek naar aanleiding van een melding in het kader van de Jeugdwet;

  • q.

    persoonlijk plan: plan dat door de inwoner en het college wordt opgesteld en ondertekend, waarin de afgesproken resultaten worden vastgelegd en de ondersteuning die daarvoor wordt ingezet;

  • r.

    pgb: een persoonsgebonden budget als bedoeld in artikel 1.1.1 van de Wmo artikel en in artikel 8.1.1 van de Jeugdwet, waarmee inwoners zelf hun (jeugd)hulp of ondersteuning kunnen regelen;

  • s.

    respijtzorg: tijdelijke voorziening voor belanghebbende of mantelzorger bij dreigende overbelasting van de mantelzorger;

  • t.

    schoon en leefbaar huis: maatwerkvoorziening die de inwoner ontvangt zodat de woning waarin de inwoner woont op orde en schoon is, conform de algemeen gebruikelijke hygiënische norm.

  • u.

    sociaal netwerk: de omgeving om de inwoner, zoals familie, kennissen, vrienden en buurtbewoners.

  • v.

    voorliggende voorziening: algemene voorziening of andere voorziening waarmee aan de hulpvraag wordt tegemoetgekomen;

  • w.

    woning: een woning waarbij geen wezenlijke woonfuncties, zoals woon- en slaapruimte, was- en kookgelegenheid en toilet met andere woningen wordt gedeeld.

  • x.

    zaak: een hulpmiddel, woningaanpassing of autoaanpassing die is toegekend op basis van de Wmo.

Artikel 3 Beschikbare voorzieningen

1. Er is een breed scala van algemene en voorliggende voorzieningen beschikbaar. Enkele voorbeelden zijn:

  • a.

    advies, voorlichting en trainingen;

  • b.

    opvoed- en opgroeiondersteuning;

  • c.

    jeugdgezondheidszorg;

  • d.

    mantelzorgondersteuning;

  • e.

    onafhankelijke cliëntondersteuning;

  • f.

    algemene daginvulling/daginloop.

2. Het aanbod van algemene en voorliggende voorzieningen wordt aangevuld met maatwerkvoorzieningen, zoals:

  • a.

    pleegzorg en gezinshuizen;

  • b.

    jeugdbescherming, jeugdreclassering;

  • c.

    schoon en leefbaar huis;

  • d.

    hulpmiddelen;

  • e.

    begeleiding;

  • f.

    kortdurend verblijf, respijtzorg;

  • g.

    begeleid wonen;

  • h.

    beschermd wonen.

3. Het aanbod zoals genoemd in lid 1 en 2, is niet uitputtend en is aan verandering onderhevig. Verschuivingen van maatwerkvoorziening naar algemene of voorliggende voorziening is mogelijk.

Artikel 4 Mandaat toekennen voorzieningen

De daartoe gemandateerde professionals kennen namens het college maatwerkvoorzieningen toe.

Hoofdstuk 2 Integrale benadering

Artikel 5 Melding

  • 1.

    Een hulpvraag kan door of namens een inwoner vormvrij bij het college worden gemeld en kan leiden tot een onderzoek.

  • 2.

    Het college informeert de inwoner voorafgaand aan het onderzoek over de mogelijkheid om gebruik te maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning en over de mogelijkheid tot het indienen van een eigen plan, het persoonlijk plan zoals genoemd op in artikel 2.3.2 van de Wmo .

  • 3.

    Na melding wordt binnen 5 werkdagen contact gelegd, om een afspraak voor een gesprek in te plannen.

Artikel 6 Ondersteuning in spoedeisende situaties

In spoedeisende situaties treft het college zo spoedig mogelijk een passende tijdelijke maatwerkondersteuning of maatregel , in afwachting van het onderzoek, of vraagt het college een machtiging gesloten jeugdhulp als bedoeld in hoofdstuk 6 van de Jeugdwet.

Artikel 7 Onderzoek

  • 1.

    Een gesprek kan deel uitmaken van het onderzoek en vindt waar mogelijk plaats bij de inwoner thuis. Het gesprek wordt gevoerd met de inwoner, dan wel met zijn of haar vertegenwoordiger. Waar nodig kunnen mensen uit het sociaal netwerk, mantelzorgers en/of cliëntondersteuner betrokken worden bij het gesprek.

  • 2.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de inwoner.

  • 3.

    Voor het gesprek verschaft de inwoner of zijn of haar vertegenwoordiger aan het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college voor het onderzoek nodig zijn en waarover zij redelijkerwijs de beschikking kunnen krijgen.

  • 4.

    Het college informeert de inwoner over de gang van zaken bij het gesprek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

5. Het college onderzoekt samen met de inwoner het gewenste resultaat aan de hand van:

  • a.

    het eigen plan van de klant, de behoeften, persoonskenmerken, voorkeuren, veiligheid, ontwikkelingen van de inwoner en het probleem of de hulpvraag;

  • b.

    de leefdomeinen zoals opgenomen in het persoonlijk plan;

  • c.

    het vermogen van de inwoner om zelf of met ondersteuning van het sociaal netwerk een oplossing voor de hulpvraag te vinden;

  • d.

    de mogelijkheden om gebruik te maken van een andere voorziening, waaronder een algemene of voorliggende voorziening;

  • e.

    de noodzaak om een maatwerkvoorziening toe te kennen;

  • f.

    de wijze waarop verschillende voorzieningen op elkaar afgestemd worden, eventueel in de vorm van een arrangement;

  • g.

    of er, met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de Wmo, een bijdrage in de kosten voor de inwoner van toepassing is;

  • h.

    de mogelijkheid om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de inwoner in begrijpelijke bewoording wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze;

    • 6.

      Als het resultaat genoegzaam bekend is en dit voldoende is voor het onderzoek, kan het college in overleg met de inwoner, afzien van een gesprek.

Artikel 8 Verslag en aanvraag

  • 1.

    Afhankelijk van de hulpvraag wordt samen met de inwoner een persoonlijk plan opgesteld, dan wel door de gemeente een beschikking opgemaakt.

  • 2.

    In het persoonlijk plan wordt alle relevante informatie uit het onderzoek opgenomen, waaronder in ieder geval:

a. of er wel of geen noodzaak is voor ondersteuning;

b. wat de inwoner zelf doet;

c. welke ondersteuning er toegekend wordt;

d. wat de te ondernemen stappen zijn;

e. of er een bijdrage in de kosten verschuldigd is;

f. wat de bijdrage maximaal bedraagt.

  • 3.

    De inwoner tekent het persoonlijk plan voor gezien of akkoord en zorgt ervoor dat een getekend exemplaar binnen 10 werkdagen wordt geretourneerd aan de gemeente.

  • 4.

    Als de inwoner voor gezien tekent, dient hij daarbij tevens aan te geven wat de reden is dat hij niet akkoord is en wordt hij gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken.

  • 5.

    Het persoonlijk plan wordt ook door het college ondertekend.

  • 6.

    Een door alle partijen getekend persoonlijk plan geldt, als aanvraag voor een maatwerkvoorziening.

  • 7.

    Indien dit nodig is, wordt het persoonlijk plan aangevuld met bijbehorende bijlagen, zoals een ondersteuningsplan of budgetplan.

  • 8.

    indien nodig wordt de uitkomst van de aanvraag door de gemeente vastgelegd in een beschikking.

  • 9.

    Een inwoner kan het college verzoeken om een beschikking.

Artikel 9 Verstrekking

1. Voor het maken van een afweging of een maatwerkvoorziening nodig is, wordt nagegaan of de inwoner naar oordeel van het college:

  • a.

    de noodzaak tot ondersteuning redelijkerwijs had kunnen vermijden;

  • b.

    op eigen kracht of met andere personen uit het sociaal netwerk of in de naaste omgeving het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk kan bereiken;

  • c.

    met een algemene en/of voorliggende voorziening het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk kan bereiken;

  • d.

    een maatwerkvoorziening nodig heeft om het afgesproken resultaat geheel of gedeeltelijk te bereiken.

2. Wanneer een maatwerkvoorziening verstrekt wordt, is dit de goedkoopst adequate maatwerkvoorziening voor het bereiken van het afgesproken resultaat.

3. Een maatwerkvoorziening kan onderdeel uitmaken van een arrangement.

4. Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is ter vervanging van een eerder door het college verstrekte voorziening, wordt deze slechts verstrekt als de eerder verstrekt voorziening technisch is afgeschreven, tenzij:

  • a.

    de eerder verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden

die niet aan de inwoner zijn toe te rekenen;

  • b.

    de inwoner geheel of gedeeltelijk tegemoet komt in de veroorzaakte kosten;

  • c.

    de eerder verstrekte voorziening niet langer een oplossing biedt voor de beperkingen van de inwoner.

  • 5.

    Voor de inzet van een maatwerkvoorziening voor een inwoner in de leeftijdscategorie 16-18 jaar zal er (minimaal een half jaar voor het bereiken van 18 jaar) gekeken worden naar een vervolgtraject na de 18e verjaardag.

  • 6.

    Bij het toekennen van een maatwerkvoorziening kan gebruik worden gemaakt van de doelen en grondslagen zoals deze zijn opgenomen in de ‘beleidsregels prestatiebeschrijvingen en tarieven extramurale zorg, dagbesteding en vervoer, van de Nederlandse Zorgautoriteit.

  • 7.

    Bij het toekennen van een maatwerkvoorzienig informeert het college inwoners of hun vertegenwoordigers in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening zijn verbonden en over de mogelijke gevolgen van misbruik en oneigenlijk gebruik van de wet.

  • 8.

    Voor bepaalde voorzieningen kunnen nog aparte voorwaarden van kracht zijn, welke genoemd staan in deze verordening, nadere regels of in de betreffende wetten.

Artikel 10 Beschikking

  • 1.

    In een beschikking wordt aangegeven welke maatwerkvoorziening wordt verstrekt en in welke vorm en hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt.

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in ieder geval in de beschikking vermeld:

    • a.

      het beoogde resultaat dan wel de toegekende voorziening;

    • b.

      de ingangsdatum;

    • c.

      de duur van de toekenning;

    • d.

      of er sprake is van een bijdrage in de kosten;

    • e.

      of er sprake is van terugvorderingsregels.

3. Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt aanvullend op het genoemde in lid 2 in ieder geval vermeld;

  • a.

    de globale hoogte van het pgb;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor maatwerkvoorziening waaraan het pgb wordt besteed;

  • c.

    de wijze van verantwoording van het pgb.

  • 4.

    Het persoonlijk plan en bijbehorende bijlagen zoals het ondersteuningsplan en/of budgetplan, maken ook onderdeel uit van de beschikking.

Artikel 11 Maatwerkvoorziening via een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 8.1.1 van de Jeugdwet of artikel 2.3.6 van de Wmo.

  • 2.

    Een pgb kan verstrekt worden als, op basis van het gesprek, het persoonlijk plan en het door de inwoner ingevulde budgetplan, is vastgesteld dat de inwoner, al dan niet met hulp uit het sociale netwerk dan wel van een curator, bewindvoerder, mentor of gemachtigde, in staat is tot een redelijke waardering van zijn belangen, en in staat is om de rechten en plichten die zijn verbonden aan het pgb op een verantwoorde manier uit te voeren.

  • 3.

    De hoogte van een pgb:

    • a.

      wordt berekend op basis van een prijs of tarief waarmee redelijkerwijs is verzekerd dat het pgb toereikend is om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering, en

  • b.

    bedraagt voor formele ondersteuning niet meer dan 100% van de geldende gemeentelijke inkooptarieven in natura

  • c.

    bedraagt voor informele ondersteuning een lager tarief dan voor formele hulp.

Artikel 12 Regels hoogte pgb

1. De hoogte van een pgb wordt vastgesteld voor:

  • a.

    een zaak; tot een maximum van 100% van de kostprijs van de zaak die de inwoner zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt, rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten;

b. jeugdhulp

  • i.

    formele ondersteuning: op basis van 90% van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • ii.

    informele ondersteuning: op basis van 50% van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • iii.

    informele ondersteuning: op basis van een door het college vastgesteld tarief.

c. schoon en leefbaar huis:

  • i.

    formele ondersteuning: op basis van 80% van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • ii.

    informele ondersteuning: op basis van een door het college vastgesteld tarief.

d. persoonlijke ondersteuning:

  • I.

    formele ondersteuning: op basis van een door het college vastgesteld tarief.

  • II.

    informele ondersteuning: op basis van een door het college vastgesteld tarief.

e. begeleiding;

  • i.

    door een persoon in dienst bij een zorgaanbieder: op basis van 80% van het tarief per resultaat dat hiervoor wordt gehanteerd door een door de gemeente gecontracteerde aanbieder;

  • ii.

    persoon uit het sociale netwerk: op basis van een door het college vastgesteld tarief.

f. sportvoorziening; op basis van een door het college vastgesteld tarief voor een periode van 3 jaar;

g. verhuiskosten/bezoekbaar maken woning; tot een maximum van 100% van de kostprijs van de dienstverlening die de inwoner zou hebben ontvangen als deze in natura zou zijn verstrekt.

Artikel 13 Afwijzingscriteria

1. Het college kan een maatwerkvoorziening weigeren als zij vaststelt dat de inwoner geen gegevens verstrekt en niet meewerkt aan het onderzoek.

2. Een aanvraag voor een maatwerkvoorziening wordt in ieder geval geweigerd als het gewenste resultaat al is gerealiseerd vóór de melding.

3. Er wordt geen maatwerkvoorziening verstrekt als;

  • a.

    de inwoner geen hoofdverblijf heeft in de gemeente Heusden;

  • b.

    er een adequate voorliggende voorziening is;

  • c.

    de voorziening van de inwoner algemeen gebruikelijk is;

  • d.

    het gebruik van een voorziening voor de inwoner zelf of voor derden onveilig is of

gezondheidsrisico’s met zich mee brengt;

  • e.

    er geen sprake is van aantoonbare meerkosten;

  • f.

    de maatwerkvoorziening uitsluitend therapeutische doeleinden heeft.

4. Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b.

    voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren, het aanbrengen van drempelhulpen of vlonders of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • c.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

d. indien de inwoner niet is verhuisd naar de met zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning, tenzij daarvoor vooraf schriftelijk toestemming is verleend door het college.

  • 5.

    Het college kan een pgb weigeren indien aan de inwoner in de afgelopen toekenningsperiode, voorafgaand aan de datum van het gesprek, een pgb is verleend en waarbij door de inwoner niet is voldaan aan de voorwaarden van het pgb.

  • 6.

    Het college verstrekt geen pgb voor het collectief vraagafhankelijk vervoer (CVV).

  • 7.

    Het college verstrekt geen pgb als het persoonlijk plan niet is aangevuld met een door de inwoner opgesteld budgetplan.

Artikel 14 Nieuwe feiten en omstandigheden, herziening, intrekking of terugvordering

  • 1.

    Een inwoner doet aan het college op verzoek of direct uit eigen beweging, mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing over het gebruik maken van een bepaalde voorziening.

  • 2.

    In aanvulling op artikel 8.1.4 van de Jeugdwet en op basis van artikel 2.3.10 van de Wmo, kan het college een beslissing over een maatwerkvoorziening herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

    • a.

      de inwoner onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

    • b.

      de inwoner niet langer op de maatwerkvoorziening is aangewezen;

    • c.

      de maatwerkvoorziening niet langer toereikend is;

    • d.

      de inwoner niet langer voldoet aan de voorwaarden van de maatwerkvoorziening;

    • e.

      de inwoner de maatwerkvoorziening niet of voor een ander doel gebruikt dan waarvoor het bestemd is.

  • 3.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid onder a heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van degene(n) die opzettelijk onjuiste of onvolledige gegevens heeft/hebben verschaft, geheel of gedeeltelijk de geldwaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening.

  • 4.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na uitbetaling, of binnen de termijn waarvoor het is toegekend, niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 5.

    In geval het recht op een in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan deze voorziening teruggevorderd worden.

Hoofdstuk 3 Bijzondere bepalingen Wmo

Artikel 15 Primaat en kortdurende maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Het college kan maatschappelijke ondersteuning als collectieve- en individuele maatwerkvoorziening verlenen waarbij een collectieve maatwerkvoorziening voor gaat op een individuele maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Hulpmiddelen en woningaanpassingen worden alleen verstrekt als deze langdurig, in principe voor minimaal zes maanden, noodzakelijk zijn.

Artikel 16 Criteria woonvoorziening

  • 1.

    Bij het berekenen van de vergoeding voor een woonvoorziening, kan rekening worden gehouden met de normale afschrijving zoals die geldt bij reguliere vervanging.

  • 2.

    Als uit onderzoek blijkt dat, als er geen sprake zou zijn geweest van de beperking, er toch op basis van afschrijving, een defect of uit veiligheidsoverweging, een noodzaak zou zijn voor een renovatie van badkamer of keuken, wordt de toe te kennen voorziening beperkt tot de kosten die direct te relateren zijn aan de beperking

  • 3.

    Als uit onderzoek blijkt dat een woningvoorziening voor jeugdige noodzakelijk is en er sprake is van co-ouderschap, kan een woonvoorziening toegekend worden voor beide woningen van de ouders, mits beide ouders binnen de gemeente wonen.

  • 4.

    Het college kan, op basis van nader te bepalen regels, een woonvoorziening toekennen voor een mantelzorgwoning

Artikel 17 Afschrijving woonvoorziening

  • 1.

    De eigenaar-bewoner die krachtens deze verordening een maatwerkvoorziening in de vorm van een woonvoorziening heeft ontvangen, en die binnen een periode van vijf jaar na de datum van gereed melding van de werkzaamheden de woning verkoopt, is gehouden om binnen een week na het passeren van de akte, burgemeester en wethouders hiervan schriftelijk op de hoogte te stellen.

  • 2.

    Het college kan de eigenaar-bewoner verplichten de kosten van de getroffen maatwerkvoorzieningen terug te storten aan de gemeente.

  • 3.

    De restitutie als bedoeld in het tweede lid bedraagt:

    • a.

      voor het eerste jaar 80% van de waarde;

    • b.

      voor het tweede jaar 60% van de waarde;

    • c.

      voor het derde jaar 40% van de waarde;

    • d.

      voor het vierde jaar 30% van de waarde;

    • e.

      voor het vijfde jaar 20% van de waarde.

Artikel 18 Bijdrage in de kosten

1. Een inwoner kan een bijdrage in de kosten verschuldigd zijn:

  • a.

    voor een maatwerkvoorziening in natura dan wel een pgb;

  • b.

    voor het gebruik van een algemene voorziening, niet zijnde onafhankelijke cliëntondersteuning.

    • 2.

      De bijdrage in de kosten overstijgt niet de kostprijs van de voorziening.

    • 3.

      De bijdrage in de kosten is verschuldigd zolang de inwoner gebruik maakt van de maatwerkvoorziening of gedurende de periode waarvoor het pgb wordt verstrekt en is afhankelijk van het inkomen en vermogen van de inwoner en zijn of haar echtgenoot.

    • 4.

      De bijdrage, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs tenzij overeenkomstig hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 een lagere bijdrage is verschuldigd.

    • 5.

      Inwoners met een inkomen waarmee zij in aanmerking komen voor de HeusdenPas, worden vrijgesteld van een eigen bijdrage.

6. Het college bepaalt bij nadere regeling:

  • a.

    voor welke maatwerkvoorzieningen de inwoner een bijdrage verschuldigd is;

  • b.

    door welke andere instantie dan het CAK in de gevallen bedoeld in artikel 2.1.4, zevende lid van de Wmo, de bijdragen voor een maatwerkvoorziening of pgb worden vastgesteld en geïnd.

7. Het college kan bij nadere regeling bepalen:

  • a.

    voor welke algemene voorzieningen de inwoner een bijdrage verschuldigd is;

  • b.

    wat per soort algemene voorziening de hoogte van deze bijdrage is;

  • c.

    voor welke groep personen op de bijdrage voor een algemene voorziening een korting geldt.

Artikel 19 Jaarlijkse waardering mantelzorgers

Het college bepaalt bij nadere regeling waaruit de jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van inwoners in de gemeente bestaat.

Hoofdstuk 4 Overige bepalingen

Artikel 20 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

1. Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, waaronder voldoende deskundigheid van beroepskrachten door:

  • a.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de inwoner;

  • b.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg;

  • c.

    erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over verdere eisen aan de kwaliteit van voorzieningen, waaronder eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek en het zo nodig in overleg met de inwoner ter plaatse controleren van de geleverde maatwerkvoorzieningen.

  • 4.

    • Het college onderzoekt uit het oogpunt van kwaliteit van de geleverde zorg, al dan niet steekproefsgewijs, de besteding van de pgb’s.

Artikel 21 Verhouding prijs en kwaliteit levering voorziening door derden

1. Ter waarborging van een goede verhouding tussen de prijs voor de levering van een dienst door een derde als bedoeld in artikel 2.6.4 van de Wmo en artikel 2.11 van de Jeugdwet en de eisen die gesteld worden aan de kwaliteit van de dienst stelt het college vast:

a. een vaste prijs, die geldt voor een inschrijving als bedoeld in de Aanbestedingswet 2012 en het aangaan overeenkomst met derde; of

b. een reële prijs die geldt als ondergrens voor:

  • i.

    een inschrijving en het aangaan overeenkomst met de derde, en

  • ii.

    de vaste prijs, bedoeld in onderdeel a.

2. Het college stelt de prijzen, bedoeld in het eerste lid, vast:

  • a.

    overeenkomstig de eisen aan de kwaliteit van die dienst, waaronder de eisen aan de deskundigheid van de beroepskracht, bedoeld in artikel 2.1.3, tweede lid, onderdeel c, van de Wmo en

  • b.

    rekening houdend met de continuïteit in de hulpverlening, bedoeld in artikel 2.6.5, tweede lid, van de Wmo, tussen degenen aan wie de dienst wordt verstrekt en de betrokken hulpverleners.

3. Het college baseert de vaste prijs of de reële prijs op de volgende kostprijselementen:

  • a.

    de kosten van de beroepskracht;

  • b.

    redelijke overheadkosten;

  • c.

    kosten voor niet productieve uren van de beroepskrachten als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg;

  • d.

    reis en opleidingskosten;

  • e.

    indexatie van de reële prijs voor het leveren van een dienst;

  • f.

    overige kosten als gevolg van door de gemeente gestelde verplichtingen voor aanbieders waaronder rapportageverplichtingen en administratieve verplichtingen.

Hoofdstuk 5 Klachten, medezeggenschap, inspraak en waardering

Artikel 22 Klachtregeling

  • 1.

    Aanbieders dienen te beschikken over een regeling voor de afhandeling van klachten van inwoners ten aanzien van de totale dienstverlening.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van lid 1 door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 23 Medezeggenschap

  • 1.

    Aanbieders en inwoners die lid zijn van het door hen in leven geroepen medezeggenschapsorgaan, dienen te beschikken over een regeling voor de medezeggenschap van inwoners over voorgenomen besluiten van de aanbieder die voor de gebruikers van belang zijn ten aanzien van alle voorzieningen.

  • 2.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van lid 1 door periodieke overleggen met de aanbieders en een jaarlijks cliëntervaringsonderzoek.

Artikel 24 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college betrekt ingezetenen van de gemeente, waaronder in ieder geval inwoners of hun vertegenwoordigers, bij de voorbereiding van het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning, overeenkomstig de krachtens artikel 150 van de Gemeentewet gestelde regels met betrekking tot de wijze waarop inspraak wordt verleend.

  • 2.

    Het college heeft hiervoor nadere regels vastgesteld in de ‘Verordening Wmo-adviesraad 2012’.

Hoofdstuk 6 Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 25 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de inwoner afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 26 Overgangsrecht

  • 1.

    Een inwoner houdt recht op een lopende voorziening, verstrekt op grond van de Verordening Wmo en jeugdhulp 2017 totdat het college een nieuw besluit heeft genomen of er een nieuw onderzoek is uitgevoerd.

  • 2.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening Wmo en jeugdhulp 2017, waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens de Verordening Wmo en jeugdhulp 2017.

  • 3.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening Wmo en jeugdhulp 2017, geschiedt op grond van de Verordening Wmo en jeugdhulp 2017 die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 4.

    Van het in lid 2 en lid 3 gestelde kan ten gunste van de inwoner worden afgeweken.

Artikel 27 Intrekking en inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2018

  • 2.

    Tegelijk met de inwerkingtreding van deze verordening wordt de ‘Verordening Wmo en jeugdhulp 2017’ ingetrokken;

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad, gehouden op 19 december 2017.

De griffier,

mw. drs. F.E.H.M. Backerra

Ondertekening