Regeling vervallen per 01-01-2022

BELEIDSREGELS GEMEENTELIJK MINIMABELEID HILVERSUM 2021

Geldend van 01-01-2021 t/m 31-12-2021

Intitulé

BELEIDSREGELS GEMEENTELIJK MINIMABELEID HILVERSUM 2021

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;

gelet op:

- de Participatiewet, in het bijzonder de artikelen in hoofdstuk 4, paragraaf 4.1;

- de van toepassing zijnde Verzamelverordening inkomensvoorzieningen Hilversum;

- het beleidsplan “Doen wat nodig is zodat je mee kunt doen: Minimabeleid op maat vanaf 2020” (vastgesteld door de gemeenteraad Hilversum op 26 juni 2019);

- de “Kadernota voor het sociaal domein Hilversum 2017-2021” (raadsbesluit 7 juni 2017); en

- de Algemene wet bestuursrecht, in het bijzonder artikel 4:81 (titel 4.3),

besluit vast te stellen de navolgende

BELEIDSREGELS GEMEENTELIJK MINIMABELEID HILVERSUM 2021

Vastgesteld in de collegevergadering d.d. 8 december 2020

Datum inwerkingtreding

Deze beleidsregels treden in werking per 1 januari 2021.

De navolgende beleidsregels worden ingetrokken met ingang van 1 januari 2021:

Beleidsregels gemeentelijk minimabeleid Hilversum 2020.

Kader

Het minima- en schuldenbeleid van de gemeente Hilversum is zoveel mogelijk gericht op activering en gaat uit van de visie ‘Iedereen hoort erbij en doet ertoe’. Het minimabeleid rust op de pijlers meedoen (maatschappelijke activering van inwoners en kinderen), gezondheid (ter compensatie van het wegvallen van de diverse rijksregelingen voor chronisch zieken) en vangnet (bijzondere bijstand voor noodzakelijke, uit individuele bijzondere omstandigheden voortvloeiende kosten).

Het minimabeleid beoogt de armoedeval te verkleinen en zo werken lonender te maken (door verhoging van de inkomensgrens), vraaggericht in plaats van aanbodgericht te werken (door een brede integrale intake, meer maatwerk en minder regelingen) en hanteert wederkerigheid als belangrijke kernwaarde (dit geldt enkel bij kosten die vallen onder het buitenwettelijk begunstigend beleid). Hierbij biedt de uitbreiding van de gemeentelijke schulddienstverlening met bijbehorend productaanbod mogelijkheden om inwoners die gebruik maken van minimaregelingen op een duurzamer manier te ondersteunen, bijvoorbeeld door het aanbieden van budgetcursussen en hulp bij het in evenwicht brengen van de inkomsten en de vaste lasten. Het moeten rondkomen van een minimuminkomen vergt veel kennis van wet- en regelgeving, administratieve nauwkeurigheid en bepaalde organisatorische vaardigheden. De gemeente Hilversum ondersteunt haar inwoners hierbij door middel van een uitgebreid preventief en curatief productaanbod vanuit de gemeentelijke schulddienstverlening.

Om het minimabeleid betaalbaar te houden gelden ten opzichte van het jaar 2020 voor enkele voorzieningen scherpere inkomensnormen. Desalniettemin is naar het oordeel van het college sprake van een evenwichtig pakket aan maatregelen ter ondersteuning van inwoners van Hilversum met een kleinere beurs.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsbepalingen

Alle begrippen die in deze beleidsregels worden gebruikt en die niet nader worden omschreven hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet en de Algemene wet bestuursrecht.

In deze beleidsregels wordt verstaan onder:

a) college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Hilversum;

b) PW: Participatiewet;

c) draagkrachtperiode jaar: een aaneengesloten periode van 12 of meer maanden en waarvan de financiële draagkracht aan het begin eenmalig wordt vastgesteld voor de gehele draagkrachtperiode.

d) peildatum: de datum die door het college gehanteerd wordt om te toetsen of aanvrager recht op bijstand heeft;

e) inkomensgrens: het maximale inkomen waarbij het college veronderstelt dat er geen financiële draagkracht uit inkomen aanwezig is;

f) vermogensgrens: het maximale vermogen waarbij het college veronderstelt dat er geen financiële draagkracht uit vermogen aanwezig is;

g) WIA: Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen

h) WAJONG: Wet werk en arbeidsondersteuning Jonggehandicapten

i) WAZ: Wet arbeidsongeschiktheidsverzekering zelfstandigen

j) WAO: Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering

k) SVB: Sociale Verzekeringsbank

l) WSNP: Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen;

m) MSNP: Minnelijke Schuldsanering Natuurlijke Personen;

n) WSF2000: Wet studiefinanciering 2000;

o) WTOS: Wet tegemoetkoming onderwijsbijdrage en schoolkosten.

Artikel 2 Inkomen

1. Voor het vaststellen van het inkomen geldt de aanvraagdatum als peildatum, tenzij anders vermeld.

2. Voor de minimaregelingen uit Hoofdstuk 2 bedraagt de inkomensgrens 130 % van de toepasselijke bijstandsnorm (zoals vermeld in artikelen 20, 21, 22 en 23 Participatiewet), tenzij anders vermeld.

3. Bij een overschrijding van de vereiste inkomensgrens van meer dan € 60,- netto op jaarbasis is er geen recht op de minimaregelingen uit Hoofdstuk 2.

4. Voor de individuele bijzondere bijstand uit Hoofdstuk 3 bedraagt de inkomensgrens 110% van de toepasselijke bijstandsnorm (zoals vermeld in artikelen 20, 21, 22 en 23 Participatiewet), tenzij anders vermeld.

5. Bij bepaling van het inkomen wordt geen rekening gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a Participatiewet.

6. Bij het vaststellen van het inkomen wordt uitgegaan van het netto inkomen inclusief vakantiegeld. Indien alleen het netto inkomen exclusief vakantiegeld bekend is, wordt dit verhoogd met 5%.

7. In afwijking van lid 1 kan bij wisselende inkomsten uit loondienst of onderneming het gemiddelde inkomen van de voorgaande drie maanden gehanteerd worden. Indien dit voor aanvrager gunstiger is, kan deze periode uitgebreid worden tot 6 maanden.

8. Inkomsten van ten laste komende kinderen, als bedoeld in artikel 31 lid 2 sub h PW, worden buiten beschouwing gelaten bij aanvragen voor het Kindpakket (artikel 11).

9. In geval van beslaglegging op het inkomen wordt uitgegaan van het inkomen na beslaglegging.

10. In geval van een schuldsaneringsregeling (op grond van de WSNP of MSNP) is het inkomen gelijk aan het vrij te laten bedrag.

11. Bij het vaststellen van het inkomen bij zelfstandigen met een eenmansbedrijf, een enkelvoudige BV of VOF met niet meer dan 2 personen geldt het volgende:

a) Om het inkomen te bepalen dienen de volgende bewijsstukken overgelegd te worden:

o jaarstukken van het bedrijf van het voorgaand jaar met balans en resultaatrekening;

o aangifte inkomstenbelasting van het voorgaand jaar (van alle gezinsleden);

o banksaldi per 31 december van het voorgaand jaar (van alle gezinsleden);

o bij BV’s en VOF’s het contract m.b.t. winstdeling (vennootschapscontract). Niet nodig wanneer de vennoten alleen uit gezinsleden bestaan.

b) Voor berekening van het inkomen uit zelfstandige werkzaamheden wordt het bedrijfsresultaat (de winst uit onderneming) verminderd met een forfaitair percentage zoals genoemd in artikel 6, lid 2 Besluit bijstandverlening zelfstandigen 2004.

c) indien er (nog) geen jaarrekening beschikbaar is van het voorgaande kalenderjaar kan de jaarrekening van het jaar daarvoor gebruikt worden.

d) indien er in het geheel nog geen jaarrekeningen zijn omdat de onderneming pas is opgericht, kan uitgegaan worden van de gemiddelde omzet van de voorgaande drie maanden na aftrek van gemaakte ondernemingskosten of van een inkomensverklaring van de belastingdienst van het voorgaande kalenderjaar. Dit bedrag kan dan vergeleken worden met het brutobedrag van de bijstandsuitkering zoals vermeld op de normenbrief van het lopende kalenderjaar.

Artikel 3 Vermogen

1. Voor het recht op minimaregelingen uit Hoofdstuk 2 of op individuele bijzondere bijstand uit Hoofdstuk 3 gelden de vermogensgrenzen die genoemd worden in artikel 34 PW.

2. In afwijking van c.q. in aanvulling op artikel 34 PW worden de volgende vermogensbestanddelen buiten beschouwing gelaten:

a) het vermogen in de door de aanvrager zelf bewoonde woonboot, camper of huis;

b) een motorvoertuig waarvan het kenteken op naam staat van de aanvrager met een dagwaarde tot € 3.400,- (zoals vermeld op de site van de ANWB). Wanneer een motorvoertuig meer waard is, telt alleen het meerdere mee. Wanneer er meerdere voortuigen op naam staan, geldt de volledige dagwaarde vanaf het tweede voertuig mee voor het vermogen. Bij ondernemers kan hiervan afgeweken worden;

c) het vermogen in de boedel bij een wettelijke of minnelijke schuldsaneringsregeling;

3. Schulden worden als negatief vermogen aangemerkt en in mindering gebracht op het positieve vermogen als ze aantoonbaar en opeisbaar zijn en er een feitelijke verplichting tot terugbetaling bestaat.

Artikel 4 Aanvraag

1. Aanvragen dienen op één van de volgende wijze ingediend te worden:

a) schriftelijk via het aangewezen aanvraagformulier;

b) digitaal via de aangewezen e-diensten.

2. Bijzondere bijstand voor de kosten van beschermingsbewind, eigen bijdrage advocaatkosten, griffierecht, legeskosten gehandicaptenparkeerkaart en urgentieverklaring, kunnen tot drie maanden nadat de kosten zijn ontstaan, aangevraagd worden.

3. Bij een aanvraag binnen een reeds vastgestelde draagkrachtperiode hoeft geen nieuwe inkomens en vermogenstoets plaats te vinden, tenzij daartoe aanleiding bestaat wegens een gewijzigde situatie.

4. Bij vervolgaanvragen buiten een vastgestelde draagkrachtperiode van een aanvrager die de AOW-gerechtigde leeftijd heeft bereikt, hoeft geen nieuwe inkomens- en vermogenstoets plaats te vinden, tenzij daartoe aanleiding bestaat wegens een gewijzigde situatie.

5. Indien er sprake is van een gezamenlijke huishouding zoals bedoeld in artikel 3 PW dient de bijstand gezamenlijk aangevraagd te worden.

6. Aanvrager kan gebruik maken van gratis onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 5 Draagkracht bij aanvragen individuele bijzondere bijstand (H3)

Voor aanvragen individuele bijzondere bijstand zoals beschreven in Hoofdstuk 3 geldt het volgende:

1. Individuele bijzondere bijstand wordt verstrekt onder aftrek van de aanwezige draagkracht uit inkomen en vermogen.

2. Tenzij anders vermeld wordt draagkracht berekend voor een periode van een jaar.

3. De ingangsdatum van de draagkrachtperiode is de eerste dag van de maand waarop de kosten betrekking hebben als deze tot drie maanden voor de aanvraagdatum ligt. In andere gevallen is de ingangsdatum van de draagkrachtperiode gelijk aan de eerste dag van de maand waarin de aanvraag gedaan is.

4. Draagkracht uit inkomen:

a) indien aanvrager een inkomen heeft tot 110% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld is er geen draagkracht uit inkomen;

b) indien aanvrager een inkomen heeft boven 110% van de toepasselijke bijstandsnorm inclusief vakantiegeld dan wordt het meerdere volledig als draagkracht aangemerkt en in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand;

c) in afwijking van de inkomensgrens die in sub a en b van dit lid genoemd wordt, geldt voor de woonkostentoeslag en het inrichtingskrediet een inkomensgrens van 100% van de toepasselijke bijstandsnorm. Hierbij wordt dus het meerdere volledig als draagkracht aangemerkt en in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand.

5. Draagkracht uit vermogen:

a) indien aanvrager een in aanmerking te nemen vermogen heeft dat hoger is dan de vermogensgrens zoals beschreven in artikel 3 van deze beleidsregels dan wordt het meerdere volledig als draagkracht aangemerkt en in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand.

Artikel 6 Verantwoording en vorm van bijstand

1. Bijstand wordt om niet verstrekt, tenzij anders vermeld. Bij bijstandsverstrekking met een specifiek bestedingsdoel kan de bijstand in natura verstrekt worden, bijvoorbeeld door gebruik te maken van een pas met een digitaal tegoed.

2. Indien aan de voorwaarden voor bijzondere bijstand op grond van deze beleidsregels is voldaan, wordt de hoogte van de bijstand, die met een specifiek bestedingsdoel wordt verstrekt, vastgesteld op basis van een prijsindicatie door de aanvrager. Een prijsindicatie kan ook een folder zijn.

3. Het college kan de aanvrager verzoeken de gemaakte kosten van bewijsstukken te voorzien als daar aanleiding toe bestaat of steekproefsgewijs. Blijkt daaruit dat de bijstand tot een te hoog bedrag is verleend, dan wordt de teveel verstrekte bijstand teruggevorderd, in overeenstemming met de daarop betrekking hebbende beleidsregels verhaal en terugvordering van Hilversum.

HOOFDSTUK 2 GEMEENTELIJKE MINIMAREGELINGEN

Artikel 8 Individuele inkomenstoeslag

De individuele inkomenstoeslag is een aanvullende vorm van inkomensondersteuning op grond van artikel 36 PW. Het toekennen van een inkomenstoeslag is een discretionaire bevoegdheid. Artikel 8 PW schrijft voor wat tenminste in de verordening moet worden geregeld door de gemeenteraad (namelijk: hoogte en wijze waarop invulling wordt gegeven aan het begrip langdurig laag inkomen). De wettekst stelt als voorwaarden dat belanghebbende een leeftijd heeft tussen de 18jaar en de AOW-gerechtigde leeftijd, geen zicht heeft op inkomensverbetering en dat er geen recht bestaat als in de 12 maanden voorafgaand aan de aanvraag reeds een individuele inkomenstoeslag is toegekend. Om voor een inkomenstoeslag in aanmerking te komen heeft de gemeenteraad van Hilversum besloten de referteperiode van een langdurig laag inkomen op 36 maanden te stellen en de inkomensgrens op 110% van de relevante bijstandsnorm, waarbij de kostendelersnorm niet van toepassing is. In de Verzamelverordening inkomensvoorzieningen Hilversum is daaraan uitvoering gegeven en wordt de hoogte genoemd.

1. Hoogte: de hoogte van de individuele inkomenstoeslag is vastgesteld in de Verzamelverordening Inkomensvoorzieningen Hilversum.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager heeft een maandelijks netto-inkomen inclusief vakantietoeslag van maximaal 110% van de relevante bijstandsnorm waarbij geen rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a Participatiewet.

b) Aanvrager heeft gedurende de gehele referteperiode van 36 maanden voorafgaand aan de aanvraag aan de inkomensnorm voldaan uit sub a voldaan. Inwoners die niet gedurende de volledige referteperiode in Nederland woonachtig zijn geweest hebben geen recht.

c) Aanvrager heeft gedurende de referteperiode geen maatregelen opgelegd gekregen op grond van de PW, IOAW, IOAZ wegens het niet of in onvoldoende mate voldoen aan de arbeidsverplichtingen.

d) Aanvrager volgt geen opleiding als bedoeld in de WTOS dan wel een opleiding of studie als bedoeld in de WSF2000.

3. De individuele inkomenstoeslag wordt eenmaal per 12 maanden verstrekt.

4. Het college kan het recht bij bijstandsgerechtigden die eerder een individuele inkomenstoeslag hebben ontvangen, ambtshalve vaststellen.

Artikel 9 Individuele studietoeslag

De individuele studietoeslag is een aanvullende vorm van inkomensondersteuning op grond van artikel 36b PW. De gemeenteraad heeft in de Verzamelverordening inkomensvoorzieningen Hilversum de hoogte en frequentie vastgesteld. In deze beleidsregels worden aanvullende voorwaarden uitgewerkt. In 2021 wordt voorzien in een wijziging van de Participatiewet. De studietoeslag valt dan niet langer onder gemeentelijk beleid, maar wordt een landelijke regeling. De artikelen 8 en 36b van de Participatiewet worden hierop aangepast. De hoogte van de studietoeslag zal niet langer bij verordening maar bij AmvB worden vastgesteld (max. €300,00 per maand). Zodra de wijziging van de Participatiewet van kracht is, komt dit artikel te vervallen.

1. Hoogte: de hoogte van de individuele studietoeslag is vastgesteld in de Verzamelverordening Inkomensvoorzieningen Hilversum. De individuele studietoeslag wordt jaarlijks geïndexeerd.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager is door een structurele medische beperking niet in staat tijdens de studie inkomsten te verwerven. Om dit te kunnen bepalen hanteert het college in beginsel de volgende werkwijze:

o Aanvrager overlegt gegevens die naar het oordeel van het college noodzakelijk zijn voor beoordeling van het recht op studietoeslag.

o Zijn de beschikbare gegevens voor dat doel onvoldoende, dan worden gegevens opgevraagd bij andere organisaties, voor zover er aanwijzingen zijn dat deze organisaties over relevante gegevens beschikken en het gegevens betreffen in het kader van de uitoefening van een publieke taak;

o Leveren de vorige opties onvoldoende gegevens voor beoordeling op, dan kan een deskundigenadvies worden gevraagd.

3. Ingangsdatum en einddatum.

a) De studietoeslag wordt toegekend met ingang van de eerste dag van de maand waarin aan de voorwaarden voor toekenning is voldaan, maar niet eerder dan de maand waarin de aanvraag is gedaan.

b) De studietoeslag wordt beëindigd met ingang van de eerste dag van de maand, volgend op de dag waarop het recht niet langer bestaat.

4. De studietoeslag wordt maandelijks uitgekeerd.

5. De studietoeslag wordt voor onbepaalde tijd toegekend waarbij het college jaarlijks beoordeelt of de aanvrager nog aan de voorwaarden voor de studietoeslag voldoet.

Artikel 10 Activeringsregeling

De activeringsregeling (voorheen: De regeling Meedoen) is een gemeentelijke minimaregeling om inwoners van 18 jaar of ouder te ondersteunen bij de deelname aan maatschappelijke, sportieve en culturele activiteiten.

1. Aanvrager heeft een maandelijks netto-inkomen inclusief vakantietoeslag van maximaal 120% van de relevante bijstandsnorm waarbij geen rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a Participatiewet.

2. Hoogte is € 140,- per volwassen persoon per periode van 12 maanden die loopt van 1 juli tot en met 30 juni.

3. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager maakt aantoonbaar kosten voor één of meer van de hieronder genoemde onderdelen.

4. Bestedingsdoel is gelimiteerd tot de volgende onderdelen:

o Deelname aan culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten

o Lidmaatschap van de bibliotheek of sportschool

o NS-abonnement Dal Voordeel, ov-abonnement of -tegoed voor persoonlijke ov-chipkaart

o Museumjaarkaart

o Kosten van een identiteitskaart of paspoort

Artikel 11 Kindpakket

Het Kindpakket is een gemeentelijke minimaregeling om inwoners van Hilversum met kinderen en een laag inkomen te ondersteunen bij de kosten van maatschappelijke, sportieve en culturele activiteiten van hun kinderen, luiers, een baby-uitzet, een identiteitskaart, schoolkosten, schoolkamp, cadeautjes voor verjaardagen, een fiets, computer en een zwemcursus voor het A-diploma. Langdurige hoge kosten voor muzieklessen worden na aanmelding door een intermediair vergoed door het Jeugdfonds Sport & Cultuur.

1. Hoogte van de vergoeding per jaar (dat loopt van de periode 1 juli tot en met 30 juni) is:

o € 150,- per kind dat op de aanvraagdatum 0 t/m 3 jaar oud is

o € 275,- per kind dat op de aanvraagdatum 4 t/m 11 jaar oud is

o € 575,- per kind dat op de aanvraagdatum 12 t/m 17 jaar oud is

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager is 16 jaar of ouder en heeft één of meer ten laste komend(e) kind(eren) of aanvrager draagt op grond van co-ouderschap bij in de kosten van verzorging en opvoeding van één of meer minderjarige kinderen.

3. Bestedingsdoel is gelimiteerd tot de volgende onderdelen:

o Deelname aan culturele, educatieve, recreatieve en sportieve activiteiten

o Lidmaatschap van de bibliotheek of sportschool

o NS-abonnement Dal Voordeel of ov-abonnement of -tegoed voor persoonlijke ov-chipkaart

o Museumjaarkaart

o Kosten van een identiteitskaart of paspoort

o Luiers of een babyuitzet

o Schoolkosten of -kamp

o Cadeautjes voor verjaardagen

o Een fiets, computer of laptop

Naast bovengenoemde vergoedingen zijn er nog een aantal voorzieningen voor kinderen:

4. Fiets: Voor kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 17 jaar bestaat naast bovengenoemde vergoedingen ook eenmaal per 4 jaar recht op een vergoeding voor een fiets van maximaal € 200,-.

5. Zwemlessen:

a) Deelname aan een zwemcursus voor het A-diploma voor kinderen uit groep 3 is kosteloos na aanmelding door een intermediair van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.

b) Deelname aan een zwemcursus voor het A-diploma bij zwembad Optisport De Lieberg voor kinderen uit groep 6, 7 en 8 is kosteloos via de zwemvangnetregeling. Hiervoor is geen aanmelding door een intermediair vereist.

6. Langdurige structurele cultuureducatie

a) Deelname aan langdurige, structurele cultuureducatie is kosteloos na aanmelding door een intermediair van het Jeugdfonds Sport & Cultuur.

b) Vergoeding van kosten is onder voorbehoud van het ter beschikking gestelde budget.

7. Inwoners die een inkomen hebben dat hoger is dan de inkomensgrens van 130%, maar wel voldoen aan de voorwaarde dat ze ten laste komende kinderen hebben (art 10 lid 2 sub a) en ondersteuning ontvangen op grond van de Wet op de gemeentelijke schuldhulpverlening, hebben recht op deelname aan het Kindpakket.

Artikel 12 Regeling Verduurzaming huishoudens

De Regeling Verduurzaming huishoudens is een gemeentelijke minimaregeling om inwoners van Hilversum te ondersteunen bij de aanschaf van een gelimiteerd aantal duurzame gebruiksgoederen en om ze te ondersteunen bij het treffen van een energiebesparende maatregelen door het verstrekken van energiebesparende producten zodat de vaste lasten dalen.

1. Aanvrager heeft een maandelijks netto-inkomen inclusief vakantietoeslag van maximaal 120% van de relevante bijstandsnorm waarbij geen rekening wordt gehouden met de kostendelersnorm als bedoeld in artikel 22a Participatiewet.

2. Hoogte is maximaal € 500,- per gebruiksgoed.

3. Aanvullende voorwaarden:

a) Er bestaat een noodzaak tot vervanging van genoemde gebruiksgoederen.

b) Aanvrager heeft de voorgaande 10 jaar geen bijzondere bijstand ontvangen voor vervanging van het betreffende gebruiksgoed. Hiervan kan afgeweken worden indien er redenen zijn om voortijdig te vervangen.

4. Bestedingsdoel is gelimiteerd tot de drie volgende onderdelen:

o Wasmachine (met minimaal energielabel A++);

o Koelkast of koelvriescombinatie (met minimaal energielabel A++);

o Oven of fornuis of kookplaat (met minimaal energielabel A).

Artikel 13 Regeling chronisch zieken en gehandicapten

De tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is een gemeentelijke minimaregeling voor inwoners met een laag inkomen en hoge zorgkosten. Het gaat om kosten die een gevolg zijn van een chronische aandoening of handicap, en die niet gedekt worden door de zorgverzekering, bijvoorbeeld extra reiskosten naar de huisarts of het ziekenhuis, bijbetaling van medicijnen, lidmaatschap van een patiëntenvereniging en de betaling van het verplicht eigen risico. De tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten is bedoeld om deze kosten (gedeeltelijk) te compenseren.

Belanghebbenden, die 18 jaar en ouder zijn en die op het moment van aanvraag aan te merken zijn als chronisch ziek of gehandicapt, komen eenmaal per kalenderjaar in aanmerking voor een tegemoetkoming.

1. Hoogte

De hoogte van de tegemoetkoming is maximaal € 500,- per kalenderjaar per persoon. Alleen daadwerkelijke kosten worden vergoed.

2. Voorwaarden

Voorwaarden om voor de tegemoetkoming in aanmerking te komen zijn:

a. Een inkomen tot maximaal 130% van de van toepassing zijnde bijstandsnorm (zoals vermeld in artikelen 20, 21, 22 en 23 van de Participatiewet);

b. Aantoonbare extra kosten die een gevolg zijn van een chronische ziekte of handicap, die niet vergoed worden door de zorgverzekering (zowel basis als aanvullende verzekering; we houden hiervoor de polisvoorwaarden van de basis en AV-Standaard van de gemeentelijke minimaverzekering van DSW aan).

3. Doelgroep

Tot de doelgroep van deze regelingen behoren in ieder geval aanvragers die:

a. een uitkering ontvangen op grond van de WIA, WAJONG, WAZ of WAO op basis van arbeidsongeschiktheid; of

b. een indicatie hebben voor een persoonsgebonden budget vanuit de Zorgverzekeringswet; of

c. een indicatie hebben vanuit de Wet langdurige zorg; of

d. tweemaal kinderbijslag van de SVB ontvangen vanwege een thuiswonend gehandicapt kind; of

e. in voorgaande jaren gebruik gemaakt hebben van de Tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten van de gemeente Hilversum.

4. Medische keuring

Indien de aanvrager niet voldoet aan minimaal één van de doelgroepen uit art. 3, kan een medische keuring worden aangevraagd om het recht vast te stellen.

Artikel 14 Collectieve zorgverzekering DSW

De gemeente Hilversum biedt per 1 januari 2020 een collectieve zorgverzekering aan voor minima via DSW. De zorgverzekeraar biedt twee aanvullende gemeentelijke pakketten waarin ook tandartskosten vergoed worden: de AV Standaard of AV Top voor minima. De gemeentelijke bijdrage bestaat uit vergoeding van de extra kosten die in de aanvullende verzekering zitten en op grond van een overeenkomst met DSW zijn gesloten. De gemeente maakt deze bijdrage rechtstreeks over aan DSW. Er is een acceptatieplicht en er geldt geen vermogenstoets.

1. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager is verzekeringsplichtig op grond van de Zorgverzekeringswet

b) Aanvrager is ten tijde van de aanvraag niet aangemeld bij het CAK als wanbetaler.

c) Voor deze regeling geldt geen vermogenstoets.

2. Ingangsdatum is 1 januari van het eerstvolgende kalenderjaar na aanvraag tenzij aanvrager in de loop van het kalenderjaar zich vanuit het buitenland in Hilversum vestigt en/of vanuit de Regeling Medische zorg Asielzoekers instroomt. Dan geldt als ingangsdatum de datum dat aanvrager verzekeringsplichtig is op grond van de Zorgverzekeringswet. Deelname wordt jaarlijks automatisch verlengd zolang aanvrager aan de voorwaarden voldoet. Bij stijging van het inkomen van aanvrager tot boven de inkomensgrens, blijft aanvrager recht houden op deelname tot en met 31 december van het lopende kalenderjaar.

3. De aanvrager is verplicht om het college onverwijld in te lichten over wijzigingen van zijn inkomen en/of vermogen, verhuizing buiten de gemeente of wijzigingen waarvan hij/zij redelijkerwijs kan verwachten dat zij van invloed zijn op de aanspraak op de collectieve ziektekostenverzekering.

4. Bij onterechte deelname gaat het college over tot beëindiging van deelname.

HOOFDSTUK 3 INDIVIDUELE BIJZONDERE BIJSTAND

Voor alle aanvragen om bijzondere bijstand die niet vergoed kunnen worden op grond van bovengenoemde gemeentelijke regelingen beoordeelt het college volgens vast jurisprudentie iedere aanvraag op grond van artikel 35 PW aan de hand van onderstaande vier vragen in dwingende volgorde:

1) Doen de kosten zich voor?

2) Zijn de kosten in het individuele geval noodzakelijk?

3) Vloeien de kosten voort uit bijzondere individuele omstandigheden?

4) Kunnen de kosten worden voldaan uit de aanwezige draagkracht?

Bij criterium 3 gaat het erom of de kosten voortvloeien uit bijzondere omstandigheden. Als dat niet het geval is bestaat er geen recht en hoeft niet meer beoordeeld te worden of aan criterium 4 voldaan wordt. Uit constante jurisprudentie blijkt dat het enkel hebben van schulden niet maakt dat er sprake is van bijzondere omstandigheden. Er is geen recht op bijzondere bijstand waarvoor er een voorliggende voorziening bestaat. Bij het beoordelen van aanvragen voor individuele bijzondere bijstand wordt gewerkt volgens de maatwerkdriehoek. Daarbij wordt naast de wet- en regelgeving ook gekeken naar eigen kracht en rendement. Gemeentes hebben vrijheid om voor specifieke kosten beleid vast te stellen (artikelen 15 t/m 23).

Artikel 15 Bijzondere bijstand voor de kosten van curatele, beschermingsbewind of mentorschap

Volgens vaste jurisprudentie zijn deze kosten noodzakelijk en komen ze voort uit bijzondere omstandigheden. Gemeenten hebben slechts beleidsvrijheid bij het vaststellen van de draagkracht. De rechter wordt geacht te toetsen of toewijzing van een bewindvoerder de meest passende oplossing is. Per 1 januari 2021 geldt een wettelijk adviesrecht van gemeenten met betrekking tot de noodzaak van (de voortzetting van) bewindvoering. Mogelijk kan worden volstaan met minder vergaande maatregelen om de inwoner te ondersteunen op het gebied van schulden en financieel beheer. Kosten van een bewindvoerder op grond van de WSNP komen expliciet niet voor vergoeding op grond van artikel 35 PW in aanmerking omdat deze kosten uit de boedel gedaan dienen te worden.

1. Hoogte is gelijk aan de vergoeding die genoemd wordt in de Regeling beloning curatoren, bewindvoerders en mentoren (artikel 1:447 lid 1 BW) na aftrek van de aanwezige draagkracht.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager beschikt over een rechterlijke uitspraak tot onderbewindstelling.

b) Aanvrager werkt mee aan periodiek onderzoek naar de uit bewindvoering voortvloeiende verrichte werkzaamheden

3. Duur van de toekenning is:

a) 3 jaar bij inwoners met een lopende bijstandsuitkering of zonder financiële draagkracht (met een inkomen tot 110% bijstandsnorm).

b) 1 jaar bij inwoners met financiële draagkracht (inkomen boven 110% bijstandsnorm).

4. De ingangsdatum is gelijk aan de datum rechterlijke beschikking mits de aanvraag bijzondere bijstand binnen drie maanden na de datum rechterlijke beschikking is ingediend. Indien de aanvraag na drie maanden wordt ingediend geldt als eerst mogelijke ingangsdatum drie maanden voor datum aanvraag.

5. De bijzondere bijstand wordt maandelijks om niet uitgekeerd.

6. Het college maakt indien nodig gebruik van de sinds 1 januari 2014 in het Burgerlijk Wetboek opgenomen mogelijkheid om bij wijziging van omstandigheden opheffing van de bewindvoering te verzoeken.

Artikel 16 Bijzondere bijstand voor de eigen bijdrage rechtsbijstand en griffierecht

Op grond van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) kunnen inwoners in aanmerking komen voor een toevoeging. Een toevoeging van een advocaat vindt slechts plaats als de Raad voor de rechtsbijstand de procedure noodzakelijk acht. In dat geval worden de kosten (exclusief de eigen bijdrage) van de advocaat vergoed op grond van de Wrb. Griffiekosten en de eigen bijdrage Wrb komen voor vergoeding in aanmerking. Het Besluit proceskosten bestuursrecht geldt als een toereikende en passende voorliggende voorziening voor de reiskosten die de belanghebbende heeft gemaakt in verband met het bijwonen van rechtszittingen van bestuursrechters. Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij het vaststellen van de draagkracht.

1. De hoogte is gelijk aan de richtlijnen ingevolge de Wet op de rechtsbijstand na aftrek van de aanwezige draagkracht en de mogelijke vergoeding van de kosten door de tegenpartij op rechterlijk bevel.

a) indien de rechtsbijstand is toegekend buiten het Juridisch Loket om, en de korting op de eigen bijdrage niet van toepassing is, wordt deze korting in mindering gebracht op de bijzondere bijstand, tenzij aanvrager door urgente omstandigheden niet in staat was om tijdig een diagnosedocument bij het Juridisch Loket aan te vragen.

b) Indien de aanvrager een juridische procedure is gestart op schriftelijk advies van de gemeente en door de rechtbank wordt veroordeeld om ook de proceskosten van de tegenpartij te betalen, komen alle proceskosten in aanmerking voor vergoeding.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Er is een toevoeging krachtens de Wet op de rechtsbijstand verleend.

b) Aanvrager heeft geen rechtsbijstandsverzekering. Als aanvrager over een dergelijke verzekering beschikt, dan is het een voorliggende voorziening. Het feit dat aanvrager geen rechtsbijstandsverzekering heeft afgesloten is geen grond om een verzoek om bijzondere bijstand in de kosten van rechtsbijstand af te wijzen.

c) De aanvraag is binnen drie maanden na datum toevoeging Raad voor de rechtsbijstand ingediend.

d) Aanvrager maakt melding van de uitspraak en restitueert de ontvangen bijstand indien de rechter de tegenpartij veroordeelt tot betaling van de proceskosten.

3. Indien aanvrager geen melding maakt van de uitspraak en/of de ontvangen bijstand niet restitueert nadat de rechter de tegenpartij heeft veroordeeld tot betaling van de proceskosten, gaat het college over tot terugvordering van de verleende bijstand.

Artikel 17 Urgentieverklaring Woningnet

1. De hoogte van de bijstand is gelijk aan de te betalen kosten voor de urgentieverklaring na aftrek van de aanwezige draagkracht.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) De aanvraag voor een urgentieverklaring is op schriftelijk advies van de gemeente of van een andere instantie. Als de aanvraag op eigen verzoek is worden de kosten alleen vergoed als de urgentieverklaring wordt afgegeven.

Artikel 18 Woonkostentoeslag bij een huurwoning

De Wet op de huurtoeslag geldt als voorliggende voorziening. De woonkosten bij een huurwoning bestaan uit de per maand geldende rekenhuur als omschreven in artikel 5, van de Wet op de huurtoeslag. De aanvrager is verplicht om de aanspraak op huurtoeslag te gelde te maken. In gevallen waar geen aanspraak bestaat op huurtoeslag, kan bijzondere bijstand verstrekt worden

1. Hoogte:

a) Bij een huur die lager is dan de huurtoeslaggrens: de hoogte is gelijk aan het bedrag dat maximaal aan huurtoeslag verstrekt kan worden bij het inkomen van aanvrager. De berekening vindt plaats middels een proefberekening op Belastingdienst/Toeslagen.

b) Bij een huur die hoger is dan de huurtoeslaggrens: de kale huur minus v.

Hierbij staat v voor het verschil tussen het bedrag dat geldt als de huurtoeslaggrens en het bedrag dat maximaal aan huurtoeslag verstrekt kan worden.

2. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager heeft door een plotselinge verandering in inkomen of leefsituatie hoge woonlasten.

b) Aanvrager is niet verwijtbaar. Dat wil zeggen dat er geen tekortschietend besef was ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst gelet op de persoonlijke en financiële omstandigheden van toen.

c) Aanvrager heeft niet kunnen voorzien in deze situatie te geraken.

d) Aanvrager heeft geen mogelijkheden voor andere woonruimte.

e) Aanvrager spant zich in goedkopere woonruimte te vinden, heeft zich ingeschreven bij Woningnet, reageert op lotingwoningen en vraagt urgentie aan.

3. Draagkracht:

a) Bij een inkomen tot 100% van de relevante bijstandsnorm is er geen draagkracht.

b) Bij een inkomen boven 100% van de relevante bijstandsnorm, geldt het meerdere als draagkracht en wordt dit in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand.

4. Duur is 6 maanden met mogelijkheid tot verlenging in bijzondere gevallen.

5. Aan de verlening van een woonkostentoeslag kunnen aanvullende verplichtingen verbonden worden.

Artikel 19 Woonkostentoeslag bij een koopwoning

1. De woonlasten bij een koopwoning worden als volgt berekend:

de hypotheekrente van niet-consumptief krediet en zonder aflossing na aftrek van hypotheekrenteaftrek + OZB eigenaarsdeel + opstalverzekering + forfaitaire onderhoudskosten vooroorlogse / naoorlogse woningen + installatie voor cv bij flats, liftinstallatie en algemeen beheer (bij flats)

2. De hoogte is gelijk aan:

a) Bij woonlasten die lager zijn dan de huurtoeslaggrens: de hoogte is gelijk aan het bedrag dat maximaal aan huurtoeslag verstrekt kan worden bij het inkomen van aanvrager. De berekening vindt plaats middels een proefberekening op Belastingdienst/Toeslagen. Bij deze berekening worden de woonlasten dus gelijk gesteld aan de rekenhuur waarmee de berekening gemaakt wordt.

b) Bij woonlasten die hoger zijn dan de huurtoeslaggrens: de woonlasten – x.

Hierbij staat x voor het verschil tussen het bedrag dat geldt als de huurtoeslaggrens en het bedrag dat maximaal aan huurtoeslag verstrekt kan worden.

3. Aanvullende voorwaarden:

a) Aanvrager heeft door een plotselinge verandering in inkomen of leefsituatie hoge woonlasten.

b) Aanvrager is niet verwijtbaar. Dat wil zeggen dat er geen tekortschietend besef was ten tijde van het aangaan van de koopovereenkomst gelet op de persoonlijke en financiële omstandigheden van toen.

c) Aanvrager heeft niet kunnen voorzien in deze situatie te geraken.

d) Aanvrager heeft geen mogelijkheden voor andere woonruimte.

e) Aanvrager heeft zich ingeschreven bij Woningnet, reageert op lotingwoningen en vraagt urgentie aan indien verhuizing naar het oordeel van het college bijdraagt aan een verbetering van de situatie.

f) Aanvrager schakelt een makelaar in om zijn woning te verkopen indien verhuizing naar het oordeel van het college bijdraagt aan een verbetering van de situatie.

4. Draagkracht:

a) Bij een inkomen tot 100% van de relevante bijstandsnorm is er geen draagkracht.

b) Bij een inkomen boven 100% van de relevante bijstandsnorm, geldt het meerdere als draagkracht en wordt dit in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand.

5. Duur is 6 maanden met mogelijkheid tot verlenging in bijzondere gevallen.

6. Aan de verlening van een woonkostentoeslag kunnen aanvullende verplichtingen verbonden worden.

7. De bijstand wordt in de volgende gevallen in de vorm van een lening verstrekt:

a) indien de overwaarde in het huis hoger is dan het vrijlatingsbedrag dat genoemd wordt in artikel 34 lid 2 PW

b) Indien er naar het oordeel van het college zicht is op inkomensverbetering.

Artikel 20 Inrichtingskrediet

Voor statushouders en voor inwoners die noodgedwongen en onverwacht zijn verhuisd zonder de mogelijkheid de inboedel mee te nemen of te reserveren, kan leenbijstand voor inrichtingskrediet verstrekt worden.

1. Hoogte is gemaximeerd op de normen voor een inboedel die de Kredietbank Nederland hanteert overeenkomstig de leefsituatie.

2. Er bestaat recht als aanvrager aan één van onderstaande aanvullende voorwaarden voldoet:

a) Aanvrager is statushouder en afkomstig uit het AZC en heeft niet eerder gebruik gemaakt van de mogelijkheid om leenbijstand te verkrijgen

b) Aanvrager heeft door persoonlijke omstandigheden van ontwrichtende aard gedwongen en onvoorzien moeten verhuizen.

3. Draagkracht:

a) Als draagkracht wordt aangemerkt het meerdere boven 100% van de relevante bijstandsnorm. De draagkracht wordt in mindering gebracht op de toe te kennen bijstand.

4. De bijstand wordt verstrekt in de vorm van een lening.

5. Aanvrager lost gedurende 36 maanden maandelijks af op basis van de aflossingscapaciteit. De aflossingscapaciteit wordt vastgesteld door toepassing van artikel 475d Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv).

6. Na 36 maanden vindt er een beoordeling plaats waarbij de leenbijstand kan worden omgezet naar om niet. Voorwaarden voor omzetting naar om niet:

a) aanvrager heeft gedurende 36 maanden aan de betalingsverplichtingen voldaan conform de aflossingscapaciteit;

b) aanvrager heeft geen draagkracht.

Artikel 22 Reiskosten

Vergoedingen voor reis- en verwervingskosten in verband met arbeid of participatie in het kader van een re-integratietraject dienen te worden gefinancierd uit het Participatiebudget. Vergoedingen voor andere noodzakelijke reiskosten kunnen via de bijzondere bijstand worden verstrekt.

1. Hoogte is gelijk aan de tarieven per openbaar vervoer (op basis van tweede klasse en het goedkoopste traject).

2. Bijstand voor reiskosten kan verstrekt worden in de volgende situaties:

a) bij schoolgaande kinderen. Voorwaarden:

• het volgen van onderwijs buiten de woonplaats is noodzakelijk

• de afstand van huis naar school bedraagt tenminste 15 kilometer

b) bij het bezoeken van een uit huis geplaatst kind. Wanneer hierover niets is vastgelegd, wordt een frequentie van 2x per maand redelijk geacht.

c) in verband met regelmatige geneeskundige behandelingen. Voorwaarden:

• er is geen sprake van een vergoeding vanuit een voorliggende voorziening, zoals Wlz, de Wmo of de zorgverzekering (zittend ziekenvervoer);

• de behandeling is medisch noodzakelijk op basis van een indicatie

• de behandeling vindt plaats buiten de gemeentegrens van de gemeente Hilversum.

Artikel 23 Legeskosten gehandicaptenparkeerkaart

Voor de legeskosten van de gehandicaptenparkeerkaart kan bijzondere bijstand verstrekt worden.

Artikel 24 Hardheidsclausule

In bijzondere en/of onvoorziene gevallen is het college bevoegd af te wijken van het beleid zoals neergelegd in deze beleidsregels.

Ondertekening