Regeling vervallen per 23-12-2023

Verordening kinderopvang Hoorn 1997

Geldend van 01-01-1997 t/m 22-12-2023

Intitulé

Verordening kinderopvang Hoorn 1997

de raad op 10 december 1996 het volgende besluit heeft vastgesteld:

Verordening kinderopvang Hoorn 1997

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1. Begripsomschrijvingen.

In deze verordening en de daarop gebaseerde regels wordt verstaan onder:

  • a.

    burgemeester en wethouders: burgemeester en wethouders van Hoorn;

  • b.

    kinderopvang: het in georganiseerd verband tegen vergoeding bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen van 0 jaar tot en met het einde van de basisschoolleeftijd door anderen dan de eigen ouders, pleeg- of stiefouders op uren dat ouders/verzorgers hiervoor niet beschikbaar zijn;

  • c.

    kindercentrum: kinderopvang in een ruimtelijke voorziening buiten de gezinssituatie, alsmede kinderopvang binnen een gezinssituatie indien de opvang betrekking heeft op meer dan vier kinderen gelijktijdig;

  • d.

    kinderdagverblijf: een kindercentrum waarin opvang gedurende de hele of halve dag voor kinderen in de leeftijd van 0 tot 4 jaar plaatsvindt;

  • e.

    buitenschools kinderverblijf: een kindercentrum voor schoolgaande kinderen in de leeftijd van 4 tot en met 12 jaar voor en na schooltijd en gedurende de vakanties;

  • f.

    peuterspeelzaal: een kindercentrum uitsluitend voor kinderen vanaf 2 jaar tot het moment waarop zij basisonderwijs kunnen volgen, met een maximale verblijfsduur van 3,5 uur per dag;

  • g.

    gastouderopvang: kinderopvang in een gezinssituatie die tot stand komt door middel van een gastouderbureau en die betrekking heeft op gelijktijdig ten hoogste vier kinderen;

  • h.

    gastouderbureau: een organisatie die de bemiddeling van gastouderopvang tussen gastouders en ouders/verzorgers regelt;

  • i.

    gastouder: een persoon die gastouderopvang biedt;

  • j.

    functionaris:

    • 1.

      in een kindercentrum werkzame persoon die werkzaamheden verricht, opgenomen in de voor kinderopvang geldende CAO, en die over de voor die werkzaamheden benodigde opleiding beschikt;

    • 2.

      in een peuterspeelzaal werkzame persoon, die de peuters begeleid en minimaal voldoet aan de opleidingseisen behorend bij de functie P.II.A (opleidingsniveau:V), van de CAO-Welzijn;

    • 3.

      in een gastouderbureau werkzame persoon, belast met de bemiddeling van gastouderopvang, die voor zijn werkzaamheden de op grond van de voor de kinderop-vang geldende opleiding beschikt;

  • k.

    houder: een natuurlijke of rechtspersoon die een kindercentrum of gastouderbureau in stand houdt;

  • l.

    NEN: door de Stichting Nederlands Normalisatie-Instituut vastgestelde norm;

  • m.

    begeleider: de in een kindercentrum werkzame persoon die anders dan de functionaris belast is met het bieden van verzorging en opvoeding of onderdak en begeleiding aan kinderen.

Artikel 2 Vergunningplicht.

  • 1. het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een kindercentrum open te stellen of te houden;

  • 2. het is verboden, zonder schriftelijke vergunning van burgemeester en wethouders, een gastouderbureau op te zetten of te houden;

Artikel 3 Weigering en ontheffing.

  • 1. Burgemeester en wethouders weigeren de vergunning indien niet wordt voldaan aan de kwaliteitsregels die in hoofdstuk 2 van deze verordening worden gesteld.

  • 2. In afwijking van lid 1 zijn burgemeester en wethouders bevoegd ontheffing te verlenen van de voorschriften in artikel 17 en de op artikel 11 gebaseerde nadere regels.

Artikel 4 Voorschriften en beperkingen.

  • 1. Aan een krachtens deze verordening verleende vergunning kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning is vereist.

  • 2. Degene aan wie krachtens deze verordening een vergunning is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 5 Behandeling aanvragen.

  • 1. Op in behandeling genomen aanvragen is afdeling 3.4 Awb van toepassing;

  • 2. Een ieder kan zijn zienswijze over de aanvraag naar voren brengen.

Artikel 6 Termijnen.

  • 1. Burgemeester en wethouders beslissen op een verzoek tot vergunning binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag of het verzoek is ontvangen.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen hun beslissing voor ten hoogste acht weken verdagen.

Artikel 7 Aanhouding.

  • 1. Burgemeester en wethouders houden de beslissing op de aanvraag om vergunning aan, totdat zij een beslissing hebben genomen over de aanvraag voor een bouwvergunning overeenkomstig artikel 40, lid 1 van de Woningwet.

  • 2. In afwijking van het bepaalde in artikel 6 nemen burgemeester en wethouders, voorzover de aanhouding als bedoeld in het eerste lid langer duurt dan de in artikel 6 gestelde termijnen, de beslissing op een aanvraag om vergunning zo spoedig mogelijk na afloop van de in artikel 6 bedoelde termijnen.

Artikel 8 Duur van de vergunning.

De vergunning wordt verleend voor maximaal vijf jaar.

Artikel 9 Verplichtingen van de houder.

  • 1. De vergunning is niet overdraagbaar.

  • 2. De houder is verplicht aan burgemeester en wethouders gegevens te verstrekken die door of namens hen in verband met de huisvesting, verzorging en begeleiding van de kinderen van belang wordt geacht.

  • 3. De houder is voorts verplicht om bij wijziging van de gegevens die zijn verstrekt bij de vergunning daarvan onmiddelijk schriftelijk mededeling te doen aan burgemeester en wethouders.

  • 4. De vergunninghouder is verplicht de vergunning op een zichtbare plaats in het kindercentrum/gastouderbureau op te hangen.

Artikel 10 Intrekken of wijzigen van de vergunning.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken of wijzigen:

    • a.

      indien ter verkrijging daarvan onjuiste danwel onvolledige gegevens zijn verstrekt;

    • b.

      indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten, opgetreden na het verlenen van de vergunning, moet worden aangenomen dat intrekking of wijziging wordt gevorderd door het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning is verstrekt;

    • c.

      indien de aan de vergunning verbonden voorschriften niet zijn of worden nagekomen;

    • d.

      indien binnen een termijn van één jaar geen gebruik van de vergunning/verklaring wordt gemaakt;

    • e.

      indien de houder dit verzoekt.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen in het belang van de kinderen tijdelijke of blijvende sluiting van een kindercentrum of een gastouderbureau gelasten, indien naar hun oordeel dringende omstandigheden die niet uit deze verordening voortvloeien daartoe aanleiding geven.

HOOFDSTUK 2 KWALITEITSREGELS

Paragraaf 1 Regels voor alle vormen van kinderopvang.

Artikel 11 Nadere regels.

  • 1. Het kindercentrum dient hygiënisch en veilig te zijn en een deugdelijke inrichting te hebben, waaronder begrepen dat alle ruimten in een kindercentrum rookvrij dienen te zijn.

  • 2. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen waaraan het kindercentrum, de houder en de in het kindercentrum werkzame functionarissen en begeleiders moeten voldoen. Deze regels hebben betrekking op:

    • a.

      de verzorging en begeleiding van het toezicht op de kinderen;

    • b.

      de inrichting, hygiënische toestand en de veiligheid van het kindercentrum voor zover deze eisen noodzakelijk zijn voor de kinderopvang en hierin niet wordt voorzien bij of krachtens de Woningwet;

    • c.

      de aan functionarissen en begeleiders te stellen gezondheidseisen;

    • d.

      de aanwezigheid van gegevens in het kindercentrum.

Artikel 12 Invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder.

De houder zorgt ervoor dat de invloed van functionarissen, gastouders en begeleiders op het beleid van de houder gewaarborgd is.

Artikel 13 Informatie aan ouders/verzorgers.

De houder van een kindercentrum of een gastouderbureau informeert de ouders/verzorgers voorafgaand aan het aangaan van de overeenkomst schriftelijk over:

  • a.

    het te voeren beleid, waaronder het pedagogisch beleid en de wijze waarop uitvoering wordt gegeven aan artikel 15, derde lid;

  • b.

    de wijze waarop klachten worden behandeld;

  • c.

    de wijze waarop de inspraak is geregeld;

  • d.

    de wijze waarop het contact met de ouders/verzorgers wordt onderhouden.

Artikel 14 De aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering.

  • 1. De houder van een kindercentrum moet ten behoeve van de in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders en kinderen een passende aansprakelijkheids- en ongeval-lenverzekering afsluiten.

  • 2. De houder van een gastouderbureau moet ten behoeve van de in het centrum aanwezige functionarissen, begeleiders, alsmede de bij het bureau aangesloten gastouders en door hen opgevangen kinderen, een passende aansprakelijkheids- en ongevallenverzekering afsluiten.

Paragraaf 2 Specifieke regels voor kindercentra.

Artikel 15 Groepsgrootte en aantallen functionarissen.

  • 1. De opvang van kinderen vindt in groepen plaats met dien verstande dat een groep van kinderen:

    • a.

      in de leeftijd van 0 tot 1 jaar gelijktijdig ten hoogste 12 kinderen omvat;

    • b.

      in de leeftijd van 0 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 16 kinderen omvat, waaronder ten hoogste 8 kinderen van 0 tot 1 jaar;

    • c.

      in de leeftijd van 4 tot 13 jaar gelijktijdig ten hoogste 20 kinderen omvat;

    • d.

      voor peuterspeelzalen minimaal 16 en maximaal 18 kinderen in de leeftijd van 2 tot 4 jaar omvat.

  • 2. Ten minste één functionaris wordt ingezet voor de verzorging en opvoeding van gelijktijdig ten hoogste:

    • a.

      4 kinderen in de leeftijd van 0 tot 1 jaar;

    • b.

      5 kinderen in de leeftijd van 1 tot 2 jaar;

    • c.

      6 kinderen in de leeftijd van 2 tot 3 jaar;

    • d.

      8 kinderen in de leeftijd van 3 tot 4 jaar;

    • e.

      10 kinderen in de leeftijd van 4 jaar tot het einde van de basisschoolleeftijd;

    het aantal functionarissen bij een gemengde groep wordt bepaald aan de hand van het gemiddelde, waarbij naar boven kan worden afgerond.

  • 3. In afwijking van lid 2 kan gedurende een beperkte tijd, doch niet meer dan anderhalf uur na opening en voor sluiting van het kindercentrum en in bijzondere omstandig-he-den één functionaris minder ingezet worden, met dien verstande dat tenminste één functionaris wordt ingezet.

  • 4. Indien slechts één functionaris wordt ingezet ingevolge lid 2 of 3, wordt naast deze functionaris ten minste één volwassene ingezet ter ondersteuning van die functionaris.

Artikel 16 Verblijfsruimte kindercentra.

  • 1. Per groep is een ruimte beschikbaar die per kind drie vierkante meter netto speel-/werkoppervlak bevat, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 2. Er is buitenspeelruimte beschikbaar, waarvan de oppervlakte minimaal vier vierkante meter per spelend kind bedraagt, bepaald overeenkomstig NEN 2580.

  • 3. Kinderen tot 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een aparte ruimte en kinderen ouder dan 1,5 jaar beschikken over slaapgelegenheid in een rustig af te scheiden ruimte.

Artikel 17 Voorkoming verspreiding infectieziekten.

  • 1. Het is aan de houder, dan wel aan degene die met de dagelijkse leiding is belast, verboden:

    • a.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin te vertoeven, wanneer, volgens of vanwege de directeur van de GGD, daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de Wet bestrijding infectieziekten en opsporing ziekteoorzaken, aanwezig is;

    • b.

      enig persoon tot het kindercentrum of tot enige daarmee in verbinding staande lokaliteit toe te laten of daarin zelf te vertoeven, wanneer hij redelijkerwijs kan vermoeden dat daarmee het gevaar van overbrenging van een infectieziekte, zoals genoemd in de onder a vermelde wet, aanwezig is.

  • 2. Van het in het eerste lid onder a omschreven verbod is de houder ontheven, zodra de behandelend geneesheer een schriftelijke verklaring heeft afgegeven dat de kans op overbrenging van een infectieziekte is uitgesloten.

  • 3. De bepalingen in het eerste en tweede lid laten onverlet de bepalingen krachtens de in het eerste lid, onder a, genoemde wet.

Paragraaf 3 Specifieke regels voor gastouderopvang.

Artikel 18 Eisen aan de gastouderopvang.

  • 1. Gastouderopvang geschiedt op basis van schriftelijke overeenkomsten tussen het gastouderbureau, de ouders/verzorgers en de gastouder.

  • 2. Contractueel worden in ieder geval vastgelegd de vergoeding voor de opvang en de kwaliteitseisen die het gastouderbureau aan de gastouderopvang stelt.

  • 3. Als kwaliteitseisen zijn in elk geval opgenomen dat:

    • a.

      de woning waar gastouderopvang plaatsvindt veilige en voldoende ruimte biedt voor het aantal kinderen dat daar verblijft. De hier bedoelde ruimte heeft zowel betrekking op de speelgelegenheid binnen en buiten de woning als op de slaap- en rustruimte;

    • b.

      de gastouder over te controleren deskundigheid beschikt.

Paragraaf 4 Uitzonderingen voor peuterspeelzalen.

Artikel 19 Aantallen functionarissen per groep in een peuterspeelzaal.

In afwijking van artikel 15 kunnen de groepen onder leiding staan van één functionaris en een begeleider.

Artikel 20 Verblijfsruimte peuterspeelzalen

Het in artikel 16, lid 3 bepaalde geldt niet voor peuterspeelzalen.

HOOFDSTUK 3 STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN.

Artikel 21 Strafbepaling.

Overtreding van artikel 2 en 9 en van de kwaliteitsregels in hoofdstuk 2 wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste twee maanden of een geldboete van de tweede catagorie en kan bovendien worden bestraft met openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak.

Artikel 22 Toezicht en opsporing.

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen personen aanwijzen die belast zijn met het toezicht op de naleving van de bij of krachtens deze verordening gestelde voorschriften.

  • 2. De opsporing van de in artikel 19 strafbaar gesteld feiten is, naast de in artikel 141 van het Wetboek van Strafvordering genoemde opsporingsambtenaren, opgedra-gen aan hen die door burgemeester en wethouders met het toezicht op de naleving van deze verordening zijn belast, voorzover het feiten betreft die in de aanwijzing zijn vermeld.

  • 3. De in het eerste lid bedoelde toezichthouders zijn bevoegd elke plaats te betreden met uitzondering van een woning zonder de toestemming van de bewoner.

Artikel 23 Controle.

Burgemeester en wethouders controleren ten minste een maal per jaar de houders op naleving van de verordening.

Artikel 24 Overgangsbepaling.

  • 1. Een jaar na de inwerkingtreding van deze verordening dienen alle houders van kindercentra en gastouderbureaus te voldoen aan de in of krachtens deze verordening gestelde eisen.

  • 2. Vergunningen/verklaringen en ontheffingen die zijn verleend onder de werking van de Verordening Kinderopvang Hoorn 1990 blijven nog gedurende één jaar na de inwerkingtreding van deze verordening van kracht.

  • 3. Indien vóór het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aan- vraag om een vergunning op grond van de Verordening Kinderopvang Hoorn 1990 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op die aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 25 Inwerkingtreding.

  • 1. Deze verordening treedt in werking op de 1 januari 1997.

  • 2. De Verordening Kinderopvang Hoorn 1990, vastgesteld op 11 september 1990 en in werking getreden op 1 januari 1991 wordt ingetrokken op de in het eerste lid bedoelde datum, met dien verstande dat de verordening gedurende één jaar onverkort van kracht blijft ten aanzien van kindercentra en gastouderbureaus die een op deze verordening gebaseerde vergunning hebben.

Artikel 26 Citeerartikel.

Deze verordening kan worden aangehaald als Verordening Kinderopvang Hoorn 1997.