Regeling vervallen per 01-01-2021

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Parkeerbelastingverordening 2020)

Geldend van 28-12-2019 t/m 31-12-2020

Intitulé

Verordening van de gemeenteraad van de gemeente Nieuwegein houdende regels omtrent de heffing en invordering van parkeerbelastingen (Parkeerbelastingverordening 2020)

De raad van de gemeente Nieuwegein;

gelezen het voorstel van het college van burgemeester en wethouders van 12 november 2019;

gelet op artikelen 225 en 234 van de Gemeentewet;

besluit vast te stellen de: “verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2020”

Artikel 1. Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    autodelen: het gedeeld gebruik van een motorvoertuig, dat niet het eigendom van de bestuurder is, op grond van een overeenkomst tussen de bestuurder en een aanbieder;

  • b.

    centrale computer: computer van één bedrijf of meerdere bedrijven waarmee de gemeente Nieuwegein een overeenkomst heeft gesloten, bestemd voor de registratie van parkeerbewegingen in het kader van het verlenen van diensten op het gebied van betaald parkeren met gebruik van een mobiele telefoon, computer of een apparaat waarvan de functies gelijkgesteld kunnen worden aan die van een mobiele telefoon of computer;

  • c.

    elektrisch voertuig: motorvoertuig dat volledig of gedeeltelijk wordt aangedreven door een elektromotor die gebruikmaakt van elektriciteit opgeslagen in accu´s of een brandstofcel;

  • d.

    het college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nieuwegein;

  • e.

    houder: diegene die naar de omstandigheden als houder van een motorvoertuig moet worden beschouwd, met dien verstande dat voor een motorvoertuig dat is ingeschreven in het krachtens de Wegenverkeerswet 1994 aangehouden register van opgegeven kentekens als houder wordt aangemerkt degene op wiens naam het voor het motorvoertuig opgegeven kenteken ten tijde van het parkeren in het register was ingeschreven;

  • f.

    motorvoertuig: hetgeen daaronder wordt verstaan in artikel 1 van het RVV 1990 met inbegrip van brommobielen, zoals bedoeld in art. 1 onder 1a van het RVV 1990;

  • g.

    parkeren: het gedurende een aaneengesloten periode doen of laten staan van een motorvoertuig, anders dan gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt tot het onmiddellijk in- of uitstappen van personen dan wel het onmiddellijk laden of lossen van zaken, op binnen de gemeente gelegen voor het openbaar verkeer openstaande terreinen of weggedeelten, waarop dit doen of laten staan niet ingevolge een wettelijk voorschrift is verboden;

  • h.

    parkeerapparatuur: parkeermeters, parkeerautomaten en hetgeen wat in het maatschappelijk en economisch verkeer geaccepteerde methoden zijn om aan de betaalplicht te kunnen voldoen;

  • i.

    parkeervergunning: een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren zoals geregeld en beschreven in de Parkeerverordening 2020;

  • j.

    parkeerzone: gebied waarbinnen een daartoe vastgesteld belasting geldt voor het betaald parkeren;

  • k.

    vergunninghouder: de natuurlijke of rechtspersoon aan wie een parkeervergunning is verleend;

  • l.

    vergunningjaar: periode van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar.

Artikel 2. Belastbaar feit

Onder de naam parkeerbelastingen worden de volgende belastingen geheven:

  • a.

    een belasting ter zake van het parkeren van een motorvoertuig op een bij, dan wel krachtens deze verordening en de daarvan deel uitmakende tarieventabel in de daarin aangewezen gevallen door het college te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

  • b.

    een belasting ter zake van een van gemeentewege verleende vergunning voor het parkeren van een motorvoertuig op de in die vergunning aangegeven plaats en wijze.

Artikel 3. Belastingplicht

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven van degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 2. Als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt mede aangemerkt:

    • a.

      degene die de belasting voldoet, dan wel te kennen geeft of heeft gegeven de belasting te willen voldoen;

    • b.

      zolang geen voldoening van de belasting genoemd in artikel 2, onderdeel a, heeft plaatsgevonden: de houder van het motorvoertuig, met dien verstande dat:

      • I.

        indien een voor ten hoogste drie maanden aangegane huurovereenkomst wordt overgelegd waaruit blijkt wie ten tijde van het parkeren ingevolge deze overeenkomst de huurder van het motorvoertuig was, niet de houder maar de huurder wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd;

      • II.

        indien blijkt dat een ander in het kentekenregister had moeten staan ingeschreven, die ander wordt aangemerkt als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd.

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt niet geheven van degene die op de voet van het tweede lid, onderdeel b, als degene die het motorvoertuig heeft geparkeerd wordt aangemerkt, indien deze aannemelijk maakt dat ten tijde van het parkeren een ander tegen zijn wil van het motorvoertuig gebruik heeft gemaakt en dat hij dit gebruik redelijkerwijs niet heeft kunnen voorkomen.

  • 4. De belasting bedoeld in artikel 2 onderdeel b, wordt geheven van degene die de vergunning heeft aangevraagd.

Artikel 4. Vrijstelling

  • 1. De belasting als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, voor het parkeren van een motorvoertuig in de parkeerzones wordt niet geheven van een houder van een geldige Europese Gehandicaptenparkeerkaart.

  • 2. De vrijstelling is uitsluitend van toepassing indien de Europese Gehandicaptenparkeerkaart, zoals bedoeld in het eerste lid, op een van buitenaf zichtbare plaats aan de voorzijde van het motorvoertuig (digitaal) leesbaar is.

Artikel 5. Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

Artikel 6. Ontstaan van de belastingschuld

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, is verschuldigd bij de aanvang van het parkeren, tenzij het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het via een mobiele telefoon, computer of een apparaat waarvan de functies gelijkgesteld kunnen worden aan die van een mobiele telefoon of computer, inloggen op de centrale computer;

  • 2. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, is verschuldigd op het tijdstip waarop de parkeervergunning wordt verleend.

Artikel 7. Wijze van heffing

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte. Als voldoening op aangifte wordt aangemerkt het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur op de daartoe bestemde wijze en met inachtneming van de door het college gestelde voorschriften.

  • 2. de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, wordt geheven bij wege van voldoening op aangifte.

Artikel 8. Termijnen van betaling

  • 1. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald bij de aanvang van het parkeren;

  • 2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid wordt de belasting overeenkomstig de aangifte achteraf betaald, uiterlijk voor het einde van de kalendermaand die volgt op de kalendermaand waarin de aangifte heeft plaatsgevonden, indien het bij de aanvang van het parkeren in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt via een mobiele telefoon, computer of een apparaat waarvan de functies gelijkgesteld kunnen worden aan die van een mobiele telefoon of computer;

  • 3. De belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel b, moet overeenkomstig de aangifte worden betaald op het tijdstip waarop de vergunning wordt verleend.

  • 4. Een naheffingsaanslag van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a en b, moet worden voldaan op de wijze en binnen de termijn zoals vermeld op de op het motorvoertuig achtergelaten aankondiging van beschikking of de toegezonden acceptgiro.

Artikel 9. Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, eerste lid mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college bij openbaar te maken besluit.

Artikel 10. Kosten

De kosten van de naheffingsaanslag ter zake van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, bedragen € 64,50.

Artikel 11. Kwijtschelding

Bij de invordering van de parkeerbelastingen wordt geen kwijtschelding verleend.

Artikel 12. Nadere regels door het college

Het college kan nadere regels stellen met betrekking tot de heffing en de invordering van de parkeerbelasting.

Artikel 13. Overgangs- en slotbepalingen

  • 1. De “Parkeerbelastingverordening 2019”, vastgesteld door de raad op 13 december 2018, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan;

  • 2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de eerste dag na die van bekendmaking;

  • 3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2020;

  • 4. Deze verordening wordt aangehaald als “Parkeerbelastingverordening 2020”.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2019,

Karin Klok

griffier a.i.

Frans Backhuijs

voorzitter

Bijlage 1: Tarieventabel

Behorende bij en deel uitmakende van de Parkeerbelastingverordening 2020, zoals deze is vastgesteld bij raadsbesluit van 12 december 2019.

1. Begripsomschrijvingen

In deze tabel wordt verstaan onder:

  • a.

    dag: periode van 00.00 uur tot 24.00 uur

  • b.

    maand: een kalendermaand

  • c.

    jaar: de periode van 1 januari tot en met 31 december

  • d.

    vergunningjaar: de periode van 1 april tot en met 31 maart van het daaropvolgende jaar

2. Parkeerzones

Als plaatsen die bestemd zijn voor het parkeren door vergunninghouders, zoals bedoeld in artikel 2, lid 1, van de Parkeerverordening 2020 gelden de volgende parkeerzones:

B1: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De trambaan tussen de Noordstedeweg en de Weerdstede, de Kortestede, de Schildstede en de Noordstedeweg .

B2: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De Weerdstede, de Noordstedeweg , de gekanaliseerde Hollandse IJssel (Doorslag), de middenberm van de Zuidstedeweg , de oostelijke berm van A.C. Verhoefweg, de trambaan tussen de Noordstedeweg en de Weerdstede.

D1: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De middenberm van de Zuidstedeweg tussen Gorsplein huisnummer 46 en het Zuidstede-viaduct, Gekanaliseerde Hollandse IJssel (Doorslag) vanaf het Zuidstedeviaduct tot aan de Meerkoetsingel ter hoogte van huisnummer 11, het water gelegen tussen Meerkoetsingel (ter hoogte van huisnummer 11) tot en met Barmsijs, het water gelegen tussen Barmsijs en Specht, Bosgors, Gorsplein. Het terrein van het Sint Antonius Ziekenhuis (AZN) maakt geen deel uit van het betaald parkeergebied.

D2: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De middenberm van de Zuidstedeweg ter hoogte van Gorsplein huisnummer 46 tot en met de Appelvink, de berm ten zuiden van de Wijkerslootweg tot aan de westelijke grens van het perceel Goudvink huisnummer 27, de Goudvink ter hoogte van huisnummers 20-24, grens tussen de percelen Kwikstaart huisnummer 12 en Goudvink huisnummer 26, oostelijke grens van de percelen Kwikstaart huisnummers 12-10, de Winterkoning, de as van het water langs de Groene Steeg gelegen tussen de Winterkoning (ter hoogte van huisnummer 1) en de voetgangersbrug tussen de Groenling en de Nachtegaal, de Nachtegaal parkeerterrein tussen huisnummers 1-21 even en huisnummers 2-20 oneven, voetpad langs het water tot aan de Bergfluiter, de as van het water langs de Groene Steeg vanaf de Bergfluiter tot aan de Randijk , de Randijk tot aan de as van het water gelegen langs de Tjiftjaf en de Klauwiersingel, Bosgors, Rietgors (ter hoogte van Gorsplein huisnummer 46).

en het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De gekanaliseerde Hollandse IJssel (Doorslag) tussen de Meerkoetsingel (ter hoogte van huisnummer 11) en de Lepelaar (ter hoogte van huisnummer 2), de Lepelaar tussen huisnummer 2 en de Kuifduiker (ter hoogte van huisnummer 1), de as van het water gelegen aan de oostzijde van de Zwanensingel (ter hoogte van huisnummer 5) tot aan de as van het water gelegen tussen de Sneeuwgans en de Goudpluviersingel en de as van het water langs de Meerkoetsingel tot aan de voetgangersbrug over de gekanaliseerde Hollandse IJssel (Doorslag).

M1: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De gekanaliseerde Hollandse IJssel (Doorslag), de Vreeswijksestraatweg , de as van de Binnenwal en de middenberm van de Zuidstedeweg .

M2: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De as van de Brugwal , de as van het water gelegen tussen de Brugwal en de Langelaan, de Langelaan, het Vreeswijkserijpad , de Vreeswijksestraatweg , de Langelaan, de middenberm van de Zuidstedeweg en de as van de Binnenwal tot aan de as van de Brugwal .

M3: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De Vreeswijksestraatweg , de westelijke berm van de Plettenburgerbaan , de middenberm van de Zuidstedeweg en de Langelaan.

W1: Het gebied dat wordt omringd door de volgende wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen:

De Noordstedeweg , de A.C. Verhoefweg tussen de Noordstedeweg en de Richterslaan, De Richterslaan tussen de A.C. Verhoefweg en het kruispunt Mendes da Costalaan / Richterslaan, de oostelijke berm van de Mendes da Costalaan huisnummers 84-106 (even), de Breitnerlaan (zuidzijde), de as van het water gelegen aan de oostzijde van de Breitnerlaan, de Richterslaan tussen het voorgenoemde water en de Sluyterslaan , het kruispunt Sluyterslaan / Hildo Kropstraat, de Hildo Kropstraat huisnummers 24-20 (even en oneven), de Kruyderlaan tot aan de Noordstedeweg .

De onder bovengenoemde zones genoemde wegen, weggedeelten, pleinen c.q. waterpartijen vallen in het geheel binnen het zonegebied, met uitzondering van de onderstreepte wegen of weggedeelten of tenzij uitdrukkelijk anders aangegeven.

3. Tarieven bij parkeerapparatuur

Het tarief voor parkeerbelastingen als bedoeld in artikel 2, onderdeel a van de Parkeerbelastingverordening 2020 bedraagt:

Parkeer- zone(s)

Tijds-eenheid

Normaal

tarief

Bezoekers-

parkeren Bewoners

Bezoekers-parkeren Zakelijk

Voordeel-tarief

B1

Uur

€ 3,20

€ 0,60

n.v.t.

n.v.t.

Dag

€ 22,40

€ 2,70

€ 10,60

n.v.t.

B2

Uur

€ 3,20

€ 0,60

n.v.t.

€ 2,50

Dag

€ 22,40

€ 2,70

€ 10,60

n.v.t.

D1, M1, W1

Uur

€ 1,80

€ 0,60

n.v.t.

n.v.t.

Dag

€ 9,00

€ 2,70

€ 6,30

n.v.t.

D2, M2

Uur

€ 1,10

€ 0,60

n.v.t.

n.v.t.

Dag

€ 4,70

€ 2,70

€ 3,20

n.v.t.

M3

1e 90 min

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

€ 0,60/uur

Uur

€ 1,10

€ 0,60

n.v.t.

n.v.t.

Dag

€ 4,70

€ 2,70

€ 3,20

n.v.t.

Tabel 1: tarieven bij parkeerapparatuur

  • -

    Bij contante betalingen is de kleinste betaaleenheid een muntstuk van € 0,10.

  • -

    In parkeerzone B2 geldt op zaterdagen het voordeeltarief.

  • -

    In parkeerzone M3 geldt op alle dagen de eerste 90 minuten het voordeeltarief.

4. Tarieven van parkeervergunningen

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Parkeerbelastingverordening 2020 bedraagt voor de B2 zone;

  • 1.

    Voor een 1e t/m 2e parkeervergunning Bewoners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 64,00.

  • 2.

    Voor een 3e en volgende parkeervergunning Bewoners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 128,00.

  • 3.

    Voor een parkeervergunning Zakelijk zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub b van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 260,00.

  • 4.

    Voor de Werkparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub f van de Parkeerverordening 2020, zie tabel 2.

    Duur

    tarief 

    1 dag

    € 8,40 

    1 week

    € 26,00

    1 maand

    € 72,00

    kwartaal

    € 146,00

    Jaar

    € 443,00

    Tabel 2: tarieven Werkparkeervergunning B2 zone

  • 5.

    Voor een parkeervergunning Mantelzorg zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub c van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 64,00;

  • 6.

    Voor een parkeervergunning Markt zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub d van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 66,00.

  • 7.

    Voor een parkeervergunning Kantoorgarages zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub e van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00.

  • 8.

    Voor een aantekening Elektrisch Voertuig (EV) zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub i van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00.

  • 9.

    Voor een aantekening Groot Voertuig (GV) zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub j van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00.

Het tarief voor een parkeervergunning als bedoeld in artikel 2, onderdeel b van de Parkeerbelastingverordening 2020 bedraagt voor alle overige parkeerzones;

  • 10.

    Voor een parkeervergunning Bewoners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 64,00.

  • 11.

    Voor een 3e en volgende parkeervergunning Bewoners zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub a van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 128,00

  • 12.

    Voor een parkeervergunning Zakelijk zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub b van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 134,00.

  • 13.

    Voor de Werkparkeervergunning zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub f van de Parkeerverordening 2020, zie tabel 3.

    Duur

    tarief 

    1 dag

    € 8,40  

    1 week

    € 26,00

    1 maand

    € 72,00

    kwartaal

    € 146,00

    Jaar

    € 446,00

    Tabel 3: tarieven Werkparkeervergunning overige parkeerzones

  • 14.

    Voor een parkeervergunning Mantelzorg zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub c van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 64,00;

  • 15.

    Voor een parkeervergunning Markt zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub d van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 33,00.

  • 16.

    Voor een parkeervergunning Kantoorgarages zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub e van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00.

  • 17.

    Voor een aantekening Elektrisch Voertuig (EV) zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub i van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00.

  • 18.

    Voor een aantekening Groot Voertuig (GV) zoals bedoeld in artikel 3, lid 3, sub j van de Parkeerverordening 2020, per jaar: € 0,00

5. Berekening tarieven naar rato parkeerdagen

De belastingplicht ter zake van de parkeervergunning als bedoeld onder punt 4 van deze tarieventabel wordt voor de parkeervergunning Zakelijk berekend naar rato van het aantal dagen waarop de betaalplicht geldt. Voor iedere weekdag waarop de betaalplicht geldt, wordt per 1/7 van het verschuldigde belastingtarief gerekend, met een afronding naar boven op hele euro’s.

6. Berekening tarieven bij wijzigingen gedurende het vergunningjaar

Indien de belastingplicht ter zake van de parkeervergunning als bedoeld onder punt 4 van deze tarieventabel in de loop van het jaar wordt beëindigd, wordt op schriftelijk verzoek van de vergunninghouder ontheffing verleend voor zoveel twaalfde gedeelten van het voor dat vergunningjaar verschuldigde belastingtarief, als er in dat vergunningjaar, na het einde van de belastingplicht, nog volle kalendermaanden overblijven.

7. Berekening parkeertarief bij naheffingsaanslag

De kosten van de naheffingsaanslag, zoals bedoeld in artikel 10 van deze verordening, worden verhoogd met één uur parkeerbelasting, zoals vastgesteld in hoofdstuk 3 van deze tarieventabel, voor de parkeerzone waarbinnen niet aan de belastingplicht is voldaan.

Aldus vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 12 december 2019,

Karin Klok

griffier a.i.

Frans Backhuijs

voorzitter