Regeling vervallen per 01-01-2016

Beoordelingsmodel voor verhoogde arseenconcentraties in grondwater gemeente Leeuwarden

Geldend van 27-05-2003 t/m 31-12-2015

Intitulé

Beoordelingsmodel voor verhoogde arseenconcentraties in grondwater gemeente Leeuwarden

Artikel 0 Dit artikel moet nog worden gesplitst

Beoordelingsmodel voor verhoogde arseenconcentraties in grondwater gemeente Leeuwarden

27 mei 2003

INLEIDING

In de gemeente Leeuwarden worden met een zekere regelmaat hoge concentraties aan arseen in het grondwater gemeten zonder dat daarvoor een directe oorzaak kan worden aangewezen.

Het frequente optreden van de hoge concentraties deed vermoeden dat het hier arseen betrof dat van nature aanwezig is, maar dat zich onder bepaalde milieuomstandigheden blijkbaar in verhoogde mate in het grondwater manifesteert.

Al in 1993 is een bodemchemisch model opgesteld waarin de verschillende vormen van voorkomen van arseen zijn beschreven. Conclusie was destijds dat het van nature verhoogde concentraties betrof en deze niet door menselijk handelen waren veroorzaakt. Dit verschijnsel komt in meerdere plaatsen voor in Nederland.

De in het bodemchemisch model gegeven verklaring kon onder een aantal voorwaarden worden gehanteerd bij het aantreffen van verhoogde arseenconcentraties in het grondwater.

Tevens is vanaf 1993 arseen in het analysepakket voor bodemonderzoeken in opdracht van de gemeente meegenomen. Vanaf 1995 is deze stof opgenomen in het onderzoeksprotocol NEN 5740 en wordt sindsdien standaard meegenomen in alle bodemonderzoeken

Na een onderzoek naar de gemeten arseenconcentraties van de afgelopen 10 jaar in het grondwater binnen de gemeente Leeuwarden en een toetsing aan de in het interim-beleid gehanteerde criteria blijkt dat de gestelde criteria zich goed in de praktijk laten toepassen. Tevens komen de resultaten van de evaluatie van het bodemchemisch model met het daarbij behorende pakket aan voorwaarden goed overeen met het lopende onderzoek van de Stichting Kennistransfer Bodem (SKB) naar “Natuurlijke bodemverontreiniging als knelpunt voor ruimtelijke ontwikkeling” (lit. )dat wordt uitgevoerd door TNO-NITG, DHV, de universiteit van Utrecht en de provincies Groningen, Fryslân, Noord-Holland, Zuid-Holland en Zeeland.

Hiermee is dan ook besloten de criteria als beleidsregel te laten vaststellen. Bij toetsing van arseenconcentraties in het grondwater zal naast de streef- en interventiewaarden uit de circulaire streefwaarden en interventiewaarden bodemsanering (4 februari 2000) ook de in deze notitie vastgelegde beoordelingsmodel worden gebruikt.

INHOUD

Inleiding

Inhoud

1 Het voorkomen van arseen in het grondwater 1

1.1 Inleiding 1

2 Wettelijke en beleidsmatige kaders 3

  • 2.

    1 Wettelijk kader 3

  • 2.

    2 Advies TCB 3

  • 2.

    3 Basisprincipes van het bodembeheer 3

3 Het beoordelingsmodel 5

4 Literatuur 7

1Het voorkomen van arseen in het grondwater

1.1 Inleiding

Arseen (As) komt voor in de oorspronkelijke pleistocene afzettingen in de Nederlandse ondergrond in lage concentraties van enkele mg/kg. Deze lagen liggen in het westen van Nederland op minimaal 25 meter beneden maaiveld. In het oosten en zuiden van Nederland liggen deze lagen dichter aan het oppervlak. De hoeveelheden arseen zijn zo laag dat deze afzettingen geen risico voor de mens betekenen. Pas als het arseen zich op bepaalde plaatsen ophoopt kunnen risicovolle situaties ontstaan.

Het arseen is in deze lagen gebonden aan ijzerhydroxides (roest). Anaëroob (zuurstofloos) water dat door deze afzettingen stroomt, neemt dit arseen op en transporteert het verder. Op de plaatsen waar dit water weer uittreedt (kwel locaties) wordt de Arseen weer vastgelegd in ijzerhydroxides in de bodem. Hoe langer kwel doorgaat en hoe intensiever de kwel is, hoe sterker de accumulatie van Arseen zal zijn. Op deze manier kunnen zeer grote hoeveelheden gebonden Arseen ophopen, tot enkele honderden mg/kg. Bovendien kan het Arseen vanuit deze accumulaties weer vrij worden gemaakt naar het grondwater. Dit gebeurt wanneer het arseen oplost in anaëroob grondwater, bijvoorbeeld als de grondwaterspiegel stijgt. Daarbij kunnen dan ook extreem hoge concentraties in het grondwater ontstaan, tot enkele honderden µg/l.

2 Wettelijke en beleidsmatige kaders

2.1 Wettelijk kader

De Wet bodembescherming is van toepassing op situaties waarin handelingen worden verricht die de functionele eigenschappen van de bodem bedreigen of aantasten. Het begrip verontreiniging omschrijft een buitengewone toestand van de bodem. In geval van verhoogde gehalten die van nature voorkomen, is geen sprake van een handeling die de bodemkwaliteit bedreigt dan wel aantast, evenmin van een buitengewone toestand, maar van een natuurlijke toestand. Dit betekend dat art.1 van de Wet bodembescherming niet van toepassing is, met het gevolg dat de gehele wet niet van toepassing is.

In de Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming ‘Beoordeling en Afstemming’ (lit. ) is aangegeven dat in gebieden waar verhoogde achtergrondgehalten voorkomen (van nature) deze waarden als streefwaarden gelden. De streefwaarden worden gehanteerd als de getalsmatige invulling van het niveau waarop de functionele eigenschappen van de bodem zijn veiliggesteld. Wordt de streefwaarde níet overschreden, dan spreken we ook niet over bodemverontreiniging in de zin van de wet.

2.2 Advies TCB

De problematiek van de verhoogde achtergrondgehalten speelt al langere tijd. In juli 2000 vroeg het ministerie van VROM advies hierover aan bij de Technische Commissie Bodembescherming (TCB). In september 2000 bracht de TCB haar advies aan de minister van VROM uit met betrekking tot ‘hoge gehalten aan van nature voorkomende stoffen’ (lit. ). In haar advies geeft de TCB aan dat een speciaal beleidskader voor van nature verhoogde stoffen gelegitimeerd is, maar dat vanuit milieuhygiënisch oogpunt de verplaatsing van (bijvoorbeeld) arseenhoudend materiaal wel specifieke aandacht vraagt.

2.3 Basisprincipes van het bodembeheer

In het algemene milieubeleid, maar ook in het bodembeleid, staan drie principes centraal:

  • -

    Geen verslechtering van de bestaande milieukwaliteit als gevolg van emissies of verspreiding van stoffen in het milieu (stand still);

  • -

    Waar wenselijk dan wel noodzakelijk streven naar kwaliteitsverbetering;

  • -

    Geen onaanvaardbare risico’s voor mens en leefomgeving.

In het voorliggende beslismodel wordt zowel met het wettelijk kader, het TCB advies als de basisprincipe’s rekening gehouden.

3 Het beoordelingsmodel

Bij het bepalen of gemeten arseenconcentraties behoren tot een ernstig geval van bodemverontreiniging in het kader van artikel 28 Wbb dan wel als van nature verhoogde achtergrondgehalten beschouwd kunnen worden, worden de volgende procedure aangehouden:

Bij concentraties kleiner dan 35 g/l arseen (tussenwaarde) in het grondwater is er volgens de Circulaire streefwaarden en interventiewaarden Bodemsanering (circulaire) geen indicatie voor het mogelijk aanwezig zijn van een ernstig geval van grondwaterverontreiniging. Nader onderzoek naar de herkomst van het arseen is dan niet noodzakelijk.

Indien gehalten boven de 35 g/l arseen in het grondwater worden aangetroffen dient men nader te onderzoeken wat de herkomst is van deze gehalten. Enerzijds kan het een indicatie zijn voor een ernstig geval van grondwaterverontreiniging, anderzijds kan er sprake zijn van nature verhoogde concentraties. Om te bepalen of er sprake is van natuurlijk verhoogde concentraties wordt bij de beoordeling van bodemonderzoeken binnen de gemeente Leeuwarden getoetst aan het “Bodemchemisch model” (lit. ). In grote lijnen worden de volgende criteria aangehouden:

  • 1

    Op basis van historisch onderzoek mag er geen vermoeden aanwezig zijn dat mogelijk sprake is van een (bodem)verontreiniging met arseen;

  • 2

    De gemeten pH moet tussen de 6 en 8;

  • 3

    De arseenconcentratie is niet hoger dan 750 g/l;

  • 4

    Op basis van analytisch onderzoek is vastgesteld dat een directe (bijv. een door verontreiniging zeer lage pH-waarde) of indirecte bron voor de arseenverontreiniging niet aanwezig is (geen gehalten aan arseen in de grond);

  • 5

    Op basis van een risico-beoordeling kunnen risico’s ten gevolge van de arseen verontreiniging worden uitgesloten, hierbij kan tevens voor specifieke situaties een gebruiksadvies gegeven worden;

  • 6

    Een verklaring geven voor de verhoging van arseen;

Geadviseerd wordt om bij het aantreffen van verhoogde arseenconcentraties een heranalyse uit te voeren. In sommige gevallen is gebleken dat verhoogde arseenconcentraties tijdelijk worden veroorzaakt doordat tijdens het plaatsen van de peilbuis het bodemprofiel wordt verstoord. Een heranalyse kan dan aantonen dat het hier niet een verhoogde achtergrondconcentratie betreft maar een tijdelijk verhoogde concentratie ten gevolge van verstoring.

Het “Bodemchemisch model” (lit. ) is te verkrijgen bij de gemeente Leeuwarden, sector Milieu.

4 Literatuur

  • 1.

    Rapport “Een bodemchemisch model om de hoge concentraties aan arseen in het grondwater op een aantal locaties in Leeuwarden te verklaren”, Oranjewoud, Heerenveen, maart 1993

  • 2.

    “ Concept-Raam- Bodembeheerplan, voor van nature voorkomende arseengehalten” project NABRON, SKB, februari 2003.

  • 3.

    Circulaire Saneringsregeling Wet bodembescherming: beoordeling en afstemming; Staatscourant 242; december 1998.

  • 4.

    Advies hoge gehalten aan van nature voorkomende stoffen, TCB, 27 sept. 2000, TCB S52 (2000)