Regeling vervallen per 01-01-2017

Besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal houdende regels voor de maatschappelijke ondersteuning Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaal 2015

Geldend van 10-08-2016 t/m 31-12-2016

Intitulé

Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaal 2015

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Lingewaal;

gelet op de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, het Uitvoeringsbesluit 2015 en de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaal 2015;

besluit:

vast te stellen het Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaal 2015.

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze nadere regeling en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    Afschrijvingstabel: een administratieve weergave van de aangenomen economische waardevermindering van een gekochte voorziening over een bepaalde periode.

  • b.

    Dienstverlening: hulp die een persoon, instantie of onderneming biedt aan de client.

  • c.

    Hulp bij het huishouden: het ondersteunen bij of het overnemen van activiteiten op het gebied van het verzorgen van het huishouden van een persoon dan wel van de leefeenheid waartoe een persoon behoort.

  • d.

    Kortdurend verblijf: logeren gedurende maximaal drie etmalen per week met als doel het overnemen van de zorg ter ontlasting van de persoon die gebruikelijke zorg of mantelzorg aan de cliënt biedt.

  • e.

    Tarief of kostprijs: het bedrag dat de gemeente aan een aanbieder moet betalen voor de verstrekking van een voorziening in natura.

  • f.

    Toezichthoudende ambtenaar: persoon als bedoeld in de artikelen 4.3.1, 6.1 en 6.2 van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015.

  • g.

    Wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Wmo).

  • h.

    Zzp’er: een ondernemer die geen personeel in dienst heeft, waarbij voor de vaststelling of er sprake is van een ondernemer de volgende criteria gelden:

    • zelfstandigheid bij de inrichting van de eigen werkzaamheden en het uitvoeren daarvan;

    • het voor eigen rekening en risico verrichten van werkzaamheden;

    • het gericht zijn op en het perspectief hebben van het maken van winst;

    • bekendmaking van het ondernemerschap;

    • het streven naar meerdere opdrachtgevers.

  • i.

    De definities, voor zover relevant, uit de Wmo zijn van overeenkomstige toepassing op dit besluit.

Hoofdstuk 1. Procedure en hoogte van het pgb

Artikel 2. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld

  • 1. De hoogte van een pgb :

    • a.

      wordt bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld plan over hoe hij het pgb gaat besteden;

    • b.

      is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken, en wordt indien nodig aangevuld met een vergoeding voor onderhoud en verzekering en

    • c.

      bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate voorziening in natura;

    • d.

      is opgebouwd uit verschillende kostencomponenten, zoals salaris, vervanging tijdens vakantie, verzekeringen en reiskosten.

  • 2. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft, wordt het pgb vastgesteld tot ten hoogste de kostprijs van deze tweedehands voorziening zoals vermeld in de afschrijvingstabel (behalve trapliften), rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 3. Als de naturaverstrekking een tweedehands voorziening betreft die ouder is dan de termijn waarop de naturaverstrekking economisch is afgeschreven, wordt het pgb vastgesteld op de kostprijs van deze tweedehands voorziening in het jaar waarop deze volgens de afschrijvingstabel is afgeschreven, rekening houdend met onderhoud en verzekering.

  • 4. De hoogte van een pgb-tarief voor dienstverlening wordt bepaald op basis van de dienstverlening die anders als zorg in natura zou zijn geleverd. Hierin onderscheidt het college de volgende onderverdeling:

    • a.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een aanbieder betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 100% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde aanbieder die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

    • b.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een zzp’er betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt;

    • c.

      Als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon waarbij sprake is van een arbeidsrelatie dan betreft het tarief per uur of per resultaat maximaal 90% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt.

    • d.

      als de dienstverlening wordt uitgevoerd door een persoon uit het sociaal netwerk dan bedraagt het uurtarief:

      • -

        Voor hulp bij het huishouden: 50% van het van toepassing zijnde producttarief hulp bij het huishouden;

      • -

        Voor kortdurend verblijf: € 30,- per etmaal;

      • -

        Voor de overige maatwerkvoorzieningen binnen de Wmo 2015: 50% van het laagste tarief per uur of per resultaat van een door de gemeente gecontracteerde instelling die een vergelijkbare vorm van dienstverlening biedt tot een maximum van € 20,- per uur.

  • 5. In het pgb is een vrij besteedbaar bedrag opgenomen van 2% van het totale pgb op jaarbasis tot een maximum van € 500,--.

  • 6. Het pgb is niet bedoeld voor de betaling van:

    • -

      administratiekosten;

    • -

      bemiddelingskosten;

    • -

      eenmalige uitkering;

    • -

      feestdagenuitkering

Artikel 3. Overwegende bezwaren

Verstrekking in de vorm van een pgb vindt niet plaats indien:

  • a.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager problemen zal hebben bij het omgaan met een pgb;

  • b.

    het ernstige vermoeden bestaat dat de aanvrager geen verantwoording kan of zal afleggen over de besteding van het pgb;

  • c.

    reeds eerder op grond van de wet een pgb is verstrekt en deze vanwege gebleken misbruik of onverantwoord gebruik is ingetrokken of teruggevorderd;

Artikel 4. Eigen bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

  • 1. Conform artikel 12 lid 1 sub b van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaal 2015 is cliënt een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening, dan wel pgb.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage is afhankelijk van:

    • -

      het inkomen van:

      • de aanvrager;

      • het gezamenlijke verzamelinkomen of belastbare loon van de ouders of pleegouders van de persoon waarvoor een voorziening wordt aangevraagd indien deze persoon jonger is dan 18 jaar en geen echtgenoot heeft in de zin van artikel 1.1.2 lid 1 van de wet;

      • het gezamenlijke verzamelinkomen of belastbare loon van de aanvrager en zijn echtgenoot, indien de aanvrager een echtgenoot heeft als in de zin van artikel 1 lid 1 van de wet

    • -

      het aantal personen binnen de leefeenheid;

    • -

      de leeftijd;

    • -

      de immateriële of materiele maatwerkvoorziening die in natura dan wel in de vorm van een persoonsgebonden budget is ontvangen.

  • 3. De eigen bijdrage is niet verschuldigd als er sprake is van artikel 3.8 lid 4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015.

  • 4. Er is een bijdrage voor een maatwerkvoorziening of pgb ten behoeve van een woningaanpassing voor een minderjarige verschuldigd door de onderhoudsplichtige ouders, daaronder begrepen degene tegen wie een op artikel 394 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek gegrond verzoek is afgewezen, en degene die anders dan als ouder samen met de ouder het gezag uitoefent over een cliënt.

  • 5. De kostprijs van een maatwerkvoorziening en pg wordt als bepaald op basis van een in te dienen dan wel door de gemeente op te vragen offerte.

  • 6. De eigen bijdrage bedraagt nooit meer dan het tarief of de kostprijs van de maatwerkvoorziening in natura, dan wel het bedrag van het pgb.

  • 7. De maandelijkse onderhoudsbijdrage voortkomend uit de verstrekking van een hulpmiddel wordt jaarlijks vooraf bij het CAK opgevoerd.

Artikel 4.1 Omvang van de eigen bijdrage

  • 1. Bij de volgende voorzieningen, in zowel natura als pgb, is een eigen bijdrage in de kosten verschuldigd:

    • a.

      huishoudelijke hulp;

    • b.

      begeleiding groep;

    • c.

      individuele begeleiding;

    • d.

      kortdurend verblijf;

    • e.

      roerende woonvoorzieningen;

    • f.

      woningaanpassingen;

    • g.

      vervoersvoorzieningen met uitzondering van de Wmo-pas voor de regiotaxi;

    • h.

      aanpassing eigen auto.

  • 2. De hoogte van de eigen bijdrage wordt berekend aan de hand van het bepaalde in artikel 3.8 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 (Algemene Maatregel van Bestuur).

  • 3. Geen eigen bijdrage is verschuldigd voor:

    • a.

      kindervoorzieningen jonger dan 18 jaar, behalve woningaanpassingen;

    • b.

      rolstoelvoorzieningen.

Artikel 4.2 Duur oplegging eigen bijdrage

  • 1. De duur van de oplegging van de eigen bijdrage in de kosten is als volgt:

    • a.

      huishoudelijke hulp: de eigen bijdrage wordt per 4 weken berekend en voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

    • b.

      begeleiding groep: de eigen bijdrage wordt per 4 weken berekend en voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

    • c.

      individuele begeleiding: de eigen bijdrage wordt per 4 weken berekend en voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

    • d.

      kortdurend verblijf: de eigen bijdrage wordt per 4 weken berekend en voor de totale duur van de verstrekking in rekening gebracht;

    • e.

      roerende woonvoorzieningen: de eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor maximaal 39 perioden van 4 weken;

    • f.

      woningaanpassingen:

      • -

        grote woningaanpassingen waaronder o.a. aanbouw van natte cel en slaapkamer wordt verstaan: de eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor maximaal 52 periodes van 4 weken;

      • -

        kleine woningaanpassingen: de eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor maximaal 39 periodes van 4 weken

    • g.

      vervoersvoorzieningen: de eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor maximaal 39 periodes van 4 weken;

    • h.

      aanpassing eigen auto: de eigen bijdrage wordt in rekening gebracht voor maximaal 39 periodes van 4 weken.

Artikel 5. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit

Een persoonsgebonden budget wordt na toetsing verstrekt, indien de cliënt aan alle onderstaande voorwaarden voldoet. :

  • a.

    Motivatie-eis: de cliënt stelt zich gemotiveerd op het standpunt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen; hiertoe dient de cliënt een persoonlijk pgb-plan in bij de gemeente. Tevens wordt gewaarborgd dat het de beslissing van de aanvrager zelf is om een pgb aan te vragen en dat de aanvrager zich voldoende heeft georiënteerd op de voorzieningen in natura.

  • b.

    Bekwaamheid: de cliënt dient naar het oordeel van het college op eigen kracht voldoende in staat te worden geacht zijn belangen te kunnen behartigen en op eigen kracht dan wel met hulp uit zijn sociale netwerk of van zijn vertegenwoordiger, in staat worden geacht de aan een persoonsgebonden budget verbonden taken op verantwoorde wijze uit te voeren.

  • c.

    Kwaliteit: naar het oordeel van het college is gewaarborgd dat de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren en die de cliënt van het budget wil inkopen, van goede kwaliteit (veilig, doeltreffend en cliëntgericht) zijn. De kwaliteit wordt benoemd in het persoonlijk pgb-plan.

Artikel 6. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag

  • 1. Een cliënt die een aanvraag doet voor een pgb wordt gevraagd een persoonlijk plan in te dienen bij de aanvraag. Het persoonlijk plan wordt in het onderzoeksdossier gevoegd en wordt gebruikt bij de beoordeling of de cliënt in aanmerking komt voor een pgb.

  • 2. De cliënt geeft - al dan niet tezamen met zijn persoonlijke netwerk - in het persoonlijk plan tenminste de volgende onderdelen aan:

    • Wat de motivatie is om een aanvraag voor een pgb in te dienen;

    • Hoe hij de aan een pgb verbonden taken op verantwoorde wijze uit gaat voeren;

    • Welke ondersteuning hij zou willen inkopen met het budget;

    • Op welke manier deze ondersteuning bijdraagt aan zijn participatie en zelfredzaamheid;

    • Hoe de kwaliteit van de ondersteuning is gewaarborgd;

    • Hoe eventuele meerkosten van de ondersteuning worden bekostigd;

Hoofdstuk 2. Woningaanpassingen

Artikel 7. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen die moeten worden gemaakt in verband met het aanpassen van:

    • a.

      de huidige woonruimte van belanghebbende;

    • b.

      de nog door belanghebbende te betrekken woonruimte.

  • 2. De financiële tegemoetkoming als bedoeld onder lid 1 sub a en b van dit artikel wordt verleend uitsluitend voor de periode dat de aan te passen woonruimte ten gevolge van het realiseren van de woningaanpassing niet bewoond kan worden en als gevolg daarvan belanghebbende voor dubbele woonlasten komt te staan en dit redelijkerwijs niet kan voorkomen.

  • 3. De hoogte van de te verlenen financiële tegemoetkoming bedraagt de werkelijke huur, tot een maximum van de bovengrens huurtoeslag per maand.

  • 4. De maximale termijn waarvoor burgemeester en wethouders een financiële tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting verlenen, als bedoeld in lid 1 van dit artikel, bedraagt 6 maanden.

  • 5. Voor deze financiële tegemoetkoming is geen eigen bijdrage verschuldigd.

Artikel 8. Woningaanpassing

  • 1. Direct na de voltooiing van de werkzaamheden van een woningaanpassing, maar uiterlijk binnen 12 maanden na het verlenen van een maatwerkvoorziening, verklaart de woningeigenaar aan burgemeester en wethouders dat bedoelde werkzaamheden zijn voltooid.

  • 2. De gereedmelding gaat vergezeld van een verklaring dat bij het treffen van de maatwerkvoorziening is voldaan aan de voorwaarden waaronder deze is toegekend.

  • 3. Burgemeester en wethouders geven opdracht tot het verrichten van een waardebepaling van de woning direct voorafgaande aan de verstrekking van een maatwerkvoorziening betreffende een woningaanpassing en binnen 6 maanden na gereedmelding van de woningaanpassing. Voor de bepaling van de waarde wordt uitgegaan van de WOZ-beschikking. Het positieve verschil in waarde tussen beide waardebepalingen is beschouwd als waardestijging als gevolg van de aanpassing van de woning.

  • 4. Het bedrag van de waardestijging, conform de WOZ waarde, tot een maximum van de kosten van de woningaanpassing, dient bij verkoop van de woning als volgt te worden terugbetaald:

    • a.

      bij verkoop van de woning in het 1ste jaar na gereedmelding 100% van de waardestijging;

    • b.

      bij verkoop van de woning in het 2de jaar na gereedmelding 90% van de waardestijging;

    • c.

      bij verkoop van de woning in het 3de jaar na gereedmelding 80% van de waardestijging;

    • d.

      bij verkoop van de woning in het 4de jaar na gereedmelding 70% van de waardestijging;

    • e.

      bij verkoop van de woning in het 5de jaar na gereedmelding 60% van de waardestijging;

    • f.

      bij verkoop van de woning in het 6de jaar na gereedmelding 50% van de waardestijging;

    • g.

      bij verkoop van de woning in het 7de jaar na gereedmelding 40% van de waardestijging;

    • h.

      bij verkoop van de woning in het 8ste jaar na gereedmelding 30% van de waardestijging;

    • i.

      bij verkoop van de woning in het 9de jaar na gereedmelding 20% van de waardestijging;

    • j.

      bij verkoop van de woning in het 10de jaar na gereedmelding 10% van de waardestijging.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

De volgende kosten kunnen, in het kader van een woningaanpassing, in aanmerking worden genomen bij de vaststelling van de hoogte van een persoonsgebonden budget:

  • a.

    De aanneemsom (hierin begrepen de loon- en materiaalkosten) voor het treffen van de maatwerkvoorziening.

  • b.

    De risicoverrekening van loon- en materiaalkosten, met inachtneming van het bepaalde in de Risicoregeling woning- en utiliteitsbouw 1991.

  • c.

    het architectenhonorarium tot ten hoogste 10% van de aanneemsom met dien verstande dat dit niet hoger is dan het maximale honorarium als bepaald in SR 2011 van de DNE. Alleen in die gevallen dat het noodzakelijk is dat een architect voor de woningaanpassing moet worden ingeschakeld worden deze kosten noodzakelijk geacht.

  • d.

    De kosten voor het toezicht op de uitvoering, indien dit noodzakelijk is, tot een maximum van 2% van de aanneemsom.

  • e.

    De leges voor zover deze betrekking hebben op het treffen van de voorziening.

  • f.

    De verschuldigde of niet verrekenbare of terugvorderbare omzetbelasting.

  • g.

    Renteverlies, in verband met het verrichten van noodzakelijke betalingen aan derden voordat het persoonsgebonden budget is uitbetaald, voor zover deze verband houdt met de bouw dan wel het treffen van de aanpassing.

  • h.

    De prijs van de bouwrijpe grond, indien noodzakelijk als niet binnen het oorspronkelijke kavel gebouwd kan worden.

  • i.

    De door burgemeester en wethouders, schriftelijk, goedgekeurde kostenverhogingen, die ten tijde van de raming van de kosten redelijkerwijs niet voorzien hadden kunnen zijn.

  • j.

    De kosten in verband met noodzakelijk technisch onderzoek en adviezen met betrekking tot het verrichten van de woningaanpassing.

  • k.

    De kosten van aansluiting op openbaren nutsvoorzieningen, indien noodzakelijk voor de woningaanpassing.

Artikel 10. Beschikbaar houden van een aangepaste huurwoning

  • 1. Indien een huurder voor wie een woning, zijnde eigendom van de woningcorporatie, op grond van de Wet maatschappelijke ondersteuning door burgemeester en wethouders is aangepast, de woning verlaat dan wordt deze woning in eerste instantie beschikbaar gesteld aan inwoners uit de gemeente Lingewaal met een beperking voor wie deze woning, gelet op de beperkingen, als adequaat wordt beschouwd.

  • 2. Is er in de gemeente geen kandidaat voor de woning dan wordt deze breed beschikbaar gesteld voor kandidaten met een beperking voor wie deze woning, gelet op de beperkingen, als adequaat wordt beschouwd.

  • 3. Burgemeester en wethouders houden de woning tot maximaal 3 maanden beschikbaar voor mensen met een beperking voor wie de woning een adequate woning is.

  • 4. Burgemeester en wethouders voldoen tot maximaal 3 maanden de werkelijke maandelijkse huur aan de woningcorporatie.

Artikel 11. Roerende woonvoorzieningen

Roerende woonvoorzieningen die in principe in natura worden verstrekt zijn:

  • a.

    mobiele tilliften;

  • b.

    trapliften

Hoofdstuk 3. Melden van calamiteiten en geweld

Artikel 12. Verplichting tot melden

  • 1. Aanbieders leveren op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015, dienen calamiteiten te melden aan de toezichthoudende ambtenaar.

  • 2. De melding aan de toezichthoudende ambtenaar dient onverwijld, maar uiterlijk binnen drie werkdagen na de calamiteit te geschieden.

Artikel 13. Inhoud melding

Een melding bevat:

  • a.

    De dagtekening van de melding;

  • b.

    Gegevens over de instelling en de betrokken zorgverleners, zoals de naam van de instelling, de locatie of de afdeling, de naam en hoedanigheid van de melder, de naam van de betrokken zorgverlener(s);

  • c.

    Gegevens over de betrokken cliënt(en), zoals de naam en de geboortedatum van de cliënt(en), geslacht, verblijfplaats;

  • d.

    Gegevens over betrokken gemeenten bij de calamiteit (plaats gebeurtenis, vestigingsplaats aanbieder, woonplaats betrokkene);

  • e.

    Gegevens over de inhoud van de calamiteit;

  • f.

    Informatie over de actuele veiligheid van de jeugdige/cliënt en eventuele anderen;

  • g.

    Informatie over het afhandelen van de calamiteit; hieronder valt ook de informatie of, en zo welke, belanghebbenden zijn geïnformeerd over de melding aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • h.

    Inschatting van de mogelijkheid dat de calamiteit leidt tot maatschappelijke onrust of de mate waarin deze publiciteitsgevoelig is.

Artikel 14. Feitenrelaas

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar stuurt de aanbieder binnen twee weken na de melding een feitenrelaas over de calamiteit toe aan de toezichthoudend ambtenaar. De toezichthoudend ambtenaar geeft aan uit welke elementen het feitenrelaas moet bestaan.

Artikel 15. Verzoek tot het doen van onderzoek

Op verzoek van de toezichthoudende ambtenaar voert de aanbieder een onafhankelijk onderzoek uit naar de calamiteit. De aanbieder legt binnen drie weken na het verzoek de opzet van het onderzoek aan de toezichthoudende ambtenaar voor en wacht op goedkeuring van de toezichthoudende ambtenaar. Na deze goedkeuring voert de aanbieder het onderzoek uit en stuurt de rapportage binnen uiterlijk zes weken na goedkeuring naar de toezichthoudende ambtenaar. De aanbieder draagt er zorg voor dat de opzet en uitvoering van dit onderzoek van verantwoord niveau zijn.

Hoofdstuk 4. Mantelzorgers

Artikel 16. Waardering mantelzorgers

  • 1. De blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit bijvoorbeeld: een uitnodiging voor de dag van de mantelzorger, gezamenlijke koffie / borrel / uitstapje.

  • 2. De jaarlijkse blijk van waardering voor mantelzorgers van cliënten in de gemeente bestaat uit een financiële bijdrage ter hoogte van € 100,- per jaar.

  • 3. Om in aanmerking te komen voor mantelzorgwaardering, moet de cliënt:

    • a.

      woonachtig zijn in de gemeente Lingewaal;

    • b.

      zich melden bij het Wmo-loket voor een aanvraagformulier;

    • c.

      met dit aanvraagformulier een mantelzorger voordragen voor de mantelzorgwaardering.

Hoofdstuk 5. Wijziging gemeentelijk beleid

Artikel 17. Redelijke termijn

Onder verwijzing naar artikel 16a lid 1 van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lingewaal 2015 wordt een termijn van zes maanden gehanteerd gerekend vanaf het moment dat de belanghebbende kennis heeft kunnen nemen van de wijziging.

Hoofdstuk 6. Overig

Artikel 13. Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2015.

  • 2. Dit besluit wordt aangehaald als: Besluit maatschappelijke ondersteuning Lingewaal 2015.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsbepalingen

Sub a

Op basis van de oude overeenkomst met de hulpmiddelenleverancier werd de dagwaarde van de voorziening per verstrekking door de leverancier aangegeven (nieuwe voorziening de nieuwprijs en bij een herverstrekking de dagwaarde). De gemeente ontving ook een factuur voor de herverstrekking. Met de uitkomst van de aanbestedingsprocedure is aan deze systematiek een einde gekomen. In tegenstelling tot voorheen wordt voor elke voorziening een standaardprijs gehanteerd ongeacht eventuele noodzakelijke aanpassingen.

De afschrijvingstermijn voor de maatwerkvoorziening is bepaald op 7 jaar en er wordt maandelijks een onderhoudsbijdrage van € 16,96 (incl. BTW) in rekening gebracht. Bij de gunning is aan gemeenten een afschrijvingstabel verstrekt op basis waarvan de waarde van de voorziening kan worden gebaseerd. Door deze tabel als basis voor de bepaling van de waarde van een herverstrekking te gebruiken wordt bij elk verzoek om een pgb gelijk gehandeld.

Behoeft verder geen nadere toelichting.

Hoofdstuk 2. Procedure en hoogte van het pgb

Artikel 2. Wijze waarop de hoogte van het pgb wordt vastgesteld

Per 1 april 2015 liep ons contract voor Wmo-hulpmiddelen met de firma Welzorg BV af. Gelet op de hoogte van het contract en het gegeven dat voor de uitvoering van de Wmo een overeenkomst noodzakelijk is, is een Europese aanbesteding hulpmiddelen doorlopen. Deze procedure is gezamenlijk met de gemeenten Geldermalsen, Buren, Neder-Betuwe en Tiel / Neerijnen doorlopen.

De aanbesteding is per 1 september 2015 gegund aan Kersten. Dit betekent dat we met deze leverancier een overeenkomst voor de duur van 3 jaar zijn aangegaan met de optie tot verlenging van tweemaal 1 jaar.

Een gevolg van de nieuwe overeenkomst is dat de bekostiging van hulpmiddelen (m.u.v. trapliften) is gewijzigd. Hieronder de belangrijkste (een uitgebreid overzicht treft u aan in bijlage I):

  • -

    Vaste kostprijzen voor hulpmiddelen die opgenomen zijn in het standaard leveringsassortiment.

  • -

    Geen extra kosten bij noodzakelijke aanpassing van het hulpmiddel.

  • -

    Geen kosten voor de gemeente bij herverstrekking van het hulpmiddel.

  • -

    Maandelijkse onderhoudsbijdrage van € 16,96 (incl. BTW) voor de duur dat het hulpmiddel ‘in gebruik is’.

 

De basisregel in de Wmo is dat de gemeente de kosten van een toegekende voorziening / hulpmiddel (verder voorziening) aan de klant mag doorberekenen.

 

Lid 1 behoeft geen nadere toelichting.

 

Lid 2

Op grond van artikel 1.2.1 Wmo 2015 is de gemeente verantwoordelijk om een compenserende maatwerk-voorziening te verstrekken als de klant, met zijn netwerk, onvoldoende in staat is om de ervaren beperking op te heffen. Het is niet, per definitie, de verantwoordelijkheid van de gemeente om een nieuwe voorziening te verstrekken

 

Lid 3

Voor elke voorziening (behalve trapliften) wordt een standaardprijs gehanteerd ongeacht eventuele noodzakelijke aanpassingen.

De afschrijvingstermijn voor de maatwerkvoorziening is bepaald op 7 jaar en er wordt maandelijks een onderhoudsbijdrage in rekening gebracht (voor 2016 € 16,96). Bij de gunning is aan gemeenten een afschrijvingstabel verstrekt op basis waarvan de waarde van de voorziening kan worden gebaseerd. Door deze tabel als basis voor de bepaling van de waarde van een herverstrekking te gebruiken wordt bij elk verzoek om een pgb gelijk gehandeld

Lid 4 sub c

Bij de bepaling van de arbeidsrelatie spelen er een drietal voorwaarden.

  • 1.

    Loon: wordt er ‘salaris’ betaald i.p.v. een factuur of vergoeding?

  • 2.

    Arbeid: worden de werkzaamheden door dezelfde persoon zelf uitgevoerd?

  • 3.

    Gezagsverhouding: kan de budgethouder opdrachten geven en bepaald deze wat er wordt gedaan?

Werkgeverschap

Op het moment dat aan deze drie zaken wordt voldaan, dan is er sprake van werkgeverschap. De budgethouder is de werkgever, de hulp is de werknemer. Let op dat er nog niet wordt gesproken over dagen en inhoudingen. In dat geval zal de budgethouder als werkgever zich aan alle wetten en regels moeten houden die de wet voorschrijft, zoals loonbetaling, doorbetaling bij ziekte, aansprakelijkheid en recht van opname van vakantiedagen door de werknemer.

Als werkgever geldt:

  • 1.

    Recht op loondoorbetaling bij ziekte van de hulp

  • 2.

    Wet Poortwachter

  • 3.

    Opbouw van gemiddeld 4 weken vakantie per jaar (per 13 zorguren, opbouw van 1 uur)

  • 4.

    Recht op netto loonbetaling, dus werkgever is inhoudingsplichtig

  • 5.

    Werkgever is aansprakelijk tijdens de werkzaamheden

  • 6.

    Betalen werkgeverslasten i.v.m. o.a. de WW

Vervolgens wordt er gekeken naar het aantal dagen dat er wordt gewerkt. Indien er sprake is van een

verdeling van werkzaamheden in- en om het huis over maximaal drie dagen, wordt de bovenstaande

wetgeving op een aantal punten vereenvoudigd:

  • 1.

    Recht op loondoorbetaling bij ziekte: 6 weken i.p.v. 104 weken

  • 2.

    Geen verplichting tot inhoudingen van loonheffing en iab ZVW door de werkgever

  • 3.

    Geen volledige salarisadministratie (loonstroken e.d.)

  • 4.

    Geen opbouw van rechten, dus geen afdracht werkgeverslasten (zoals WW) door de

  • 5.

    werkgever.

  • 6.

    Werkgever mag bruto uitbetalen.

Dus er geldt:

Is er sprake van werkgeverschap, dan dient de budgethouder zich aan alle wetten en regels te

houden. Werkt de hulp op maximaal drie dagen, dan worden een aantal van die wetten en regels

vereenvoudigd.

Lid 4 sub d

De regering heeft aangegeven dat onder het sociale netwerk ook mantelzorgers kunnen vallen. Wel is de regering van mening dat de beloning van het sociale netwerk in elk geval beperkt moet blijven tot die gevallen waarin het de gebruikelijke hulp overstijgt en dit aantoonbaar tot betere en effectievere ondersteuning leidt en aantoonbaar doelmatiger is. Overeenkomstig de huidige Wmo-praktijk met betrekking tot informele hulp wordt hierbij in ieder geval gedacht aan diensten (zorg van mantelzorgers bijvoorbeeld). Een voorbeeld van informele hulp bij woningaanpassingen is onder andere dat iemand uit het sociale netwerk de aanpassing realiseert, de zogenoemde ‘manuren’.

Lid 5

De budgethouder hoeft over de besteding van het vrij besteedbaar bedrag geen verantwoording af te leggen aan de gemeente. Het is bedoeld voor kleine uitgaven die te maken hebben met het PGB (voorbeeld: attentie voor de zorgverlener bij verjaardag, extra telefoonkosten, e.d.).

Artikel 3.

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4. Bijdrage voor maatwerkvoorzieningen of pgb’s

Hoofdstuk3 van de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB, zie bijlage I) handelt over de bijdrage in de kosten van een maatwerkvoorziening of een persoonsgebonden budget.

In artikel 3.8 van de AMvB wordt onder a, b, c en d aangegeven welke bedragen de minister als maximum laat gelden voor welke groepen.

Lid 2 van artikel 3.8 geeft aan dat de gemeenteraad kan bepalen dat de genoemde bedragen in gelijke mate gewijzigd worden. Wat onder “in gelijke mate” wordt begrepen, staat verwoord in de AMvB. In dit artikel worden de bedragen genoemd zoals die van toepassing zijn. Als de bedragen en/of percentages in de AMvB worden gewijzigd, dan worden de bedragen en/of percentages overgenomen door de gemeente.

Het Centraal Administratie Kantoor (CAK) bepaald, op basis van het verzamelinkomen van het peiljaar (het jaar twee jaar gelegen voor het jaar van aanvraag, voorbeeld aanvraag 2015 = peiljaar 2013) de eigen bijdrage.

De hoogte van de eigen bijdrage bestaat uit twee delen:

  • 1.

    minimale eigen bijdrage als verzamelinkomen gelijk staat norminkomen;

  • 2.

    eventuele inkomensafhankelijke bijdrage over het meerdere boven het norminkomen.

De inkomensafhankelijke bijdrage bedraagt maximaal 15% van het meerinkomen.

Rekenvoorbeeld (basis CAK normen 2014)

Verzamelinkomen € 23.295,-- ð maximale bijdrage per periode van 4 weken € 19,--

Verzamelinkomen meer dan € 23.295,-- ð eigen bijdrage per periode van 4 weken € 19,-- +

15% van meerdere boven € 23.295,-- : 13 periodes

Omvang eigen bijdrage

De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van de AMvB dan wel het totaal van deze bijdragen bedraagt:

  • a.

    voor de ongehuwde cliënt, niet meer dan € 19,40 per bijdrageperiode met dien verstande dat dit bedrag, indien zijn bijdrage plichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9:

    • -

      meer bedraagt dan € 22.331,-- en hij de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 22.331,--

    • -

      meer bedraagt dan € 16.634,-- en hij de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat inkomen en € 16.634,--

  • b.

    voor de gehuwde cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, niet meer dan € 27,60 per bijdrageperiode, met dien verstande dat dit bedrag, indien het gezamenlijke bijdrage plichtig inkomen, berekend volgens artikel 3.9:

    • -

      meer bedraagt dan € 27.917,-- en een van beiden of beiden de pensioengerechtigde leeftijd nog niet heeft bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 27.917,--

    • -

      meer bedraagt dan € 23.046,-- en beiden de pensioengerechtigde leeftijd hebben bereikt, wordt verhoogd met een dertiende deel van 15% van het verschil tussen dat gezamenlijke inkomen en € 23.046.2,--.

 

Het CAK vraagt bij de Belastingdienst het inkomen van belanghebbende (en zijn eventuele partner) op. Op basis van het totale verzamelinkomen wordt de maximale ruimte voor de betaling van de eigen bijdrage opgelegd. Alle kosten worden bij elkaar opgeteld en afgezet tegen de beschikbare financiële ruimte. De te betalen eigen bijdrage is nooit meer dan de kostprijs van de voorziening en de beschikbare financiële ruimte.

Lid 7

Artikel 2.1.4. lid 3 Wmo 2015 bepaalt dat het totaal van de bijdrage voor een maatwerkvoorziening de kostprijs niet te boven gaat. In beginsel horen onderhoudskosten ook bij de kostprijs van een voorziening. Daar op voorhand nooit is aan te geven voor welke duur cliënt gebruik gaat maken van de voorziening, dient de onderhoudsbijdrage jaarlijks te worden opgevoerd bij het CAK. Zo is de kostprijs nooit hoger dan de kosten die de gemeente maakt. Bij een herverstrekking betalen we ook de maandelijkse onderhoudsbijdrage. Deze kosten worden derhalve bij een herverstrekking opgevoerd bij het CAK.

 

Artikel 4.1 Omvang van de eigen bijdrage

Lid 2

Artikel 2.1.4 van de wet biedt de mogelijkheid om bij de verstrekking van maatwerkvoorzieningen dan wel een pgb een eigen bijdrage op te leggen. Voor de bepaling van de hoogte van de eigen bijdrage wordt aansluiting gezocht bij de bedragen en percentages zoals opgenomen in het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015. Voor wat betreft de indexering wordt aangesloten bij de jaarlijkse parameters van het CAK.

Artikel 4.2 Duur oplegging eigen bijdrage

Lid 1 sub a

De huishoudelijke hulp wordt per 1 januari 2015 toegekend in de vorm van het product HH1 dan wel HH2. Het verschil tussen deze producten is dat de belanghebbende bij HH1 in staat is om zelf de regie te voeren. Bij HH2 is dit niet aan de orde. De term ‘product’ geeft aan dat het niet gaat om uurtarief op basis waarvan de belanghebbende een eigen bijdrage dient te voldoen. De basis voor de eigen bijdrage is de kostprijs van het product.

Hanteren van een product betekent voor de belanghebbende dat de eigen bijdrage per zorgperiode van 4 week een vast bedrag is. De hoogte van de eigen bijdrage is dan ook niet afhankelijk van het daadwerkelijk aantal uren dat men huishoudelijke hulp heeft gekregen.

Lid 1 sub f

Er wordt een onderscheid gemaakt in de periode dat men een eigen bijdrage verschuldigd is m.b.t. de toekenning van een woningaanpassing, omdat grote woningaanpassingen:

  • -

    duur zijn;

  • -

    leiden tot toename van de leefruimte (woonoppervlakte);

  • -

    de aanpassingen in die zin duurzaam zijn dat verhuizing niet aan de orde is.

Onder kleine woningaanpassingen wordt voorbeeld verstaan de aanpassing van een douche in die zin dat het bad wordt verwijderd, de douchevloer wordt aangepast of verbreding van deuren.

 

Artikel 5. Toetsing motivatie eis, bekwaamheid en kwaliteit

Deze eisen zijn genoemd in de Wmo 2015 (zie artikel 2.3.6). We hebben de motivatie eis en de kwaliteitseis iets verder geconcretiseerd ten opzichte van de wetstekst.

 

Sub a Motivatie-eis:

Bij de motivatie van het standpunt van de cliënt dat hij de maatwerkvoorziening als pgb geleverd wenst te krijgen kan het gaan om de aard van de hulpvraag, waarbij godsdienstige, levensbeschouwelijke of culturele overwegingen een rol kunnen spelen, omdat zij met het budget een aanbieder kunnen contracteren passend bij de eigen levensovertuiging.

 

Wanneer een cliënt van oordeel is dat hij de onderbouwing in redelijkheid heeft beargumenteerd, is deze voorwaarde geen grond voor de gemeente om een pgb te weigeren, mits ook wordt voldaan aan de tweede en derde voorwaarde: bekwaamheid en kwaliteit. Dit geldt ook wanneer de gemeente in haar ogen een kwalitatief en kwantitatief toereikend aanbod in natura heeft gedaan aan de cliënt.

 

Sub b Bekwaamheid

Bij het toetsen van de bekwaamheid van de cliënt om zijn eigen belangen te kunnen behartigen, verwacht de gemeente van een cliënt dat deze zelfstandig een redelijke waardering kan maken van zijn belangen ten aanzien van de ondersteuningsvraag. Daarbij kan de cliënt gevraagd worden:

  • duidelijk te maken welke problemen hij heeft,

  • hoe deze problemen zijn ontstaan en

  • bij welke ondersteuning de aanvrager gebaat zou zijn.

De budgethouder kan voor zichzelf gebruik maken van de pgb-zelftest van Per Saldo. Dit kan hij gebruiken als toetsingskader om te zien of het pgb voor hem een geschikt instrument is.

 

Bij het toetsen van de bekwaamheid om de pgb taken op een verantwoorde wijze uit te voeren kan de cliënt gevraagd worden hoe gedacht wordt over:

  • het kiezen van een zorgverlener die in de ondersteuningsvraag voldoet,

  • het aangaan van een contract,

  • het in de praktijk aansturen van de hulpverlener en

  • het bijhouden van een juiste administratie.

 

Door de invoering van het trekkingsrecht, waarbij het belangrijkste deel van het budgetbeheer wordt overgenomen door de SVB, gaat het bij het toetsen van de bekwaamheid niet om de vaardigheden van de cliënt om een budget te beheren, maar wel om de bekwaamheid van het voeren van een gedegen administratie.

 

Het is wettelijk bepaald dat een pgb-houder die voor 4 dagen of meer per week ondersteuning inkoopt een werkgever is, met de werkgeversplichten die hierbij horen. De cliënt dient hierbij te denken aan onder meer het overeenkomen van een redelijk uurloon, het doorbetalen van loon bij ziekte en het hanteren van een redelijke opzegtermijn.

 

Sub c Kwaliteitseis

Om in aanmerking te komen voor een pgb dient de kwaliteit van de maatwerkvoorziening naar het oordeel van het college gewaarborgd te zijn. Het college kan op basis van deze bepaling vooraf toetsen of de veiligheid, doeltreffendheid en cliëntgerichtheid voldoende is gegarandeerd.

 

Voor de ondersteuning die ingekocht wordt met het pgb gelden waar mogelijk dezelfde kwaliteitseisen als voor voorzieningen in natura. Niet alle kwaliteitseisen die gelden voor de ingekochte ondersteuning in natura kunnen één op één worden toegepast op het pgb. Bij het beoordelen van de kwaliteit weegt de gemeente daarom mee of de diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen in redelijkheid geschikt zijn voor het doel waarvoor het pgb wordt verstrekt.

 

In het geval van een pgb heeft de cliënt zelf de regie over de ondersteuning die hij contracteert. Daarmee krijgt hij de verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van de geleverde ondersteuning en kan hij deze zo nodig bijsturen.

 

De gemeente kan periodiek in gesprek gaan met de cliënt over de behaalde resultaten met het pgb of (steekproefsgewijs) toezicht houden op de daaraan verbonden voorwaarden, waaronder de vraag of de ingekochte ondersteuning aan de kwaliteitseisen voldoet.

 

Artikel 6. Persoonlijk plan bij pgb aanvraag

In dit artikel geven we aan dat bij de aanvraag voor een pgb wordt gevraagd om een persoonlijk plan op te stellen en geven we aan uit welke onderdelen zo’n plan minimaal moet bestaan.

Hoofdstuk 2. Woningaanpassingen

Artikel 7. Kosten in verband met tijdelijke huisvesting

Het verstrekken van een tegemoetkoming in de kosten van tijdelijke huisvesting moet gezien worden als een stimulans om de bereidheid van belanghebbende te vergroten om mee te werken aan het aanpassen van de woonruimte.

De vergoeding bedraagt maximaal 100% van de werkelijke huur, tot een maximum van de bovengrens huurtoeslag per maand.

Artikel 8. Woningaanpassing

Lid 1

In het kader van de Wmo wordt een maatwerkvoorziening, waaronder een woningaanpassing, verstrekt als die langdurig noodzakelijk wordt geacht. De termijn van 12 maanden wordt landelijk gehanteerd. Indien er geen termijn wordt genoemd, kan men ook na drie jaar nog aanspraak maken op de toegekende voorziening. In het kader van de kostenbeheersing is er een termijn gekoppeld aan de verlening van deze voorziening.

In bijzondere gevallen, waarin belanghebbende een acceptabel uitstel vraagt van de 12 maanden termijn, kan het college een uitzondering maken. Te denken valt hierbij aan een langdurige ziekenhuisopname, faillissement van de aannemer.

Lid 4

In dit lid wordt het afschrijvingsschema aangegeven volgens welk schema bij verkoop binnen 10 jaar het bedrag, dat als gevolg is van de meerwaarde van de woning door de aanpassing, aan de gemeente moet worden terugbetaald.

Artikel 9. Subsidiabele kosten

In dit artikel is opgenomen welke kosten er in het kader van een maatwerkvoorziening in de vorm van een woningaanpassing kunnen worden meegenomen bij de bepaling van de hoogte van het persoonsgebonden budget.

Artikel 10. Beschikbaar houden van een aangepaste huurwoning

Dit artikel spreekt voor zich.

Artikel 11. Roerende woonvoorzieningen

Dit artikel bepaald dat bepaalde roerende voorzieningen in principe in natura worden aangeboden, om te voorkomen dat er sprake zal zijn van kapitaalvernietiging.

Deze verstrekking hangt samen met het vormen van een depot en de daarmee samenhangende herverstrekking.

De gemeente Lingewaal koopt in via een kernassortiment. Bij verstrekking van de in dit artikel genoemde voorzieningen, wordt de voorziening in bruikleen verstrekt. Dit betekent dat de gemeente eigenaar blijft van deze voorziening. Als de belanghebbende geen gebruik meer ,maakt van de voorziening, dan wordt deze in het depot van de gemeente geplaatst. Dit depot bevindt zich bij de leverancier.

Als een andere belanghebbende een voorziening nodig heeft wordt eerst gekeken of deze uit depot kan worden verstrekt. De gemeente hoeft op dat moment geen nieuwe voorziening te kopen.

Door depotwerking te stimuleren vindt er zo min mogelijk kapitaalvernietiging plaats.

  

Hoofdstuk 3. Melden van calamiteiten en geweld

 

De artikelen 7 tot en met 10 in het besluit regelen de verplichtingen van aanbieders die Wmo-voorzieningen leveren m.b.t. het melden van calamiteiten en de vervolgstappen die door de aanbieders genomen moeten worden naar aanleiding van een melding. De verdere werkwijze van de toezichthoudend ambtenaar zal worden vastgelegd in een nog op een later moment door de colleges vast te stellen sociaal calamiteitenprotocol.

 

Hetgeen is opgenomen onder hoofdstuk 3 en 4 behoeft geen nadere toelicht