Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Nieuwegein 2007

Geldend van 02-10-2008 t/m heden

Intitulé

Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Nieuwegein 2007

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders d.d. 9 oktober;

gelet op artikel 35 van de Wet op de lijkbezorging, de Gemeentewet en de Algemene wet bestuursrecht;

besluit vast te stellen de “Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Nieuwegein 2007”

Hoofdstuk 1 Begripsbepalingen

Artikel 1

Deze verordening verstaat onder:

  • ·

    Algemene grafruimte: een grafruimte bij de gemeente in beheer, waarin aan eenieder gelegenheid wordt geboden tot het doen begraven van lijken.

  • ·

    Asbus: een bus voor het bergen van de as van een overledene.

  • ·

    Begraafplaatsen: de gemeentelijke openbare begraafplaatsen Kerkveld en Noorderveld.

  • ·

    Beheerder: ambtenaar die belast is met de dagelijkse leiding van de begraafplaats dan wel degene die hem vervangt.

  • ·

    Belanghebbende: de natuurlijke of rechtspersoon die in een algemeen graf heeft doen begraven.

  • ·

    Gedenkplaats: een plaats ingericht om overledenen te gedenken.

  • ·

    Gedenkteken: een voorwerp op een graf waarop teksten of figuren kunnen worden aangebracht. Ook kettingen, hekwerken e.d. vallen hier onder.

  • ·

    Grafbedekking: een gedenkteken en/of winterharde grafbeplanting.

  • ·

    Grafbeplanting: beplanting op een graf.

  • ·

    Grafruimte en grafkelder: een ruimte c.q. stenen ruimte waarin lijken kunnen worden begraven, as kan worden verstrooid of asbussen, met of zonder urn, kunnen worden bijgezet.

  • ·

    Grafruimte met uitsluitend recht: een grafruimte waarvoor het uitsluitend recht schriftelijk is verkregen voor het begraven van een of twee lijken, het verstrooien van as van een of twee lijken dan wel voor het plaatsen van een of twee asbussen, met of zonder urn.

  • ·

    Hoofd: het door burgemeester en wethouders aangestelde hoofd van de begraafplaatsen of diens plaatsvervanger.

  • ·

    Rechthebbende: de natuurlijke of rechtspersoon die het uitsluitend recht op een grafruimte heeft verkregen.

  • ·

    Urn: een omhulsel voor het bergen van een asbus.

  • ·

    Verstrooiingsplaats: plaats waar as wordt verstrooid.

  • ·

    Wet: de Wet op de lijkbezorging (Stbl. 1991, 133) laatstelijk gewijzigd bij Stb. 2003, 449.

Hoofdstuk 2 Algemene bepalingen

Artikel 2

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere regels te stellen omtrent de openstelling van de begraafplaatsen, de indeling van de graven, de onderverdeling in categorieën van graven en de eisen voor de grafbedekking en het onderhoud daarvan, die afwijken van de regels krachtens de artikelen 3 eerste lid; 5 eerste lid, artikel 15 derde lid, artikel 16 derde lid; artikel 25 eerste lid en artikel 32 eerste lid.

Artikel 3

  • 1.

    De begraafplaatsen zijn bestemd voor het begraven van lijken van personen:

    • a.

      die in het bevolkingsregister van de gemeente Nieuwegein zijn opgenomen;

    • b.

      uit andere gemeenten:

      • -

        wanneer wordt begraven in een reeds bestaand graf;

      • -

        wanneer de overledene in het bevolkingsregister van de gemeente Nieuwegein of de voormalige gemeenten Vreeswijk en Jutphaas opgenomen is geweest.

  • 2.

    Begraafplaats Kerkveld heeft een monumentaal karakter. Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende eisen stellen ten aanzien van de inrichting en het beheer van deze begraafplaats.

  • 3.

    Een gedeelte van de begraafplaats Noorderveld is bestemd voor het begraven van lijken van Rooms Katholieken.

Artikel 4

Een bijzondere begraafplaats kan slechts worden aangelegd door een kerkgenootschap of onderdeel daarvan, door privaatrechtelijke rechtspersonen of natuurlijke personen. De gemeenteraad kan op zijn verzoek een gedeelte van de gemeentelijke begraafplaats te zijner beschikking stellen. De gemeente blijft belast met het beheer, het onderhoud en de administratie. Over het overige wordt overleg gepleegd. Voor de ingebruikneming is de toestemming van burgemeester en wethouders nodig.

Artikel 5

De openingstijden van begraafplaatsen worden door burgemeester en wethouders bepaald.

Artikel 6

Burgemeester en wethouders beheren de begraafplaats, waaronder is begrepen:

  • a.

    Het bijhouden van een register zoals bedoeld in artikel 27 van de Wet op de lijkbezorging;

  • b.

    Het registreren van: namen en adressen van rechthebbenden; tijdvakken waarvoor de uitsluitende rechten zijn verleend; graven die in het verleden gesloten zijn verklaard.

  • c.

    Burgemeester en wethouders kunnen aanvullende voorschriften vaststellen ten aanzien van de registratie en de toegankelijkheid van dit register.

Hoofdstuk 3 Bepalingen van orde

Artikel 7

  • 1. Het verblijf op de begraafplaatsen is verboden voor:

    • a.

      personen, die in kennelijke staat van dronkenschap verkeren

    • b.

      personen die zich op hinderlijke wijze gedragen.

    • c.

      personen tot 12 jaar zonder begeleiding van een volwassene.

  • 2. De beheerder is bevoegd personen, genoemd in het eerste lid, de toegang tot de begraafplaats te ontzeggen.

Artikel 8

  • 1. Het is verboden:

    • a.

      om zonder begeleiding van of namens de beheerder een graf te dichten en de graflift te bedienen

    • b.

      voorwerpen of beplanting van graven af te nemen en/of te herplaatsen zonder voorafgaande toestemming van de beheerder

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod geldt niet voor het daartoe bevoegde personeel van de begraafplaatsen.

Artikel 9

  • 1. Het is een ieder verboden om zich op de begraafplaatsen te begeven in een motorvoertuig, bespannen voertuig, op een rijwiel, op rijwiel met hulpmotor en met een onaangelijnde hond. Invaliden hebben met een speciaal voertuig toegang tot de begraafplaats indien en voor zover gebruik gemaakt kan worden van de aanwezige voorzieningen, paden en dergelijke. Indien dat niet of bezwaarlijk mogelijk is, kan - binnen redelijke grenzen - de beheerder gevraagd worden hiervoor voorzieningen te treffen.

  • 2. Het in het eerste lid bedoelde verbod is voor de voertuigen, genoemd onder a en b niet van toepassing indien dit een voertuig betreft dat wordt gebruikt voor de uitvoering van een begrafenis of voor het vervoeren van materialen ten behoeve van de begraafplaatsen, mits het voertuig:

    • a.

      zich blijft begeven op de daartoe aangewezen paden en

    • b.

      niet sneller rijd dan vijf kilometer per uur.

Artikel 10

Het is voor personen die geen medewerkers zijn van de gemeente Nieuwegein en daartoe niet zijn aangewezen verboden, om zonder toestemming van burgemeester en wethouders, werkzaamheden op de begraafplaatsen te verrichten.

Artikel 11

  • 1. Het is verboden, zonder vergunning van burgemeester en wethouders, dodenherdenkingen en overdrachten of onthullingen van gedenktekens te houden op de begraafplaats.

  • 2. De Burgemeester kan de vergunning weigeren op grond van vrees voor verstoring van de openbare orde van de begraafplaats.

Artikel 12

  • 1. Ten behoeve van het handhaven van de openbare orde kunnen de begraafplaatsen tijdelijk geheel of gedeeltelijk voor het publiek worden gesloten.

  • 2. Voor het ten gehore brengen van muziek en dergelijke is vooraf toestemming nodig van de beheerder.

Artikel 13

Aanwijzingen van de beheerder dienen terstond te worden opgevolgd.

Hoofdstuk 4. Kennisgeving van begraven, bijzetten of verstrooien

Artikel 14

  • 1. Degene, die wil doen begraven of as wil doen bijzetten of verstrooien geeft daarvan, uiterlijk achtenveertig uren voorafgaande aan het tijdstip waarop dit zal plaatsvinden, schriftelijk kennis aan burgemeester en wethouders.

  • 2. Indien de Burgemeester toestaat een lijk binnen zesendertig uren na het overlijden te begraven, wordt de kennisgeving aan de beheerder zo tijdig mogelijk gedaan.

  • 3. Bij de kennisgeving dient een door de ambtenaar van de burgerlijke stand afgegeven verlof tot begraving te worden overgelegd.

  • 4. Indien de kist waarin begraven wordt groter is dan de daarvoor geldende standaardmaten, dienen de maten van de kist bij de kennisgeving van het begraven te worden vermeld.

Hoofdstuk 5. Uitgifte van grafruimten

Hoofdstuk 5.1 Algemene graven en gedenkplaatsen

Artikel 15

  • 1. Burgemeester en wethouders geven na de kennisgeving, zoals bedoeld in artikel 14, gelegenheid voor directe begraving in een grafruimte

    • -

      hetzij met een oppervlakte van 2.00m x 1.00 m

    • -

      hetzij met een oppervlakte van 1.50m x 0.60 m

      voor tien jaren en zonder recht op verlenging.

  • 2. De termijn, genoemd in het eerste lid, vangt aan op de datum waarop het lijk wordt begraven.

  • 3. Burgemeester en wethouders bepalen of in een bepaalde grafruimte een of twee lijken worden begraven in de door het college bepaalde volgorde op de begraafplaats.

  • 4. Burgemeester en wethouders bepalen het uitgeven van een gedenkplaats.

Hoofdstuk 5.2 Graven met een uitsluitend recht en gedenkplaatsen

Artikel 16

  • 1. Burgemeester en wethouders verlenen, voor zover de daartoe bestemde ruimte van de begraafplaatsen dat toelaat, op een daartoe bij hen schriftelijk in te dienen verzoek, een uitsluitend recht op een grafruimte

    • a.

      voor het begraven van lijken

      • -

        hetzij met een oppervlakte van 2,00m. x 1,00m

      • -

        hetzij met een oppervlakte van 1,50m. x 0,60m

    • b.

      voor het plaatsen van urnen

      • -

        hetzij met een oppervlakte van 0,80m. x 0,80m

      • -

        hetzij met een oppervlakte van 0,60m. x 0,60m

  • 2. Een uitsluitend recht op een grafruimte wordt verleend in een daartoe door burgemeester en wethouders aangewezen volgorde op de begraafplaats.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, op schriftelijk verzoek, afwijken van de volgorde, zoals bedoeld in het tweede lid.

  • 4. Burgemeester en wethouders bepalen het uitgeven van een gedenkplaats.

  • 5. De massa van een grafkelder boven maaiveld moet passend zijn bij de graven in de directe omgeving. Bij de vergunningaanvraag wordt dit getoetst door de beheerder op basis van een exacte opgave (breedte, lengte en hoogte boven de grond) in de aanvraag.

Artikel 17

  • 1. Een uitsluitend recht op een grafruimte wordt verleend voor bepaalde tijd. Deze tijd is bepaald op twintig jaar.

  • 2. De termijn van het uitsluitend recht kan op schriftelijk verzoek van de rechthebbende worden verlengd met een periode van vijf of tien jaren, mits dit verzoek binnen twee jaar vóór het verstrijken van de lopende termijn is ingediend.

  • 3. De termijn, genoemd in het eerste en tweede lid, vangt aan op de datum waarop het recht is verleend.

Artikel 18

Het recht op het bijzetten van een lijk wordt uitsluitend verleend wanneer de resterende termijn zoals bedoeld in artikel 17 lid 1 nog tenminste tien jaar loopt of met vijf of tien jaar tot deze termijn wordt verlengd.

Artikel 19

De rechthebbende bepaalt of er één of twee lijken in de grafruimte worden begraven, of er een of twee asbussen, met of zonder urn, in de grafruimte worden bijgezet en of er een of twee verstrooiingen in plaatsvinden.

Artikel 20

Burgemeester en wethouders geven gelegenheid tot het bijzetten van asbussen in een grafruimte, waarvan de termijn van het daarop verleende recht binnen twintig jaren verstrijkt, uitsluitend indien het recht wordt verlengd tot en met twintig jaren.

Artikel 21

Zonder aanspraak te kunnen maken op enige vergoeding kan de rechthebbende ten behoeve van de gemeente schriftelijk afstand doen van het uitsluitend recht op begraven. Van de ontvangst van zodanige verklaring doen burgemeester en wethouders schriftelijk mededeling aan de rechthebbende.

Hoofdstuk 6 Strooiveld en verstrooien van as

Artikel 22

  • 1. Op de begraafplaatsen Noorderveld en Kerkveld kan alleen op het daartoe aangewezen terrein as worden verstrooid.

  • 2. Burgemeester en wethouders kunnen, de inspecteur milieuhygiëne gehoord, andere plaatsen in de gemeente aanwijzen als strooiveld.

Artikel 23

  • 1. In verband met het onderhoud en aanzicht van de begraafplaatsen is het toegestaan om bloemen, planten, kransen en dergelijke neer te leggen aan de rand van het strooiveld, dan wel in de daarvoor bestemde plantvakken van de bomen. De beheerder is bevoegd deze te verwijderen nadat deze verwelkt zijn.

  • 2. Duurzame gedenktekens op het strooiveld zijn niet toegestaan. Het is daarom nadrukkelijk verboden planten en / of blijvende voorwerpen op of in de grond te plaatsen van de plantvakken van het strooiveld en de directe nabijheid. Deze worden door de beheerder verwijderd.

  • 3. Verstrooiing van as moet gelijkmatig geschieden en zodanig dat de as niet door verwaaiing buiten de begraafplaats terecht komt.

  • 4. Verstrooien van de as door of in opdracht van de houder van het crematorium is slechts toegestaan op het terrein dat bestemd is voor permanente verstrooiing van as.

Hoofdstuk 7 Overschrijven van een uitsluitend recht

Artikel 24

  • 1. Burgemeester en wethouders schrijven op schriftelijk verzoek van de rechthebbende en rechtverkrijgende het uitsluitend recht op een grafruimte over op naam van de echtgenoot of levenspartner dan wel op naam van een bloed- of aanverwant tot en met de derde graad.

  • 2. Burgemeester en wethouders schrijven na overlijden van de rechthebbende, het uitsluitend recht op de grafruimte over op naam van een van de erfgenamen, indien het verzoek daartoe door (alle) erfgenamen wordt ingediend nadat dit is vastgesteld door de notaris, binnen een jaar na het overlijden van de rechthebbende.

  • 3. Indien na het overlijden van de rechthebbende het verzoek om overschrijving niet wordt gedaan binnen de in het tweede lid gestelde termijn, kunnen burgemeester en wethouders het uitsluitend recht op de grafruimte vervallen verklaren.

  • 4. Overschrijving van het uitsluitend recht op een grafruimte vindt slechts dan plaats op naam van andere personen dan genoemd in het eerste en tweede lid, indien burgemeester en wethouders menen dat gewichtige redenen daartoe aanleiding geven.

Hoofdstuk 8 Grafbedekking

Artikel 25

[tweede lid in werking getreden op 01-01-2009]

  • 1.

    Het is verboden, zonder vergunning van burgemeester en wethouders, een grafbedekking te plaatsen en geplaatst te houden.

  • 2.

    Het verbod uit het eerste lid, geldt niet voor een grafbedekking op Noorderveld, die voldoet aan de Voorschriften grafbedekkingen en het plaatsen ervan in overleg met de beheerder wordt gedaan.

  • 3.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning weigeren indien:

    • a.

      de constructie van de grafbedekking niet deugdelijk is

    • b.

      de duurzaamheid van de te gebruiken materialen niet voldoende wordt geacht

    • c.

      de te plaatsen grafbedekking afbreuk doet aan het aanzien van de begraafplaats

    • d.

      de aangegeven beplanting hoger wordt dan 0,75 m

    • e.

      de grafbedekking overlast kan veroorzaken ten opzichte van naastgelegen grafruimten

    • f.

      de daarop aangebrachte tekst in strijd is met de geldende normen en waarden

  • 4.

    Burgemeester en wethouders kunnen de vergunning intrekken indien de grafbedekking wordt geplaatst, of geplaatst gehouden wordt, in strijd met de aan de vergunning verbonden voorschriften.

  • 5.

    Elke schade die ontstaat aan een grafbedekking is voor rekening en risico van de vergunninghouder, tenzij deze schade aantoonbaar is veroorzaakt door werkzaamheden die door of in opdracht van de gemeente Nieuwegein zijn uitgevoerd.

Artikel 26

De vergunninghouder is verplicht te gedogen, dat tijdelijk de op de grafruimte aanwezige grafbedekking door de gemeente wordt weggenomen of verplaatst of een grondbak boven het graf wordt geplaatst, voor zover en voor zolang nodig in verband met de begravingen van lijken in de nabijheid van de betreffende grafruimte of om andere dringende redenen. Een voorafgaande kennisgeving aan de rechthebbende is niet vereist.

Artikel 27

  • 1. De vergunning, zoals bedoeld in artikel 15 en 16 eerste lid, vervalt van rechtswege na beëindiging van de termijn van uitgifte van de grafruimte of na vervallenverklaring van een uitsluitend recht op een grafruimte.

  • 2. Ingeval het eerste lid wordt de grafbedekking van gemeentewege verwijderd.

  • 3. urgemeester en wethouders houden de grafbedekking gedurende twaalf weken ter beschikking van de rechthebbende of de belanghebbende.

  • 4. Na het verstrijken van de termijn, genoemd in het derde lid, wordt de grafbedekking van gemeentewege vernietigd.

  • 5. Ingeval de grafbedekking ingevolge het vierde lid wordt vernietigd kan op geen enkele wijze aanspraak worden gemaakt op schadevergoeding in welke vorm dan ook.

Artikel 28

Voordat de grafbedekking van een algemene grafruimte wordt verwijderd, wordt het voornemen daartoe bekend gemaakt via een eenmalige algemene bekendmaking in de plaatselijke en regionale dag- en weekbladen en door publicatie op het publicatiebord op de begraafplaats. Een mededeling daarvan wordt bij het graf geplaatst.

Artikel 29

Een jaar voordat de grafbedekking van een grafruimte met een uitsluitend recht wordt verwijderd, wordt dit aan de rechthebbende schriftelijk bekendgemaakt. Indien het adres van de rechthebbende niet bekend is, wordt het voornemen daartoe bekend gemaakt via een eenmalige algemene bekendmaking in de plaatselijke en regionale dag- en weekbladen en door publicatie op het publicatiebord op de begraafplaats. Een mededeling daarvan wordt bij het graf geplaatst.

Artikel 30

De gemeente is niet aansprakelijk voor de schade toegebracht aan of het zoekraken van de voorwerpen die zich op of bij de graven bevinden, tenzij er aan de zijde van de gemeente sprake is van opzet of grove schuld.

Hoofdstuk 9 Onderhoud grafbedekking

Artikel 31

Burgemeester en wethouders voorzien in het schoonhouden en het, na verzakking, opnieuw stellen van het gedenkteken.

Artikel 32

  • 1. De vergunninghouder is, naast het onderhoud van gemeentewege zoals omschreven in artikel 31, verplicht de grafbedekking in goede staat te houden en indien nodig, te herstellen.

  • 2. De vergunninghouder is aansprakelijk voor schade aan derden tengevolge van het niet voldoen aan de verplichting, zoals omschreven in het eerste lid.

  • 3. Ingeval de verplichting zoals omschreven in het eerste lid wordt nagelaten, kunnen burgemeester en wethouders de vergunning intrekken en de grafbedekking geheel of gedeeltelijk doen verwijderen.

  • 4. De leden 3 en 4 van artikel 25 zijn van overeenkomstige toepassing.

  • 5. Het intrekken van de vergunning, zoals bedoeld in artikel 25 derde lid en de verwijdering van de gehele of gedeeltelijke grafbedekking vindt niet plaats dan nadat het voornemen daartoe ten minste vier weken voorafgaand aan de intrekking en verwijdering aan de vergunninghouder is bekendgemaakt.

  • 6. Indien het adres van de vergunninghouder niet bekend is, wordt ten minste twaalf weken voorafgaand aan het intrekken van de vergunning en het verwijderen van de grafbedekking een bericht op het publicatiebord en een bordje bij het graf geplaatst met het verzoek aan vergunninghouder om contact op te nemen met de administratie.

Artikel 33

  • 1. De beheerder is bevoegd beplanting op een grafruimte, indien die naar zijn oordeel in een verwaarloosde staat verkeert, te verwijderen.

  • 2. De beheerder is bevoegd losse bloemen, planten, kransen en dergelijke, indien die verwelkt zijn, te verwijderen.

  • 3. Ingeval van verwijdering, zoals bedoeld in het eerste en tweede lid, kan geen enkele aanspraak worden gemaakt op schadevergoeding in welke vorm dan ook.

Hoofdstuk 10 Het ruimen van grafruimten

Artikel 34

  • 1. Na het verstrijken van de termijnen, genoemd in artikel 15 eerste lid, artikel 17 eerste en tweede lid en artikel 18 ruimen burgemeester en wethouders de grafruimte niet dan op last van het hoofd van de begraafplaats. In geval van uitsluitend recht vindt ruiming plaats na toestemming van de rechthebbende. Ten minste twee maanden tevoren geeft het hoofd hiervan kennis aan de door de minister van VROM aangewezen ambtenaar. Deze kan bepalen dat het ruimen onder geneeskundig toezicht geschiedt of gedeputeerde staten adviseren de termijn te verlengen.

  • 2. Het voornemen van Burgemeester en wethouders om een graf te ruimen wordt gedurende ten minste een jaar voorafgaande aan het tijdstip waarop het graf geruimd zal worden, bekend gemaakt aan de rechthebbende of belanghebbende. Indien het adres niet bekend is, wordt dit voornemen bekend gemaakt door middel van een bericht in plaatselijke en regionale dag- en weekbladen, op het publicatiebord op de begraafplaats en door het plaatsen van een bordje bij het te ruimen graf.

  • 3. De bij de ruiming van de graven nog aanwezige overblijfselen van lijken worden opnieuw begraven in een afgesloten gedeelte van de begraafplaats.

  • 4. Indien in de te ruimen grafruimte asbussen of urnen zijn geplaatst, wordt de as verstrooid op de begraafplaats indien de grafrust van 20 jaar is verstreken.

  • 5. Rechthebbenden op het uitsluitend recht en belanghebbenden bij een algemeen graf kunnen voor het verstrijken van de in het eerste lid bedoelde termijnen de administratie verzoeken om bij de ruiming de overblijfselen van het lijk, indien mogelijk, bijeen te doen brengen voor herbegraving, herbegraving elders of voor crematie. Voor crematie is schriftelijk verlof van de officier van justitie vereist.

  • 6. Rechthebbenden op het uitsluitend recht en belanghebbenden bij een algemeen graf kunnen, na het verstrijken van de wettelijke rusttermijn, burgemeester en wethouders verzoeken een grafruimte te ruimen.

  • 7. Het opgraven van lijken en het ruimen van graven is slechts toegestaan indien daarbij geen andere personen aanwezig zijn dan degenen die met deze werkzaamheden zijn belast.

Hoofdstuk 11 Graven met historische betekenis

Artikel 35

  • 1. Het college houdt een lijst bij van graven die van historische betekenis zijn of waarvan de grafbedekking een opvallende kwaliteit heeft.

  • 2. Alvorens tot ruiming van graven wordt overgegaan onderzoekt het college of er graven zijn die op deze lijst voorkomen of in aanmerking komen om op deze lijst te worden bijgeschreven.

  • 3. De gemeenteraad beslist over het ruimen van graven en het verwijderen van grafbedekkingen die op de in het eerste lid bedoelde lijst staan.

Hoofdstuk 12 Voorschriften, beperkingen, hardheidsclausule

Artikel 36

  • 1. Burgemeester en wethouders kunnen aan een krachtens deze verordening verleende vergunning of ontheffing voorschriften en beperkingen verbinden.

  • 2. Deze voorschriften en beperkingen mogen slechts strekken tot bescherming van de belangen in verband waarmee de vergunning of de ontheffing is verleend.

  • 3. Burgemeester en wethouders kunnen, voorzover de wet dat toelaat, in gevallen waarin de toepassing van deze verordening naar zijn oordeel leidt tot onaanvaardbare gevolgen voor de betrokkene(n), ten gunste van de rechthebbende of de belanghebbende afwijken.

Hoofdstuk 13 Strafbepalingen

Artikel 37

Hij die handelt in strijd met de artikelen 7 lid 1; 8 lid 1; 9 lid 1; 10 ; 11 lid 1 en 25 wordt gestraft met een geldboete van de eerste categorie.

Hoofdstuk 14 Slotbepaling en inwerkingtreding

Artikel 38

De Beheersverordening Gemeentelijke Begraafplaatsen Nieuwegein vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 1993 wordt ingetrokken.

Artikel 39

  • 1. Besluiten van het college die genomen zijn krachtens de Beheersverordening algemene begraafplaatsen te Nieuwegein, vastgesteld bij raadsbesluit van 25 november 1993, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

  • 2. Indien voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening een aanvraag om vergunning op grond van de verordening van 25 november 1993 is ingediend en voor het tijdstip van inwerkingtreding van deze verordening niet op de aanvraag is beslist, wordt daarop deze verordening toegepast.

Artikel 40

Deze verordening treedt in werking de dag na bekendmaking.

Artikel 41

Deze verordening wordt aangehaald als Beheersverordening gemeentelijke begraafplaatsen Nieuwegein.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 1 november 2007

de griffier
de voorzitter