Gemeenschappelijk regeling Veiligheidsregio Fryslân

Geldend van 15-01-2019 t/m heden met terugwerkende kracht vanaf 01-01-2019

Intitulé

Gemeenschappelijk regeling Veiligheidsregio Fryslân

De colleges van Burgemeester en Wethouders van de gemeenten Achtkarspelen, Ameland, Dantumadiel, De Fryske Marren, Dongeradeel, Ferwerderadiel, Harlingen, Heerenveen, Kollumerland c.a., Leeuwarden, Ooststellingwerf, Opsterland, Schiermonnikoog, Smallingerland, Súdwest Fryslân, Terschelling, Tytsjerksteradiel, Vlieland, Waadhoeke en Weststellingwerf

gelezen:

  • Het voorstel van het algemeen bestuur van Veiligheidsregio Fryslân van 12 juli 2018;

overwegende dat:

  • alle deelnemende gemeenten hebben besloten tot regionalisering van de brandweer als gevolg van de wijzigingen in de Wet veiligheidsregio's;

  • bij regeling aan het bestuur van Veiligheidsregio Fryslân de bevoegdheden als opgesomd in artikel 10 Wet veiligheidsregio's zijn overgedragen;

  • Veiligheidsregio Fryslân als organisatie als bedoeld in artikel 14 van de Wet publieke gezondheidszorg uitvoering geeft aan de wettelijke taken op het gebied van publieke gezondheid op grond van deze wet;

  • Veiligheidsregio Fryslân ter uitvoering van deze taken een integrale uitvoerende organisatie handhaaft en de deelnemende gemeenten deze willen voortzetten;

  • door herindeling in de regio Fryslân nieuwe gemeenten zijn ontstaan;

  • de Wet gemeenschappelijke regeling per 1 januari 2015 is gewijzigd;

  • bestaande afgesproken werkwijzen geformaliseerd moeten worden;

  • deze overwegingen aanleiding geven de vigerende gemeenschappelijke regeling op onderdelen aan te passen;

gelet op:

  • de Wet veiligheidsregio's

  • de Gemeentewet

  • de Wet gemeenschappelijke regelingen

  • de Wet publieke gezondheid

  • Politiewet 2012

met toestemming van:

  • - de gemeenteraden conform artikel 1, lid 2 van de Wet gemeenschappelijke regelingen;

BESLUITEN:

De gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân te wijzigen waarmee de regeling als volgt komt te luiden:

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. In deze gemeenschappelijke regeling wordt verstaan onder: ‘

    • a.

      de regeling: de gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân

    • b.

      het openbaar lichaam: als bedoeld in artikel 2, lid 1 van deze regeling

    • c.

      de regio: het openbaar lichaam

    • d.

      gemeenten: de aan deze regeling deelnemende gemeenten

    • e.

      de raden: de raden van de deelnemende gemeenten

    • f.

      de colleges: de colleges van burgemeester en wethouders van de deelnemende gemeenten

    • g.

      de burgemeesters: de burgemeesters van de deelnemende gemeenten

    • h.

      gedeputeerde staten: gedeputeerde staten van de provincie Fryslân

    • i.

      de wet: de Wet veiligheidsregio's

    • j.

      de Wgr: de Wet gemeenschappelijke regelingen

    • k.

      Agendacommissie gezondheid: de door het algemeen bestuur ingestelde commissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling

    • l.

      Agendacommissie veiligheid: de door het algemeen bestuur ingestelde commissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling

    • m.

      Bestuurscommissie gezondheid: de door het algemeen bestuur ingestelde commissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling

    • n.

      Bestuurscommissie veiligheid: de door het algemeen bestuur ingestelde commissie als bedoeld in artikel 18 van deze regeling

    • o.

      de algemeen directeur: de hoogst leidinggevende van het openbaar lichaam als bedoeld in artikel 25 van deze regeling

    • p.

      het werkgebied: het gebied als bedoeld in artikel 8 van de wet

    • q.

      personeel: het personeel in dienst van het openbaar lichaam.

  • 2. Waar in deze regeling artikelen van de Gemeentewet of van enige andere wet of wettelijke regeling van overeenkomstige toepassing worden verklaard, worden in die artikelen voor de gemeente, de raad, het college van burgemeester en wethouders achtereenvolgens gelezen de Veiligheidsregio Fryslân, het algemeen bestuur, het dagelijks bestuur en de voorzitter.

Artikel 2 Het openbaar lichaam

  • 1. Er is een openbaar lichaam, genaamd Veiligheidsregio Fryslân.

  • 2. Het openbaar lichaam bezit rechtspersoonlijkheid en is gevestigd te Leeuwarden.

  • 3. Het gebied waarvoor deze regeling geldt betreft het gezamenlijke grondgebied van de deelnemende gemeenten.

Artikel 3 Bestuursorganen

  • 1. De regio kent de volgende bestuursorganen:

    • het algemeen bestuur

    • het dagelijks bestuur

    • de voorzitter.

  • 2. De regio kan overeenkomstig de artikelen 24 en 25 Wgr commissies instellen.

HOOFDSTUK 2 BELANGEN, TAKEN EN BEVOEGDHEDEN

Artikel 4 Belangen

De regio heeft tot doel het behartigen van de gemeenschappelijke belangen van de gemeenten op de terreinen van:

  • a. publieke gezondheidszorg

  • b. brandweerzorg

  • c. geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen

  • d. rampenbestrijding en crisisbeheersing

  • e. het bevorderen van de multidisciplinaire samenwerking en de coördinatie in de uitvoering van rampenbestrijding en crisisbeheersing

  • f. het in stand houden en beheren van de meldkamerfunctie.

  • g. het zijn van een platform voor samenwerking voor aan hulpverlening gelieerde diensten, partners dan wel organisaties en andere openbare lichamen.

Artikel 5 Taken en bevoegdheden

Bij deze regeling worden aan het algemeen bestuur overgedragen: 

  • a. de taken en bevoegdheden conform artikel 10 van de wet;

  • b. de taken en bevoegdheden tot het instellen en het in stand houden van de regionale gezondheidsdienst conform artikel 14 van de Wet publieke gezondheid;

  • c. de taken en bevoegdheden conform artikel 5, tweede lid, onder a tot en met d en artikel 6b, derde lid van de Wet publieke gezondheid;

  • d. de taken en bevoegdheden tot het verschaffen van de mogelijkheid tot het doen schouwen van lijken conform artikel 4 van de Wet op de lijkbezorging;

  • e. het opzetten en beheren van gemeenschappelijke pools (expertteams) van ambtenaren voor met name benoemde functies ten behoeve van de lokale uitvoering van de gemeentelijke processen; 

  • f. het (doen) opstellen en bijhouden van de geregionaliseerde draaiboeken voor de gemeentelijke processen; 

  • g. het aanbieden van een opleidings- en oefenprogramma en het registreren van de geoefendheid van de ambtenaren die in de onder sub. e genoemde pools participeren.

Artikel 6 Dienstverlening

  • 1. De regio is bevoegd tot het verrichten van diensten voor een of meer deelnemende gemeenten en/of derden.

  • 2. De dienstverlening geschiedt op basis van een overeenkomst tussen de regio en de gemeenten(n) en/of derden die het aangaat dan wel aangaan. In deze overeenkomst wordt neergelegd welke prestaties de regio zal leveren, de kosten die daarvoor in rekening worden gebracht en de voorwaarden waaronder tot dienstverlening wordt overgegaan en de beëindiging daarvan.

Artikel 6a Deelname privaatrechtelijke rechtspersonen

  • 1. Het algemeen bestuur kan tot oprichting besluiten van en de deelneming in stichtingen, maatschappen, vennootschappen, verenigingen, coöperaties en onderlinge waarborgmaatschappijen.

  • 2. De oprichting moet in het bijzonder aangewezen worden geacht voor de behartiging van het daarmee te dienen openbaar belang.

  • 3. Het besluit wordt niet genomen dan nadat de raden van de deelnemende gemeenten een ontwerp besluit is toegezonden en in de gelegenheid zijn gesteld hun wensen en bedenking ter kennis van het algemeen bestuur te brengen.

HOOFDSTUK 3 HET ALGEMEEN BESTUUR

Artikel 7 Samenstelling

  • 1. Het algemeen bestuur van de regio bestaat overeenkomstig artikel 11, lid 1, van de wet, uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het lidmaatschap van het algemeen bestuur eindigt zodra een lid ophoudt burgemeester te zijn van de gemeente die hij vertegenwoordigt.

  • 3. Een lid van het algemeen bestuur wordt bij verhindering vertegenwoordigd op de wijze zoals is bepaald in artikel 77, eerste lid, van de Gemeentewet.

  • 4. De hoofdofficier van justitie en de voorzitter van het waterschap, dat binnen het werkgebied van de regio is gelegen, worden gelet op artikel 12, lid 1, van de wet uitgenodigd deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.

  • 5. De commissaris van de Koning wordt gelet op artikel 13 van de wet uitgenodigd om bij de vergaderingen van het algemeen bestuur van de regio aanwezig te zijn. De commissaris kan zich laten vertegenwoordigen.

  • 6. De voorzitter van de regio nodigt gelet op artikel 12, lid 2 van de wet andere functionarissen wiens aanwezigheid in verband met de te behandelen onderwerpen van belang is, uit deel te nemen aan de vergaderingen van het algemeen bestuur.

Artikel 8 Taken en bevoegdheden

  • 1. Alle opgedragen taken en bevoegdheden in het kader van deze regeling, die niet aan het dagelijks bestuur zijn opgedragen, behoren aan het algemeen bestuur.

  • 2. Het algemeen bestuur kan besluiten tot een verdere toedeling van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur.

  • 3. Van de verdere toedeling van bevoegdheden aan het dagelijks bestuur zijn in ieder geval uitgezonderd de besluiten genoemd in artikel 25, lid 3 Wgr.

Artikel 9 Werkwijze

  • 1. Het algemeen bestuur vergadert jaarlijks tenminste tweemaal en voorts zo dikwijls de voorzitter of het dagelijks bestuur dit nodig oordeelt, of – binnen een termijn van drie weken nadat het schriftelijke verzoek is gedaan – indien tenminste 1/5 deel van het aantal leden dat onder opgaaf van de te behandelen onderwerpen schriftelijk verzoeken.

  • 2. Het algemeen bestuur stelt een reglement van orde vast voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

  • 3. Het reglement als bedoeld in het tweede lid wordt aan de deelnemende gemeenten toegezonden.

  • 4. De uitnodiging voor de vergadering gaat uit van de voorzitter. De uitnodiging gaat vergezeld van een agenda met daarbij behorende stukken.

  • 5. De agenda en de daarbij behorende stukken worden, bijzondere omstandigheden daargelaten, ten minste 14 dagen voor de vergadering van het algemeen bestuur gepubliceerd.

  • 6. De vergaderingen van het algemeen bestuur zijn openbaar. De deuren worden gesloten wanneer een vijfde van de aanwezige leden daarom verzoekt of de voorzitter het nodig oordeelt. Het algemeen bestuur beslist vervolgens of met gesloten deuren zal worden vergaderd en wie, naast de leden van het algemeen bestuur, aanwezig mogen zijn bij die vergadering.

  • 7. In een besloten vergadering kan niet worden besloten over:

    • a.

      beleidsplannen

    • b.

      de begroting

    • c.

      de rekening

    • d.

      het wijzigen van deze regeling

    • e.

      een liquidatieplan

    • f.

      tarieven

    • g.

      rechtspositieregeling

    • h.

      regelingen met andere openbare lichamen.

  • 8. Het algemeen bestuur beslist bij meerderheid van stemmen (ieder lid één stem). Indien de stemmen staken geeft de stem van de voorzitter de doorslag.

HOOFDSTUK 4 HET DAGELIJKS BESTUUR

Artikel 10 Samenstelling

  • 1. Het dagelijks bestuur bestaat uit:

    • a.

      de voorzitter van het algemeen bestuur

    • b.

      de voorzitter van de agendacommissie Gezondheid en een lid aan te wijzen uit en door de agendacommissie Gezondheid

    • c.

      de voorzitter van de agendacommissie Veiligheid en een lid aan te wijzen uit en door de agendacommissie Veiligheid. Indien de voorzitter van de agendacommissie en de voorzitter van het algemeen bestuur dezelfde persoon zijn dan is de plaatsvervangend voorzitter van de agendacommissie Veiligheid eveneens lid van het dagelijks bestuur.

  • 2. De voorzitter van het algemeen bestuur is ook voorzitter van het dagelijks bestuur.

  • 3. De voorzitter heeft de leiding tijdens de vergadering van het dagelijks bestuur.

  • 4. De zittingsperiode van de leden van het dagelijks bestuur loopt gelijk met de looptijd van de raden.

  • 5. De leden van het dagelijks bestuur blijven hun functie waarnemen totdat in hun opvolging is voorzien.

  • 6. Indien tussentijds een plaats van een lid openvalt, wordt zo spoedig mogelijk een nieuw lid benoemd. Dit lid maakt de nog resterende periode van zijn voorganger af.

Artikel 11 Taken en bevoegdheden

Het dagelijks bestuur is belast met onder andere:

  • a. de voorbereiding van alles waarover in de vergadering van het algemeen bestuur zal worden beraadslaagd en besloten

  • b. de uitvoering van de besluiten van het algemeen bestuur

  • c. het nemen van alle conservatoire maatregelen, zowel in als buiten rechte, en het doen van alles wat nodig is ter voorkoming van verjaren en verlies van recht of bezit

  • d. het uitvoeren van de taken voortvloeiend uit de bij deze regeling opgedragen bevoegdheden

  • e. het uitvoeren van de taken voortvloeiend uit de opgedragen bevoegdheden overeenkomstig artikel 8, lid van deze regeling.

Artikel 12 Werkwijze en vergaderorde

  • 1. Het dagelijks bestuur vergadert zo dikwijls de voorzitter dit nodig oordeelt, of zulks schriftelijk door één lid onder opgave van de te behandelen onderwerpen wordt verzocht.

  • 2. In de eerste vergadering van elke zittingsperiode stelt het dagelijks bestuur een taakverdeling voor zijn leden vast en doet daarvan mededeling aan het algemeen bestuur.

  • 3. Het dagelijks bestuur beslist bij meerderheid van stemmen (ieder lid één stem).

  • 4. Op uitnodiging van de voorzitter kunnen overige adviseurs de vergadering bijwonen.

  • 5. Het dagelijks bestuur kan een reglement van orde vaststellen voor zijn vergaderingen en overige werkzaamheden.

Artikel 13 Regelen van de organisatie

  • 1. Teneinde een doelmatige taakuitoefening van de regio te bevorderen draagt het dagelijks bestuur zorg voor een organisatieverordening.

  • 2. De organisatieverordening dient in elk geval te bevatten:

    • a.

      de taken, structuur en werkwijze van de ambtelijke organisatie;

    • b.

      de mandaten aan de functionarissen in dienst van de regio.

  • 3. De organisatieverordening wordt ter kennisneming toegezonden aan het algemeen bestuur.

HOOFDSTUK 5 DE VOORZITTER

Artikel 14 Voorzitter algemeen bestuur

  • 1. De voorzitter van het algemeen bestuur is, overeenkomstig artikel 11, lid 2 van de wet, bij koninklijk besluit, gehoord het algemeen bestuur, benoemd uit de burgemeesters van de deelnemende gemeenten.

  • 2. Het algemeen bestuur wijst een van zijn leden aan die de voorzitter bij afwezigheid vervangt.

  • 3. De voorzitter vertegenwoordigt de regio in en buiten rechte.

Artikel 15 Rol van de voorzitter bij bovenlokale rampen en crises

  • 1. In geval van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, of van ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, is de voorzitter ten behoeve van de rampenbestrijding en crisisbeheersing in de betrokken gemeenten bij uitsluiting bevoegd toepassing te geven aan:

    • a.

      de artikelen 4 tot en met 7 van de wet

    • b.

      de artikel 172 tot en met 177 van de Gemeentewet, met uitzondering van artikel 176, derde tot en met zesde lid

    • c.

      de artikelen 11, 14, eerste lid, 56, eerste en vierde lid, en 62 van de Politiewet 2012

    • d.

      de artikelen 5 tot en met 9 van de Wet openbare manifestaties.

  • 2. De voorzitter roept een regionaal beleidsteam bijeen, dat bestaat uit de burgemeesters van de gemeenten die betrokken zijn of dreigen te worden bij de ramp of crisis, alsmede uit de hoofdofficier van justitie. De voorzitter van elk direct betrokken waterschap wordt uitgenodigd deel uit te maken van het beleidsteam.

  • 3. De voorzitter wijst een regionaal operationeel leider aan, die is belast met de leiding van een regionaal operationeel team, dat bestaat uit leidinggevenden van de betrokken diensten. De regionaal operationeel leider neemt deel aan de vergaderingen van het regionaal beleidsteam. De voorzitter van de regio nodigt voorts de functionarissen wier aanwezigheid in verband met de omstandigheden van belang is, deel te nemen aan de vergaderingen.

  • 4. Tenzij de vereiste spoed zich daartegen verzet, neemt de voorzitter geen besluiten met toepassing van de in het eerste lid genoemde artikelen dan nadat hij het regionaal beleidsteam daarover heeft geraadpleegd. Een burgemeester kan in het regionaal beleidsteam schriftelijk bezwaar doen aantekenen, indien hij van mening is dat een voorgenomen besluit het belang van zijn gemeente onevenredig schaadt.

  • 5. De voorzitter geeft de regionaal operationeel leider de bevelen die hij nodig acht in verband met de uitvoering van de door hem genomen besluiten.

  • 6. Zodra de omstandigheden het toelaten, ontbindt de voorzitter het regionaal beleidsteam.

Artikel 16 Verantwoording aan de gemeenteraad

  • 1. De voorzitter brengt na afloop van een ramp of crisis van meer dan plaatselijke betekenis, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk verslag uit aan de raden van de getroffen gemeenten over het verloop van de gebeurtenissen en de besluiten die hij heeft genomen. Hij vermeldt daarbij of een burgemeester gebruik heeft gemaakt van de bevoegdheid schriftelijk bezwaar aan te tekenen.

  • 2. De voorzitter beantwoordt, in overeenstemming met de burgemeesters die deel uitmaakten van het regionaal beleidsteam, schriftelijk de vragen die de raden na ontvangst van het verslag stellen.

  • 3. De voorzitter verstrekt in een raad van een gemeente mondelinge inlichtingen over de besluiten, bedoeld in het eerste lid, indien de betreffende raad daarom verzoekt.

HOOFDSTUK 6 COMMISSIES

Artikel 17 Commissies

Het algemeen bestuur kan, met in acht neming van de bepalingen in de artikelen 24 en 25 van de Wgr, bij verordening commissies instellen.

Artikel 18 Agenda- en bestuurscommissies

Het algemeen bestuur besluit in elk geval, overeenkomstig artikel 25 Wgr, tot de instelling van de navolgende commissies:

  • a. Agendacommissie Gezondheid

  • b. Agendacommissies Veiligheid

  • c. Bestuurscommissie Gezondheid

  • d. Bestuurscommissie Veiligheid.

HOOFDSTUK 7 DE SECRETARIS

Artikel 19 De secretaris

  • 1. De algemeen directeur is secretaris van het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur.

  • 2. De secretaris staat het algemeen bestuur, dagelijks bestuur en de voorzitter bij in de uitoefening van hun taak terzijde en is in de vergaderingen van het algemeen en dagelijks bestuur aanwezig.

  • 3. De secretaris ondertekent namens het algemeen bestuur en het dagelijks bestuur alle uitgaande stukken.

  • 4. De algemeen directeur wordt door een ambtelijk secretaris bijgestaan.

  • 5. Het dagelijks bestuur voorziet in de plaatsvervanging van de secretaris.

HOOFDSTUK 8 INLICHTINGEN, VERANTWOORDING EN ONTSLAG

Artikel 20 Het dagelijks bestuur en de voorzitter ten opzichte van het algemeen bestuur

  • 1. De leden van het dagelijks bestuur zijn, tezamen en ieder afzonderlijk, aan het algemeen bestuur verantwoording verschuldigd voor het door hen gevoerde bestuur.

  • 2. Zij geven ongevraagd aan het algemeen bestuur alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het dagelijks bestuur te voeren en gevoerde bestuur nodig is.

  • 3. Zij geven – tezamen dan wel afzonderlijk – aan het algemeen bestuur, wanneer dit bestuur of één of meer leden daarvan hierom verzoekt, alle gevraagde inlichtingen.

  • 4. Een lid van het dagelijks bestuur kan door het algemeen bestuur worden ontslagen, indien dit lid het vertrouwen van het algemeen bestuur niet meer bezit. In dit geval zijn de artikelen 49 en 50 van de Gemeentewet van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het bepaalde in het eerste tot en met het derde lid is van overeenkomstige toepassing op de voorzitter voor het door hem gevoerde bestuur.

Artikel 21 Het algemeen en het dagelijks bestuur ten opzichte van colleges

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de colleges van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de colleges van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door één of meer leden van die colleges worden verlangd.

Artikel 22 De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van colleges

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft het college waarvan dit lid deel uitmaakt, alle inlichtingen, die door dat college of door één of meer leden van dat college worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is het college waarvan dit lid deel uitmaakt verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van dat college aangegeven wijze.

Artikel 23 Het algemeen en dagelijks bestuur ten opzichte van raden

  • 1. Het algemeen en het dagelijks bestuur geven aan de raden van de deelnemende gemeenten ongevraagd alle informatie die voor een juiste beoordeling van het door het bestuur gevoerde en te voeren beleid nodig is.

  • 2. Het algemeen en het dagelijks bestuur verstrekken aan de raden van de deelnemende gemeenten alle inlichtingen die door een of meer leden van die raden worden verlangd.

Artikel 24 De leden van het algemeen bestuur ten opzichte van raden

  • 1. Een lid van het algemeen bestuur verschaft aan de raad van zijn gemeente alle inlichtingen, die door die raad of door één of meer leden van die raad worden verlangd en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

  • 2. Een lid van het algemeen bestuur is aan de raad van zijn gemeente verantwoording verschuldigd voor het door hem in dat bestuur gevoerde beleid en wel op de in het reglement van orde voor de vergaderingen van die raad aangegeven wijze.

HOOFDSTUK 9 DE AMBTELIJKE ORGANISATIE

Artikel 25 Algemeen directeur/directieteam

  • 1. De leiding van de ambtelijke organisatie berust bij de algemeen directeur.

  • 2. De algemeen directeur wordt bij zijn werkzaamheden ondersteund door een in te stellen directieteam.

  • 3. De taken en bevoegdheden van de algemeen directeur, alsmede de samenstelling, taken en bevoegdheden van het directieteam zijn vastgelegd in de door het dagelijks bestuur vast te stellen organisatieverordening overeenkomstig artikel 13 van deze regeling.

Artikel 26 Overig personeel

  • 1. Het dagelijks bestuur benoemt, schorst en ontslaat de algemeen directeur en de leden van het directieteam, voor zover wettelijke bepalingen dit toestaan.

  • 2. Benoeming, schorsing en ontslag van het overige personeel wordt gemandateerd aan de algemeen directeur.

  • 3. Het dagelijks bestuur kan voor het personeel de nodige instructies vaststellen.

  • 4. Voor het personeel, daaronder begrepen de algemeen directeur en de leden van het directieteam, zijn van toepassing de Collectieve Arbeidsvoorwaarden Regeling (CAR) en de Uitwerkingsovereenkomst (UWO).

HOOFDSTUK 10 FINANCIELE BEPALINGEN

Artikel 27 Administratie en controle

Het algemeen bestuur stelt regels vast met betrekking tot de organisatie van de financiële administratie en van het beheer van de geldmiddelen, met inachtneming van de artikelen 212 tot en met 215 van de Gemeentewet.

Artikel 28 Meerjarig financieel kader

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks voor 1 januari de colleges en de raden een ontwerp financieel kader aan voor het tweede daarop volgende dienstjaar, alsmede voor ten minste drie op dat dienstjaar aansluitende jaren. In dit kader worden de ontwikkelingen met betrekking tot de opgedragen taken beschreven en de financiële consequenties daarvan aangegeven. Dit kader is daarmee de opmaat voor de op te stellen begroting en meerjarenraming.

  • 2. De raden kunnen over het meerjarig financieel kader het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij het ontwerp meerjarig financieel kader, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt het meerjarig financieel kader vast voor 15 maart van het jaar, voorafgaand aan die jaren, waarvoor het meerjarig financieel kader de opmaat is.

Artikel 29 Begroting en meerjarenraming

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt jaarlijks een ontwerpbegroting voor het volgend dienstjaar, alsmede een meerjarenraming voor ten minste drie op dat dienstjaar aansluitende jaren aan. De ramingen in de ontwerpbegroting en de meerjarenraming worden toegelicht. Zowel de ontwerpbegroting als de meerjarenraming worden twee maanden voordat zijn aan het algemeen bestuur worden aangeboden door het dagelijks bestuur toegezonden aan de raden.

  • 2. De ontwerpbegroting wordt door de zorg van de colleges voor een ieder ter inzage gelegd en tegen betaling van de kosten algemeen verkrijgbaar gesteld. Artikel 190 lid 2 van de Gemeentewet is van overeenkomstige toepassing.

  • 3. De raden kunnen over de ontwerpbegroting en de meerjarenraming het dagelijks bestuur van hun zienswijze doen blijken. Het dagelijks bestuur voegt de commentaren bij de ontwerpbegroting, zoals deze aan het algemeen bestuur wordt aangeboden.

  • 4. Het algemeen bestuur stelt de begroting en de meerjarenraming vast voor 1 juli van het jaar voorafgaande aan dat, waarvoor de begroting moet dienen.

  • 5. Terstond na de vaststelling zendt het algemeen bestuur, zo nodig, de begroting en de meerjarenraming aan de raden. Deze kunnen van hun zienswijze doen blijken bij gedeputeerde staten.

  • 6. Het dagelijks bestuur zendt de begroting en de meerjarenraming binnen twee weken doch in ieder geval voor 15 juli aan gedeputeerde staten.

  • 7. In de begroting wordt voor elke gemeente voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft de verschuldigde bijdrage aangegeven.

  • 8. De bijdrage volgens de begroting van een bij contract opgedragen uitvoerende taak wordt berekend op basis van de kostprijs welke aan die uitvoerende taak ten grondslag ligt.

  • 9. Het bepaalde in het derde en het vijfde lid van dit artikel is mede van toepassing op besluiten tot wijziging van de begroting. Hiervan zijn uitgezonderd wijzigingen van de begroting die niet leiden tot wijziging van de gemeentelijke bijdrage of wijzigingen die geen wijziging van beleid inhouden.

Artikel 30 Bijdragen van de gemeenten

  • 1. In de begroting wordt aangegeven welke bijdrage elke deelnemende gemeente verschuldigd is voor het jaar waarop de begroting betrekking heeft. Voor zover daarover bij specifieke taken geen afwijkend besluit is genomen door het algemeen bestuur, wordt als verdeelsleutel gehanteerd het aantal inwoners volgens de door het Centraal Bureau voor de Statistiek openbaar gemaakte bevolkingscijfers per 1 januari van het jaar, voorafgaande aan dat, waarvoor de bijdrage verschuldigd is.

  • 2. De deelnemende gemeenten betalen elke maand voor de 16e van die maand 1/12 deel van de verschuldigde bijdrage.

  • 3. De deelnemende gemeenten dragen er zorg voor dat de regio te allen tijde over voldoende middelen beschikt om aan zijn verplichtingen te kunnen voldoen.

Artikel 31 Jaarrekening

  • 1. Het dagelijks bestuur biedt de rekening over het afgelopen jaar en het jaarverslag, daarbij gevoegd de accountantsverklaring, bedoeld in artikel 213, derde lid van de Gemeentewet, het verslag van bevindingen, bedoeld in artikel 213, vierde lid van de Gemeentewet, en de verslagen bedoeld in artikel 213a, tweede lid van de Gemeentewet jaarlijks voor 1 april ter vaststelling aan het algemeen bestuur aan onder gelijktijdige toezending aan de raden van de gemeenten.

  • 2. De raden van de gemeenten kunnen binnen twee maanden na toezending bij het algemeen bestuur hun zienswijze over de jaarrekening naar voren brengen.

  • 3. Het algemeen bestuur stelt de jaarrekening vast voor 15 juli, volgende op het jaar waarop deze betrekking heeft.

  • 4. Zij wordt binnen twee weken na vaststelling, doch in ieder geval voor 15 juli, met alle bijbehorende stukken en het jaarverslag aan gedeputeerde staten aangeboden.

  • 5. Vaststelling van de jaarrekening strekt het dagelijks bestuur tot décharge, behoudens later in rechte gebleken valsheid in geschrifte of andere onregelmatigheden.

Artikel 32 Bestemming van het resultaat over het boekjaar

  • 1. Uit de jaarrekening blijkt het werkelijke saldo over het boekjaar, en het voorstel van het dagelijks bestuur voor bestemming van dit saldo. Dit voorstel wordt tezamen met de jaarrekening ter zienswijze voorgelegd, conform artikel 31, lid 1. Het algemeen bestuur stelt de resultaatbestemming gelijktijdig met de jaarrekening vast.

  • 2. Indien uit de vastgestelde resultaatbestemming een nadere verrekening met de deelnemende gemeenten blijkt, dan vindt deze plaats binnen een maand na vaststelling van de jaarrekening. Deze verrekening vindt plaats conform de verdeelsleutel die is vastgesteld voor het jaar waarop de jaarrekening betrekking heeft.

HOOFDSTUK 12 HET ARCHIEF

Artikel 33 Het archief

  • 1. Het dagelijks bestuur is belast met de zorg voor de archiefbescheiden van de regio en haar organen, overeenkomstig een door het algemeen bestuur vast te stellen regeling. Deze regeling wordt gedeputeerde staten medegedeeld.

  • 2. De secretaris is belast met het beheer van de archiefbescheiden, bedoeld in het eerste lid, overeenkomstig de door het dagelijks bestuur vast te stellen nadere regeling.

  • 3. Voor de bewaring van de op grond van artikel 12 van de Archiefwet 1995 over te brengen archiefbescheiden wijst het dagelijks bestuur een archiefbewaarplaats aan.

  • 4. De beheerder van de in het vorige lid aan te wijzen archiefbewaarplaats oefent overeenkomstig de regeling als bedoeld in het eerste lid toezicht uit op het beheer van de archiefbescheiden van de regio en haar organen, voor zover deze archiefbescheiden niet zijn overgebracht naar een archiefbewaarplaats.

HOOFDSTUK 13 TOETREDING, UITTREDING, WIJZIGING EN OPHEFFING

Artikel 34 Toetreding en uittreding

  • 1. Toetreding van gemeenten tot deze regeling of uittreding uit deze regeling is slechts mogelijk na wijziging van de indeling van gemeenten in regio’s als bedoeld is artikel 8 van de wet.

  • 2. Het algemeen bestuur regelt de gevolgen van de toetreding of de uittreding en kan voorwaarden verbinden aan de toetreding of uittreding.

Artikel 35 Wijziging

  • 1. Zowel het algemeen bestuur, op voorstel van het dagelijks bestuur, als de colleges van de deelnemende gemeenten kunnen voorstellen doen tot wijziging van de regeling.

  • 2. De regeling kan worden gewijzigd bij een daartoe strekkend besluit van de colleges, onder gelijktijdige toestemming van de raden, van tenminste tweederde van de deelnemende gemeenten. Voor wijzigingen in hoofdstuk 2 van deze regeling is een daartoe strekkend besluit van alle colleges, onder gelijktijdige toestemming van de raden, noodzakelijk.

Artikel 36 Opheffing

  • 1. Deze regeling kan slechts worden opgeheven na het vervallen van de verplichting tot samenwerking als bedoeld in de wet.

  • 2. Ingeval van opheffing van de regeling besluit het algemeen bestuur tot liquidatie en stelt daarvoor de nodige regelen. Hierbij kan van de bepalingen van de regeling worden afgeweken.

  • 3. Zo nodig blijven de organen van het samenwerkingsverband ook na het tijdstip van opheffing in functie, totdat de liquidatie is voltooid.

HOOFDSTUK 14 SLOTBEPALINGEN

Artikel 37 Duur van de regeling

De regeling wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.

Artikel 38 Inwerkingtreding

Deze gewijzigde regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2019.

Artikel 39 Titel

De regeling wordt aangehaald als ‘Gemeenschappelijke regeling Veiligheidsregio Fryslân’.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de Colleges van Burgemeester en Wethouders van de deelnemende gemeenten, voor deze,

Voorzitter Veiligheidsregio Fryslân,

F. Crone

Secretaris Veiligheidsregio Fryslân,

W. Kleinhuis