Regeling vervallen per 24-04-2018

Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2011

Geldend van 28-07-2011 t/m 08-07-2014

Intitulé

Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2011

Hoofdstuk 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    subsidie: de aanspraak op finan­ciële midde­len, door het bestuurs­or­gaan ver­strekt met het oog op be­paalde acti­vi­tei­ten van de aanvrager, ­­anders dan als beta­ling voor aan het be­stuurs­or­gaan gele­verde goe­de­ren of dien­sten als bedoeld in artikel 4:21 van de Algemene wet bestuursrecht;

  • b.

    budgetsubsidie: een vooraf bepaalde en vaststaande subsidie die beschikbaar wordt gesteld ten behoeve van eveneens vooraf bepaalde prestaties, zonder koppeling aan afzonderlijke kostenplaatsen binnen die prestaties;

  • c.

    subsidieontvanger: elke natuurlijke persoon of rechtspersoon, al dan niet met volledige rechtsbevoegdheid;

  • d.

    activiteit: iedere vorm van menselijk handelen;

  • e.

    activiteitenplan: een overzicht van de activiteiten waarvoor subsidie wordt gevraagd en de daarmee nagestreefde doelstellingen en de daarvoor benodigde personele en materiële middelen;

  • f.

    subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een bepaald tijdvak ten hoogste beschikbaar is voor de verstrekking van subsidies krachtens een bepaald wettelijk voorschrift;

  • g.

    tender-systeem: een bepaalde, bij nadere regel vastgestelde verdelingswijze van een subsidieplafond waarbij de aanvragen voor een door het college vooraf vastgestelde datum moeten zijn ingediend, waarna op grond van door het college vastgestelde kwalitatieve criteria een rangorde kan worden bepaald.

  • h.

    gemeentebegroting: de begroting van de gemeente Leeuwarden zoals bedoeld in artikel 189 Gemeentewet, inclusief de daarbij behorende bijlagen van een bepaald jaar;

  • i.

    programma: een samenhangend geheel van activiteiten, die onderdeel van de programmabegroting zijn;

  • j.

    college: het college van burgemeester en wethouders;

  • k.

    instelling: een rechtsper­soon met al dan niet volledige rechtsbevoegdheid.

  • l.

    project: samenhangend geheel van bepaalde activiteiten voor een bepaalde periode;

  • m.

    wet: de Algemene wet bestuursrecht;

  • n.

    jaarlijkse subsidie: een subsidie die per (boek)jaar of voor een bepaald aantal boekjaren aan een instelling wordt verstrekt;

  • o.

    eenmalige subsidie: een subsidie ten behoeve van een bijzondere incidentele activiteit die niet behoren tot de reguliere bezigheden van

  • de aanvrager.

Artikel 2 Bevoegdheid college en reikwijdte

  • 1.

    Het college is bevoegd tot subsidiëring op grond van budgeten die bij de vaststelling van de gemeentebegroting beschikbaar zijn gesteld voor aldaar omschreven effecten en kan daarvoor nadere regels voor subsidiëring van bepaalde activiteiten vaststellen.

  • 2.

    Het college verstrekt eveneens subsidie volgens de bepalingen van deze verordening, voor zover het door andere wet- of regelgeving daartoe aangewezen is.

Artikel 3 Subsidieplafond

  • 1.

    Het college kan een subsidieplafond vaststellen.

  • 2.

    Als een subsidieplafond wordt vastgesteld, wordt door het college bij nadere regel bepaald, hoe het beschikbare bedrag wordt verdeeld.

  • 3.

    Het subsidieplafond wordt bekendgemaakt voor de aanvang van het tijdvak waarvoor het is vastgesteld.

  • 4.

    Als het subsidieplafond of een verlaging daarvan later wordt bekendgemaakt, heeft deze bekendmaking geen gevolgen voor eerder ingediende aanvragen.

  • 5.

    Bij de bekendmaking van het subsidieplafond wordt de wijze van verdeling vermeld.

  • 6.

    Het derde of vierde lid is niet van toepassing, indien:

  • a. de aanvragen voor het tijdvak waarvoor het subsidieplafond is vastgesteld, ingevolge deze verordening of daarop gebaseerde nadere regel moeten worden ingediend op een tijdstip waarop de begroting nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, en;

  • b. de wijze van verdeling is gebaseerd op een tendersysteem, en;

  • c. het een verlaging betreft die voortvloeit uit de vaststelling of goedkeuring van de begroting, en;

  • d. bij de bekendmaking van het subsidieplafond is gewezen op de mogelijkheid van verlaging en de gevolgen daarvan voor reeds ingediende aanvragen.

Artikel 4 Subsidieverlening

Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

Deze voorwaarde vervalt, indien het college daar niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep op heeft gedaan.

Hoofdstuk 2 Subsidieverlening

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

  • 1.

    De aanvraag voor een subsidie wordt schriftelijk ingediend bij het college. Het college kan bepalen dat aanvragen worden ingediend door middel van een door hem vastgesteld formulier.

  • 2.

    Bij een aanvraag om subsidie overlegt de aanvrager de volgende gegevens:

    a. een beschrijving van de activiteiten waar subsidie voor wordt aangevraagd;

    b. de doelstellingen en resultaten, die daarmee worden nagestreefd, en hoe de activiteiten aan dat doel bijdragen. In bijzonder ook in welke mate de activiteiten gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen en op door de gemeente vastgestelde doelen of beleidsterreinen;

    c. een begroting en dekkingsplan van de kosten van de activiteiten, waar de subsidie voor wordt aangevraagd. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen of private organisaties of personen aangevraagde subsidies of vergoedingen ten behoeve van dezelfde activiteiten, onder  vermelding van de stand van zaken daarvan;

  • d. het bedrag dat gevraagd wordt als subsidie;

  • e. het bankrekeningnummer van de aanvrager. 3. Indien een aanvrager voor de eerste maal een jaarlijkse subsidie aanvraagt, voegt hij een exemplaar van de oprichtingsakte, de statuten, het jaarverslag, de jaarrekening en de balans van het voorgaande jaar als bijlagen toe aan de aanvraag.

  • 4.

    Het college is bevoegd ook andere dan, of slechts enkele van, de in het tweede en derde lid genoemde gegevens te verlangen.

 

Artikel 6 Eigen vermogen

  • 1.

    Het college kan bij de verlening van de subsidie rekening houden met het eigen vermogen van de subsidieontvanger, voor zover dat redelijkerwijs voor het uitvoeren van de activiteiten noodzakelijk is te achten.

  • 2.

    Onder het eigen vermogen van de subsidieontvanger wordt tevens begrepen het eigen vermogen van (financieel) gelieerde instellingen, steun- of vriendenstichtingen of verenigingen dan wel iedere rechtspersoon die tot de consolidatiekring behoort of kan behoren, dan wel qua doelstelling aanvullend of ondersteunend zijn, alles in de ruimste zin van het woord.

Artikel 7 Aanvraagtermijn

  • 1.

    Een eenmalige subsidie wordt minimaal acht weken vóór de activiteit waar de subsidie voor geldt, aangevraagd.

  • 2.

    Een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie wordt gedaan uiterlijk 1 september in het jaar voorafgaand aan het jaar, of de jaren waarop de subsidieaanvraag betrekking heeft.

  • 3.

    Het college kan andere termijnen stellen voor het indienen van een aanvraag voor daarbij aan te wijzen subsidies.

  • 4.

    Het college kan in uitzonderlijke gevallen aanvragen die na de van toepassing zijnde indieningstermijn gedaan worden alsnog in behandeling nemen.

Artikel 8 Beslistermijn

  • 1.

    Het college beslist op een aanvraag om een eenmalige subsidie binnen 8 weken na ontvangst van de volledige aanvraag, dan wel, indien het college hiertoe regels heeft opgesteld, 8 weken gerekend vanaf de uiterste indieningtermijn voor het aanvragen van de subsidie. Het college kan deze termijn eenmalig met 8 weken verlengen.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de aanvraag  daarvan, volgt dat voor de beslissing op de verlening van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidieverlening.

  • 3.

    Het college beslist op een aanvraag voor een jaarlijkse subsidie uiterlijk vóór 31 december van het jaar waarin de aanvraag is ingediend. Het college kan in uitzonderlijke gevallen hiervan afwijken.

  • 4.

    De beslistermijn wordt opgeschort in de in artikel 4:15 van de wet genoemde gevallen.

Artikel 9 Weigering subsidie

  • 1.

    Het college kan een aanvraag voor subsidie weigeren indien de activiteiten van de aanvrager niet of niet in overwegende mate gericht zijn op de gemeente of haar ingezetenen of niet of nauwelijks ten goede komen aan de gemeente of haar ingezetenen.

  • 2.

    De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd, indien:

    a.    de activiteiten naar het oordeel van het college tot doel hebben de godsdienstige, levensbeschouwelijke of poli­tieke identiteit van de instelling in stand te houden of te verster­ken; of

    b.    het activiteiten betreft waarvan de uitvoering naar het oordeel van het college tot de taak van de ge­meente zelf behoort.

    c.    een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat:

  • - de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    - de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    - de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

  • 3.

    De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd, indien de subsidieontvanger:

  • a.    in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

  • b.    failliet is verklaard of aan hem surseance van betaling is verleend dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

  • 4.

    De subsidieverlening kan voorts worden geweigerd indien de activiteiten naar het oordeel van het college het karakter van een feest, receptie of jubileum hebben. 

  • 5.

    De subsidieverlening wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a. geen nadere regel als bedoeld in artikel 2 van deze verordening van toepassing is, en;

    b. geen post met beoogd subsidieontvanger in de programmabegroting is vermeld, en;

    c. in de programmabegroting geen budget beschikbaar is gesteld voor vastgesteld beleid.

  • 6.

    De subsidieverlening wordt geweigerd of deels geweigerd, indien door de verlening een subsidieplafond zou worden overschreden.

  •  

 

Artikel 10 Wet Bibob

Het college kan voor subsidies binnen de door de raad vast te stellen beleidsterreinen of onderdelen daarvan bepalen dat de gevraagde subsidie kan worden geweigerd of de verleende subsidie kan worden ingetrokken in het geval en onder de voorwaarden, bedoeld in artikel 3 van de Wet bevordering integriteitbeoordelingen door het openbaar bestuur.

Artikel 11 Verlening subsidie

  • 1.

    Bij het besluit tot verlenen van de subsidie geeft het college aan op welke wijze de verantwoording van de te ontvangen subsidie plaats vindt.

  • 2.

    Indien van toepassing, worden in de subsidiebeschikking tevens vermeld:

    a) de verplichtingen met betrekking tot het beheer en gebruik van de subsidie;

    b) de bepalingen in deze verordening waarvan ontheffing wordt verleend en;

    c) bijzondere verplichtingen, die daaraan zijn verbonden en hun eventuele toetsingscriteria.

Artikel 12 Budgetsubsidie

  • 1.

    De subsidie wordt verleend in de vorm van een budgetsubsidie, tenzij bij wettelijk voorschrift of nadere regel anders is bepaald.

  • 2.

    Het college kan afwijken van de in lid 1 genoemde hoofdregel. Daarbij geeft het college aan op welke wijze het subsidiebedrag wordt bepaald en op welk bedrag de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld.

Hoofdstuk 3 Verplichtingen van de subsidieontvanger

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

Bij subsidies, hoger dan 50.000 euro, welke verleend worden voor

activiteiten die meer dan een jaar in beslag nemen, kan het college de

verplichting opleggen tot het tussentijds afleggen van rekening en verantwoording omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten.

Artikel 14 Meldingsplicht

De subsidieontvanger doet onverwijld melding aan het college, zodra

aannemelijk is dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, niet of niet geheel zullen worden verricht of dat niet of niet geheel aan de aan de beschikking tot subsidieverlening verbonden verplichtingen zal worden voldaan.

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger verricht de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De subsidieontvanger informeert het college zo spoedig mogelijk

  • schriftelijk over:

  • a. besluiten of procedures die zijn gericht op de beëindiging van de

  • activiteiten, waarvoor subsidie is verleend, dan wel ontbinding van

  • de rechtspersoon;

  • b. relevante wijzigingen in de financiële en organisatorische verhouding met derden;

  • c. ontwikkelingen die er toe kunnen leiden dat aan de beschikking

  • tot subsidieverlening verbonden voorwaarden geheel of gedeeltelijk

  • niet kunnen worden nagekomen;

  • d. wijziging van de statuten voor zover het betreft de vorm van de

  • rechtspersoon, de persoon van de bestuurder(s) en het doel van de

    rechtspersoon.

Hoofdstuk 4 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot 5000 euro

  • 1.

    Subsidies tot 5.000 euro kunnen door het college direct worden vastgesteld.

  • 2.

    Het college kan binnen vijf jaren na afronding van de activiteiten een controle uitvoeren. De aanvrager is verplicht de bewijzen van de gesubsidieerde activiteiten voor minimaal die periode te bewaren.

  • 3.

    Het college kan op grond van artikel 4:49 van de wet de subsidie intrekken of wijzigen.

Artikel 17 Verantwoording en vaststelling van de subsidie

  • 1.

    Subsidies tussen 5.000 euro en 50.000 euro kunnen volgens hetgeen in artikel 16 is bepaald, worden vastgesteld.

  • 2.

    Voor zover de subsidie niet volgens hetgeen in artikel 16 is omschreven wordt afgedaan en meer bedraagt dan 5.000 euro, maar minder dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger uiterlijk 12 weken na het verricht zijn van de activiteiten een aanvraag tot vaststelling in bij het college.

  • 3.

    De aanvraag tot vaststelling bevat een inhoudelijk verslag, waaruit

  • blijkt dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht.

  • 4.

    Het college kan bepalen dat ook andere dan de in dit artikel bedoelde gegevens en bescheiden worden overgelegd die voor de vaststelling van belang zijn.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf 50000 euro

  • 1.

    Indien de subsidieverlening meer bedraagt dan 50.000 euro, dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij het college:

  • a. bij een eenmalige subsidie, uiterlijk 12 weken na het verricht zijn

  • van de activiteiten;

  • b. bij een jaarlijks subsidie, uiterlijk vóór 1 april in het jaar na afloop van het kalenderjaar, respectievelijk 3 maanden na het subsidietijdvak, waarvoor de subsidie is verleend.

  • 2.

    De aanvraag tot vaststelling bevat:

  • a. een inhoudelijk verslag, waaruit blijkt dat de activiteiten waarvoor

  • de subsidie is verleend, zijn verricht;

  • b. een overzicht van de activiteiten en de hieraan verbonden uitgaven en inkomsten (financieel verslag of jaarrekening);

  • c. een balans van het afgelopen subsidietijdvak met een toelichting

  • daarop en;

  • d. een accountantsverklaring.

  • 3.

    Het college kan bepalen dat ook andere, of minder dan, de in dit

  • artikel bedoelde gegevens en bescheiden die voor de vaststelling van belang zijn, worden overlegd.

Artikel 19 Vaststelling

  • 1.

    Het college stelt binnen 8 weken na ontvangst van de aanvraag tot

  • subsidievaststelling de subsidie vast. Het college kan deze termijn eenmaal met nogmaals 8 weken verlengen.

  • 2.

    Indien uit de aard van de subsidie, dan wel de verantwoording daarvan, volgt dat voor de beslissing op de vaststelling van de subsidie een langere termijn nodig is dan de in het eerste lid genoemde termijn, dan bericht het college de subsidieontvanger daarvan zo spoedig mogelijk na ontvangst van de aanvraag tot subsidievaststelling.

  • 3.

    Het college kan categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen, waarvoor de subsidie ambtshalve wordt vastgesteld zonder dat de subsidieontvanger een aanvraag voor subsidievaststelling hoeft in te dienen.

  • 4.

    Indien de aanvraag tot subsidievaststelling niet voor het in artikelen 17 lid 2 en artikel 18 lid 1 genoemde tijdstippen is ontvangen, gaat het college na de in een eenmalige rappel genoemde indieningstermijn over tot ambtshalve vaststelling.

  • 5.

    De subsidie kan lager worden vastgesteld in de gevallen genoemd in artikel 4:46 van de wet.

Artikel 20 Overschotten

  • 1.

    Overschotten, respectievelijk tekorten ten opzichte van de verleende budgetsubsidie komen ten gun­ste, respec­tievelijk ten laste van de subsidieontvanger. Overschot­ten die het gevolg zijn van het niet realiseren van de vooraf bepaalde prestaties vloeien terug naar het college.

  • 2.

    Het is de subsidieontvanger toegestaan de overschotten bedoeld in lid 1 van dit artikel, die niet naar het college terugvloeien te reserveren. De subsidieontvanger ­en het college maken in dat geval afspraken over de hoogte en de besteding van de reserveringen.

Hoofdstuk 5 Intrekking en wijziging

Artikel 21 Intrekking en wijziging

  • 1.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:48 van de wet genoemde gevallen.

  • 2.

    Het college kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:49 van de wet genoemde gevallen.

  • 3.

    Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het college de verleende subsidie intrekken of ten nadele van de subsidieontvanger wijzigen op de in artikel 4:50 van de wet genoemde gevallen.

  • 4.

    Indien aan een subsidieontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak volgens hetgeen in artikel 4:51 van de wet geregeld is.

Artikel 22 Staatssteun

Beschikkingen tot subsidieverlening of vaststelling worden door het college ingetrokken of ten nadele van de ontvanger gewijzigd indien de subsidieverlening of -vaststelling in strijd is met artikelen 107, 108 en 109 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie betreffende staatssteun, daaruit voortvloeiende richtlijnen, of met een verplichting ingevolge een ander door de staat gesloten verdrag.

Hoofdstuk 6 Betaling, voorschotten en terugvordering

Artikel 23 Betaling

  • 1.

    Het subsidiebedrag wordt overeenkomstig de subsidievaststelling betaald, onder verrekening van de betaalde voorschotten.

  • 2.

    Het subsidiebedrag wordt binnen vier weken na de  subsidievaststelling betaald.

Artikel 24 Voorschotten

  • 1.

    Het college kan, al dan niet op verzoek van de subsidieontvanger, een voor­schot verlenen op een nog vast te stellen subsidiebedrag dan wel op grond van een in behandeling genomen subsidieaanvraag van een subsidieontvanger die drie achtereenvolgende jaren dezelfde of in hoofdzaak dezelfde activiteiten heeft verricht.

  • 2.

    Het voorschot, dat in gedeelten kan worden uitbetaald, be­draagt in de regel niet meer dan 90% van het nog vast te stellen subsidiebedrag. Subsidiebedragen lager dan 5.000 euro kunnen 100% worden bevoorschot.

  • 3.

    Indien besloten wordt tot bevoorschotting van een subsidie, worden in het besluit tot subsidieverlening de hoogte en de termijnen van de

  • voorschotten bepaald.

  • 4.

    Voorschotten worden overeenkomstig de voorschotverlening betaald.

  • 5.

    Het voorschot of de eerste termijn daarvan wordt binnen vier weken na de voorschotverlening betaald.

Artikel 25 Opschorting betalingen en voorschotten

  • 1.

    De verplichting tot betaling van een subsidiebedrag of een voorschot wordt opgeschort met ingang van de dag waarop het college aan de subsidieontvanger schriftelijk kennis geeft van het ernstige vermoeden, dat er grond bestaat om toepassing te geven aan de artikelen 21 leden 1 en 2 en 22 tot en met de dag, waarop de beschikking omtrent de intrekking of wijziging is bekendgemaakt.

  • 2.

    Artikel 4:57 van de wet is hierop van toepassing.

Artikel 26 Onverschuldigde betalingen en voorschotten

  • 1.

    Onverschuldigd betaalde subsidiebedragen en voorschotten kunnen worden teruggevorderd voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling als bedoeld in de artikelen 21 leden 2 en 4, 22, 23, heeft plaatsgevonden, nog geen vijf jaren zijn verstreken.

  • 2.

    In afwijking van het gestelde in het eerste lid van dit artikel kan het college onverschuldigd betaalde subsidiebedragen aanmerken als voorschot op de  subsidie voor nieuwe activiteiten of voor een volgend tijdvak.

Hoofdstuk 7 Overige bepalingen

Artikel 27 Bijzondere omstandigheden

  • 1.

    Indien geen nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstandig­heden zijn, kun­nen ontheffingen van de bepalingen van deze verordening worden verleend.

  • 2.

    Indien geen nadere regel van kracht is, of indien er naar het oordeel van het college bijzondere omstan­digheden zijn, kunnen er naast de bepalingen van deze verordening bijzon­dere verplichtingen aan het verlenen van een subsi­die worden verbon­den.

Artikel 28 Overgangs- en slotbepalingen

  • 1.

    In gevallen, waarin de overige artikelen van deze verordening niet voorzien, beslist het college met ken­nisgeving aan de gemeenteraad;

  • 2.

    Op aanvragen om subsidie voor activiteiten die plaatsvinden na 31 december 2011 zijn deze verordening en de op grond daarvan door het college vastgestelde regelingen en beleidsregels onverkort van toepassing. Bij het ontbreken van een de aanvraag betreffende regeling voorziet de Algemene wet bestuursrecht.

  • 3.

    Op aanvragen voor activiteiten plaatsvindend voor 1 januari 2012 en ingediend voor de datum van de inwerkingtreding van deze verordening zijn de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007 en de voor die datum door het college op grond van deze verordening vastgestelde regelingen en de beleidsregels van toepassing;

  • 4.

    Op aanvragen na de inwerkingtreding van deze verordening en voor de inwerkingtreding van de door het college vast te stellen regelingen op grond van deze verordening zijn de regelingen en de beleidsregels door het college vastgesteld op grond van de Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2007 van toepassing.

Artikel 29 Citeertitel, inwerkingtreding

  • 1.

    Deze verordening kan worden aangehaald als de "Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2011”.

  • 2.

    Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag volgend op haar bekendmaking.

TOELICHTING op de Algemene Subsidieverordening 2011

-----------------------------------------------------------------

INLEIDING

Het doel van de Toelichting Algemene Subsidieverordening Leeuwarden 2011(hierna: ASVL) is, na een korte algemene inleiding een artikelsgewijze uitleg te geven zonder daarbij aanvullende normen te stellen. (Aanwijzingen voor decentrale regelgeving nr. 17)[1] 

Algemeen

Bij het opstellen van de ASVL is uitgegaan van het wettelijk systeem in de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Het wettelijk systeem gaat uit van de drie rechtsmomenten: subsidieverlening, subsidievaststelling en betaling. Ten behoeve van de leesbaarheid zijn op enkele plaatsen verwijzingen uit de Awb in de verordening opgenomen, zodat duidelijk is dat deze verordening een nadere specifieke regel is van de wet. Daar waar de verordening specifiek naar een bepaling in de Awb verwijst, wordt dit artikel in deze toelichting opgenomen.

De verordening is overwegend van procedurele aard. De bevoegdheid tot subsidieregelgeving op detailniveau wordt aan het college toegedeeld. De gemeenteraad is via het budgetrecht verantwoordelijk voor het beschikbaar stellen van de middelen en geeft sturing via programmabegroting. De ‘Aanwijzingen voor de decentrale regelgeving’ zijn bij het opstellen van de tekst gevolgd.

Het collegeprogramma gaat uit van regeldrukvermindering. In de verordening is uitgegaan van de gedachte dat de aanvrager, afhankelijk van het te verlenen bedrag, een vereenvoudigde procedure volgt (zie Hoofdstuk 4). Hiermee wordt beoogd de regeldruk te verminderen. Daarbij is ‘vertrouwen’ het uitgangspunt. De nieuwe ASVL benadrukt ook dat voorafgaand aan de subsidie in de aanvraagfase meer duidelijkheid moet zijn over de besteding van de subsidie. Hiervoor heeft het college meer ruimte gekregen om informatie op te vragen.

 

ARTIKELGEWIJZE TOELICHTING

 

Artikel 1 Begripsomschrijvingen Ten opzichte van de Algemene Subsidieverordening 2007 is de begrippenlijst enigszins korter geworden. Dit heeft te maken met het wegvallen van bepalingen in het kader van het Grote Stedenbeleid.

  • *

    4:21 Awb 1.Onder subsidie wordt verstaan: de aanspraak op financiële middelen, door een bestuursorgaan verstrekt met het oog op bepaalde activiteiten van de aanvrager, anders dan als betaling voor aan het bestuursorgaan geleverde goederen of diensten.

 

Artikel 2 reikwijdte

Het college wordt door deze bepaling de bevoegdheid toegekend om op grond van de ASVL nadere regelingen vast te stellen, die aangeven op welke gronden natuurlijke en rechtspersonen subsidie kunnen aanvragen. In principe dient het college uit het oogpunt van rechtszekerheid voor betrokkenen regelingen vast te stellen. Daarin formuleert het zo precies mogelijk aan welke eisen een te subsidiëren activiteit moet voldoen en welke (maatschappelijke) effecten van die activiteit mogen worden verwacht.

Lid 1 verwijst naar hetgeen bepaald is in artikel 4:23 lid 3 sub c van de Awb. In het tweede lid gaat het om subsidies waarvoor de middelen worden vastgesteld door het Rijk of door de provincie. Ook gaat het om subsidies waarvoor de middelen komen uit Europese fondsen. Stellen de betreffende hogere bestuursorganen geen procedureregels vast, dan geldt de ASVL.

[1] © VNG Uitgeverij Den Haag 2004 3e herziene druk

 

  • *

    Artikel 4:23 Awb

    1. Een bestuursorgaan verstrekt slechts subsidie op grond van een wettelijk voorschrift dat regelt voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt.

    2. Indien een zodanig wettelijk voorschrift is opgenomen in een niet op een wet berustende algemene maatregel van bestuur, vervalt dat voorschrift vier jaren nadat het in werking is getreden, tenzij voor dat tijdstip een voorstel van wet bij de Staten-Generaal is ingediend waarin de subsidie wordt geregeld.

    3. Het eerste lid is niet van toepassing:

    a. in afwachting van de totstandkoming van een wettelijk voorschrift gedurende ten hoogste een jaar of totdat een binnen dat jaar bij de Staten-Generaal ingediend wetsvoorstel is verworpen of tot wet is verheven en in werking is getreden;

    b. indien de subsidie rechtstreeks op grond van een door de Raad van de Europese Unie, het Europees Parlement en de Raad gezamenlijk of de Commissie van de Europese Gemeenschappen vastgesteld programma wordt verstrekt;

    c. indien de begroting de subsidie-ontvanger en het bedrag waarop de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld, vermeldt, of

    d. in incidentele gevallen, mits de subsidie voor ten hoogste vier jaren wordt verstrekt.

    4. Het bestuursorgaan publiceert jaarlijks een verslag van de verstrekking van subsidies met toepassing van het derde lis, onderdelen a en d.

Artikel 3 Subsidieplafond

Een subsidieplafond wordt vastgesteld om enerzijds de door de raad ter beschikking gestelde budgeten niet te overschrijden, anderzijds om door een vooraf bepaald en bekendgemaakt verdeelcriterium rechtszekerheid voor subsidieontvangers te creëren. Overschrijding van de budgeten die de raad maximaal voor een werksoort ter beschikking stelt, zijn op zichzelf geen reden om subsidieaanvragen af te wijzen. Artikel 4, lid 5, sub a en sub c ziet op de situatie, dat pas na de vaststelling van de begroting door de raad een subsidieplafond bekend kan worden gemaakt maar terug werkt naar het eerder in de tijd gelegen tijdstip van indiening van de aanvraag. Anderzijds heeft jurisprudentie bepaald, dat ver voor de aanvraagtermijn ingediende aanvragen niet de werking van het (later vastgestelde) subsidieplafond kunnen voorkomen.

  • *

    Artikel 4:25 Awb

    1. Een subsidieplafond kan slechts bij of krachtens wettelijk voorschrift worden vastgesteld.

    2. Een subsidie wordt geweigerd voor zover door verstrekking van de subsidie het subsidieplafond zou worden overschreden.

    3. Indien niet tijdig, dan wel in bezwaar of beroep of ter uitvoering van een rechterlijke uitspraak omtrent verstrekking wordt beslist, geldt de verplichting van het tweede lid slechts voor zover zij ook gold op het tijdstip, waarop de beslissing in eerste aanleg werd genomen of had moeten worden genomen.

 

Artikel 4 Begrotingsvoorbehoud

Dit artikel ziet op het stellen van een ontbindende voorwaarde aan de verlening indien de begroting nog niet is vastgesteld of niet is goedgekeurd.

  • *

    Artikel 4:34 Awb\

    1. Voor zover een subsidie wordt verleend ten laste van een begroting die nog niet is vastgesteld of goedgekeurd, kan zij worden verleend onder de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld.

    2. De voorwaarde kan niet worden gesteld, voor zover zulks voortvloeit uit het wettelijk voorschrift waarop de subsidie berust.

    3. De voorwaarde vervalt, indien het bestuursorgaan daarop niet binnen vier weken na de vaststelling of goedkeuring van de begroting een beroep heeft gedaan.

    4. Het beroep op de voorwaarde geschiedt bij een subsidie voor een activiteit die door het bestuursorgaan ook in het voorafgaande begrotingsjaar werd gesubsidieerd door een intrekking wegens veranderde omstandigheden overeenkomstig artikel 4:50.

    5. In andere gevallen geschiedt het beroep op de voorwaarde door een intrekking overeenkomstig artikel 4:48, eerste lid.

Artikel 5 Bij aanvraag in te dienen gegevens

De minimale vereisten voor het indienen van een aanvraag staan hier vermeld. Het college kan op grond van lid 4 aanvullende gegevens vragen, al dan niet neergelegd in een nadere regel. Om het behandelen van bepaalde subsidieaanvragen doeltreffend te kunnen laten verlopen kan het college een formulier vaststellen. Op die manier kan doelgericht gevraagd worden naar de aard van een aangediende activiteit en het maatschappelijke effect daarvan.

 

Artikel 6 Eigen vermogen

Subsidieontvangers beschikken in sommige gevallen over eigen vermogen. Artikel 7 lid 2 rekent ook het vermogen van gelieerde rechtspersonen, in de ruimste zin des woords, daartoe. Het artikel beoogt de inzet van publieke middelen af te kunnen stemmen op de eigen vermogenspositie en oneigenlijk gebruik tegen te gaan.

 

Artikel 7 Aanvraagtermijn

Van belang is de bepaling dat het college in haar subsidieregelgeving kan afwijken van de indieningsdatum of –termijn genoemd in de ASVL. Het college kan in het geval van moeilijke of ingewikkelde subsidieaanvragen ook bepalen dat het een langere termijn nodig heeft dan 2 maal 8 weken. Dat zal het in een regeling moeten vastleggen. Een dergelijke regeling dient te zijn voorzien van een deugdelijke motivering. Zie ook toelichting volgende artikel.

Artikel 8 Beslistermijn

Hier worden de termijnen gegeven, waarbinnen het college gehouden is te beslissen op een aanvraag voor subsidie. In de Awb staan geen strikte beslistermijnen op een aanvraag om subsidie. In de regel wordt een termijn van 8 tot 12 weken redelijk geacht. Indien deskundigen of een commissie moet worden geraadpleegd over de kwaliteit van de subsidieaanvragen, wordt deze beslistermijn verlengd. Het college vermeldt dan binnen welke termijn zij dan een besluit neemt. Over het algemeen wordt een termijn van 12 weken als redelijk beschouwd.

Nu de Wet dwangsom en beroep bij niet tijdig beslissen (de huidige artikelen 4:17 tot en met 4:20 van de Awb en artikel 8:55b tot en met artikel 8:55e van de Awb) per 1 oktober 2009 in werking is getreden, bestaat het risico dat bestuursorganen, die zich niet aan de door zichzelf gestelde termijnen houden, met een dwangsom kunnen worden geconfronteerd. In gevallen, waarin de behandeling van aanvragen (denk aan complexe, omvangrijke subsidies, zoals voor het bouwen van een gebouw en dergelijke) zeker meer tijd zal vergen dan de hiervoor genoemde termijnen, kan het college besluiten dat voor een zorgvuldige behandeling van de aanvraag meer tijd nodig is (lid 2). Dit volgt uit de aard van de subsidie of blijkt uit de aanvraag.

De termijnen kunnen worden opgeschort, omdat er nog aanvullende gegevens ingediend moeten worden om tot een goede beoordeling van de subsidieaanvraag te komen. Pas bij het ontvangen van de gegevens of het ongebruikt verstrijken van de indieningstermijn loopt de beslistermijn verder.

Artikel 9 Weigering subsidie

In dit artikel worden diverse weigeringsgronden gegeven. Bij artikel 10, lid 2, 3 en 4 heeft het college beleidsvrijheid en moet een belangenafweging worden gemaakt. De beoordelingsvrijheid om de feiten vast te stellen en te kwalificeren, blijkt uit de frase ‘naar het oordeel van het college’ en is dus met uitsluiting van anderen, voorbehouden aan het college. De weigeringsgronden genoemd in de overige leden bieden geen enkele ruimte. Artikel 10, lid 6 ziet op de weigering op grond van het ontbreken van de wettelijke vereisten (artikel 23, lid 1 en lid 3, sub c en d Awb) voor subsidiëring. Bij ontbreken daarvan kan het college niet worden verplicht subsidies te verlenen. Artikel 10, lid 7 spreekt voor zich en heeft een relatie met artikel 4 ASVL.

  • *

    Artikel 4:35 Awb

    1. De subsidieverlening kan in ieder geval worden geweigerd indien een gegronde reden bestaat om aan te nemen dat: a. de activiteiten niet of niet geheel zullen plaatsvinden;

    b. de aanvrager niet zal voldoen aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen;

    c. de aanvrager niet op een behoorlijke wijze rekening en verantwoording zal afleggen omtrent de verrichte activiteiten en de daaraan verbonden uitgaven en inkomsten, voor zover deze voor de vaststelling van de subsidie van belang zijn.

    2. De subsidieverlening kan voorts in ieder geval worden geweigerd indien de aanvrager:

    a. in het kader van de aanvraag onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van deze gegevens tot een onjuiste beschikking op de aanvraag zou hebben geleid, of

    b. failliet is verklaard of aan hem surséance van betaling is verleend of ten aanzien van hem de schuldsaneringsregeling natuurlijke personen van toepassing is verklaard, dan wel een verzoek daartoe bij de rechtbank is ingediend.

Artikel 10 Wet Bibob

Een bijzondere weigeringsgrond is opgenomen in artikel 10. Het betreft het geval dat de aanvrager van een subsidie de toets van de Wet Bevorderingen integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur , hierna te noemen Wet Bibob niet kan doorstaan. Indien deze weigeringsgrond niet zou zijn opgenomen, dan zou het kunnen betekenen dat het college gehouden is subsidie te verlenen aan aanvragers aan wie het college geen vergunning voor niet-subsidiabele activiteiten zou verlenen. Daarbij is niet van belang of de activiteiten, waarvoor  subsidie wordt gevraagd, op zichzelf beoordeeld subsidiabel zijn. Het gaat bij deze weigeringsgrond louter om de persoon, dan wel rechtspersoon van de aanvrager.

De Wet Bibob is bedoeld als aanvulling op bestaande instrumenten, die het college reeds ter beschikking heeft. Het college zal bij ieder beleidsdoel, dat het wil subsidiëren, zich de vraag moeten stellen of er enig risico is van het faciliteren van strafbare feiten en of die risico’s niet voldoende worden ondervangen met de bestaande toetsing van aanvragen. Het is niet mogelijk te bepalen dat de Wet Bibob generiek op alle subsidies wordt toegepast. Het college dient zelf een afweging te maken in welke situatie toepassing zinvol is. Voordat tot toepassing op een gemeentelijke subsidieregeling kan worden overgegaan, dient daarvoor toestemming te zijn verkregen van de ministers van Justitie en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Zie artikel 6, derde lid, van de Wet Bibob.

Artikel 11 Verlening Subsidie

Ingevolge het eerste lid geeft het college al in het besluit tot verlening van de subsidie aan op welke wijze de verantwoording van de ontvangen subsidies dient plaats te vinden. Hiermee wordt bereikt dat het degene, aan wie de subsidie is toegekend, van meet af aan duidelijk is aan welke voorwaarden en administratieve eisen hij dient te voldoen. In het tweede lid is geregeld dat het college de subsidieontvanger verplichtingen kan opleggen met betrekking tot het aanwenden van de subsidie, gelet op de artikelen 4:38 en 4:39 van de Awb. Deze verplichtingen dienen uitdrukkelijk in de beschikking vermeld te worden.

Artikel 12 Budgetsubsidie

Het begrip budgetsubsidie is omschreven in artikel 1. Beoogd wordt enerzijds scherpe afspraken te maken over soorten activiteiten en gewenste effecten, anderzijds een zekere vrijheid van handelen te gunnen aan de subsidieontvanger om de doelen naar eigen inzicht te halen.

Lid 1 geeft de hoofdregel weer, dat in beginsel alleen budgetsubsidies verstrekt worden. Lid 2 opent de mogelijkheid om kosten- en prestatiesubsidies te verstrekken. Bij kostensubsidies is het te subsidiëren bedrag afhankelijk van de kosten van de activiteiten. Bij prestatiesubsidies is het subsidiebedrag afhankelijk van de geleverde prestaties. In geval van kostensubsidies wordt in de beschikking aangegeven of de werkelijke kosten bepalend zijn of een systeem van kostennormering. Bij een prestatiesubsidie zal worden aangegeven welke de bepalende prestaties zijn en er moet een eenheid per “product” worden genoemd. Voor alle gevallen geldt, dat bepaald moet worden tot welk bedrag de subsidie ten hoogste kan worden vastgesteld. Hierbij gelden de regels van artikel 4:31 van de Awb.

Artikel 13 Tussentijdse rapportage

In het kader van het terugdringen van de administratieve lasten is ervoor gekozen aan meerjarig verstrekte subsidies, hoger dan €50.000,- de mogelijkheid te verbinden om jaarlijks een tussentijdse verantwoording te vragen. Het college moet vooraf bepalen welke vereisten worden gesteld aan de tussentijdse, inhoudelijke en financiële verantwoording (evt. door middel van een standaardformulier). Het ligt voor de hand dat dit regime lichter is dan het regime wat is opgesteld voor de eindverantwoording.

Artikel 14 Meldingsplicht

De subsidieontvanger is verplicht om tijdig (zonder nodeloos tijdverloop) te melden bij de gemeente dat het aannemelijk is dat de gesubsidieerde activiteit niet, niet tijdig, niet geheel of niet volgens de daaraan verbonden verplichtingen zal worden verricht. In dat geval kan de subsidie lager of op nihil worden vastgesteld of zullen nadere afspraken moeten worden gemaakt over het aanpassen van de verplichtingen. Bij het niet voldoen aan de meldingsplicht kan, indien dat achteraf mocht blijken, met toepassing van artikel 4:49 Awb alsnog de subsidievaststelling worden ingetrokken, omdat de ontvanger wist of behoorde te weten dat de vaststelling onjuist was. Terugvordering van de subsidie, inclusief wettelijke rente van het gehele subsidiebedrag, kan in zo’n geval proportioneel worden geacht, omdat de ontvanger misbruik maakte van het gegeven vertrouwen, dat ten grondslag ligt aan deze subsidieverordening.

Artikel 15 Overige verplichtingen van de subsidieontvanger

In artikel 16 zijn de overige verplichtingen van de subsidieontvanger opgenomen, als ook de plicht belangrijke wijzigingen te melden aan het college. Overigens moet “schriftelijk” hier niet al te letterlijk worden opgevat. Per e-mail kan de wijziging ook worden aangegeven. Overigens dient de melding wel te voldoen aan de voor schriften voor archivering. Niets belet de gemeente om bij twijfel direct contact op te nemen met de subsidieontvanger en om nadere stukken te vragen.

Artikel 16 Verantwoording subsidies tot 5.000 euro

Onder de Algemene Subsidieverordening 2007 is de mogelijkheid gecreëerd om nadere regels te stellen. Hiervan is onder andere gebruik gemaakt om subsidies tot een bedrag van 3.500 euro direct vast te stellen (de zogenaamde enkelvoudige vaststelling). Deze regel is in de Algemene Subsidieverordening 2011 overgenomen met dien verstande dat het bedrag naar 5.000 euro opgehoogd is. Hiermee kunnen relatief kleine subsidies zeer eenvoudig worden afgedaan met een minimale verantwoording. Deze houdt slechts in dat relevante gegevens, zoals gespreksverslagen, bewijsstukken van de activiteiten (foto’s etc.) en een financiële verantwoording bewaard moet blijven voor een termijn van minimaal 5 jaren. Steekproefsgewijs controleert de gemeente of de bestede subsidie conform de vaststelling geweest is. Indien blijkt dat met de subsidie gemoeide activiteiten niet tot stand gekomen zijn volgt uit lid 3 dat op grond van artikel 4:49 van de Awb de subsidie ingetrokken of gewijzigd kan worden. Immers, de subsidieontvanger is op grond van artikel 15 van de ASVL verplicht om melding te maken van ontwikkelingen, die betrekking hebben op het als dan niet uitvoeren van de gesubsidieerde activiteiten.

 

 

  • *

    Artikel 4:49 Awb 1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of c. indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen. 2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. 3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c , sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

Artikel 17 Verantwoording subsidies vanaf 5.000 tot 50.000 euro

Een zeer groot deel van de subsidieaanvragen (80% in 2011) die verdeeld worden voor activiteiten in het kader van de programma’s Cultuur, Zorg en Hulpverlening, Jeugd, Sport, Wijken en Onderwijs zijn kleiner dan 50.000 euro. Ten opzichte van het totale budget is dit maar een klein percentage (<5%). Om hierbinnen een efficiencyslag te maken is er voor gekozen om het mogelijk te maken dat subsidies tot 50.000 euro direct vastgesteld kunnen worden.

Voor de overige programma´s, waar de financiële risico´s in verhouding groter zijn, geldt een normaal, weliswaar lichter, regime waarbij het regime van subsidieverlening en subsidievaststelling gevolgd wordt. Het gaat dan om zaken waarop sturing noodzakelijk is om te kunnen monitoren op ontwikkelingen, bijvoorbeeld of het aanbod van hulp ook daadwerkelijk bij de groepen terecht komt die dat nodig hebben. Voldoen de activiteiten kwalitatief aan wat de gemeenschap mag verwachten? Getoetst kan worden of met het bestede geld specifieke doelstellingen gehaald worden en problemen opgelost worden.

In dit lichte regime wordt slechts om een inhoudelijk verslag van de gesubsidieerde activiteiten gevraagd, zodat de aanvraag tot vaststelling beoordeeld kan worden op het al dan niet uitvoeren van de in de verleningsbeschikking opgenomen verplichtingen. Indien dit onvoldoende blijkt uit het inhoudelijke verslag kan het college ook andere gegevens en bescheiden dan dit inhoudelijke verslag opvragen. Het college kan onder andere vragen aan te geven welke effecten de activiteit daadwerkelijk heeft gehad.

Artikel 18 Verantwoording subsidies vanaf 50.000 euro

Vanwege het grote financiële belang dat achter deze subsidies zit, wordt hiervoor een grotere uitgebreide verantwoording opgevraagd. Hiervoor wordt bij de beschikking een verantwoordings- en controleprotocol toegevoegd, waarin staat op welke wijze verantwoording moet worden afgelegd. Ten aanzien van de in lid 2 genoemde bescheiden geldt, dat daaruit moet blijken op welke wijze de subsidie aangewend is en of dit conform de verplichtingen uit de verleningsbeschikking is gebeurd. De accountantsverklaring moet dus de doelmatigheid en de rechtmatigheid van de besteding aantonen. Het college kan ook andere gegevens en bescheiden opvragen indien dit noodzakelijk is om tot een zorgvuldige beoordeling te komen van de aanvraag tot vaststelling.

Artikel 19 Vaststelling

In dit artikel is geregeld binnen welke termijn het college besluit ter zake van de vaststelling van de subsidie. Ingevolge het derde lid kan het college naast deze Algemene Subsidieverordening categorieën van subsidies of subsidieontvangers aanwijzen voor wie de subsidie wordt vastgesteld zonder dat hiervoor door de subsidieaanvrager een aanvraag moet worden ingediend. Hierdoor kunnen de lasten voor zowel de subsidieaanvrager als de –verstrekker worden bespaard. Een lagere vaststelling is mogelijk voor de in artikel 4:46 van de Awb genoemde gevallen.

  • *

    Artikel 4:46 Awb 1.Indien een beschikking tot subsidieverlening is gegeven, stelt het bestuursorgaan de subsidie overeenkomstig de subsidieverlening vast. 2.De subsidie kan lager worden vastgesteld indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden; b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid, of d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten. 3.Voor zover het bedrag van de subsidie afhankelijk is van de werkelijke kosten van de activiteiten waarvoor subsidie is verleend, worden kosten die in redelijkheid niet als noodzakelijk kunnen worden beschouwd bij de vaststelling van de subsidie niet in aanmerking genomen.

Indien de subsidieontvanger in gebreke blijft van doen van een aanvraag tot vaststelling verstuurt het college een éénmalig rappel, waarin een uiterlijke indieningstermijn genoemd wordt. Zodra deze termijn verstreken is en er geen aanvraag tot vaststelling gedaan is, gaat het college over tot ambtshalve vaststelling van de subsidie.

Artikel 20 Overschotten

Bij budgetsubsidies komen overschotten of tekorten ten voordele of ten laste van de subsidieontvanger. Overschotten die ontstaan omdat de subsidieontvanger zich niet houdt aan de vooraf afgesproken prestaties, vallen daar niet onder. Indien er sprake is van een overschot, dan worden afspraken gemaakt over de reserveringen. Lastig is dit wanneer een aanvrager afhankelijk is van meerdere inkomstenbronnen. Uitgangspunt bij de bepaling van het overschot is dat het geconstateerde overschot wordt toegerekend naar rato van de verschillende opbrengsten.Hiervan kan gemotiveerd worden afgeweken.Een regeling voor het ontstaan van tekorten bij andere soorten gesubsidieerde activiteiten dan budgetsubsidies wordt in dit artikel of deze verordening niet beoogd.

 

Artikel 21 Intrekking en wijziging

Met artikel 22 wordt aansluiting gezocht met de intrekkings- en wijzigingsgronden van de Awb. Deze intrekking of wijziging van de subsidie heeft gevolgen voor de bevoorschotting en betaling van de subsidie. Hierover in de toelichting op artikel 26 en 27 meer.

  • *

    Artikel 4:48 Awb 1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen, indien: a. de activiteiten waarvoor subsidie is verleend niet of niet geheel hebben plaatsgevonden of zullen plaatsvinden; b. de subsidie-ontvanger niet heeft voldaan aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen; c. de subsidie-ontvanger onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beschikking op de aanvraag tot subsidieverlening zou hebben geleid; d. de subsidieverlening anderszins onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of e. met toepassing van artikel 4:34, vijfde lid, een beroep wordt gedaan op de voorwaarde dat voldoende gelden ter beschikking worden gesteld. 2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is verleend, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald.

  • *

    Artikel 4:49 Awb 1.Het bestuursorgaan kan de subsidievaststelling intrekken of ten nadele van de ontvanger wijzigen: a. op grond van feiten of omstandigheden waarvan het bij de subsidievaststelling redelijkerwijs niet op de hoogte kon zijn en op grond waarvan de subsidie lager dan overeenkomstig de subsidieverlening zou zijn vastgesteld; b. indien de subsidievaststelling onjuist was en de subsidie-ontvanger dit wist of behoorde te weten, of c. indien de subsidie-ontvanger na de subsidievaststelling niet heeft voldaan aan aan de subsidie verbonden verplichtingen. 2.De intrekking of wijziging werkt terug tot en met het tijdstip waarop de subsidie is vastgesteld, tenzij bij de intrekking of wijziging anders is bepaald. 3.De subsidievaststelling kan niet meer worden ingetrokken of ten nadele van de ontvanger worden gewijzigd indien vijf jaren zijn verstreken sedert de dag waarop zij is bekendgemaakt dan wel, in het geval, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, sedert de dag waarop de handeling in strijd met de verplichting is verricht of de dag waarop aan de verplichting had moeten zijn voldaan.

  • *

    Artikel 4:50 Awb 1.Zolang de subsidie niet is vastgesteld kan het bestuursorgaan de subsidieverlening met inachtneming van een redelijke termijn intrekken of ten nadele van de subsidie-ontvanger wijzigen: a. voor zover de subsidieverlening onjuist is; b. voor zover veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich in overwegende mate tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, of c. in andere bij wettelijk voorschrift geregelde gevallen. 2.Bij intrekking of wijziging op grond van het eerste lid, onderdeel a of b, vergoedt het bestuursorgaan de schade die de subsidie-ontvanger lijdt doordat hij in vertrouwen op de subsidie anders heeft gehandeld dan hij zonder subsidie zou hebben gedaan.

  • *

    Artikel 4:51 Awb 1.Indien aan een subsidie-ontvanger voor drie of meer achtereenvolgende jaren subsidie is verstrekt voor dezelfde of in hoofdzaak dezelfde voortdurende activiteiten, geschiedt gehele of gedeeltelijke weigering van de subsidie voor een daarop aansluitend tijdvak op de grond, dat veranderde omstandigheden of gewijzigde inzichten zich tegen voortzetting of ongewijzigde voortzetting van de subsidie verzetten, slechts met inachtneming van een redelijke termijn. 2.Voor zover aan het einde van het tijdvak waarvoor subsidie is verleend sedert de bekendmaking van het voornemen tot weigering voor een daarop aansluitend tijdvak nog geen redelijke termijn is verstreken, wordt de subsidie voor het resterende deel van die termijn verleend, zo nodig in afwijking van artikel 4:25, tweede lid.

Artikel 22 Staatssteun

Deze bepaling beoogt de gevolgen van de hier bedoelde marktverstorende bevoordeling, indien dat wordt vastgesteld, voor de gemeente te beperken. Anderzijds wordt het streven van de gemeente weerspiegeld, te handelen met in acht neming van de genoemde bepalingen. Indien echter vastgesteld wordt dat een subsidie onrechtmatig verleend is, dient de verstrekte subsidie onverkort terug te worden gevorderd en terug te worden betaald.

 

Artikel 23 Betaling

De betaling van het subsidiebedrag dat is vastgesteld, is het derde rechtsmoment in de Awb-structuur: verlening-vaststelling-betaling. Behalve bij toepassing van artikel 17, waarbij geen verlening plaatsvindt, maar de subsidie direct vastgesteld wordt. In deze situatie wordt afgeweken van de Awb-structuur. Uiterlijk vier weken na vaststelling vindt betaling plaats.

 

Artikel 24 Voorschotten

Omdat activiteiten veelal vóór de vaststelling plaatsvinden, ontstaan kosten bij de subsidieontvanger vaak eerder. Dit artikel voorziet in de mogelijkheid van bevoorschotting. Reguliere subsidieontvangers die in afwachting zijn van de afhandeling van hun subsidieaanvraag kunnen eveneens worden bevoorschot.

 

Artikel 25 Opschorting betalingen en voorschotten

Indien zich onregelmatigheden bij de subsidieontvanger voordoen zoals bedoeld in de genoemde artikelen, kan de verplichting tot betaling van het voorschot worden opgeschort. Deze opschorting geschiedt alleen indien er sprake is van de in de artikelen 4:48 en 4:49 van de Awb genoemde situaties. Ook als de situatie genoemd in artikel 23 van de ASVL met betrekking tot staatssteun voorkomt, bestaat de mogelijkheid om betalingen en voorschotten op te schorten.

  • *

    Artikel 4:57 Awb

    1. Het bestuursorgaan kan onverschuldigd betaalde subsidiebedragen terugvorderen.

    2. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag bij dwangbevel invorderen.

    3. Het bestuursorgaan kan het terug te vorderen bedrag verrekenen met een aan dezelfde subsidie-ontvanger voor dezelfde activiteiten verstrekte subsidie voor een ander tijdvak.

    4. Terugvordering van een subsidiebedrag of een voorschot vindt niet plaats voor zover na de dag waarop de subsidie is vastgesteld, dan wel de handeling, bedoeld in artikel 4:49, eerste lid, onderdeel c, heeft plaatsgevonden, vijf jaren zijn verstreken.

Artikel 26 Onverschuldigde betalingen en voorschotten

Dit artikel regelt de mogelijkheid tot terugvordering bij toepassing van genoemde artikelen of tot het overhevelen van bedragen naar een volgend tijdvak.

 

Artikel 27 Bijzondere omstandigheden

Artikel 29 lid 1 geeft een hardheidsclausule bij bijzondere omstandigheden. Gedoeld wordt op werking van bepalingen in de verordening die kunnen leiden tot onbillijkheden van overwegende aard in niet precies te voorziene gevallen. Artikel 29 lid 2 geeft de bevoegdheid, indien bijzondere omstandigheden daartoe aanleiding geven, bijzondere verplichtingen aan de subsidiëring te verbinden. Het betreft in dat geval slechts doelgebonden verplichtingen die samenhangen met de aard en omvang van de subsidie.

Artikel 28 Overgangs en slotbepalingen

Geen opmerkingen noodzakelijk.

 

Artikel 29 Citeertitel, inwerkingtreding

Geen opmerkingen noodzakelijk.