Regeling vervallen per 01-01-2017

Deelverordening Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014

Geldend van 06-02-2014 t/m 31-12-2016

Intitulé

Deelverordening Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014

De raad van de gemeente Leiden:

Gezien het voorstel van burgemeester en wethouders (rv.nr. 13.0132 van 2013), mede gezien het advies van de commissie, besluit:

1.Vast te stellen de deelverordening “subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014” waarin regels gesteld worden aan het subsidiëren van:

  • a.

    regulier peuterspeelzaalwerk;

  • b.

    een VVE-programma op de peuterspeelzaal;

  • c.

    een VVE-programma in de kinderdagopvang;

  • d.

    de ouderbijdrage voor doelgroepkinderen op de peuterspeelzaal.

HOOFDSTUK 1 ALGEMENE BEPALINGEN

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1. Beroepskracht: degene die in een peuterspeelzaal/kindercentrum werkzaamheden verricht die zijn opgenomen in de voor het peuterspeelzaalwerk/kinderopvang geldende CAO en die beschikt over een voor deze werkzaamheden passende beroepskwalificatie;

  • 2. Doelgroepkind: een kind in de leeftijd van 2,5 tot 4 jaar dat op basis van het opleidingsniveau van zijn ouders een leerlinggewicht heeft of dat op basis van signalering door het CJG een extra ondersteuningsbehoefte heeft in verband met een mogelijke ontwikkelingsachterstand;

  • 3. College: college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leiden;

  • 4. CJG: Centrum voor Jeugd en Gezin

  • 5. Dagdeel: een periode van drie uur in de ochtend of de middag, waarin een peuterspeelzaal peuterspeelzaalwerk biedt;

  • 6. Doorgaande leerlijn: de aansluiting tussen het educatieve programma van de peuterspeelzaal of het kinderdagverblijf en het educatieve programma (‘de leerlijn’) op de basisschool;

  • 7. Groep: ruimte waarin minimaal twee en maximaal tien dagdelen per week peuterspeelzaalwerk georganiseerd wordt of maximaal vijf dagen in de week kinderopvang plaatsvindt;

  • 8. Houder: degene die één of meerdere peuterspeelzalen en/of kindercentra exploiteert;

  • 9. Kindercentrum: een voorziening waar kinderopvang plaats vindt, anders dan een peuterspeelzaal of gastouderopvang;

  • 10. LRKP: Landelijk Register Kinderopvang en Peuterspeelzalen;

  • 11. Ouderbijdrage: de eigen bijdrage die ouders betalen voor het peuterspeelzaalwerk;

  • 12. Peuterplaats: een rekeneenheid die overeenkomt met een bezoek van een peuter aan een peuterspeelzaal van twee dagdelen per week, gedurende 40 weken per jaar;

  • 13. Peuterspeelzaal: een in het LRKP geregistreerde voorziening waar aan maximaal 16 peuters per groep per dagdeel peuterspeelzaalwerk geboden wordt, anders dan kinderdagopvang of gastouderopvang;

  • 14. Peuterspeelzaalwerk: de verzorging, de opvoeding en het bijdragen aan de ontwikkeling van kinderen uitsluitend bestemd voor kinderen vanaf de leeftijd van twee jaar tot het tijdstip waarop die kinderen kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, gedurende 40 weken per jaar;

  • 15. Raad: Raad van de gemeente Leiden;

  • 16. Subsidieplafond: het bedrag dat gedurende een kalenderjaar ten hoogste beschikbaar is voor subsidie zoals die op basis van deze verordening kan worden toegekend;

  • 17. Voor- en Vroegschoolse Educatie (VVE): een door de gemeente gesubsidieerd programma dat gericht is op het verkleinen van onderwijsachterstanden bij doelgroepkinderen en een verbeterde instroom van deze kinderen in het basisonderwijs.

Artikel 2 Doel van de verordening

De deelverordening heeft tot doel om nadere regels te stellen aan de subsidiering van het peuterspeelzaalwerk en VVE in kinderdagopvang en peuterspeelzalen.

Het college kan op grond van de deelverordening subsidie toekennen op aanvraag van:

  • a.

    een peuterspeelzaal voor regulier peuterspeelzaalwerk;

  • b.

    een peuterspeelzaal voor het werken met een VVE-programma;

  • c.

    een kindercentrum voor het werken met een VVE-programma;

  • d.

    een peuterspeelzaal als tegemoetkoming in de kosten van de ouderbijdrage voor doelgroepkinderen.

Artikel 3 Bevoegdheid

  • 1. Het college is het bevoegde bestuursorgaan voor het nemen van beslissingen op grond van deze deelverordening;

  • 2. Voor zover in deze deelverordening niet anders is bepaald, is het gestelde in de Algemene Subsidieverordening gemeente Leiden 2012 van toepassing.

HOOFDSTUK 2 SUBSIDIEPLAFOND

Artikel 4 Subsidieplafond

  • 1. De gemeenteraad stelt jaarlijks bij de begroting het subsidieplafond vast;

  • 2. Het totaal van de aanvragen kan niet meer zijn dan het maximaal beschikbare subsidiebedrag. Een rangorde in de toekenning zal worden bepaald op grond van de in artikel 7, artikel 10 en artikel 13 genoemde criteria.

HOOFDSTUK 3 SUBSIDIE VOOR REGULIER PEUTERSPEELZAALWERK

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

Het college stelt subsidie voor peuterspeelzaalwerk beschikbaar per peuterplaats. De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:

  • a.

    Huisvesting;

  • b.

    Groepsleiding;

  • c.

    Overhead;

  • d.

    Materiaal / activiteiten.

Subsidiabel is het verschil tussen de kostprijs van een peuterplaats en de ouderbijdrage tot een maximaal normbedrag. Dit normbedrag wordt door het college vastgesteld en jaarlijks geïndexeerd conform de door de Raad vastgestelde indexatie.

Artikel 6 Subsidieverplichtingen

De peuterspeelzaal waarop de subsidie voor peuterplaatsen wordt aangevraagd:

  • 1.

    is gevestigd in Leiden en is toegankelijk voor alle peuters uit de gemeente. Minimaal 95% van de kinderen komt uit Leiden;

  • 2.

    kent een gemiddelde bezetting van minimaal 90%;

  • 3.

    hanteert in overleg met de gemeente een inkomensafhankelijke ouderbijdrage;

  • 4.

    voldoet aan de criteria voor ambitieniveau 2;

  • 5.

    biedt kwaliteit conform de Wet kinderopvang en kwaliteitseisen peuterspeelzalen en de ‘Verordening ruimte- en inrichtingseisen peuterspeelzalen Leiden 2011’;

  • 6.

    werkt samen met het basisonderwijs, minimaal op basis van het protocol overdracht;

  • 7.

    heeft beleid voor kinderen die extra zorg nodig hebben, het signaleren van problemen en het eventueel inschakelen van externe hulpverlening (via het CJG);

  • 8.

    heeft zicht op het aantal doelgroepkinderen per peuterspeelzaal en is bereid om bij meer dan 15% doelgroepkinderen VVE-peuterspeelzaal te worden.

Artikel 7 Verdeelsleutel voor peuterspeelzalen

Indien het subsidieplafond zoals bedoeld in artikel 4 onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, wordt een rangorde vastgesteld op basis van de hieronder genoemde criteria:

  • 1.

    de kwaliteit van de peuterspeelzaal, specifiek op het pedagogische vlak;

  • 2.

    een goede spreiding van peuterspeelzalen over de stad;

  • 3.

    de bezetting van een peuterspeelzaal.

HOOFDSTUK 4 SUBSIDIE VOOR VVE-PEUTERSPEELZAALWERK

Artikel 8 Hoogte van de subsidie voor VVE-peuterspeelzaalwerk

  • 1.

    Het college stelt subsidie voor VVE in de peuterspeelzaal beschikbaar per groep waar VVE-peuterspeelzaalwerk aangeboden wordt. De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:

  • a.

    VVE-scholing;

  • b.

    Taakuren;

  • c.

    Coördinatie, evaluatie en administratie van VVE-programma’s en de doorgaande leerlijn;

  • d.

    Materiaalkosten.

  • Het college stelt hiervoor een normbedrag vast, dat jaarlijks geïndexeerd wordt conform de door de Raad vastgestelde indexatie;

  • 2.

    Daarnaast stelt het college subsidie beschikbaar per doelgroepkind als tegemoetkoming in de kosten van de ouderbijdrage. De subsidie bestaat uit een volledige tegemoetkoming in de ouderbijdrage voor het derde en het vierde dagdeel.

Artikel 9 Subsidieverplichtingen

De groep waarvoor VVE-subsidie wordt aangevraagd:

  • 1.

    is gevestigd in Leiden en is toegankelijk voor alle peuters uit de gemeente. Minimaal 95% van de bezette peuterplaatsen wordt bezet door in Leiden woonachtige kinderen;

  • 2.

    is minimaal vier dagdelen in de week geopend;

  • 3.

    is voor minimaal 15% bezet door doelgroepkinderen;

  • 4.

    voldoet aan de volgende voorwaarden voor VVE:

    • -

      er wordt gebruik gemaakt van de VVE methode Piramide;

    • -

      er zijn per groep twee in de VVE methode geschoolde beroepskrachten;

    • -

      de Leidse doelgroepdefinitie, zoals opgenomen in de nota OnderwijsKansen, wordt toegepast om kinderen als zodanig aan te merken;

    • -

      doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar komen vier dagdelen;

    • -

      er wordt medewerking verleend aan jaarlijkse (groeps)observaties door een logopedist;

    • -

      er wordt medewerking verleend aan de Leidse Onderwijsmonitor;

    • -

      de houder neemt deel aan structureel overleg en daaruit voortvloeiende activiteiten in het kader van OnderwijsKansenbeleid.

  • 5.

    verleent voorrang aan doelgroepkinderen, indien er een wachtlijst bestaat langer dan drie maanden;

  • 6.

    werkt samen met het basisonderwijs, minimaal op basis van het protocol overdracht.

Artikel 10 Verdeelsleutel voor VVE-peuterspeelzalen

Indien het subsidieplafond zoals bedoeld in artikel 4 onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, wordt een rangorde vastgesteld op basis van de hieronder genoemde criteria:

  • 1.

    de kwaliteit van de peuterspeelzaal, specifiek op het pedagogische vlak;

  • 2.

    het percentage doelgroepkinderen per groep.

HOOFDSTUK 5 SUBSIDIE VOOR VVE IN KINDERCENTRA

Artikel 11 Hoogte van de subsidie voor kindercentra

Het college stelt subsidie vast per groep kinderdagopvang waarop VVE plaatsvindt.

De subsidie is bedoeld voor een tegemoetkoming in de kosten van de volgende producten:

  • a.

    VVE-scholingskosten;

  • b.

    Inzet taakleiding;

  • c.

    Coördinatie, evaluatie en administratie van VVE-programma’s en de doorgaande leerlijn;

  • d.

    VVE-materiaalkosten.

Het college stelt hiervoor een normbedrag vast, dat jaarlijks geïndexeerd wordt conform de door de Raad vastgestelde indexatie.

Artikel 12 Subsidieverplichtingen

De groep waarvoor VVE-subsidie wordt aangevraagd:

  • 1.

    is gevestigd in Leiden;

  • 2.

    bestaat uit minimaal 15% Leidse doelgroepkinderen;

  • 3.

    voldoet aan de volgende voorwaarden voor VVE:

    • a.

      er wordt gebruik gemaakt van de VVE methode Piramide;

    • b.

      er zijn per groep twee in de VVE methode geschoolde beroepskrachten;

    • c.

      de Leidse doelgroepdefinitie, zoals opgenomen in de nota OnderwijsKansen, wordt toegepast om kinderen als zodanig aan te merken;

    • d.

      doelgroepkinderen vanaf 2,5 jaar volgen minimaal 10 uur per week het VVE programma;

    • e.

      er wordt medewerking verleend aan jaarlijkse (groeps)observaties door een logopedist;

    • f.

      er wordt medewerking verleend aan de Leidse Onderwijsmonitor;

    • g.

      de houder neemt deel aan structureel overleg en daaruit voortvloeiende activiteiten in het kader van OnderwijsKansenbeleid.

  • 4.

    werkt samen met het basisonderwijs, minimaal op basis van het protocol overdracht.

Artikel 13 Verdeelsleutel voor kindercentra

Indien het subsidieplafond zoals bedoeld in artikel 4 onvoldoende is om alle aanvragen te honoreren, wordt rangorde vastgesteld op basis van de hieronder genoemde criteria:

  • 1.

    de kwaliteit van het kindercentrum, specifiek op het pedagogische vlak;

  • 2.

    het percentage doelgroepkinderen per groep.

HOOFDSTUK 6 AANVRAAG EN WEIGERING VAN DE SUBSIDIE

Artikel 14 De aanvraag

  • 1. Een aanvraag voor subsidie dient uiterlijk 1 september voorafgaande aan het jaar waarin het product gerealiseerd wordt, schriftelijk bij het college te zijn ingediend;

  • 2. Een aanvraag omvat minimaal:

  • a) een omschrijving van het product / de producten waarvoor subsidie wordt aangevraagd;

  • b) een omschrijving van de organisatie waarbinnen dit product gerealiseerd wordt;

  • c) de pedagogische visie van de houder;

  • d) een begroting en dekkingsplan. Het dekkingsplan bevat een opgave van bij andere bestuursorganen aangevraagde subsidies en geschatte inkomsten uit ouderbijdragen;

  • 3. In de aanvraag dient houder te onderbouwen dat hij voldoet aan de subsidieverplichtingen zoals opgenomen in artikel 6, artikel 9 en artikel 12 van deze deelverordening.

Artikel 15 Weigeringsgronden

  • 1. Indien er een gemeentelijk handhavingstraject met betrekking tot de kwaliteit op een bestaande peuterspeelzaal of kinderdagverblijf is ingesteld, kan dit voor het college aanleiding zijn om deze peuterspeelzaal of kinderdagverblijf geen subsidie toe te kennen;

  • 2. Indien een aanvraag niet voldoet aan de voorwaarden uit artikel 6, artikel 9 en/of artikel 12, is dit voor het college reden om de aanvraag af te wijzen.

Artikel 16 Verlenen van subsidie

  • 1. Subsidie wordt verleend voor minimaal één kalenderjaar;

  • 2. De subsidie wordt verleend in de vorm van een voorschot van 100% van het toegekende bedrag, verdeeld in 10 termijnen van 8% en 2 termijnen (mei en december) van 10%.

HOOFDSTUK 7 VASTSTELLEN VAN DE SUBSIDIE

Artikel 17 Verantwoording

  • 1. Tussentijdse afwijking van in een subsidiebeschikking vastgelegde prestatieafspraken kan alleen plaatsvinden nadat de houder hierover in overleg is getreden met het college en het college deze afwijking schriftelijk heeft goedgekeurd;

  • 2. Over de subsidie wordt uiterlijk vóór 1 mei van het jaar volgend op het kalenderjaar waarvoor de subsidie is verleend, verantwoording afgelegd. Deze verantwoording bevat:

    • a.

      een inhoudelijk verslag, met daarin minimaal:

      • i.

        het aantal geplaatste (doelgroep) kinderen per ultimo jaar;

      • ii.

        het aantal geplaatste doelgroepkinderen gedurende het hele jaar;

      • iii.

        het aantal gerealiseerde plaatsen;

      • iv.

        het aantal gerealiseerde VVE-plaatsen;

      • v.

        de gemiddelde bezettingsgraad van deze plaatsen.

    • b.

      een financieel jaarverslag (conform hoofdstuk 7 van de Algemene Subsidieverordening Gemeente Leiden 2012);

  • 3. Het college kan bij de subsidieverlening bepalen dat aanvullende gegevens voor de verantwoording moeten worden aangeleverd.

Artikel 18 Vaststelling

Het college stelt binnen 13 weken na ontvangst van de verantwoording de subsidie vast.

HOOFDSTUK 8 OVERIGE BEPALINGEN

Artikel 19 Hardheidsclausule

Het college beslist in alle voorkomende gevallen waarin deze regeling niet voorziet. Het college is bevoegd om in bijzondere gevallen gemotiveerd van deze regeling af te wijken.

Artikel 20 Overgangsbepalingen

Aanvragen voor het subsidiejaar 2014 die bij inwerkingtreding van de verordening reeds in behandeling zijn genomen, worden conform de werkwijze uit het verleden afgehandeld.

Artikel 21 Inwerkingtreding

De verordening treedt in werking vanaf de dag van bekendmaking.

Artikel 22 Citeertitel

De deelverordening wordt aangehaald als “Subsidieregeling peuterspeelzaalwerk inclusief VVE voor kindercentra en peuterspeelzaalwerk, Leiden 2014”.

TOELICHTING

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

In dit artikel wordt een aantal begrippen toegelicht, dat in de verordening wordt gehanteerd.

Ad 2: de Leidse definitie van het begrip doelgroepkind is verder uitgewerkt in het lokale beleidsplan OnderwijsKansen “Samen werken aan OnderwijsKansen 2014-2017”.

Artikel 2 Doel van de verordening

Ad a: Door middel van de subsidieregeling voor peuterspeelzaalwerk wil de gemeente een aanbod in de stad realiseren dat:

  • -

    een hoogwaardige kwaliteit biedt;

  • -

    over de stad verspreid is;

  • -

    voldoende is voor de uitvoering van het OnderwijsKansenbeleid.

Dit peuterspeelzaalwerk levert een pedagogische bijdrage aan de opvoeding en ontwikkeling van kinderen van 2 jaar tot de leeftijd waarop zij naar het basisonderwijs gaan. Daarnaast biedt het peuterspeelzaalwerk een solide basis voor het lokale OnderwijsKansenbeleid (ad b).

Ad b en c: Door VVE te subsidiëren wil de gemeente ontwikkelingsachterstanden bij kinderen verkleinen en / of voorkomen en een betere instroom in het basisonderwijs faciliteren.

De gemeente streeft naar 100% bereik onder doelgroepkinderen en wil daarom een educatief voorschools aanbod realiseren voor alle doelgroepkinderen tussen de 2,5 en vier jaar.

Ad d: deze subsidie wordt toegekend aan een peuterspeelzaal en niet aan de ouders. Hiermee betaalt de gemeente de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen en wordt het derde en vierde dagdeel dus kosteloos aangeboden aan (ouders van) doelgroepkinderen.

Artikel 5 Hoogte van de subsidie

De kostprijs van het Leidse peuterspeelzaalwerk is gebaseerd op praktijkervaringen van de afgelopen jaren. De kosten worden conform de uitgangspunten van de brancheorganisatie verdeeld over huisvesting, groepsleiding, overheid en materiaal-/activiteitenkosten. Daarnaast hanteert Leiden al jaren een in overleg met de houders opgestelde inkomensafhankelijke ouderbijdragentabel. Voor de berekening van de subsidiabele component van de kostprijs wordt met een gemiddeld gerealiseerde ouderbijdrage gerekend.

Artikel 6 Subsidieverplichtingen

Ad 1: Leidse peuterspeelzalen worden primair gesubsidieerd voor Leidse kinderen. Vanuit de randgemeenten gaat een aantal kinderen in Leiden naar school. Zij bezoeken soms ook een voorschoolse voorziening (peuterspeelzaal of kinderdagverblijf) in Leiden. Aan de andere kant bezoekt een aantal kinderen uit Leiden ook een basisschool of voorschoolse voorziening in een randgemeente.

Ad 2: Dit bezettingspercentage is gebaseerd op ervaringen van de afgelopen jaren en ligt rond het landelijke gemiddelde.

Ad 4: In het peuterspeelzaalwerk worden landelijk de volgende drie ambitieniveaus erkend:

  • ­

    Ambitieniveau 0: spelen, ontmoeten;

  • ­

    Ambitieniveau 1: spelen, ontmoeten, ontwikkelen en signaleren;

  • ­

    Ambitieniveau 2: spelen, ontmoeten, ontwikkelen, signaleren en ondersteunen.

In Leiden wordt van oudsher op VVE-peuterspeelzalen gewerkt met ambitieniveau 2, op reguliere peuterspeelzalen met ambitieniveau 1. Gestreefd wordt om de komende jaren alle peuterspeelzalen om te vormen naar ambitieniveau 2.

Ad 5: Peuterspeelzalen worden conform de wet getoetst op kwaliteitseisen. Indien er tekortkomingen zijn, start de gemeente een handhavingstraject met als doel verbetering van de kwaliteit. Indien dit niet het gewenste resultaat oplevert, heeft de gemeente als uiterste instrument de mogelijkheid om een peuterspeelzaal uit te schrijven uit het LRP.

Ad 6: Gemeente Leiden heeft vanuit het jeugdbeleid en het OnderwijsKansenbeleid een stadsbreed protocol opgesteld voor overdracht van kinderen van de voorschoolse naar schoolse voorzieningen. Het gaat dan met name om zorgkinderen en doelgroepkinderen VVE. Partners uit het onderwijsveld, voorschoolse voorzieningen, welzijn en zorg en gemeente werken hierin samen.

Ad 8: Indien op verzoek van de gemeente Piramide als VVE-programma wordt ingevoerd, kan de gemeente daarvoor middelen beschikbaar stellen. De kaders hiervoor zijn vastgelegd in het lokale OnderwijsKansenbeleid.

Artikel 7 Verdeelsleutel voor peuterspeelzaalwerk

Ad 1: De kwaliteit van de Leidse peuterspeelzalen wordt jaarlijks getoetst door de GGD Hollands Midden. Dit gebeurt op landelijk vastgestelde criteria zoals veiligheid, gezondheid, groepsgrootte, aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen, pedagogische werkwijze, etc. Ook wordt de lokale regelgeving op het gebied van aantal vierkante meters per kind en inrichting van de omgeving getoetst.

Vanaf 2014 zal de GGD Hollands Midden als toezichthouder een beoordeling van het kwaliteitsniveau opnemen. Hieruit is af te leiden of een peuterspeelzaal minimaal voldoet, voldoet of boven de kwaliteitseisen uitstijgt. Het college heeft voorkeur voor peuterspeelzalen die een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau realiseren. Pedagogische kwaliteit is daarbij doorslaggevend.

Ad 2: Voor een goede spreiding van peuterspeelzalen over de stad moeten aanbod en vraag op elkaar afgestemd zijn. Niet in elke wijk is vraag naar een peuterspeelzaal, dit is vaak afhankelijk van het aantal 2-4 jarigen woonachtig in een wijk en de aanwezigheid van een basisschool. Peuterspeelzalen moeten op verzoek van de gemeente kunnen aantonen dat er vanuit de wijk waar zij gevestigd zijn, vraag is naar de voorziening (door middel van het aanleveren van postcode-informatie van de peuters).

Artikel 8 Hoogte van de subsidie

Ad 1: Indien de gemeente als gevolg van het subsidieplafond niet in staat is om voor 100% van de doelgroepkinderen een VVE -aanbod te realiseren, kan het college de verdeling van de middelen voor het OnderwijsKansenbeleid herzien. Het college kan dan besluiten om een hogere investering te doen in de voorschoolse periode.

Ad 2: Een VVE-programma is het meest effectief wanneer doelgroepkinderen minimaal 10 uur per week (is vier dagdelen) deelnemen. Om ouders hiervoor te motiveren worden in Leiden het derde en vierde dagdeel peuterspeelzaalwerk gratis toegankelijk gesteld voor doelgroepkinderen.

De houder kan voor alle doelgroepkinderen een subsidie voor het derde en vierde dagdeel aanvragen, die gelijk staat aan de gemiddelde ouderbijdrage per peuterplaats. Hiermee betaalt de gemeente de ouderbijdrage voor het derde en vierde dagdeel voor doelgroepkinderen en biedt de houder het derde en vierde dagdeel dus kosteloos aan aan (ouders van) doelgroepkinderen.

Artikel 9 Subsidieverplichtingen

Ad 3: 15% doelgroepkinderen wordt gesteld als ondergrens om de investering van een VVE-programma rendabel te achten.

Het percentage doelgroepkinderen kan per jaar verschillen en daardoor net onder of boven de 15% uitkomen. Afgesproken is dat wordt gekeken naar het percentage doelgroepkinderen van de afgelopen drie jaar, om niet te veel fluctuatie in het aanbod aan te brengen en daarmee het risico te lopen om de opgebouwde expertise te verliezen.

Ad 4: Leiden heeft samen met de partners op het gebied van VVE afspraken gemaakt over de methodieken. Hierin is afgesproken dat zowel voorschoolse als schoolse VVE-voorzieningen de methode Piramide gebruiken. Dit bevordert de doorgaande leerlijn van het kind bij de overgang van peuterspeelzaal of kinderdagverblijf naar het basisonderwijs.

Ad 5: De gemeente heeft een inspanningsverplichting om 100% doelgroepkinderen toe te leiden naar een VVE-aanbod. Bij het ontstaan van wachtlijsten is het daarom wenselijk om doelgroepkinderen voorrang te geven op VVE-peuterspeelzalen. Hierbij geldt dat deze doelgroepkinderen tijdig moeten zijn ingeschreven (voor zij 3 jaar 6 maanden zijn).

Ad 6: zie toelichting artikel 6 lid 6.

Artikel 10 Verdeelsleutel voor VVE-peuterspeelzalen

Ad 1: Zie toelichting artikel 7 lid 1.

Ad 2: Het college heeft als doelstelling een aanbod en bereik van 100% doelgroepkinderen. Locaties met veel doelgroepkinderen hebben de voorkeur. Het resultaat hiervan is een spreiding over de stad die aansluit bij de vraag naar voorschoolse educatie.

Artikel 11 Hoogte van de subsidie

Zie toelichting artikel 8 lid 1.

Artikel 12 Subsidieverplichtingen

Ad 2: Op een kindercentrum kan niet gestuurd worden op het totaal aantal Leidse kinderen. Het Leidse OnderwijsKansen beleid is gericht op Leidse kinderen met een mogelijke onderwijsachterstand. Vandaar dat de ondergrens gesteld wordt op 15% Leidse doelgroepkinderen. Zie verder toelichting artikel 9 lid 2.

Ad 3: zie toelichting artikel 9 lid 3.

Ad 4: zie toelichting artikel 6 lid 6.

Artikel 13 Verdeelsleutel voor kindercentra

Ad 1: De kwaliteit van de Leidse kindercentra wordt jaarlijks getoetst door de GGD Hollands Midden. Dit gebeurt op landelijk vastgestelde criteria zoals veiligheid, gezondheid, groepsgrootte, groepsruimte, aantal beroepskrachten in relatie tot het aantal kinderen, pedagogische werkwijze, etc.

Vanaf 2014 zal de GGD Hollands Midden als toezichthouder een beoordeling van het kwaliteitsniveau opnemen. Hieruit is af te leiden of een kindercentrum minimaal voldoet, voldoet of boven de kwaliteitseisen uitstijgt. Het college heeft voorkeur voor kindercentra die een zo hoog mogelijk kwaliteitsniveau realiseren. Pedagogische kwaliteit is daarbij doorslaggevend.

Ad 2: Het college heeft als doelstelling een aanbod en bereik van 100% doelgroepkinderen. Locaties met veel doelgroepkinderen hebben de voorkeur. Het resultaat hiervan is een spreiding over de stad die aansluit bij de vraag naar voorschoolse educatie.

Artikel 15 Weigeringsgronden

Ad 1: Een eerste stap in het gemeentelijke handhavingsbeleid kinderopvang en peuterspeelzalen is een aanwijzing. Dit handhavingsinstrument zal nog niet van invloed zijn op het al dan niet toekennen van een subsidiebeschikking.

Mogelijke vervolginstrumenten zijn een last onder dwangsom, last onder bestuursdwang of exploitatieverbod. Deze instrumenten worden in principe alleen ingezet indien een houder zich niet voldoende inzet of niet bij machte is om de gewenste kwaliteitsverbetering te realiseren. Subsidieverlening is in dit geval onwenselijk.