Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang gemeente Houten

Geldend van 01-01-2020 t/m heden

Intitulé

Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang gemeente Houten

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

a. dagelijks bestuur: het dagelijks bestuur van de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom (WIL);

b. belanghebbende: de aanvragende ouder;

c. ouder: de bloed-of aanverwant in opgaande lijn of de pleegouder van een kind op wie de kinderopvang betrekking heeft, overeenkomstig artikel 1.1 Wko en woonachtig is in één van de deelnemende gemeenten aan de Gemeenschappelijke regeling Werk en Inkomen Lekstroom;

d. partner: de gehuwden, de geregistreerde partners en de ongehuwden die met een ander een gezamenlijke huishouding voeren (tenzij het gaat om een bloedverwant in de eerste graad);

e. toeslagpartner: de gehuwden, de gereregistreerde partners en de ongehuwden die met een ander een gezamenlijke huishouding voeren; Dan wel de medebewoner die voldoet aan één van de voorwaarden van de Belastingdienst om de toeslagpartner te (kunnen) zijn;

f. kinderopvang: het bedrijfsmatig of anders dan kostenvrij verzorgen, opvoeden en bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen tot de eerste dag van de maand waarop het voortgezet onderwijs voor die kinderen begint; De kinderopvangorganisatie dient ingeschreven te staan in het Landelijk Register Kinderopvang;

g. tegemoetkoming: bijdrage in de kosten van kinderopvang op basis van sociaal-medische gronden;

h. voorliggende voorziening: elke mogelijkheid om in kinderopvang te voorzien waarvan door de aanvragende ouder gebruik kan worden gemaakt, waaronder een andere financiële tegemoetkoming (zoals onder andere via de aanvullende ziektekostenverzekering, een voorziening op grond van de Wko of de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo)) of adequate kinderopvang in de informele sfeer;

i. VVE: Voor- en vroegschoolse educatie (VVE) is voor peuters en kleuters met een taal- of onderwijsachterstand. VVE is bedoeld om kinderen op een speelse manier hun achterstand te laten inhalen, voordat ze aan groep 3 beginnen.

Artikel 2. Gemeentelijke doelgroep

1. Deze regeling is van toepassing op de ouder of ouder met partner die behoort tot de doelgroep ‘ouder met sociaal medische indicatie’.

2. Van een sociaal medische indicatie is sprake als de ouder of ouder met partner:

a. een lichamelijke, zintuiglijke, verstandelijke of psychische beperking heeft, waardoor de ouder

niet in staat is de (volledige) verzorging van het kind op zich te nemen of;

b. een kind heeft dat op grond van sociaal medische problematiek kinderopvang nodig heeft om zich goed en gezond te kunnen ontwikkelen.

3. Bij het beoordelen of sprake is van een sociaal medische indicatie zoals bedoeld in dit artikel, wordt voorafgaande aan een eventuele toekenning van enige tegemoetkoming advies ingewonnen over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een onafhankelijke en voldoende professionele organisatie met voldoende adequate deskundigheid.

Of deze organisatie in voldoende mate voldoet aan deze randvoorwaarden is ter beoordeling van het dagelijks bestuur.

Artikel 3. Afwijzingsgronden

Het dagelijks bestuur wijst een aanvraag voor een tegemoetkoming af, indien:

a. de ouder of ouder met partner niet voldoet aan het gestelde in artikel 2 van deze verordening;

b. de ouder of de partner aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening;

c. de ouder of de partner niet voldoet aan hetgeen bepaald is in artikel 5 van deze verordening.

Artikel 4. Kosten voor kinderopvang

De aanspraak op een tegemoetkoming wordt bepaald door:

a. het aantal uren kinderopvang per kind per berekeningsjaar en;

b. de voor die kinderopvang te betalen prijs, met inachtneming van de maximum uurprijs en het maximaal aantal opvanguren als bedoeld in artikel 10 en 11 van deze verordening en;

c. het soort kinderopvang.

Artikel 5. Verplichtingen

1. Belanghebbende doet aan het dagelijks bestuur op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet kunnen zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op de tegemoetkoming.

2. Belanghebbende is verplicht om alle medewerking te verlenen die redelijkerwijs nodig is om het recht op de tegemoetkoming te kunnen vaststellen.

3. Ter bevordering van een correcte en adequate uitvoering van deze verordening, kunnen aan belanghebbende aanvullende verplichtingen opgelegd worden.

4. Alvorens tot afwijzing dan wel beëindiging over te gaan, wordt belanghebbende eenmaal een redelijke hersteltermijn geboden om alsnog de gevraagde medewerking te verlenen of informatie te verstrekken.

5. Onverminderd de overige bepalingen in deze verordening, kan het dagelijks bestuur besluiten om het recht op een tegemoetkoming te beëindigen indien belanghebbende niet of in onvoldoende mate zijn verplichtingen nakomt.

Artikel 6. Beperking noodzaak

1. De ouder doet al het mogelijke om de periode waarin noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

2. De ouder doet al het mogelijke om het aantal uren waarop noodzakelijke kinderopvang moet worden afgenomen, zo kort mogelijk te laten zijn.

Artikel 7. Herziening, intrekking en terugvordering

1. Het dagelijks bestuur herziet een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming, dan wel trekt een besluit tot toekenning van de tegemoetkoming in, en vordert de tegemoetkoming terug wanneer het niet of niet behoorlijk nakomen van de verplichtingen zoals bedoeld in artikel 5 van deze verordening, geleid heeft tot een ten onrechte of te hoog toegekende tegemoetkoming. Daarbij dient het opleggen van een bestuurlijke boete te worden bezien.

2. Tevens kan het recht op een tegemoetkoming worden herzien of ingetrokken en de tegemoetkoming worden teruggevorderd wanneer anderszins een tegemoetkoming ten onrechte of tot een te hoog bedrag toegekend is.

Artikel 8. Aanvraag tegemoetkoming SMI

1. Een aanvraag voor een tegemoetkoming bevat ten minste:

a. naam, adres en burgerservicenummer van de ouder;

b. indien van toepassing: naam en burgerservicenummer van de partner en, indien dit een ander adres is dan het adres van de ouder: het adres van de toeslagpartner;

c. naam, geboortedatum en burgerservicenummer van het kind of de kinderen waarop de aangevraagde tegemoetkoming betrekking heeft;

d. een offerte of contract van het geregistreerde kindercentrum of gastouderbureau dat de kinderopvang gaat verzorgen waarin in ieder geval wordt aangegeven: het aantal uren kinderopvang per kind, de kostprijs per uur en de aanvangsdatum van de opvang;

e. overige gegevens die het dagelijks bestuur nodig acht om te kunnen besluiten over de aanvraag van de tegemoetkoming.

2. De aanvraag vindt plaats met behulp van een door het dagelijks bestuur vastgesteld en beschikbaar gesteld aanvraagformulier.

3. Indien de ouder een partner heeft, wordt de aanvraag mede ondertekend door de partner.

Artikel 9. Toekenning tegemoetkoming SMI

1. De tegemoetkoming wordt toegekend met ingang van de datum waarop de aanvraag voor de tegemoetkoming door het dagelijks bestuur in ontvangst is genomen.

2. Als op deze datum nog geen kinderopvang plaatsvindt, wordt de tegemoetkoming toegekend met ingang van de datum waarop de kinderopvang zal plaatsvinden.

3. De tegemoetkoming kan worden toegekend tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming voor de kinderopvang, voor zover de opvang noodzakelijk wordt geacht.

Hoofdstuk 2. Kosten van kinderopvang Sociaal Medische Indicatie (SMI)

Artikel 10. Maximum uurprijs kinderopvang SMI

De maximum uurprijs is het uurtarief zoals beschreven in het Besluit kinderopvangtoeslag en wordt gehanteerd door de Belastingdienst.

Artikel 11. Maximum aantal uren kinderopvang SMI

Het maximum aantal uren kinderopvang waarvoor een tegemoetkoming SMI wordt verstrekt, bedraagt niet meer dan het maximum aantal uren zoals gehanteerd wordt door de Belastingdienst en beschreven staat in het Besluit kinderopvangtoeslag.

Artikel 12. Omvang en duur van de tegemoetkoming SMI

1. De tegemoetkoming wordt slechts verleend voor het aantal uren per week waarvoor de inzet van de kinderopvang op sociaal medische gronden naar het oordeel van het dagelijks bestuur noodzakelijk is.

2. De tegemoetkoming wordt vastgesteld voor maximaal 6 maanden.

3. Indien het dagelijks bestuur dit noodzakelijk acht vindt verlenging van de tegemoetkoming plaats. Verlenging vindt alleen plaats indien de ouder(s) heeft meegewerkt of in voldoende mate meewerkt aan hulpverlening om de situatie te verbeteren en de noodzaak van kinderopvang weg te nemen. De verlenging van de tegemoetkoming kan eenmalig worden verleend voor ten hoogste 6 maanden.

4. Alleen bij een nieuwe, andere oorzaak die ten grondslag ligt aan de noodzaak, kan nogmaals een tegemoetkoming worden verleend voor maximaal 6 maanden, met een mogelijkheid tot verlenging voor ten hoogste 6 maanden.

Artikel 13. Tegemoetkoming kosten kinderopvang SMI

De tegemoetkoming in de kosten van kinderopvang SMI wordt als volgt vastgesteld:

a. bij een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal de noodzakelijke kosten; Dit met inachtneming van de artikelen 10 en 11 van deze verordening;

b. als het inkomen meer bedraagt dan 100% van de geldende bijstandsnorm, bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal de hoogte zoals die berekend wordt met de berekeningsmethode van de belastingdienst;

c. indien de ouders al een vergoeding ontvangen voor de peuteropvang of VVE, dan worden deze uren afgetrokken van de maximaal vastgestelde uren per week op basis van de sociaal medische indicatie.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 14. Hardheidsclausule

Het dagelijks bestuur kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingen in deze verordening, indien toepassing daarvan tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 15. Overgangsrecht

Aanvragen die zijn ingediend op grond van de Verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang WIL (vastgesteld op 23 april 2013 en gewijzigd op 3 juni 2014) en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van deze verordening, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

1. Deze verordening treedt, na bekendmaking daarvan, in werking per 1 januari 2020.

2. Deze verordening wordt aangehaald als “ Verordening sociaal medische indicatie kinderopvang“.

Artikel 17. Intrekking oude verordening

De Verordening tegemoetkoming kinderopvangkosten WIL, vastgesteld op 23 april 2013 en gewijzigd op 3 juni 2014, wordt ingetrokken.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 10 december 2019.

de griffier, de voorzitter,

W. van Zanen G.P. Isabella

Toelichting bij de Verordening Sociaal Medische Indicatie Kinderopvang Houten 2020

Algemeen

Per 1 januari 2005 is de Wet kinderopvang (Wko) in werking getreden. Op grond van deze wet kunnen ouders een tegemoetkoming krijgen voor de kosten van kinderopvang als zij werk en zorg combineren. 1

Tot 1 januari 2013 kende de gemeente tegemoetkomingen in de kosten van de kinderopvang toe aan diegenen die tot deze wettelijke doelgroep behoorden.

Met ingang van 1 januari 2013 is deze taak door de Belastingdienst overgenomen. De bepalingen in de Wko die betrekking hadden op de gemeentelijke tegemoetkoming zijn hiermee komen te vervallen.

Naast de wettelijke doelgroep bestaat er ook nog een doelgroep, die de kinderopvang nodig heeft vanwege een sociaal-medische indicatie (SMI). Dit staat in artikel 1.12 Wko, maar de wetgever heeft bij de totstandkoming van de wet besloten om artikel 1.12 Wko (nog) niet in werking te laten treden. Dit artikel is nu nog steeds niet in werking getreden.

Het rijk heeft dus geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’. De VNG heeft wel in een handreiking richtlijnen opgesteld voor de uitvoering van de kinderopvang SMI.

Het benodigde budget voor kinderopvang voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’ is wel door de wetgever toegevoegd aan de algemene middelen van het gemeentefonds.

Deze verstrekking aan gemeenten via het gemeentefonds wordt aangemerkt als een algemene uitkering, waaraan geen voorwaarden worden gesteld. Het rijk heeft dus geen voorwaarden of beperkingen opgelegd aan de vormgeving van het gemeentelijk beleid voor de doelgroep ‘sociaal-medische indicatie’.

Doel SMI

De bepalingen in deze verordening kunnen gezien worden als een preventieve maatregel om de opvoedsituatie van een kind te verbeteren. Daarnaast kan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI ook een preventieve maatregel zijn om een duurdere vorm van ondersteuning, zoals uithuisplaatsing kind, te voorkomen.

Het gaat veelal om kinderen die opgroeien in een gezin waarbij de ouder, die de verzorging zou moeten doen, zelf intensieve zorg nodig heeft. Bij een dergelijke ouder kan sprake zijn van een lichamelijke ziekte of handicap, een psychische ziekte of verslavingsproblematiek of van een verstandelijke beperking. Een ‘sociale’ reden om SMI toe te kennen is bijvoorbeeld als de ouders in een sociale crisissituatie zijn beland en hierdoor niet in staat zijn om de verzorging van de kinderen op zich te nemen. Of wanneer de veiligheid van het kind binnen het gezin in het geding is.

Door een tegemoetkoming voor de kosten van de kinderopvang toe te kennen worden de ouders ontlast. De opvang van hun kind biedt de ouder(s) onder andere rust, structuur, overzicht en zekerheid.

Daarnaast gaat het om de ontwikkeling van het kind. Deze verordening voorziet ook in de situatie dat kinderopvang voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind zelf nodig is.

Aanleiding nieuwe verordening

Sinds 1 januari 2018 zijn de kinderopvang en het peuterspeelzaalwerk geharmoniseerd. Dit is onder andere de reden geweest om de verordening nog eens tegen het licht te houden. De verordening is aangepast aan de huidige wetgeving en biedt betere handvatten voor de aanpak van tijdelijke crisissituaties bij gezinnen.

De tegemoetkoming kinderopvang op grond van een Sociaal Medische Indicatie (SMI) zien wij als een vangnetregeling die de mogelijkheid geeft om gezinnen financieel te ondersteunen in de kosten van de kinderopvang, omdat zij niet in aanmerking kunnen komen voor de kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst.

De verordening tegemoetkoming kosten kinderopvang WIL uit 2014 was een open einde regeling. Door de inwerkingtreding van de Jeugdwet per 1 januari 2015 en de werkwijze met de Sociale teams komen meer doelgroep gezinnen voor deze regeling in beeld bij de gemeenten. Om de kosten voor de kinderopvang toch beheersbaar te houden nemen we in de verordening op dat we de duur van de tegemoetkoming beperken. Tenzij dit tot zeer onwenselijke situaties gaat leiden. We hopen hiermee meer mensen, die het nodig hebben, tijdelijk te ondersteunen, totdat ze zelf een goede passende oplossing hebben gevonden en/of dat de problemen zijn verholpen.

Artikelgewijze toelichting

Hoofdstuk 1. Algemeen

Artikel 1. Begripsbepalingen

Dit artikel behoeft geen verdere toelichting.

Artikel 2. Gemeentelijke doelgroep

Toelichting lid 1 en 2

Tot de doelgroep gezinnen behoren de ouders die (tijdelijk) geen recht hebben op kinderopvangtoeslag en waarbij sprake is van een sociaal-medische beperking bij de ouder zelf of het kind (eren). Daarnaast voor wie is vastgesteld dat één of meer van deze beperkingen kinderopvang noodzakelijk maakt.

De ouder en/of partner die niet werkt/werken of waarvan één van de ouders niet werkt, kunnen geen aanspraak maken op kinderopvangtoeslag. Als er sprake is van sociaal-medische problematiek binnen het gezin is het soms toch noodzakelijk om het kind te laten deelnemen aan de kinderopvang.

De leeftijd van het kind is tussen de 0 t/m 12 jaar.

Onderdeel a van het tweede lid schetst de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van in de ouder gelegen factoren.

Bij de ouder kan onder andere mogelijk sprake zijn van overbelasting of gedeeltelijke onmacht door een somatische ziekte, verslavingsproblematiek of een psychische ziekte van de ouder (s) waarbij al maximale hulp is of wordt ingezet. Hulp kan dan bijvoorbeeld worden verkregen vanuit de Ggz en/of de Wmo. De kinderopvang SMI kan worden ingezet tijdens het opstarten van het hulpverleningstraject, dan wel als blijkt dat de geboden hulpverlening (nog) niet voldoende is.

Onderdeel b van het tweede lid ziet op de situatie dat de sociaal-medische indicatie wordt verleend op basis van in het kind gelegen factoren. De kinderopvang is nodig voor een goede en gezonde ontwikkeling van het kind. Bij het indiceren vanuit het kind gezien, dient allereerst de medische en sociale situatie in kaart te zijn gebracht door deskundige hulpverleners. Vanuit die situatie kan aanvullende kinderdagopvang een deel van de oplossing van de verzorgingsproblematiek zijn. Ook kan in pedagogische noodsituaties kinderopvang een aanvullende plaats hebben.

De regeling SMI is in principe toegankelijk voor iedereen. Er is geen uitsluiting van de doelgroep op basis van financiële criteria.

Toelichting lid 3

Bij het indienen van de aanvraag is het aan de aanvrager zelf om relevante bewijsstukken aan te leveren, waaruit blijkt dat er sprake is van een indicatie voor de SMI.

De indicatie van de problematiek en het beroep op SMI (duur en omvang) kan worden gedaan door een (medisch) professional, zoals de jeugdverpleegkundige of -arts JGZ, huisarts, gezinscoach of psycholoog.

De consulent Inkomensondersteuning beoordeelt of de aangeleverde gegevens voldoende onderbouwing geven voor het vaststellen van de indicatie SMI met de bijbehorende duur en omvang. De wens van de ouder voor de omvang en de duur is hierin uitdrukkelijk niet bepalend.

Bij twijfel kan door de consulent een onafhankelijk advies worden aangevraagd bij een arbeidsmedisch adviseur of adviesbureau waar WIL mee samenwerkt.

Toetsingscriteria SMI

Toetsingscriteria bij de beoordeling of de ouder/kind tot de doelgroep van de SMI behoren zijn onder andere:

1. Mogelijkheid inzet voorliggende voorziening (zie ook bij toelichting artikel 3);

2. Mogelijkheid inzet eigen sociale netwerk;

3. Toetsing grondslag van de SMI voor de ouder en/of het kind;

4. Toetsen of de geldigheidsduur van de indicatie in overeenstemming met de gevraagde periode is;

5. Beoordelen voor welke duur (periode) en omvang (uren per week) de kinderopvang noodzakelijk is;

6. Opstellen ondersteuningsplan: hierin staat welke acties worden ondernomen door de ouder en de hulpverlening om de situatie op te lossen;

7. Het perspectief op uitstroom beoordelen.

Artikel 3. Afwijzingsgronden

Ad a. We wijzen de aanvraag af als de ouder, ouder met partner of het kind niet voldoet aan de criteria voor de doelgroep SMI.

Ad b. Wij wijzen de aanvraag af als de ouder of de partner aanspraak kan maken op een voorliggende voorziening.

Een voorliggende voorziening betreft iedere voorziening waar de aanvrager een beroep op kan doen ter bekostiging van de kosten van kinderopvang. Het is niet mogelijk om een vergoeding te verstrekken voor kosten waar sprake is van een voorliggende voorziening. Wel zal altijd getoetst moeten worden of de voorliggende voorziening toereikend en passend is gelet op het doel waar deze voor bestemd is. In sommige situaties kan de tegemoetkoming voor de kinderopvang ingezet worden ter aanvulling op de voorliggende voorziening.

Voorliggende voorzieningen zijn in ieder geval:

1. Eigen sociale netwerk;

2. Wet kinderopvang;

3. Wet langdurige zorg;

4. Zorgverzekering;

5. Jeugdwet;

6. Wet maatschappelijke ondersteuning;

7. Bijdrage/ondersteuning van de werkgever.

Ad1: Eigen sociale netwerk

Het eigen sociale netwerk zien wij als een voorliggende voorziening op de kinderopvang. Het sociale netwerk is een groep mensen met wie de cliënt een sociale relatie onderhoudt. Daarbij horen mantelzorgers, net als (andere) familieleden, vrienden, buren en collega’s. Bij de aanvraag wordt besproken of de ouder een beroep kan doen op ondersteuning vanuit het sociale netwerk en in welke mate hiervan sprake kan zijn.

Ad 2: De Wet kinderopvang

Indien de (vergoeding van de) opvang vanuit de Wet kinderopvang kan worden ingezet, gaat dit boven de SMI-regeling. Hiervoor gelden andere criteria en spelregels. De ouder kan dan in aanmerking komen voor een kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst. Deze toeslag dekt niet alle kosten voor de kinderopvang. Er resteert een eigen bijdrage. Bepaalde doelgroepouders kunnen via WIL in aanmerking komen voor een tegemoetkoming voor deze eigen bijdrage. Dit staat beschreven in de Beleidsregels tegemoetkoming eigen bijdrage kinderopvang WIL.

Onder de Wet kinderopvang valt ook de peuteropvang (VVE). De Lekstroomgemeenten hebben voor de vergoeding van de kosten voor de peuterspeelzalen per gemeente zelf eigen beleid opgesteld. Ook kunnen ouders in de meeste gevallen voor de peuteropvang kinderopvangtoeslag van de Belastingdienst ontvangen.

De (mogelijke) eigen bijdrage die ouder(s)/verzorger(s) dienen te betalen bij de reguliere peuterspeelzaal komt niet voor vergoeding in aanmerking op basis van deze verordening.

De eigen bijdrage peuteropvang VVE kan afhankelijk van het inkomen wel vergoed worden vanuit de bijzondere bijstand.

Ad 3. Wet langdurige zorg (Wlz)

Indien aan de ouder of het kind bij de aanvraag of op termijn zorg wordt verleend vanuit de Wlz, dan is de WLZ in eerste instantie geheel of gedeeltelijk voorliggend en gaat dit boven de SMI-regeling.

De inwoner komt alleen in aanmerking voor zorg vanuit de Wlz als hij/zij vanwege een ziekte of aandoening blijvend is aangewezen op 24 uur per dag zorg in de nabijheid of permanent toezicht.

Zorg vanuit de Wlz kan worden georganiseerd in een verpleeghuis, verzorgingshuis, woonvorm voor gehandicapten of bij de inwoner thuis.

In principe wordt de zorg op twee manieren geleverd:

1. Intramuraal: zorg in een instelling, middels zorg in natura of een persoongebonden budget (pgb)

2. Extramuraal: zorg thuis, middels een volledig pakket thuis (vpt), modulair pakket thuis (mpt) of een persoonsgebonden budget (pgb).

Ad 4. Zorgverzekering

Vanuit de aanvullende verzekering kan de zorgverzekeraar een vergoeding verstrekken voor de kinderopvang. Dit kan per verzekeraar verschillen. Bijvoorbeeld wanneer de ouder, partner of een ander kind binnen het gezin wordt opgenomen in het ziekenhuis.

Mogelijk kan er ook aanspraak worden gemaakt op vergoeding van onder andere speltherapie of psychosociale therapie die bijdragen aan het verbeteren van de gezinssituatie.

Ad 5. Jeugdwet

De Jeugdwet valt onder de verantwoordelijkheid van de gemeente en heeft meerdere uitgangspunten/taken, zoals het versterken van het opvoedkundig klimaat binnen gezinnen en het bevorderen van de zelfredzaamheid en participatie van jongeren. Gemeenten hebben ook de plicht om jeugdhulp en ondersteuning te bieden. Bijvoorbeeld aan jongeren met een beperking, stoornis, aandoening of opgroeiproblemen.

In een aantal situaties kan het bijvoorbeeld noodzakelijk zijn om een kind op een medisch kinderdagverblijf te plaatsen. Het medisch kinderdagverblijf biedt verpleging en verzorging voor kinderen en is bedoeld voor kinderen die sterk achterlopen met hun ontwikkeling. Bijvoorbeeld door psychische, lichamelijke of sociale problemen. Deze voorziening kan overigens zowel onder de Wlz als onder de Jeugdwet vallen. Dit is afhankelijk van de zwaarte van de aangeboden zorg.

Ad 6. Wet maatschappelijke ondersteuning(Wmo)

De gemeente geeft ondersteuning thuis via de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Een voorziening vanuit de Wmo kan voorliggend zijn op de SMI-regeling. Mensen die gebruik maken van de Wmo krijgen hulp van de gemeente middels algemene voorzieningen, maatwerkvoorzieningen en vervoersvoorzieningen. Een voorbeeld van een wmo-voorziening is individuele begeleiding: het ondersteunen van mensen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen, om zo zelfstandig mogelijk te kunnen leven en te participeren in de maatschappij.

Ad 7. Bijdrage/ondersteuning van de werkgever

In geval van een partner met inkomsten dient onderzocht te worden of een bijdrage van de werkgever tot de mogelijkheden behoort. Daarnaast kunnen er via de werkgever mogelijkheden zijn voor zorgverlof of ouderschapsverlof.

In artikel 3 onder c is opgenomen dat de aanvraag kan worden afgewezen als de ouder niet voldoet aan de inlichtingenplicht en onvoldoende meewerkt (zie hiervoor ook artikel 5 van deze verordening).

Artikel 4. Kosten voor kinderopvang

Ad a. Wij vergoeden alleen het aantal uren kinderopvang dat noodzakelijk is. In totaal kan dit niet meer bedragen dan het maximum aantal uren dat gehanteerd wordt door de Belastingdienst. In 2019 bedraagt dit maximaal 230 uur per maand per kind voor alle vormen van opvang tezamen.

Ad b. Bij de bepaling van de kosten voor de kinderopvang gaan we uit van de maximum uurtarieven die gehanteerd worden door de Belastingdienst. Deze uurtarieven worden meestal jaarlijks geïndexeerd. Indien de kinderopvang goedkoper is dan het maximum uurtarief vergoeden we alleen het uurtarief dat in rekening wordt gebracht door de kinderopvang.

Ad c. De hoogte van het maximum uurtarief is afhankelijk van het soort kinderopvang. We vergoeden alleen de kinderopvang in een geregistreerd kindercentrum of de gastouderopvang in een geregistreerde voorziening voor gastouderopvang.

Artikel 5. Verplichtingen

De ouder is verplicht om uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden te melden waarvan redelijkerwijs duidelijk is dat die van belang zijn voor het vaststellen van het recht op vergoeding van de kinderopvang. Dit betreft bijvoorbeeld wijziging van het inkomen, woonplaats, adres, gezinssamenstelling, aantal uren kinderopvang etc. Daarnaast dat er volledige medewerking wordt verleend aan het vaststellen van het recht op de vergoeding.

We sluiten voor de uitvoering van dit artikel aan bij artikel 17 van de Participatiewet en Hoofdstuk 6, paragraaf 6.2 tot en met 6.4 van de Participatiewet.

Artikel 6. Beperking noodzaak

Aan de inzet van de kinderopvang op grond van de SMI verbinden wij de verplichting dat de ouder volledige inzet toont om de duur van de periode en het aantal uren kinderopvang zo kort mogelijk te laten zijn.

De vergoeding van de kinderopvang is tijdelijk en heeft als doel de ouder (tijdelijk) te ontlasten. Het doel is dat de ouder op zoek gaat naar een andere passende oplossing en gaat werken aan het verminderen van de problemen.

Vanuit WIL is het mogelijk dat wij hierin ondersteuning bieden door mee te denken en/of te faciliteren in een andere passende voorziening/oplossing. Indien de ouder al bekend is met een andere vorm van hulpverlening, zoals het Sociaal team, dan zetten wij de kinderopvang meestal in samenspraak met deze hulpverlening in.

Daarnaast kunnen wij aan de ouder de aanvullende verplichting opleggen om ondersteuning te vragen bij het Sociaal team van de gemeente of een andere vorm van hulpverlening te zoeken, indien zij hier nog geen beroep op hebben gedaan.

Artikel 7. Herziening, intrekking en terugvordering

Het dagelijks bestuur kan per individuele situatie op grond van de reden van ten onrechte verstrekte tegemoetkoming, de mate van financiële benadeling en de omstandigheden van de ouder(s)/verzorger besluiten al dan niet tot een herziening of intrekking van de tegemoetkoming over te gaan. Indien hiertoe besloten wordt, vereist het gebruik maken van deze bevoegdheid wel een zorgvuldig onderzoek en besluitvormingsproces.

Wanneer de tegemoetkoming geheel of gedeeltelijk ten onrechte is uitgekeerd, wordt het meerdere teruggevorderd. Ook vindt een beoordeling plaats of het opleggen van een bestuurlijke boete noodzakelijk is. Hierbij zijn de artikelen 18a en 58 tot en met 60 van de Participatiewet en de Beleidsregels terugvordering en invordering Werk en Inkomen Lekstroom van toepassing.

Artikel 8. Aanvraag tegemoetkoming SMI

Middels de informatie op de website van WIL wordt de ouder of hulpverlener verzocht om rechtstreeks contact op te nemen met WIL om de hulpvraag vooraf te bespreken. Aan de hand van dit gesprek wordt het aanvraagformulier toegestuurd. De ouder houdt wel het recht om te allen tijde een aanvraag in te dienen.

Het is mogelijk dat wij naar aanleiding van de aanvraag en het bespreken van de mogelijke afspraken omtrent de vorm en omvang van de ondersteuning op huisbezoek gaan. De afspraken over de ondersteuning vanuit WIL en de acties, die de ouder gaat ondernemen om zijn/haar problemen te verminderen, dan wel op te lossen worden vastgelegd in een ondersteuningsplan.

Het gaat hier om huisbezoeken in het kader van de dienstverlening. In sommige situaties kan dit ook samen met het Sociaal team van de gemeente gedaan worden.

Dit huisbezoek wordt altijd vooraf aangekondigd. De klant verneemt wanneer het bezoek is, wie er langskomen, wat de aanleiding is van het bezoek en een algemene uitleg over wat een huisbezoek inhoudt.

Voor de uitvoering van het huisbezoek sluiten wij aan bij het Protocol Huisbezoeken Werk en Inkomen Lekstroom (WIL).

Na ontvangst van de aanvraag wordt er uiterlijk binnen 8 weken een besluit genomen. Deze termijn kan worden verlengd als blijkt dat het inwinnen van een onafhankelijk advies over de noodzaak, alsmede de duur en de omvang van de kinderopvang bij een deskundige organisatie noodzakelijk is. Daarnaast dienen alle gevraagde bewijsstukken die nodig zijn om het recht vast te kunnen stellen, te zijn aangeleverd bij de aanvraag.

Uit de beschikking moet blijken hoe het bedrag van de tegemoetkoming is berekend.

Voor zover mogelijk wordt het ondersteuningsplan direct meegestuurd met de beschikking.

Artikel 9. Toekenning tegemoetkoming SMI

Dit artikel regelt de ingangsdatum van de tegemoetkoming. Er wordt geen tegemoetkoming verstrekt in de kosten van kinderopvang die plaatsvindt voordat een aanvraag voor een tegemoetkoming bij het dagelijks bestuur van WIL is ingediend. Dit is een bewuste keuze ter voorkoming van problemen met ‘retrospectieve’ indicaties.

Toelichting lid 3

De tegemoetkoming kan tot maximaal één maand na de beëindiging van het recht op de tegemoetkoming worden doorbetaald. In de meeste gevallen wordt door de kinderopvangorganisaties een opzegtermijn van één maand gehanteerd. Indien de ouder(s) de kinderopvang niet tijdig hebben kunnen opzeggen, doordat bijvoorbeeld besluitvorming over de verlenging van de aanvraag kinderopvang uitblijft, dan biedt lid 3 de mogelijkheid om de tegemoetkoming nog voor één extra maand te verstrekken.

Hoofdstuk 2. Kosten van kinderopvang Sociaal Medische Indicatie (SMI)

Artikel 10. Maximum uurprijs kinderopvang SMI

Zie de toelichting in artikel 4 van deze verordening.

Artikel 11. Maximum aantal uren kinderopvang SMI

Zie de toelichting in artikel 4 van deze verordening.

Artikel 12. Omvang en duur van de tegemoetkoming SMI

De duur van de tegemoetkoming wordt maximaal op 6 maanden gesteld. Daarna kan middels een herindicatie nog één keer de tegemoetkoming worden verlengd met maximaal 6 maanden. Dit onder voorwaarde dat de ouder aantoonbaar heeft meegewerkt aan het hulpverleningstraject.

De reden om de duur van de opvang te maximeren is gelegen in het feit dat de gemeente ouders of verzorgers wil tegemoetkomen in de kosten voor kinderopvang als zich een crisisituatie voordoet bij één van de ouders of verzorgers of bij het kind. Zodra sprake is van een chronische situatie, dan zijn er andere (voorliggende) voorzieningen waarop de ouders of verzorgers een beroep kunnen doen. Het ligt dan niet meer op de weg van de gemeente om de kosten voor kinderopvang voor haar rekening te nemen.

Alleen bij een nieuwe andere oorzaak kan nogmaals de tegemoetkoming worden verleend, met eventueel opnieuw een verlenging van ten hoogste 6 maanden.

Artikel 13. Tegemoetkoming kosten kinderopvang SMI

De tegemoetkoming bedraagt maximaal de kinderopvangtoeslag, die de Belastingdienst zou vergoeden, indien de ouder in aanmerking zou komen voor een kinderopvangtoeslag krachtens de wet.

Alleen bij een inkomen tot 100% van de geldende bijstandsnorm bedraagt de hoogte van de tegemoetkoming maximaal de noodzakelijke kosten. We vergoeden echter niet meer dan het maximale uurtarief en het maximum aantal uur per maand zoals is vastgesteld door de Belastingdienst. Dit staat in de artikelen 10 en 11 van deze verordening.

Hoofdstuk 3. Slotbepalingen

Artikel 14. Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

De in dit artikel opgenomen hardheidsclausule maakt het mogelijk om van de begrenzingen in deze verordening af te wijken als dat in het individuele geval echt noodzakelijk is. Dit afwijken kan alleen ten gunste en nooit ten nadele van de ouder.

Artikel 15. Overgangsrecht

Met betrekking tot de periode vóór 1 januari 2020 geldt - op grond van het rechtszekerheidsbeginsel - dat de beslissing van het college op grond van de onderhavige verordening voor belanghebbenden materieel niet ongunstiger mag uitpakken dan wanneer was beslist op grond van de oude verordening.

Aangezien de hoogte van de tegemoetkoming niet lager wordt volgend jaar, wordt het materieel niet ongunstiger.

Artikel 16. Inwerkingtreding en citeertitel

In dit artikel is geregeld op welk moment de verordening in werking treedt.

Artikel 17. Intrekking oude verordening

Dit artikel spreekt voor zich.

Ondertekening