Regeling vervallen per 12-10-2023

Verordening van de gemeenteraad van Lochem houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2022)

Geldend van 01-01-2022 t/m 11-10-2023

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van Lochem houdende regels ter uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 (Verordening Wet maatschappelijke ondersteuning 2022)

De gemeenteraad van de gemeente Lochem,

  • gelet op het voorstel van burgemeester en wethouders van Lochem 22 oktober 2021;

  • gelet op de artikelen 2.1.3, 2.1.4 eerste, tweede, derde en zevende lid, 2.1.5 eerste lid, 2.1.6, 2.1.7, 2.3.6 vierde lid en 2.6.6 eerste lid van de Wet maatschappelijke ondersteuning 2015 en de artikelen 3.8, tweede lid, en 5.4 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

BESLUIT

vast te stellen de volgende verordening:

Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem 2022

HOOFDSTUK 1: Begrippen

Voor begrippen opgenomen in de Wmo 2015 verwijzen we naar de beschrijving in de wet, tenzij hieronder anders aangegeven.

In deze verordening en de daarop berustende bepalingen wordt verstaan onder:

  • a.

    aanvraag: ondertekend ondersteuningsplan (‘t Plan) en/of aanvraag conform Algemene wet bestuursrecht (Awb) in relatie met Wmo2015;

  • b.

    algemeen gebruikelijke voorziening: voorziening die niet speciaal is bedoeld voor mensen met een beperking en die algemeen verkrijgbaar is en niet of niet veel duurder is dan vergelijkbare producten;

  • c.

    eigen bijdrage: bijdrage van de cliënt in de kosten voor een maatwerkvoorziening;

  • d.

    ADL: algemene dagelijkse levensverrichtingen;

  • e.

    eigen kracht: vermogen van een cliënt om de mogelijkheden te benutten om het probleem zelf op te lossen en/of zijn aanspraak op grond van een andere wet (ZvW, PW, WLZ) tot gelding te brengen;

  • f.

    ingezetene: cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Lochem;

  • g.

    langdurig noodzakelijk: ondersteuning is langdurig noodzakelijk wanneer deze voor een periode van meer dan zes maanden nodig is;

  • h.

    maatschappelijke opvang: onderdak en begeleiding voor personen die de thuissituatie hebben verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor hun veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, en niet in staat zijn zich op eigen kracht te handhaven in de samenleving;

  • i.

    maatwerkvoorziening: op de behoeften, persoonskenmerken en mogelijkheden van een persoon afgestemd geheel van diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen, verstrekt vanuit de Wmo. Dit kan in de vorm van zorg in natura of een persoonsgebonden budget (pgb);

  • 1.

    ten behoeve van zelfredzaamheid daaronder begrepen kortdurend verblijf in een instelling ter ontlasting van de mantelzorger, het daarvoor noodzakelijke vervoer, alsmede hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen,

  • 2.

    ten behoeve van participatie, daaronder begrepen het daarvoor noodzakelijke vervoer alsmede hulpmiddelen en andere maatregelen,

  • 3.

    ten behoeve van beschermd wonen en opvang;

  • j.

    melding: melding van de ondersteuningsbehoefte aan het college als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • k.

    ondersteuningsbehoefte: behoefte aan maatschappelijke ondersteuning bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet;

  • l.

    ‘t Plan: het resultaat van het gesprek tussen gemeente en een cliënt, waar afspraken/adviezen in staan over oplossingsmogelijkheden ten behoeve van de ondersteuningsbehoefte van de cliënt;

  • m.

    onderzoek: het onderzoek volgens het vijfstappenplan zoals de Centrale Raad van Beroep het in jurisprudentie heeft vastgesteld;

  • n.

    persoonlijk plan: plan waarin de cliënt de omstandigheden, bedoeld in artikel 2.3.2., vierde lid, onderdelen a tot en met g van de wet, beschrijft en aangeeft welke maatschappelijke ondersteuning naar zijn mening het meest is aangewezen;

  • o.

    uitvoeringsbesluit: Uitvoeringsbesluit Wmo 2015;

  • p.

    wet: Wet maatschappelijke ondersteuning 2015;

  • q.

    woonvoorziening: ingrepen van bouwkundige of woon technische aard en/of niet-bouwkundige woonvoorzieningen en/of vergoedingen voor verhuis- en herinrichtingskosten;

  • r.

    Zorg in Natura (ZIN); zorg in natura is een voorziening in de vorm van goederen in bruikleen of in eigendom of als persoonlijke dienstverlening (artikel 1 Wmo-verordening).

  • s.

    Persoonsgebonden budget (pgb): pgb is een maatwerkvoorziening in de vorm van een geldbedrag, waarmee een cliënt betalingen doet voor diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot een maatwerkvoorziening behoren, en die een cliënt van derden heeft betrokken.

HOOFDSTUK 2: Melding, onderzoek en aanvraag

Artikel 2.1 Melding ondersteuningsbehoefte

  • 1.

    Een ondersteuningsbehoefte kan door of namens een cliënt bij het college worden gemeld. Dit kan per mail, per post, via de website, telefonisch of persoonlijk worden gedaan via het toegangsloket Wmo van de gemeente Lochem. Het college bevestigt de ontvangst van een melding schriftelijk.

  • 2.

    In spoedeisende gevallen als bedoeld in artikel 2.3.3 van de wet treft het college na de melding onverwijld een tijdelijke maatwerkvoorziening in afwachting van de uitkomst van het onderzoek.

Artikel 2.2 Cliëntondersteuning

  • 1.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen een beroep kunnen doen op kosteloze en onafhankelijke cliëntondersteuning, waarbij het belang van de cliënt uitgangspunt is. Cliëntondersteuning houdt in dat inwoners recht hebben op ondersteuning met informatie, advies en algemene ondersteuning.

  • 2.

    Het college wijst de cliënt en zijn mantelzorger bij melding van de ondersteuningsbehoefte en in ieder geval voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, op de mogelijkheid gebruik te maken van onafhankelijke cliëntondersteuning.

Artikel 2.3 Vooronderzoek; indienen persoonlijk plan

  • 1.

    Het college verzamelt alle voor het onderzoek, als bedoeld in artikel 2.3.2, eerste lid, van de wet, van belang zijnde en toegankelijke gegevens over de cliënt en zijn situatie en neemt zo spoedig mogelijk contact op. De cliënt verschaft het college alle overige gegevens en bescheiden die naar het oordeel van het college hiervoor nodig zijn en waarover de cliënt op dat moment redelijkerwijs de beschikking kan krijgen. De cliënt verstrekt in ieder geval een identificatiedocument als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage.

  • Het college brengt de cliënt bij de melding op de hoogte van de mogelijkheid om een persoonlijk plan als bedoeld in artikel 2.3.2, tweede lid, van de wet op te stellen en stelt hem gedurende zeven dagen na de melding in de gelegenheid het plan te overhandigen. Hierbij brengt het college de cliënt op de hoogte dat desgewenst gebruik kan worden gemaakt van onafhankelijke cliëntondersteuning, zoals benoemd in het vorige artikel 2.2.

  • Als de cliënt een persoonlijk plan aan het college heeft overhandigd, betrekt het college dat plan bij het onderzoek.

Artikel 2.4 Onderzoek

  • 1.

    Het college onderzoekt aan de hand van het vijfstappenplan van de Centrale Raad van Beroep in samenspraak met de cliënt door, of namens wie de melding is gedaan en met instemming van de cliënt waar mogelijk met de mantelzorger of mantelzorgers , zo spoedig mogelijk:

  • a.

    de behoeften, persoonskenmerken en voorkeuren van de cliënt;

  • b.

    het gewenste resultaat van het verzoek om ondersteuning;

  • c.

    de mogelijkheden om op eigen kracht of met gebruikelijke hulp of algemeen gebruikelijke voorzieningen zijn zelfredzaamheid of zijn participatie te handhaven of te verbeteren, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • d.

    de mogelijkheden om met mantelzorg of hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • e.

    de behoefte aan maatregelen ter ondersteuning van de mantelzorger van de cliënt;

  • f.

    de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening, zoals opgenomen in het beleidsplan, bedoeld in artikel 2.1.2 van de wet, of door het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteiten te komen tot verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie, of de mogelijkheden om met gebruikmaking van een algemene voorziening te voorzien in zijn behoefte aan beschermd wonen of opvang;

  • g.

    de mogelijkheden om door middel van samenwerking met zorgverzekeraars en zorgaanbieders als bedoeld in de Zorgverzekeringswet en partijen op het gebied van publieke gezondheid, jeugdhulp, onderwijs, welzijn, wonen, werk en inkomen, te komen tot een zo goed mogelijk afgestemde dienstverlening met het oog op de behoefte aan verbetering van zijn zelfredzaamheid of zijn participatie of aan beschermd wonen of opvang;

  • h.

    de noodzaak om een maatwerkvoorziening te verstrekken;

  • i.

    welke bijdragen in de kosten de cliënt met toepassing van het bepaalde bij of krachtens artikel 2.1.4 van de wet verschuldigd zal zijn; en

  • j.

    de mogelijkheden om te kiezen voor de verstrekking van een pgb, waarbij de cliënt in begrijpelijke bewoordingen wordt ingelicht over de gevolgen van die keuze.

  • 2.

    De cliënt kan zich bij het onderzoek desgewenst laten bijstaan door een of meerdere mantelzorgers, familieleden, onafhankelijke cliëntondersteuner of anderen die hij van belang acht. Ook kan het college toestaan dat de cliënt zich bij het gesprek laat vertegenwoordigen.

  • 3.

    Het college informeert de cliënt over de gang van zaken bij het onderzoek, diens rechten en plichten en de vervolgprocedure.

  • 4.

    Als de ondersteuningsbehoefte genoegzaam bekend is, kan in overleg met cliënt afgezien worden van een gesprek.

Artikel 2.5 Advisering

  • 1.

    Het college is bevoegd om, voor zover dit van belang kan zijn voor het onderzoek, degene door of namens wie een melding of aanvraag is ingediend of bij gebruikelijke hulp diens relevante huisgenoten:

  • a.

    uit te nodigen om vragen te stellen naar aanleiding van de melding;

  • b.

    uit te nodigen voor bevragen en/of onderzoeken door deskundigen.

2. het college kan een door hem daartoe aangewezen adviesinstantie om advies vragen indien het college dat van belang acht voor een zorgvuldig onderzoek.

Artikel 2.6 Verslag en ‘t Plan

  • 1.

    Het college zorgt voor schriftelijke verslaglegging van het onderzoek.

Het college verstrekt ‘t Plan met de uitkomsten van het onderzoek aan de cliënt. Eventuele opmerkingen kan de cliënt aan het ‘t Plan toevoegen.

Artikel 2.7. Aanvraag

  • 1.

    Een cliënt of zijn gemachtigde of vertegenwoordiger kan een aanvraag om een maatwerkvoorziening schriftelijk bij het college indienen, binnen acht weken na ontvangst van ‘t Plan, middels het ondertekend ‘t Plan met eventueel eigen toevoeging.

  • 2.

    Een aanvraag kan niet eerder worden gedaan dan nadat het onderzoek is uitgevoerd, tenzij het onderzoek niet is uitgevoerd binnen 6 weken na datum van melding.

  • 3.

    Een cliënt kan ook een aanvraag indienen die voldoet aan de eisen van de Awb in relatie met de Wmo 2015.

  • 4.

    Een aanvraag neemt het college niet in behandeling indien deze meer dan acht weken na verzending van het ‘t Plan wordt ontvangen.

HOOFDSTUK 3: Maatwerkvoorziening

Artikel 3.1 Criteria voor maatwerkvoorziening

  • 1.

    Het college neemt ‘t Plan als uitgangspunt voor de beoordeling van een aanvraag om een maatwerkvoorziening.

  • Een cliënt die zijn hoofdverblijf heeft in de gemeente Lochem komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening ter compensatie van de beperkingen in de zelfredzaamheid of participatie die de cliënt ondervindt, voor zover de cliënt deze beperkingen naar het oordeel van het college niet kan verminderen of wegnemen:

  • a.

    op eigen kracht;

  • b.

    met gebruikelijke hulp;

  • c.

    met mantelzorg;

  • d.

    met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • e.

    met gebruikmaking van algemeen gebruikelijke voorzieningen; of

  • f.

    met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • De maatwerkvoorziening levert, rekening houdend met de uitkomsten van het in het voorgaande hoofdstuk bedoelde onderzoek, een passende bijdrage aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld tot zelfredzaamheid of participatie en zo lang mogelijk in de eigen leefomgeving kan blijven.

  • 2.

    Een cliënt die ingezetene is van Nederland met psychische of psychosociale problemen en de cliënt die de thuissituatie heeft verlaten, al dan niet in verband met risico’s voor zijn veiligheid als gevolg van huiselijk geweld, komt in aanmerking voor een maatwerkvoorziening in verband met de door hem ondervonden beperkingen bij het zich handhaven in de samenleving voor zover de cliënt deze problemen naar het oordeel van het college niet kan verminderen op wegnemen:

  • a.

    op eigen kracht;

  • b.

    met gebruikelijke hulp;

  • c.

    met mantelzorg;

  • d.

    met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk;

  • e.

    met gebruikmaking van algemene voorzieningen.

  • 3.

    Het college verstrekt de maatwerkvoorziening beschermd wonen overeenkomstig het daartoe vastgesteld beleid van de centrumgemeente Deventer, de vigerende Verordening maatschappelijke ondersteuning, het vigerende Besluit maatschappelijke ondersteuning, de regels omtrent het persoonsgebonden budget in relatie tot beschermd wonen, de regels voor bijdrage in de kosten van beschermd wonen en de nadere regels van de centrumgemeente.

  • De maatwerkvoorziening levert een passende bijdrage aan het voorzien in de behoefte van de cliënt aan beschermd wonen of opvang en aan het realiseren van een situatie waarin de cliënt in staat wordt gesteld zo zich snel mogelijk weer op eigen kracht te handhaven in de samenleving.

  • Als een maatwerkvoorziening noodzakelijk is, verstrekt het college een adequate voorziening. Als er meerdere adequate voorzieningen zijn kan de goedkoopst adequate voorziening worden gekozen.

Artikel 3.2 Voorwaarden en weigeringsgronden

  • 1.

    Geen maatwerkvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de cliënt op eigen kracht, met gebruikelijke hulp, met mantelzorg of met hulp van andere personen uit zijn sociale netwerk de beperkingen kan verminderen of wegnemen;

  • b.

    voor zover de cliënt met gebruikmaking van algemene voorzieningen de beperkingen kan verminderen of wegnemen;

  • c.

    indien de voorziening voor een persoon als cliënt algemeen gebruikelijk is;

  • d.

    indien het een voorziening betreft die de cliënt voor de datum van melding heeft gerealiseerd of geaccepteerd, tenzij:

  • het een aanvraag betreft voor een tegemoetkoming in de verhuis-en herinrichtingskosten en,

  • cliënt aannemelijk kan maken dat er op het moment van verhuizing een medische noodzaak speelde en,

  • het college de mate van noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten nog achteraf kan beoordelen.

  • e.

    indien de voorziening gerealiseerd is door cliënt tussen datum van melding en aanvraag, tenzij:

  • vooraf uitdrukkelijk schriftelijk toestemming is gegeven door het college of;

  • het college de noodzaak, adequaatheid en passendheid van de voorziening en de gemaakte kosten achteraf nog kan beoordelen;

  • f.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening die aan cliënt al eerder is verstrekt in het kader van enige wettelijke bepaling of regeling en de normale afschrijvingstermijn van de voorziening nog niet verstreken is, tenzij de eerder vergoede of verstrekte voorziening verloren is gegaan als gevolg van omstandigheden die niet aan de cliënt zijn toe te rekenen;

  • g.

    voor zover de aanvraag betrekking heeft op een voorziening waarvan de afschrijvingstermijn al verstreken is, maar die nog voldoende de beperkingen compenseert;

  • h.

    voor zover deze niet in overwegende mate op het individu is gericht;

  • i.

    indien de cliënt tekortschietend besef van verantwoordelijkheid heeft getoond;

  • j.

    indien de cliënt geen ingezetene is van de gemeente Lochem. Dit is slechts anders indien de cliënt een beroep doet op beschermd wonen of opvang;

  • k.

    indien de ondersteuning niet langdurig adequaat en/of noodzakelijk is, tenzij het gaat om begeleiding en/of huishoudelijk hulp;

  • l.

    indien de voorziening een anti-revaliderende werking heeft of een therapeutisch doel dient;

  • m.

    indien de voorziening, gelet op de medische situatie van de cliënt voorzienbaar was en van de cliënt redelijkerwijs verwacht kon worden maatregelen te hebben getroffen die de ondersteuningsbehoefte overbodig maakt;

  • 2.

    Geen woonvoorziening wordt verstrekt:

  • a.

    voor zover de beperkingen voortvloeien uit de aard van de in de woning gebruikte materialen;

  • b.

    ten behoeve van hotels/pensions, trekkerswoonwagens, kloosters, tweede woningen, vakantie- en recreatiewoningen, ADL-clusterwoningen en gehuurde kamers, met uitzondering van een voorziening voor verhuizing en inrichting;

  • c.

    voor zover het voorzieningen in gemeenschappelijke ruimten betreft, anders dan automatische deuropeners, hellingbanen, het verbreden van gemeenschappelijke toegangsdeuren of het aanbrengen van een opstelplaats bij de toegangsdeur van de gemeenschappelijke ruimte;

  • d.

    indien de noodzaak het gevolg is van een verhuizing waarvoor geen aanleiding bestaat op grond van beperkingen bij de zelfredzaamheid of participatie en er geen belangrijke reden voor verhuizing aanwezig is;

  • e.

    indien de cliënt ,zonder vooraf verleende schriftelijke toestemming van het college, niet is verhuisd naar de voor zijn of haar beperkingen op dat moment meest geschikte woning,

  • f.

    indien sprake is van een algemeen gebruikelijke renovatie waarbij de afschrijvingstermijn is bereikt conform “beleidsboek huurverhoging na woningverbetering” van de Huurcommissie;

  • g.

    indien een voorziening niet langdurig adequaat en/of noodzakelijk is.

  • 3.

    Indien er een woonvoorziening wordt getroffen wordt uitgegaan van het niveau van sociale woningbouw;

  • 4.

    Het college beoordeelt bij een woonvoorziening of het resultaat “wonen in een geschikt huis” in samenspraak met de inwoner bereikt kan worden door middel van een aanpassing of dat een verhuizing tot een adequate oplossing leidt.

Artikel 3.3. Inhoud beschikking

  • 1.

    Een beschikking tot verstrekking van een maatwerkvoorziening wordt verstrekt binnen 2 weken na ontvangst van de aanvraag en hierin wordt in ieder geval aangegeven:

  • a.

    of deze als voorziening in natura of als pgb wordt verstrekt en;

  • b.

    hoe bezwaar tegen de beschikking kan worden gemaakt;

  • c.

    welke verplichtingen er zijn verbonden aan het verstrekken van een maatwerkvoorziening;

  • d.

    dat een te betalen eigen bijdrage geldt (indien van toepassing).

  • 2.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in natura wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    wat de te verstrekken maatwerkvoorziening is en wat het beoogde resultaat daarvan is;

  • b.

    de ingangsdatum, omvang en duur van de maatwerkvoorziening;

  • c.

    hoe de maatwerkvoorziening wordt verstrekt, en eventueel;

  • d.

    welke andere oplossingen relevant zijn of kunnen zijn.

  • 3.

    Bij het verstrekken van een maatwerkvoorziening in de vorm van een pgb wordt in de beschikking in ieder geval vastgelegd:

  • a.

    voor welk resultaat het pgb kan worden aangewend;

  • b.

    welke kwaliteitseisen gelden voor de besteding van het pgb;

  • c.

    wat de hoogte van het pgb is en hoe hiertoe is gekomen;

  • d.

    wat de duur is van de verstrekking waarvoor het pgb is bedoeld;

  • e.

    de wijze van uitbetaling en verantwoording van de besteding van het pgb.

HOOFDSTUK 4 Persoonsgebonden budget

Artikel 4.1 Regels voor verstrekken van een pgb

  • 1.

    Het college verstrekt een pgb in overeenstemming met artikel 2.3.6 van de wet.

  • 2.

    Het college verstrekt geen pgb:

  • a.

    als in de 3 jaren voorafgaande aan de melding door de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt en de verstrekking van de juiste gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    als in de 3 jaren voorafgaande aan de melding de cliënt het pgb niet of voor een ander doel heeft gebruikt;

  • c.

    Voor zover deze is bedoeld voor ondersteuning- of administratiekosten in verband met het pgb.

  • 3.

    Het college kan een pgb weigeren indien de pgb-beheerder een en dezelfde persoon is als de hulpverlener.

  • 4.

    Het college kan een pgb weigeren als de kwaliteitseisen van de diensten, hulpmiddelen of woningaanpassingen niet voldoen aan dezelfde eisen als die aan ZIN worden gesteld.

Artikel 4.2.a Hoogte van een pgb (algemene regels):

  • 1.

    Wordt mede bepaald aan de hand van een door de cliënt opgesteld budgetplan over hoe hij het pgb gaat besteden. Dit budgetplan dient te worden overlegd voorafgaande aan het nemen van een besluit en maakt hiervan onderdeel uit;

  • 2.

    Is toereikend om veilige, doeltreffende en kwalitatief goede diensten, hulpmiddelen, woningaanpassingen en andere maatregelen die tot de maatwerkvoorziening behoren, van derden te betrekken;

  • 3.

    Bedraagt niet meer dan de kostprijs van de in de betreffende situatie goedkoopst adequate, in de gemeente beschikbare, maatwerkvoorziening in natura en wordt gemaximeerd op de daadwerkelijk gemaakte kosten;

Artikel 4.2.b Hoogte van een pgb voor een hulpmiddel:

  • 1.

    Wordt berekend middels de daadwerkelijke kosten tot maximaal op basis van de kostprijs van een hulpmiddel die de cliënt zou hebben ontvangen als het hulpmiddel in natura zou zijn verstrekt en;

  • 2.

    Wordt berekend rekening houdende met een reële termijn voor de technische afschrijving en de onderhouds- en verzekeringskosten.

Artikel 4.2.c Hoogte van een pgb voor huishoudelijke hulp en begeleiding

  • 1.

    De hoogte van een pgb door een daartoe opgeleid persoon in dienst van een organisatie welke voldoet aan de door het college opgestelde kwaliteitseisen; wordt berekend op basis van het ZIN tarief.

  • 2.

    De hoogte van een pgb door een daartoe opgeleid en/ of in een relevant kwaliteitsregister geregistreerd, zelfstandig professional of een daartoe opgeleid persoon uit het sociaal netwerk, wordt berekend op basis van 80% van het ZIN tarief.

  • 3.

    De hoogte van een pgb door een daartoe niet opgeleid persoon of een persoon die behoort tot de eerste- of tweedegraads familie van de cliënt, is gelijk aan het op de persoon van toepassing zijnde minimumloon.

Artikel 4.2.d Hoogte van een pgb voor vervoer naar dagbesteding:

  • 1.

    Wordt berekend op basis van €0,19 per kilometer, uitgaande van de dichtst bij de woning van de cliënt gelegen geschikte dagbestedingslocatie.

Artikel 4.2.e Hoogte van een pgb voor vervoer:

  • 1.

    Wordt berekend op basis van €0,19 per kilometer voor maximaal 2000 kilometers per jaar.

Artikel 4.2.f Hoogte van een pgb voor een autoaanpassing

  • 1.

    Wordt berekend op basis van het door het college opgestelde programma van eisen voor een autoaanpassing en op basis van de laagste kostprijs aan de hand van 2 overlegde offertes.

Artikel 4.2.g Hoogte van een pgb voor verhuizen en stofferen van de woning

  • 1.

    Wordt berekend op basis van de laagste kostprijs van de verhuizing aan de hand van 2 overlegde offertes op basis van het programma van eisen opgesteld door het college. Stofferingskosten worden berekend op basis van de prijzengids van het NIBUD.

Artikel 4.2.h Hoogte van een pgb voor een sportrolstoel

  • 1.

    Wordt berekend op basis van het door het college opgestelde programma van eisen voor een sportrolstoel en op basis van de laagste kostprijs aan de hand van 2 overlegde offertes.

Artikel 4.2.i Hoogte van een pgb voor het bezoekbaar maken van een woning

  • 1.

    Wordt berekend op basis van het door het college opgestelde programma van eisen en op basis van de laagste kostprijs aan de hand van 2 overlegde offertes van de noodzakelijke aanpassingen.

Artikel 4.2.j Hoogte van een pgb voor sanering van de woning en bouwkundige aanpassingen

  • 1.

    Wordt berekend op basis van het door het college opgestelde programma van eisen van de noodzakelijke aanpassingen . De berekening is op basis van de laagste kostprijs van;

  • 1) de marktconforme calculatie door de bouwkundig adviseur aangewezen door de gemeente en

  • 2) een overlegde offerte door de pgb houder van een aannemer

Artikel 4.2.k Hoogte van een pgb voor respijtzorg

  • 1.

    Wordt berekend op basis van het vastgestelde ZIN tarief.

Artikel 4.2.lHoogte van pgb voor niet nader genoemde voorzieningen:

1. Wordt berekend op basis van het door het college opgestelde programma van eisen en op basis van de laagste kostprijs aan de hand van 2 overlegde offertes.

Artikel 4.2.m Indexering bij hoogte van een pgb

  • 1.

    Het zin tarief op basis waarvan het pgb wordt berekend, wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder.

  • 2.

    De in lid 1 bedoelde actuele bedragen staan gepubliceerd in de productcodetabel op www.zorgregiomijov.nl. Deze worden ieder opvolgend kalenderjaar gewijzigd.

  • 3.

    Het minimumloon wordt berekend aan de hand van de ontwikkeling van het minimumloon opgehoogd met het wettelijke percentage vakantietoeslag, bedoeld in artikel 8, eerste lid, onder a, van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag.

HOOFDSTUK 5: Eigen bijdrage

Artikel 5.1. Eigen bijdrage in de kosten van maatwerkvoorzieningen

  • 1.

    Een cliënt is een bijdrage in de kosten verschuldigd voor een maatwerkvoorziening in natura of een pgb, gedurende de periode waarvoor de maatwerkvoorziening is verstrekt. Bij diensten is de maatwerkvoorziening voor een periode van maximaal 3 jaar. Bij hulpmiddelen geldt de mobiliteitsgarantie voor een termijn van 9 jaar.

  • 2.

    De bijdrage, bedoeld in artikel 3.1, tweede lid, van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015, dan wel het totaal van de bijdragen, is gelijk aan de kostprijs, tot aan ten hoogste € 19 per maand voor de cliënt of de gehuwde cliënten tezamen, tenzij overeenkomstig artikel 2.1.4, derde lid, van de wet of hoofdstuk 3 van het Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 geen of een lagere bijdrage is verschuldigd.

  • 3.

    In afwijking van het tweede lid zijn voor collectief vraagafhankelijk vervoer de eigen bijdragen die de cliënt verschuldigd is de door het bestuur van de Vervoercentrale vastgestelde tarieven.

  • 4.

    De kostprijs van een:

  • a.

    maatwerkvoorziening wordt bepaald door een aanbesteding, na consultatie in de markt of na overleg met de aanbieder;

  • b.

    maatwerkvoorziening is indien van toepassing inclusief onderhoud;

  • c.

    pgb is gelijk aan de hoogte van het pgb.

  • 5.

    We leggen geen eigen bijdrage op voor voorzieningen en woningaanpassingen voor kinderen tot 18 jaar.

HOOFDSTUK 6: Ten onrechte ontvangen van een maatwerkvoorziening

Artikel 6.1 Voorkoming en bestrijding van ten onrechte ontvangen maatwerkvoorzieningen en misbruik of oneigenlijk gebruik van de Wmo 2015

  • 1.

    Het college informeert cliënten of hun vertegenwoordiger in begrijpelijke bewoordingen over de rechten en plichten die aan het ontvangen van een maatwerkvoorziening of pgb zijn verbonden. Een cliënt doet aan het college op verzoek of onverwijld uit eigen beweging mededeling van alle feiten en omstandigheden, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat deze aanleiding kunnen zijn tot heroverweging van een beslissing voor een maatwerkvoorziening.

  • 2.

    Onverminderd artikel 2.3.10 van de wet kan het college een beslissing als bedoeld in artikel 2.3.5 of 2.3.6 van de wet herzien dan wel intrekken als het college vaststelt dat:

  • a.

    de cliënt onjuiste of onvolledige gegevens heeft verstrekt en de verstrekking van juiste of volledige gegevens tot een andere beslissing zou hebben geleid;

  • b.

    de cliënt niet langer op de maatwerkvoorziening of het pgb is aangewezen;

  • c.

    de maatwerkvoorziening of het pgb niet meer toereikend is te achten;

  • d.

    de cliënt niet voldoet aan de aan de maatwerkvoorziening of het pgb verbonden voorwaarden; of

  • e.

    de cliënt de maatwerkvoorziening of het pgb niet of voor een ander doel gebruikt.

  • 3.

    Een beslissing tot verlening van een pgb kan worden ingetrokken als blijkt dat het pgb binnen 6 maanden na toekenning niet is aangewend voor de bekostiging van de voorziening waarvoor de verlening heeft plaatsgevonden.

  • 4.

    Als het college een beslissing op grond van het tweede lid, onder a, heeft ingetrokken en de verstrekking van de onjuiste of onvolledige gegevens door de cliënt opzettelijk heeft plaatsgevonden, kan het college van de cliënt en degene die daaraan opzettelijk zijn medewerking heeft verleend, geheel of gedeeltelijk de geldswaarde vorderen van de ten onrechte genoten maatwerkvoorziening of het ten onrechte genoten pgb.

  • 5.

    Als het recht op een in eigendom of in bruikleen verstrekte voorziening is ingetrokken, kan de voorziening of kan het resterende bedrag op basis van de restwaarde van de voorziening worden teruggevorderd.

Artikel 6.2 Opschorting betaling uit het pgb

  • 1.

    Het college kan de Sociale verzekeringsbank gemotiveerd verzoeken te beslissen tot een gehele of gedeeltelijke opschorting van betalingen uit het pgb voor ten hoogste dertien weken als er ten aanzien van een cliënt een ernstig vermoeden is gerezen dat sprake is van een omstandigheid als bedoeld in artikel 2.3.10, eerste lid, onder a, d of e, van de wet.

  • 2.

    Het college stelt de pgb-beheerder schriftelijk op de hoogte van het verzoek op grond van het eerste lid.

HOOFDSTUK 7: Kwaliteit en veiligheid

Artikel 7.1 Kwaliteitseisen maatschappelijke ondersteuning

  • 1.

    Aanbieders zorgen voor een goede kwaliteit van voorzieningen, eisen met betrekking tot de deskundigheid van beroepskrachten daaronder begrepen, door:

  • a.

    het afstemmen van voorzieningen op de persoonlijke situatie van de cliënt;

  • b.

    het afstemmen van voorzieningen op andere vormen van zorg en ondersteuning; erop toe te zien dat beroepskrachten tijdens hun werkzaamheden in het kader van het leveren van voorzieningen handelen in overeenstemming met de professionele standaard;

  • c.

    voor zover van toepassing, erop toe te zien dat de kwaliteit van de voorzieningen en de deskundigheid van beroepskrachten tenminste voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor de in de toepasselijke sector erkende keurmerken.

  • 2.

    Het college kan bovengenoemde regels nader uitwerken.

  • Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van deze eisen door periodieke overleggen met de aanbieders, het zo nodig in overleg met de cliënt ter plaatse controleren van de geleverde voorzieningen en door de jaarlijks verplichte cliënt ervaringsonderzoeken Wmo.

Artikel 7.2 Verhouding prijs en kwaliteit

  • 1.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren diensten, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de aard en omvang van de te verrichten taken;

  • b.

    de voor de sector toepasselijke CAO-schalen in relatie tot de zwaarte van de functie;

  • c.

    een redelijke toeslag voor overheadkosten;

  • d.

    een voor de sector reële mate van non-productiviteit van het personeel als gevolg van verlof, ziekte, scholing en werkoverleg; en

  • e.

    kosten voor bijscholing van personeel.

  • 2.

    Het college houdt in het belang van een goede prijs-kwaliteitverhouding bij de vaststelling van de tarieven die het hanteert voor door derden te leveren overige voorzieningen, in ieder geval rekening met:

  • a.

    de marktprijs van de voorziening, en

  • b.

    de eventuele extra taken die in verband met de voorziening van de leverancier worden gevraagd, zoals:

  • I.

    aanmeten, leveren en plaatsen van de voorziening;

  • II.

    instructie over het gebruik van de voorziening;

  • III.

    onderhoud van de voorziening, en

  • IV.

    verplichte deelname in bepaalde samenwerkingsverbanden

Artikel 7.3 Meldingsregeling calamiteiten en geweld

  • 1.

    Het college treft een regeling voor het melden van calamiteiten en geweldsincidenten bij de levering van een voorziening door een aanbieder en wijst een toezichthoudend ambtenaar aan.

  • 2.

    Aanbieders melden iedere calamiteit en ieder geweldsincident dat zich heeft voorgedaan bij de verstrekking van een voorziening onverwijld aan de toezichthoudend ambtenaar.

  • 3.

    De toezichthoudend ambtenaar, bedoeld in artikel 6.1. van de wet, doet onderzoek naar de calamiteiten en geweldsincidenten en adviseert het college over het voorkomen van verdere calamiteiten en het bestrijden van geweld.

HOOFDSTUK 8: Waardering mantelzorgers

Artikel 8.1. Jaarlijkse waardering mantelzorgers

  • 1.

    Mantelzorgers van cliënten in de gemeente kunnen door middel van een melding bij het college voor het ontvangen van een jaarlijkse blijk van waardering in aanmerking worden gebracht.

  • 2.

    Het college stelt bij nadere regeling regels vast op welke wijze zorg wordt gedragen voor de jaarlijkse blijk van waardering voor de mantelzorgers van cliënten in de gemeente.

HOOFDSTUK 9: klachten, medezeggenschap en inspraak

Artikel 9.1 Klachtregeling

  • 1.

    Het college stelt een regeling vast voor afhandeling van klachten van cliënten die betrekking hebben op de wijze van afhandeling van meldingen en aanvragen als bedoeld in deze verordening.

  • 2.

    Aanbieders stellen een regeling vast voor de afhandeling van klachten van cliënten.

  • 3.

    Onverminderd andere handhavingsbevoegdheden ziet het college toe op de naleving van de klachtregelingen van aanbieders.

Artikel 9.2 Betrekken van ingezetenen bij het beleid

  • 1.

    Het college stelt ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers in de gelegenheid voorstellen voor het beleid betreffende maatschappelijke ondersteuning te doen, vroegtijdig gevraagd en ongevraagd advies uit te brengen bij de besluitvorming over verordeningen en beleidsvoorstellen betreffende maatschappelijke ondersteuning, en voorziet hen van ondersteuning om hun rol effectief te kunnen vervullen.

  • 2.

    Het college zorgt ervoor dat ingezetenen, waaronder in ieder geval cliënten of hun vertegenwoordigers, kunnen deelnemen aan periodiek overleg, waarbij zij onderwerpen voor de agenda kunnen aanmelden, en dat zij worden voorzien van de voor een adequate deelname aan het overleg benodigde informatie.

  • 3.

    Het college betrekt ingezetenen ruimhartig bij het Wmo- beleid zoals wordt omschreven in de vigerende verordening op grond van artikel 2.1.3 lid 3 van de Wmo 2015.

  • 4.

    Het college stelt nadere regels vast ter uitvoering van het eerste, tweede en derde lid.

HOOFDSTUK 10: Overgangsrecht en slotbepalingen

Artikel 10.1 Nadere regels en hardheidsclausule

  • 1.

    In gevallen, de uitvoering van deze verordening betreffend, waarin deze verordening niet voorziet, beslist het college.

  • 2.

    Het college kan nadere regels stellen over de uitvoering van deze verordening.

  • 3.

    Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de cliënt afwijken van de bepalingen van deze verordening indien toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegende aard leidt.

Artikel 10.2. Intrekking oude verordening en overgangsrecht

  • 1.

    De Verordening wet maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem vastgesteld op 7 december 2020 wordt ingetrokken.

  • 2.

    Een cliënt houdt recht op een lopende voorziening verstrekt op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem, vastgesteld op7 december 2020, totdat het college een nieuw besluit heeft genomen.

  • 3.

    Aanvragen die zijn ingediend onder de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem, vastgesteld op7 december 2020 en waarop nog niet is beslist bij het in werking treden van de verordening 2022, worden afgehandeld krachtens deze verordening.

  • 4.

    Beslissing op bezwaarschriften tegen een besluit op grond van de Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem, vastgesteld op7 december 2020 geschiedt op grond van de voornoemde Verordening die ten aanzien van de betreffende zaak zijn rechtskracht behoudt.

  • 5.

    Van het in lid 4 gestelde kan ten gunste van de cliënt worden afgeweken indien dit evident voordeliger is voor de cliënt.

Artikel 10.3 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1.

    Deze verordening treedt in werking op 1 januari 2022.

  • 2.

    Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening maatschappelijke ondersteuning gemeente Lochem 2022.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 29 november 2021

De raad van Lochem

griffier, voorzitter,

M. Veenbergen S.W. van ‘t Erve