Regeling vervallen per 25-04-2017

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013

Geldend van 21-03-2013 t/m 24-04-2017

Intitulé

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013

Nummer: 2013-003B 

De raad van de gemeente Nijkerk;

gelezen het collegevoorstel van 15 januari 2013;

gelet op artikel 35, eerste lid sub b en d IOAW en

gelet op artikel 35, eerste lid sub b en d IOAZ,

b e s l u i t :

vast te stellen de volgende:

Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013

Artikel 1. Begripsbepalingen

  • 1. In deze verordening wordt verstaan onder:

    • a.

      IOAW: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte werkloze werknemers;

    • b.

      IOAZ: Wet inkomensvoorziening oudere en gedeeltelijk arbeidsongeschikte gewezen zelfstandigen;

    • c.

      IOAW/IOAZ: de IOAW en de IOAZ, beide voor zover zij op belanghebbende van toepassing zijn;

  • 2. Tenzij anders is bepaald, wordt aan de in deze verordening gehanteerde begrippen dezelfde betekenis toegekend als in de IOAW/IOAZ.

Artikel 2. Het afstemmen van de uitkering

  • 1. Als de belanghebbende naar het oordeel van het college zich heeft gedragen zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW of artikel 20, tweede lid IOAZ, dan wel de in hoofdstuk III IOAW/IOAZ aan de uitkering verbonden verplichtingen niet of onvoldoende nakomt, wordt de uitkering overeenkomstig deze verordening bij wijze van afstemming verlaagd.

  • 2. De uitkering wordt eveneens afgestemd indien de belanghebbende zich ernstig misdraagt jegens het college onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 3. De verlaging van de uitkering wordt afgestemd op de ernst van de gedraging, de mate waarin de belanghebbende de gedraging kan worden verweten en de omstandigheden waarin hij verkeert.

Artikel 3. Berekeningsgrondslag

De afstemming wordt toegepast op de bruto uitkering.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een afstemming

In het besluit tot afstemming van de uitkering worden in ieder geval vermeld: de reden, de ingangsdatum, de duur alsook het percentage waarmee de uitkering wordt verlaagd en – indien van toepassing – de reden om af te wijken van een standaardafstemming als bedoeld in artikel 7.

Artikel 5. Afzien van afstemming van de uitkering

  • 1. Het college ziet af van afstemming van de uitkering indien de gedraging meer dan één jaar voor constatering van die gedraging heeft plaatsgevonden.

  • 2. Het college kan afzien van afstemming van de uitkering indien het daarvoor dringende redenen aanwezig acht.

  • 3. Indien het college afziet van afstemming van de uitkering op grond van dringende redenen, wordt de belanghebbende daarvan schriftelijk mededeling gedaan.

Artikel 6. Indeling in categorieën

Voor de toepassing van artikel 7 worden de volgende categorieën van afstemmingswaardige gedragingen onderscheiden:

  • 1.

    Eerste categorie: het zich niet tijdig laten registreren als werkzoekende bij het UWV Werkbedrijf of het niet tijdig laten verlengen van de registratie.

  • 2.

    Tweede categorie:

    • a.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een onderzoek naar de mogelijkheden tot re-integratie;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate meewerken aan een plan tot re-integratie;

    • c.

      het niet terstond verstrekken van een document als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht, terwijl verstrekking noodzakelijk is voor de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

  • 3.

    Derde categorie:

    • a.

      gedragingen die re-integratie belemmeren;

    • b.

      het niet of in onvoldoende mate gebruikmaken van een door het college aangeboden voorziening, waaronder begrepen sociale activering, gericht op re-integratie;

    • c.

      het niet of in onvoldoende mate voldoen aan een individueel opgelegde verplichting, die gericht is op re-integratie;

    • d.

      het stellen van onredelijke eisen aan het verrichten van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • e.

      het niet meewerken aan behoud of bevorderen van arbeidsbekwaamheid;

    • f.

      het niet naar beste vermogen verrichten van opgedragen werkzaamheden of activiteiten;

    • g.

      het niet onderwerpen aan noodzakelijke behandeling van medische aard op medisch advies;

    • h.

      het niet voldoen aan individueel opgelegde verplichtingen.

  • 4.

    Vierde categorie:

    • a.

      het door eigen toedoen niet behouden van algemeen geaccepteerde arbeid;

    • b.

      het herhaaldelijk niet verschijnen op oproepen in het kader van re-integratie dan wel re-integratievoorzieningen;

    • c.

      het, voorafgaand aan een aanvraag voor IOAZ of nadien, tonen van tekortschietend besef van verantwoordelijkheid voor de voorziening van het bestaan;

    • d.

      het verwijtbaar verliezen van een dienstbetrekking of het nalaten algemeen geaccepteerde arbeid te aanvaarden dan wel het door eigen toedoen geen algemeen geaccepteerde arbeid verkrijgen, dit alles zoals bedoeld in artikel 20, eerste lid IOAW of artikel 20, tweede lid IOAZ;

    • e.

      het zich zeer ernstig misdragen tegenover het college of zijn ambtenaren onder omstandigheden die rechtstreeks verband houden met de uitvoering van de IOAW/IOAZ.

Artikel 7. De hoogte van de afstemming

Onverminderd artikel 2, derde lid wordt de verlaging vastgesteld op:

  • 1.

    tien procent van de uitkering bij gedragingen van de eerste categorie;

  • 2.

    twintig procent van de uitkering bij gedragingen van de tweede categorie;

  • 3.

    vijftig procent van de uitkering bij gedragingen van de derde categorie;

  • 4.

    honderd procent van de uitkering bij gedragingen van de vierde categorie.

Artikel 8. Ingangsdatum en duur van de afstemming

  • 1. De afstemming wordt toegepast met ingang van de eerste van de kalendermaand volgend op de datum waarop het besluit tot afstemming van de uitkering aan de belanghebbende is bekendgemaakt.

  • 2. In afwijking van het eerste lid wordt de afstemming met terugwerkende kracht worden opgelegd, voor zover de uitkering nog niet is uitbetaald.

  • 3. In afwijking van het eerste lid kan de afstemming met terugwerkende kracht worden opgelegd als de uitkering is beëindigd en niet de gehele uitkering vanaf het moment van de gedraging anders dan vanwege de bedoelde afstemming wordt teruggevorderd.

  • 5. Een verlaging wordt, behalve bij recidive, voor de periode van één maand toegepast.

  • 6. Indien er meerdere afstemmingen worden opgelegd die bij elkaar meer bedragen dan 100%, dan wordt over de eerste maand de uitkering met 100% verlaagd. Het restant aan afstemming wordt zo veel mogelijk steeds voor een zo hoog mogelijk percentage de volgende maand(en) toegepast.

Artikel 9. Recidive

  • 1. Indien de belanghebbende zich binnen een jaar na bekendmaking van een besluit tot afstemming opnieuw schuldig maakt aan een verwijtbare gedraging van dezelfde of een hogere categorie, wordt de duur van de afstemming verdubbeld.

  • 2. Indien de eerdere verwijtbare gedraging reeds recidive betrof, wordt de duur van de verlenging verdrievoudigd.

  • 3. Met een besluit waarmee een afstemming is opgelegd, wordt gelijkgesteld het besluit om daarvan af te zien op grond van dringende redenen, bedoeld in artikel 5, tweede lid.

Artikel 10. Waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Het college maakt gebruik van de bevoegdheid zoals bedoeld in artikel 20a, vierde lid IOAW/IOAZ.

Artikel 11. Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op de achtste dag na de bekendmaking, onder gelijktijdige intrekking van de Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ.

Artikel 12. Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Afstemmingsverordening IOAW en IOAZ 2013.

Ondertekening

Aldus vastgesteld in de openbare vergadering
van de raad van de gemeente Nijkerk d.d.
28 februari 2013,
de griffier,
de voorzitter,
de heer O. van KOLCK
de heer mr. drs. G.D. RENKEMA

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 1. Begripsomschrijvingen

Indien er nog onduidelijkheid bestaat over definities, beslist het college

Artikel 2. Het afstemmen van de uitkering

Artikel 6, 7 en 8 vormen de handvatten voor onder andere de hoogte en duur van de (standaard) verlaging. Uiteraard moet er maatwerk geleverd worden. Afwijking van de standaardverlaging kan leiden tot een matiging, maar ook tot een verzwaring.

Artikel 3. De berekeningsgrondslag

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 4. Het besluit tot opleggen van een afstemming

Een besluit moet kenbaar zijn en deugdelijk gemotiveerd (Algemene wet bestuursrecht).

Artikel 5. Afzien van een afstemming van de uitkering

(Ook) afzien van afstemming op grond van dringende redenen moet deugdelijk gemotiveerd zijn! Het lijkt dan wel geen belastend besluit, maar het “telt wel mee” voor recidive (zie artikel 9, derde lid)!

Artikel 6. Indeling in categorieën

Vierde lid sub c: Let op het verschil tussen artikel 20 lid 2 IOAW en artikel 20 lid 1 IOAZ.

 

Vierde lid sub e: Onder de term “zeer ernstige misdragingen” kunnen diverse vormen van agressie worden verstaan, waarbij er wel sprake moet zijn van verwijtbaarheid en van gedrag dat in het normale menselijke verkeer in alle gevallen als onacceptabel kan worden beschouwd. De uitkering kan alleen worden verlaagd als er een verband bestaat tussen de ernstige gedraging en omstandigheden die verband houden met het uitvoeren van de IOAW en IOAZ. Er is in ieder geval sprake van een zeer ernstige misdraging jegens het college of zijn ambtenaren als belanghebbende de toegang tot het stadhuis wordt ontzegd, er aangifte wordt gedaan bij de politie of als door belanghebbende veroorzaakte schade op hem wordt verhaald.

Er kan geen afstemming op grond van artikel 6, vierde lid sub d worden toegepast indien een belanghebbende zich agressief heeft gedragen tegenover een medewerker van een andere organisatie (bijvoorbeeld een medewerker van een re-integratiebedrijf).

Misschien is het in dat geval wèl mogelijk om op andere gronden een afstemming te geven.

 

Artikel 7. De hoogte van de afstemming

Individuele omstandigheden bieden de mogelijkheid om gemotiveerd van de in dit artikel weergegeven standaardafstemmingen af te wijken.

Artikel 8. Ingangsdatum en duur

Bij afstemming met terugwerkende kracht moet de uitkering worden herzien en teruggevorderd.

Op grond van rechtszekerheid kan niet worden afgestemd over een periode die ligt vóór de gedraging!

Indien de volledige uitkering vanaf het moment van de gedraging los van de afstemming al geheel is/ wordt teruggevorderd, kan er geen afstemming worden opgelegd. Een afstemming kan dan wel worden opgelegd bij eventuele terugkeer in de uitkering (uiteraard rekening houdend met artikel 5 eerste lid).

Artikel 9. Recidive

Bij een afstemmingswaardige gedraging ná een opgelegde afstemming op grond van herhaalde recidive (zoals bedoeld in het tweede lid), dus vanaf de vierde afstemmingswaardige gedraging (eerste, recidive, herhaalde recidive, vierde gedraging) moet er nader maatwerk worden geleverd. Dit

kan (bijvoorbeeld) door dan ook het percentage van de afstemming te verhogen. Let op: een afstemming mag er nooit toe leiden dat een uitkering blijvend geweigerd wordt!

Artikel 10. Waarschuwing in plaats van bestuurlijke boete

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.

Artikel 11. Inwerkingtreding

In verband met rechtszekerheid is terugwerkende kracht tot 1 januari 2013 niet aan de orde.

Artikel 12. Citeertitel

Dit artikel behoeft geen nadere toelichting.