Regeling vervallen per 25-12-2019

Verordening op de heffing en de invordering Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019.

Geldend van 01-01-2019 t/m 24-12-2019

Intitulé

Verordening op de heffing en de invordering Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019.

De raad van de gemeente Montfoort;

Gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van 31 oktober 2018, zaaknummer 595140;

Gelet op artikel 229 eerste lid, aanhef en onderdelen a en b van de gemeentewet en artikel 15.33 van de Wet milieubeheer,

BESLUIT:

vast te stellen de:

Verordening op de heffing en de invorderingAfvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019.

(verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019)

Hoofdstuk I Algemene bepalingen

Artikel 1 Inleidende bepaling

Krachtens deze verordening worden geheven:

  • a.

    een afvalstoffenheffing;

  • b.

    reinigingsrechten.

Artikel 2 Begripsomschrijvingen

Voor de toepassing van deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    ‘gebruik maken’ in hoofdstuk II Afvalstoffenheffing: gebruik maken in de zin van artikel 15.33 Wet milieubeheer;

  • b.

    grof bedrijfsafval: afvalstoffen, met uitzondering van autowrakken, welke door aard, omvang of hoeveelheid niet periodiek worden ingezameld.

Hoofdstuk II Afvalstoffenheffing

Artikel 3 Aard van de belasting en belastbaar feit

  • 1. Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer, (Stb. 1994,80).

  • 2. De afvalstoffenheffing als bedoeld in deze verordening wordt naar afzonderlijke grondslagen geheven ter zake van het feitelijk gebruik van een perceel ten aanzien waarvan krachtens artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

Artikel 4 Belastingplicht

  • 1. De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente gebruikt maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt als gebruiker aangemerkt:

    • a.

      degene die naar de omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel;

    • b.

      ingeval een gedeelte van een perceel ten gebruike is afgestaan: degene die dat gedeelte ten gebruike heeft afgestaan.

Artikel 5 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • 1. De belasting bedraagt per perceel per belastingjaar:

    • a.

      indien dat perceel wordt gebruikt door meer dan één persoon € 248,- voor 1 restafval container en 1 GFT container van 140 of 240 liter.

    • b.

      indien dat perceel op 1 januari van het belastingjaar of, indien de belastingplicht later aanvangt, bij aanvang van de belastingplicht, wordt gebruikt door één persoon € 152,- voor 1 restafval container en 1 GFT container van 140 of 240 liter.

  • 2. Per perceel kan er maximaal 1 extra restafval container beschikbaar worden gesteld. En per perceel wordt maximaal 1 gratis tweede GFT beschikbaar gesteld. De in het eerste lid vermelde tarieven worden verhoogd met de volgende bedragen:

    • a.

      Maximaal 1 extra restafvalcontainer van 140/240 liter € 102,-;

    • b.

      Maximaal 1 extra GFT container van 140/240 liter €0,-;

    • c.

      Elke derde en volgende GFT container van 140/240 liter € 102,- per stuk per jaar.

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

De belasting wordt geheven bij wege van aanslag.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang voor de jaarlijks verschuldigde afvastoffenheffing

  • 1. De belasting bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het jaar aanvangt, is de belasting, bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, bestaat, voor de belasting als bedoeld in hoofdstuk 1.1 van de tarieventabel, aanspraak op ontheffing voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven, tenzij het bedrag van de ontheffing minder bedraagt dan € 5,-.

  • 4. Belastingbedragen van minder dan € 5,- worden niet geheven.

  • 5. Het bepaalde in het vierde lid vindt geen toepassing indien het totaal van de op één biljet verenigde aanslagen meer bedraagt dan € 5,-.

Artikel 8 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

  • 1. De belasting is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is de belasting verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, waarbij:

    • a.

      de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is aangevangen voor de zestiende van die maand;

    • b.

      de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is aangevangen na de vijftiende van die maand.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, is de belasting verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van de voor dat jaar verschuldigde belasting als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, kalendermaanden zijn verstreken, waarbij:

    • a.

      de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is beëindigd na de vijftiende van die maand;

    • b.

      de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is beëindigd voor de zestiende van die maand.

Artikel 9 Termijnen van betaling

  • 1. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 2. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 3. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk III Reinigingsrechten

Artikel 10 Belastbaar feit

Onder de naam ‘reinigingsrechten’ worden rechten geheven zowel voor het genot van door het gemeentebestuur verstrekte diensten als voor het gebruik van voor de openbare dienst bestemde gemeentebezittingen, werken of inrichtingen die bij de gemeente in beheer of in onderhoud zijn.

Artikel 11 Belastingplicht

De rechten worden geheven van degene op wiens aanvraag dan wel ten behoeve van wie de dienst wordt verricht of van degene die van de bezittingen, werken of inrichtingen gebruik maakt.

Artikel 12 Maatstaf van heffing en belastingtarief

  • .

    1.Het recht bedraagt inclusief omzetbelasting per belastingjaar € 412,-.

  • .

    2.Het in het eerste lid vermelde tarief wordt verhoogd met een bedrag van € 152,- voor iedere extra beschikbaar gestelde container.

  • .

    3. Het aanvragen van een afvalpas, ten behoeve voor toegang tot de ondergrondse container bedraagt € 25,-.

Artikel 13 Belastingjaar

Met betrekking tot de rechten die per jaar worden geheven is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 14 Wijze van heffing

Het recht bedoeld in artikel 12, lid 1, wordt bij wege van aanslag geheven.

Artikel 15 Ontstaan van de belastingschuld voor de overige rechten

  • 1. Het recht bedoeld in artikel 12, lid 1, is verschuldigd bij het begin van het belastingjaar of, zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

  • 2. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar aanvangt, is het recht verschuldigd voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, na de aanvang van de belastingplicht, nog kalendermaanden overblijven, waarbij:

    • a.

      de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is aangevangen voor de zestiende van die maand;

    • b.

      de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is aangevangen na de vijftiende van die maand.

  • 3. Indien de belastingplicht in de loop van het belastingjaar eindigt, is het recht verschuldigd over zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat jaar verschuldigde recht als er in dat jaar, voor het einde van de belastingplicht, kalendermaanden zijn verstreken, waarbij:

    • a.

      de lopende kalendermaand ten volle wordt meegerekend, indien de belastingplicht is beëindigd na de vijftiende van die maand;

    • b.

      de lopende kalendermaand ten volle buiten beschouwing blijft, indien de belastingplicht is beëindigd voor de zestiende van die maand.

Artikel 16 Termijnen van betaling

  • 4. In afwijking van artikel 9, eerste lid, van de Invorderingswet 1990 moeten de aanslagen worden betaald in twee gelijke termijnen waarvan de eerste op de laatste dag van de maand volgend op de maand die in de dagtekening van het aanslagbiljet is vermeld en de tweede twee maanden later.

  • 5. In afwijking van het eerste lid geldt dat betaling via automatische incasso in acht termijnen mogelijk is, mits wordt voldaan aan de daaraan verbonden en in het Incasso Reglement van Belastingsamenwerking Rivierenland (BSR) opgenomen voorwaarden.

  • 6. De Algemene Termijnenwet is niet van toepassing op de in de voorgaande leden gestelde termijnen.

Hoofdstuk IV Aanvullende bepalingen

Artikel 17 Nadere regels door het college van burgemeester en wethouders

Het college van burgemeester en wethouders kan nadere regels geven met betrekking tot de heffing en de invordering van de reinigingsheffingen.

Artikel 18 Inwerkingtreding en citeertitel

  • 1. De ‘verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2018’ van 12 december 2017 wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na de bekendmaking.

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2019.

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als ‘Verordening Afvalstoffenheffing en Reinigingsrechten 2019’.

Aldus besloten in de openbare vergadering van de raad van de gemeente Montfoort, gehouden op 10 december 2018.

Ondertekening

De griffier,

drs. M. Lucassen

De voorzitter,

Mr. P.J. van Hartskamp-de Jong