Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels betreffende subsidies op het gebied van verkeer en vervoer (Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016)

Geldend van 23-06-2017 t/m 20-07-2017

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels betreffende subsidies op het gebied van verkeer en vervoer (Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant; Overwegende dat Gedeputeerde Staten uitvoering willen geven aan de Wet BDU verkeer en vervoer en aan de essentiële onderdelen van het Provinciaal Verkeers- en Vervoersplan;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten tevens de doorstroming van het openbaar vervoer in Noord-Brabant wensen te stimuleren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten vanuit de doelstelling van de OV-visie streven naar meer reizigers in het openbaar vervoer en daarom het wenselijk achten om bij te dragen aan projecten op het gebied van marketing;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten de inhoudelijke sturing en de kwaliteitsborging van de totstandkoming van de uitvoeringsprogramma’s van de GGA-regio’s willen waarborgen om zodoende een effectievere aanpak van de mobiliteitsproblematiek te bewerkstelligen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten streven naar betrouwbaar, comfortabel en snel openbaar vervoer en dit willen bevorderen door het stimuleren van de realisering van specifieke infrastructuur voor het openbaar vervoer en tevens met goede parkeer- en reisvoorzieningen de bereikbaarheid van een stad of regio beogen te verbeteren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten kleinschalige mobiliteitsoplossingen willen stimuleren om te kunnen voorzien in een mobiliteitsbehoefte van reizigers voor wie geen openbaar vervoer beschikbaar is;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in samenwerking met het Rijk projecten willen stimuleren die een vlotte en veilige doorstroming op overwegen bevorderen;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten projecten willen stimuleren die een verschuiving bewerkstelligen van het goederenvervoer over de weg naar goederenvervoer over water, spoor en door buisleidingen;

Overwegende dat aanpassing van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 vanwege de nieuwe situatie, dat vanaf 1 januari BDU-gelden worden gestort in het provinciefonds met de daaraan gekoppelde verantwoording op grond van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant, leidt tot een groot aantal noodzakelijke wijzigingen en Gedeputeerde Staten het derhalve wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Regiotaxi

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     regiotaxi: voor een ieder openstaand personenvervoer per auto, niet volgens een dienstregeling, als bedoeld in het Besluit personenvervoer 2000 voor zover het vervoer aanvullend of vervangend is ten opzichte van het openbaar vervoer, niet zijnde doelgroepenvervoer en groepsvervoer;

  • b.

     samenwerkingsbijdrage OV: subsidie aan gemeenten en gemeenschappelijke regelingen met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten;

  • c.

     samenwerkingsovereenkomst: samenwerkingsovereenkomst Regiotaxi Noord-Brabant 2016-2020;

  • d.

     tariefeenheid: instaptarief, kilometertarief of zone-tarief;

  • e.

     vervoersovereenkomst: overeenkomst als bedoeld in artikel 6 van het Besluit personenvervoer 2000;

  • f.

     vrije reiziger: reiziger die met de regiotaxi reist en geen recht heeft op een door wet- en regelgeving aangewezen vergoeding.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

     gemeenten met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten;

  • b.

     gemeenschappelijke regelingen met wie de samenwerkingsovereenkomst is gesloten.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     het verrichten van personenvervoer met de regiotaxi voor vrije reizigers;

  • b.

     het geven van een bindend OV-advies;

  • c.

     activiteiten die gerelateerd zijn aan de regiotaxi.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien de subsidieaanvrager reeds een subsidie als bedoeld in artikel 1.4 over het jaar 2017 heeft ontvangen.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a en b, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de bepalingen in de vervoersovereenkomst.

  • 2  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c, in aanmerking te komen wordt voldaan aan de bepalingen in de samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 2 januari 2017 tot en met 30 juni 2017.

Artikel 1.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4:

  • a.

     onder a en b, voor de periode genoemd in artikel 1.8, vast op € 1.800.000;

  • b.

     onder c, voor de periode genoemd in artikel 1.8, vast op € 2.000.000.

Artikel 1.10 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a, bedraagt het verschil tussen het tarief per declarabele tariefeenheid verminderd met de eigen bijdrage van de reiziger vermenigvuldigd met het aantal tariefeenheden van de rit.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b, bedraagt een vast bedrag per OV-advies zoals is vastgesteld in de vervoersovereenkomst.

  • 3  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder c, bedraagt de OV-samenwerkingsbijdrage zoals per regio beschikbaar is gesteld in de samenwerkingsovereenkomst.

  • 4  Indien de subsidie minder bedraagt dan € 25.000 wordt deze niet verstrekt.

Artikel 1.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting dat hij een administratie bijhoudt van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten overlegt.

Artikel 1.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van de door Gedeputeerde Staten vastgestelde verklaring inzake werkelijke kosten en opbrengsten aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 1.13 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 100%.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte.

  • 3  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt betaald in termijnen waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 2 Snelfietsroutes

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    fietspad: vrijliggend fietspad, vrijliggend fiets-/bromfietspad of een rijloper van een fietsstraat;

  • d.

    fietsstraat: straat die ingericht is als fietsroute, maar waarop tevens gemotoriseerd verkeer is toegestaan;

  • e.

    innovatieve producten of technieken: producten of technieken, die wat betreft functies en mogelijkheden positief opvallen ten opzichte van functies en mogelijkheden van bestaande producten of technieken in de zin van gebruiksmogelijkheden, snelheid, compactheid of zuinigheid en die nog niet of nauwelijks zijn toegepast;

  • f.

    kunstwerk: bouwconstructie in de vorm van een brug, viaduct, tunnel, duiker of stuw;

  • g.

    snelfietsroute: hoogwaardige fietsverbinding als genoemd in bijlage 5, behorende bij deze regeling, uitgerust om grote aantallen fietsers met grotere snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen, die op langere afstanden kernen of economische toplocaties met elkaar verbindt;

  • h.

    snelfietsroutedeel: deel van een snelfietsroute, als bedoeld onder g;

  • i.

    VAT-kosten: kosten voor voorbereiding, administratie en toezicht, die rechtstreeks betrekking hebben op het project maar niet rechtstreeks aan de aanleg kunnen worden toegerekend;

  • j.

    zakelijk recht: zakelijk recht als bedoeld in boek 5 van het Burgerlijk Wetboek.

Artikel 2.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      gemeenten;

    • b.

      een samenwerkingsverband van gemeenten.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het aanleggen van:

  • a.

    een snelfietsroute zonder kunstwerk;

  • b.

    een snelfietsroutedeel zonder kunstwerk;

  • c.

    een kunstwerk ten behoeve van a of b.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de totale projectkosten van projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a of c, minder bedragen dan € 250.000;

  • b.

    de totale projectkosten van projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder b, minder dan € 50.000 bedragen;

  • c.

    de subsidieaanvrager voor het project reeds subsidie heeft ontvangen op grond van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op het aanleggen van:

      • 1°.

        een snelfietsroute zonder kunstwerk;

      • 2°.

        een snelfietsroutedeel zonder kunstwerk;

      • 3°.

        een kunstwerk ten behoeve van de projecten, genoemd onder 1° en 2°;

    • b.

      het project, bedoeld onder a, is opgenomen op bijlage 5, behorende bij deze regeling;

    • c.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      de subsidieaanvrager overlegt een bestuursovereenkomst met daarbij de volgende bijlagen met betrekking tot de gehele snelfietsroute, zoals vastgesteld door Gedeputeerde Staten:

      • 1°.

        het ontwerp;

      • 2°.

        een toelichting op het kwaliteitsniveau;

      • 3°.

        een risicoparagraaf;

      • 4°.

        een kostenprognose;

      • 5°.

        de fasering en planning;

    • e.

      de bestuursovereenkomst, bedoeld onder c:

      • 1°.

        is ondertekend na 1 mei 2017 en voor 1 mei 2018;

      • 2°.

        is ondertekend door alle gemeenten waarin de snelfietsroute wordt aangelegd;

    • f.

      de snelfietsroute is bedoeld om grote aantallen fietsers met grotere snelheidsverschillen te kunnen afwikkelen;

    • g.

      de snelfietsroute verbindt kernen of economische toplocaties met elkaar;

    • h.

      de snelfietsroute is gericht op langere afstanden;

    • i.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve uniforme markering en bewegwijzering;

    • j.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt herkenbaar als snelfietsroute door het gebruik van een uniform beeldmerk;

    • k.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt voorzien van effectieve verlichting, tenzij er sprake is van verstoring van de natuur;

    • l.

      de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel krijgt zo min mogelijk stops voor de fietser;

    • m.

      de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel geeft zo veel mogelijk voorrang en prioriteit aan de fietser of bevat ongelijkvloerse kruisingen;

    • n.

      de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk, bevat zo min mogelijk obstakels op of direct naast het fietspad;

    • o.

      het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt vrijliggend, tenzij het fietspad een fietsstraat betreft;

    • p.

      de breedte van het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk wordt:

      • 1°.

        ten minste 3,0 meter bij een eenrichtingsfietspad;

      • 2°.

        ten minste 4,0 meter bij een tweerichtingsfietspad;

    • q.

      het fietspad van de snelfietsroute, het snelfietsroutedeel of het kunstwerk krijgt een gesloten en comfortabele verharding;

    • r.

      de onderdelen f tot en met q wijken niet af van de bijlagen 1 en 2 van de bestuursovereenkomst, bedoeld onder c;

    • s.

      het project is tevens gericht op:

      • 1°.

        communicatie over de realisatie en het gebruik van de snelfietsroute;

      • 2°.

        stimulering van het gebruik van de snelfietsroute;

      • 3°.

        monitoring van de snelfietsroute;

    • t.

      het project kan voor 1 januari 2021 worden afgerond;

    • u.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Indien een bestaand fietspad onderdeel uitmaakt van de aanvraag, bedraagt de breedte van het bestaande fietspad, in afwijking van het eerste lid, onder p:

    • a.

      ten minste 2,5 meter bij een eenrichtingsfietspad; of

    • b.

      ten minste 3,5 meter bij een tweerichtingsfietspad.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

    • a.

      kosten voor de verwerving van gronden ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • b.

      kosten voor het aankopen van een onroerende zaak ten behoeve van het project tot maximaal de taxatiewaarde;

    • c.

      kosten voor het aanpassen van de verkeerssituatie;

    • d.

      kosten voor de aanleg van de snelfietsroute of het snelfietsroutedeel;

    • e.

      kosten voor de aanleg van een kunstwerk;

    • f.

      kosten voor extra projectonderdelen, die gericht zijn op de toepassing van innovatieve producten of technieken;

    • g.

      kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

    • h.

      interne loonkosten in de vorm van VAT-kosten;

    • i.

      externe adviseurskosten in de vorm van VAT-kosten.

  • 2. Voor de berekening van de interne loonkosten, bedoeld in het eerste lid, onder d, past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder a, juncto artikel 11, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

  • 3. De kosten, genoemd in het eerste lid, onder h en i, bedragen gezamenlijk maximaal 15 procent van de kosten, genoemd in het eerste lid, onder a tot en met g.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 1 januari 2017;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 2.7, onder h;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • e.

    kosten voor vergoeding van planschade en nadeelcompensatie;

  • f.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • g.

    kosten voor planologische procedures;

  • h.

    kosten voor de accountantscontrole;

  • i.

    kosten voor juridische procedures.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2017 tot en met 31 april 2020.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 35.600.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a en b, bedraagt 50 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 15.000.000.

  • 2. De hoogte van de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder c, bedraagt 80 procent van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 3. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder d, 60 procent, voor het deel waar het fietspad tenminste de volgende breedte heeft:

    • a.

      3,5 meter bij een eenrichtingsfietspad;

    • b.

      4,5 meter bij een tweerichtingsfietspad.

  • 4. In afwijking van het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenpost, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder f, 60 procent, tot een maximum van € 2.000.000.

  • 5. In afwijking van het tweede lid, bedraagt de hoogte van de subsidie voor de subsidiabele kostenposten, bedoeld in artikel 2.7, eerste lid, onder a, b, c, f, g, h en i 50 procent.

  • 6. Indien toepassing van dit artikel tot gevolg heeft dat de subsidie voor projecten als bedoeld in artikel 2.4, onder a en c, minder dan € 125.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

  • 7. Indien toepassing van dit artikel tot gevolg heeft dat de subsidie voor projecten, als bedoeld in artikel 2.4, onder b, minder dan € 25.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 2.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd conform het in de bestuursovereenkomst, bedoeld in artikel 2.6, eerste lid, onder c, opgenomen ontwerp en kwaliteitsniveau van de snelfietsroute;

    • b.

      de subsidieaanvrager draagt zorg dat hij:

      • 1°.

        eigenaar wordt van de gronden waarop het project wordt uitgevoerd, of:

      • 2°.

        een ander zakelijk recht vestigt op de gronden waarop het project wordt uitgevoerd, of;

      • 3°.

        een toestemmingsverklaring van de eigenaar verkrijgt, indien de gronden eigendom zijn van een medeoverheid;

    • c.

      het project wordt voor 1 januari 2021 afgerond, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal een jaar;

    • d.

      de subsidieontvanger zorgt voor:

      • 1°.

        communicatie over de realisatie en het gebruik van de snelfietsroute;

      • 2°.

        stimulering van het gebruik van de snelfietsroute;

      • 3°.

        monitoring van de snelfietsroute;

    • e.

      de subsidieontvanger maakt de bevindingen en de resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • f.

      de subsidieontvanger houdt het project tenminste 10 jaar in stand.

  • 2. Bij subsidies van €25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • 3. Bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 2.14 Prestatieverantwoording

  • 1. De aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 6 maanden na het verricht zijn van de activiteiten.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • 1°.

      een activiteitenverslag;

    • 2°.

      indien van toepassing fotomateriaal of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • 3°.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3. Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • 1°.

      een activiteitenverslag;

    • 2°.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • 3°.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • 4°.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • 5°.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 2.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3. Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

Artikel 2.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Doorstromingsmaatregelen openbaar vervoer

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig;

  • b.

     vervoerder: concessiehouder voor openbaar vervoer in het gebied waarop het project betrekking heeft.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door wegbeheerders.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze regeling projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op kleinschalige infrastructurele maatregelen ten behoeve van doorstroming van het openbaar vervoer.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     voor het project reeds subsidie door Gedeputeerde Staten of een ander bestuursorgaan is verstrekt;

  • b.

     de subsidieaanvrager met het project reeds voor het moment van indiening van de subsidieaanvraag is begonnen.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     het project draagt bij aan:

    • 1°.

       rijtijdvermindering van het openbaar vervoer; of,

    • 2°.

       comfortverbetering voor reizigers in het openbaar vervoer;

  • c.

     het project heeft de instemming van de vervoerder;

  • d.

     aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze is voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een offerte met een duidelijke afbakening van de verschillende werkzaamheden per maatregel;

    • 3°.

       een kostenraming van de maatregel.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7, komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten van de interne organisatie van de subsidieaanvrager;

  • b.

     kosten voor structureel beheer en onderhoud van bestaande infrastructuur;

  • c.

     kosten voor toezicht.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 2 januari 2017 tot en met 19 december 2017.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de periode genoemd in artikel 3.9, vast op € 100.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 100% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 10.000 per project.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 3.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger realiseert het project voor 31 december 2017.

Artikel 3.14 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont door middel van beeldmateriaal desgevraagd aan dat de subsidiabele activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

§ 4 verkeers- en vervoersprojecten GGA

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    buurtbushalte: halte, waar een buurtbus halteert;

  • d.

    GGA: gebiedsgerichte aanpak;

  • e.

    GGA-regio: samenwerkingsverband van gemeenten in de desbetreffende regio als opgenomen in Bijlage 2 van deze regeling, de provincie Noord-Brabant en de directie Noord-Brabant van Rijkswaterstaat, ten behoeve van een gebiedsgerichte aanpak van verkeers- en vervoersprojecten;

  • f.

    halte: in-, uit- of overstapfaciliteit voor de bus met voorzieningen voor een comfortabele in- en uitstap, voorzien van het verkeersbord L 03;

  • g.

    infrastructurele projecten: projecten gericht op verkeers- of vervoersmaatregelen;

  • h.

    lump sum bedrag: vast normbedrag per maatregel of project;

  • i.

    niet- infrastructurele projecten: verkeers- en vervoersprojecten gericht op regionale studieprojecten of mensgerichte maatregelen;

  • j.

    regionaal uitvoeringsprogramma 2017: door het bestuurlijk overleg van een GGA-regio jaarlijks vastgesteld programma, waarin de binnen de desbetreffende regio uit te voeren verkeers- en vervoersprojecten, passend binnen deze paragraaf, zijn opgenomen;

  • k.

    stadsbushalte: halte waar een stadsbus halteert;

  • l.

    streekbushalte: halte waar een streekbus halteert.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    gemeenschappelijke regelingen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor verkeersprojecten of vervoersprojecten, gericht op het verbeteren van de bereikbaarheid, de verkeersveiligheid en de leefbaarheid in de vorm van:

  • a.

    infrastructurele projecten;

  • b.

    niet-infrastructurele projecten;

  • c.

    projecten gericht op het fysiek toegankelijk maken van haltes;

  • d.

    projecten gericht op het aanschaffen en plaatsen van haltemeubilair voor haltes.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling, met uitzondering van de Subsidieregeling ondersteuning gemeentelijke aanpak nimby-situaties Noord-Brabant.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       het project is gericht op ten minste een van de volgende doelstellingen:

      • 1°.

         het verbeteren van de bereikbaarheid;

      • 2°.

         het verbeteren van de verkeersveiligheid;

      • 3°.

         het verbeteren van de leefbaarheid;

      • 4°.

         het herstellen en voorkomen van versnippering van natuur- en landschap;

    • c.

       het project is gereed voor uitvoering, maar nog niet aanbesteed en gegund, tenzij Gedeputeerde Staten daarvoor toestemming hebben verleend;

    • d.

       het project:

      • 1°.

         heeft een breed draagvlak binnen de GGA-regio;

      • 2°.

         is opgenomen in het regionaal uitvoeringsprogramma 2017 van een GGA-regio;

      • 3°.

         past binnen de financiële ruimte van het uitvoeringsprogramma, bedoeld onder 2.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 4. 4, onder c en d, in aanmerking te komen, voldaan aan de vereisten, genoemd in bijlage 1, behorende bij deze regeling.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder a, komen in aanmerking:

    • a.

       de lump sum bedragen, genoemd in bijlage 3, tabel 1 tot en met 6, van deze regeling;

    • b.

       de volgende kosten, waarvoor geen lump sum bedrag als bedoeld onder a, geldt:

      • 1°.

         kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

      • 2°.

         kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

      • 3°.

         kosten voor vergunningen en leges;

      • 4°.

         kosten voor materiaal;

      • 5°.

         kosten voor bijkomende voorzieningen, die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

      • 6°.

         kosten voor schadevergoeding aan derden;

      • 7°.

         kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project, gericht op begeleiding gedurende de bouw;

      • 8°.

         kosten voor omleidingsroutes voor openbaar vervoer vanaf drie maanden na start van de werkzaamheden;

      • 9°.

         kosten voor het verleggen van kabels en leidingen;

      • 10°.

         kosten voor grondverwerving;

      • 11°.

         meerkosten indien sprake is van slechte bodemgesteldheid;

      • 12°.

         kosten voor het aanbrengen of aanpassen van verkeersregelinstallaties;

      • 13°.

         een vast bedrag van 15 procent van de subsidiabele kosten, genoemd onder 1 tot en met 12, voor voorbereiding, administratie en toezicht.

    • c.

       kosten, niet genoemd onder a of b, tot een maximum van € 40.000 indien:

      • 1°.

         het kleine projectonderdelen betreft;

      • 2°.

         de projectonderdelen, bedoeld onder 1, onlosmakelijk zijn verbonden met het project;

      • 3°.

         het maximaal twee projectonderdelen betreft;

  • 2  Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder b, komen in aanmerking:

    • a.

       de lump sum bedragen, genoemd in bijlage 3, tabel 7, behorende bij deze regeling;

    • b.

       kosten, niet genoemd onder a, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie.

  • 3  Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder c, gelden lump sum bedragen.

  • 4  Voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4, onder d, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 4.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 4.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

     kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

     onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

     kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 4.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 december 2016 tot en met 3 januari 2017.

Artikel 4.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de periode, genoemd in artikel 4.9, vast op € 19.361.600.

Artikel 4.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder a, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 5.000.000.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder b, bedraagt 80 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 500.000.

  • 3  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder c, bedraagt:

    • a.

       € 7.500 voor een buurtbushalte;

    • b.

       € 10.000 voor een stadbushalte;

    • c.

       € 10.000 voor een streekbushalte.

  • 4  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, onder d, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 25.000.

  • 5  In afwijking van het eerste en het vierde lid, wordt de subsidie niet verstrekt, indien de hoogte van de subsidie minder bedraagt dan € 5.000.

  • 6  In afwijking van het tweede lid, wordt de subsidie niet verstrekt, indien de hoogte van de subsidie minder bedraagt dan € 8.000.

Artikel 4.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     bij subsidie van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     bij subsidie van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

     het project is voor 1 december 2018 gereed;

  • d.

     Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig uitstel verlenen van de datum, genoemd onder c, met een termijn van een jaar.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3  Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       een activiteitenverslag;

    • b.

       indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

       indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

       een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Asv;

    • e.

       een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Asv.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Voor subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

§ 5 Logistieke verbeterprocessen

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    bestelauto : voertuig bestemd voor het vervoer van goederen, waarvan de toegestane maximum massa niet meer bedraagt dan 3500 kg en beschikt over een laadruimte met een inhoud van minimaal 1500 liter;

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimisverordening;

  • e.

    de-minimisverordening: Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013;

  • f.

    doorstromingsknelpunt: punt waar de doorstroming stokt tijdens de spitstijden;

  • g.

    spitsmijding: het vermijden van rijden tijdens spitstijden;

  • h.

    spitstijden: maandag tot en met vrijdag van 7.00 uur tot 9.00 uur en van 16.00 uur tot 18.00 uur;

  • i.

    vrachtauto: motorvoertuig, niet ingericht voor het vervoer van personen, waarvan de toegestane maximum massa meer bedraagt dan 3500 kg.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1.  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2.  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbeteren van doorstromingsknelpunten door:

  • a.

    het verrichten van haalbaarheidsstudies naar logistieke procesverbeteringen;

  • b.

    het realiseren van logistieke procesverbeteringen met bestelauto’s;

  • c.

    het realiseren van logistieke procesverbeteringen met vrachtauto’s.

Artikel 5.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de aanvrager reeds gemeentelijke, provinciale of nationale subsidie heeft ontvangen voor projecten als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c;

  • b.

    het project is gericht op verandering van vervoersmodaliteit van weg naar spoor via spoorterminal: Railport Brabant in de gemeente Tilburg;

  • c.

    het project activiteiten betreft, waarover voor inwerkingtreding van deze regeling reeds door deelnemers van de Stichting Berzob in het kader van het programma Beter Benutten 1.0 een intentieverklaring is ondertekend ten behoeve van verandering van modaliteit van weg naar water en het project een verandering van vervoersmodaliteit betreft van weg naar binnenvaart over:

    • 1°.

      de Zuid-Willemsvaart;

    • 2°.

      het Wilhelminakanaal;

    • 3°.

      het Beatrixkanaal.

  • d.

    reeds voor indiening van de aanvraag met de uitvoering van het project is begonnen.

Artikel 5.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project is gericht op wegen in de provincie Noord-Brabant als aangegeven op de kaart in bijlage 4;

    • b.

      het project is gericht op logistieke procesverbeteringen;

    • c.

      het project is gericht op bestelauto’s of vrachtauto’s;

    • d.

      het project is gericht op een van de volgende doorstromingsknelpunten:

      • 1°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Breda;

      • 2°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Eindhoven;

      • 3°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Helmond;

      • 4°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van ‘s-Hertogenbosch;

      • 5°.

        de wegen gelegen binnen de bebouwde kom van Tilburg;

      • 6°.

        de A16 vanaf Moerdijk tot aan knooppunt Galder in beide richtingen;

      • 7°.

        de A58 van Knooppunt Galder tot Eindhoven in beide richtingen;

      • 8°.

        de A58 vanaf de aansluiting op de A16 tot Etten-Leur in beide richtingen;

      • 9°.

        de A2 van Knooppunt Empel tot afslag Valkenswaard in beide richtingen;

      • 10°.

        de A67 van Eindhoven tot Venlo in beide richtingen;

      • 11°.

        de A59 vanaf de aansluiting op de A16 tot aan de aansluiting op de A27 in beide richtingen;

      • 12°.

        de A270/N270 tussen Eindhoven en Helmond in beide richtingen;

    • e.

      het project is erop gericht gedurende ten minste 12 maanden de te realiseren spitsmijdingen in stand te houden;

    • f.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een beschrijving van het huidige logistieke proces;

      • 3°.

        een beschrijving van het logistieke proces na de procesverbetering;

      • 4°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder a, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat het project is gericht op onderzoek naar logistieke procesverbeteringen die leiden tot spitsmijdingen.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project leidt tot spitsmijdingen;

    • b.

      aan het project ligt ten grondslag:

      • 1°.

        een uitgevoerde nulmeting met daarin opgenomen het aantal dagelijkse ritten tijdens spitstijden op knelpunten;

      • 2°.

        een effectberekenig voor het bepalen van door het project beoogde aantal te realiseren spitsmijdingen op de wegen aangegeven in bijlage 4 en als bedoeld onder artikel 5.6, eerste lid, onderdeel d;

      • 3°.

        een methode voor effectmeting waarmee het aantal gerealiseerde spitsmijdingen na realisatie van de logistiek procesverbetering wordt geregistreerd of berekend;

      • 4°.

        een positieve business case.

Artikel 5.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4, komen, voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen kosten derden, voor consultancy en gelijkwaardige diensten, die uitsluitend voor het project worden gebruikt, tot een maximum van € 150 per uur, in ieder geval voor subsidie in aanmerking;

  • 2. Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 10, onder c, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant toe.

  • 3. In afwijking van artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant bedraagt het uurtarief voor personeelsuren en arbeidsuren €60.

Artikel 5.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 5.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    investeringen in kapitaalgoederen;

  • b.

    exploitatiekosten;

  • c.

    kosten gemaakt voor indiening van de aanvraag.

Artikel 5.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 maart 2017 tot en met 30 november 2017.

Artikel 5.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4, voor de periode, genoemd in artikel 5.9, vast op €526.500.

Artikel 5.11 Subsidiehoogte

  • 1.

    De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 45 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van €42.500.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder a, 45% van de subsidiabele kosten tot een maximum van €4.000.

  • 3.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder b, 45% van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 910 per spitsmijding, voor de eerste vijf spitsmijdingen;

    • b.

      € 680 per spitsmijding, voor de zesde tot en met tiende spitsmijding;

    • c.

      € 455 per spitsmijding, voor de elfde tot en met twintigste spitsmijding;

    • d.

      € 225 per spitsmijding, voor de eenentwintigste tot en met vijftigste spitsmijding.

  • 4.

    Onverminderd het eerste lid, bedraagt de hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, onder c, 45 % van de subsidiabele kosten met een maximum van:

    • a.

      € 2.000 per spitsmijding, voor de eerste vijf spitsmijdingen;

    • b.

      € 1.500 per spitsmijding, voor de zesde tot en met tiende spitsmijding;

    • c.

      € 1.000 per spitsmijding, voor de elfde tot en met twintigste spitsmijding;

    • d.

      € 500 per spitsmijding, voor de eenentwintigste tot en met vijftigste spitsmijding.

  • 5.

    Onverminderd voorgaande leden wordt indien sprake is van staatssteun maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 5.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen. 

  • 2.  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1.

    De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      het project is afgerond voor 31 december 2017;

    • b.

      het project leidt gedurende ten minste 12 maanden tot spitsmijdingen op de wegen als aangegeven op de kaart in bijlage 4.

  • 2.

    Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger van subsidie als bedoeld in artikel 5.4, onder b en c, de verplichting de doelstelling en de resultaten van het project toegankelijk te maken voor derden voor 1 februari 2018.

Artikel 5.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidiebedragen tot €25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een overzicht van de gerealiseerde spitsmijdingen;

    • b.

      activiteitenverslag.

  • 2.  Bij subsidiebedragen van €25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een activiteitenverslag.

Artikel 5.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1.

    Bij subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Asv.

  • 2.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv in een keer.

  • 3.

    Bij subsidies van €25.000 tot € 125.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 50% van het verleende subsidiebedrag.

  • 4.

    Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het derde lid, in een keer.

§ 6 Spoor, hoogwaardig openbaar vervoer en knooppunten

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    ABRI: wachthokje bij bushaltes;

  • b.

    besloten busvervoer: personenvervoer per bus, niet zijnde openbaar vervoer;

  • c.

    bouwkundig kunstwerk: door mensenhanden gemaakt, meestal niet voor bewoning bestemd bouwwerk ten behoeve van infrastructuur;

  • d.

    daily urban system: systeem van verbindingen van Brabantse steden met hun omliggende regio en andere steden voor dagelijkse verplaatsingen;

  • e.

    fietsparkeervoorziening: een openbaar toegankelijke parkeervoorziening voor fietsen bij een HOV halte of station, die bedoeld is voor voortransport en natransport bij OV;

  • f.

    goederen terminals: overslagpunt en opslagpunt voor goederen;

  • g.

    HOV: hoogwaardig openbaar vervoer;

  • h.

    HOV-businfrastructuur: fundering en verhardingen van busbanen of busstroken met daarbij behorende bouwkundige kunstwerken;

  • i.

    HOV busstation- en HOV-bushalte-infrastructuur: perron, overkapping, toegangspad, haltehaven en de hierbij behorende verhardingen en funderingen;

  • j.

    HOV-halte: halte waar een HOV-bus halteert;

  • k.

    DRIS: Dynamisch reisinformatiesyteem;

  • l.

    KAR: korte afstands radio;

  • m.

    KAR-systeem: systeem dat verkeerslichten beïnvloedt met een radiosignaal;

  • n.

    keurmerk FietsParKeur: landelijk keurmerk voor fietsparkeersystemen;

  • o.

    knooppunt: voorziening waar overstapfaciliteiten wordt geboden tussen hoogwaardig openbaar vervoer zijnde trein en bus en andere modaliteiten zijnde fiets, bromfiets, auto, voetgangersvoorzieningen of vliegtuig;

  • p.

    hoogwaardig openbaar vervoer: vervoer dat samen met de trein en knooppunten de ruggengraat van het openbaar vervoer vormt in Brabant en dat beschikt over eigen infrastructuur en daardoor het snelste, meest betrouwbare, hoogfrequente en comfortabele openbaar vervoer biedt;

  • q.

    Ontwikkelagenda: door de stuurgroep vastgestelde Ontwikkelagenda Spoor, HOV en Knooppunten, waarin de Brabantse ambitie, analyse en strategie tot 2028 is vastgelegd;

  • r.

    P&R-voorziening: openbaar toegankelijke parkeervoorziening bij een HOV halte of station, die bedoeld is voor automobilisten die aansluitend met het openbaar vervoer of besloten busvervoer verder reizen;

  • s.

    stuurgroep: stuurgroep Netwerkprogramma Brabantstad Bereikbaar, waarin de B5-gemeenten, openbaar vervoerbedrijven; spoorbeheerders, wegbeheerders en de provincie zijn vertegenwoordigd;

  • t.

    toeleidende infrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk is om een nieuwe P&R-voorziening naar het knooppunt of de HOV-halte te leiden of de P&R-voorziening te verbinden met de doorgaande weg;

  • u.

    fietsinfrastructuur: infrastructuur die noodzakelijk is om OV-reizigers van een nieuwe fietsparkeervoorziening naar HOV of station te leiden of deze te verbinden met de doorgaande weg;

  • v.

    OV: openbaar vervoer;

  • w.

    OV-reiziger: gebruiker van OV;

  • x.

    OV servicewinkel: voorziening, waar de reiziger vanuit een punt optimale service ontvangt voor de hele busreis of treinreis;

  • y.

    uitvoeringsprogramma: door de stuurgroep op 28 juni 2016 vastgesteld programma, waarin de binnen Brabant uit te voeren projecten op het gebied van spoor, HOV en knooppunten zijn opgenomen;

Artikel 6.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    gemeenten;

  • b.

    gemeenschappelijke regelingen;

  • c.

    wegbeheerders;

  • d.

    openbaar vervoerbedrijven;

  • e.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor:

  • a.

    projecten gericht op het verbeteren van het goederenvervoer per spoor door:

    • 1°.

      het uitbreiden van de capaciteit van terminals;

    • 2°.

      het aanleggen of uitbreiden van voorzieningen;

    • 3°.

      het ontwikkelen van voorzieningen of systemen gericht op het beter benutten van modaliteiten.

  • b.

    projecten gericht op het verbeteren van HOV door:

    • 1°.

      het realiseren van HOV-businfrastructuur;

    • 2°.

      het realiseren van busstation- of bushalte-infrastructuur;

    • 3°.

      het realiseren van ABRI’s of wachtgelegenheden;

    • 4°.

      het realiseren van DRIS;

    • 5°.

      het realiseren van fietsparkeervoorzieningen ten behoeve van voor- en natransport bij HOV;

    • 6°.

      beïnvloedingssystemen voor verkeersregelinstallaties gebaseerd op het KAR-systeem;

    • 7°.

      de aanleg van een nieuw P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur;

    • 8°.

      de uitbreiding van een bestaand P&R-terrein, inclusief toeleidende infrastructuur;

  • c.

    de ontwikkeling van knooppunten ten aanzien van:

    • 1°.

      aanleg of uitbreiding van fietsparkeervoorzieningen ten behoeve van voor- en natransport bij HOV of spoor;

    • 2°.

      realisatie van een OV servicewinkel;

    • 3°.

      herinrichting van de openbare ruimte in de directe stationsomgeving, gericht op het veraangenamen van knooppunten of realiseren van meer directe looproutes;

  • d.

    onderzoeksprojecten gericht op kennisontwikkeling over de projecten, bedoeld onder a, b en c.

     

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien de totale projectkosten minder bedragen dan € 20.000.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

  • 1 Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onder a tot en met d, in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      het project draagt bij aan een van de volgende doelen:

      • 1°.

        het vergroten van de nationale en internationale connectiviteit;

      • 2°.

        het verbeteren van het daily urban system;

    • c.

      het project past binnen ten minste een van de volgende strategielijnen, bedoeld in de Ontwikkelagenda:

      • 1°.

        versnellen, gericht op kortere reistijden en hogere frequenties met het OV tussen Brabant en regio’s in het binnenland en het buitenland;

      • 2°.

        verdichten, gericht op aantrekkelijke knooppunten met een goede mix van woon- en werkfuncties;

      • 3°.

        verknopen, gericht op goed voor- en natransport van de knoop voor fiets, P&R en HOV;

      • 4°.

        veraangenamen, gericht op aantrekkelijke busstations en overige stations en een prettige reiservaring met spoor en HOV;

      • 5°.

        vervlechten of ontvlechten, gericht op een optimaal samenspel tussen personenvervoer en goederenvervoer;

    • d.

      het project is maatschappelijk en bestuurlijk haalbaar;

    • e.

      het project heeft een hoog rendement met betrekking tot de reistijdwinst per geïnvesteerde euro;

    • f.

      het project is toekomstbestendig;

    • g.

      het project is opgenomen in het uitvoeringsprogramma van de stuurgroep;

    • h.

      aan het project ligt een projectplan ten grondslag ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een ontwerptekening van het project;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2 Onverminderd het eerste lid wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, in onderdeel b, onder 7 en 8, in aanmerking te komen, voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de subsidieaanvrager is een gemeente, als bedoeld in artikel 6.2, onder a;

    • b.

      het P&R-terrein is gelegen bij een treinstation of een HOV bushalte;

    • c.

      het project draagt bij aan een overstapfaciliteit van auto of fiets op:

      • 1°.

        hoogwaardig openbaar vervoer; of,

      • 2°.

        besloten busvervoer, dat plaatsvindt binnen de provincie Noord-Brabant;

    • d.

      het project sluit aan bij de vraag van reizigers.

  • 3 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 2 tot en met 5, in aanmerking te komen, voldaan aan de eisen, genoemd in de Handleiding toegankelijke haltevoorzieningen provincie Noord-Brabant september 2007.

  • 4 Onverminderd het eerste en derde lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 5, in aanmerking te komen, voldaan aan het keurmerk FietsParKeur.

  • 5 Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4, onderdeel b, onder 6, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project gebaseerd is op een KAR-systeem.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

    kosten voor verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

    kosten voor vergunningen en leges;

  • d.

    kosten voor materiaal;

  • e.

    kosten voor bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • f.

    kosten voor onderzoek en proces;

  • g.

    kosten voor voorlichting over de uitvoering van het project gericht op begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

    kosten voor omleidingsroutes voor openbaar vervoer vanaf drie maanden na start van de werkzaamheden;

  • i.

    kosten voor verleggen van kabels en leidingen;

  • j.

    kosten voor grondverwerving;

  • k.

    meerkosten indien sprake is van slechte bodemgesteldheid;

  • l.

    kosten voor aanbrengen of aanpassen van verkeersregelinstallaties;

  • m.

    een vast bedrag van 15 procent van de subsidiabele kosten, genoemd onder a tot en met l, voor voorbereiding, administratie en toezicht.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten gemaakt voor 28 juni 2016;

  • b.

    interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager, met uitzondering van de kosten, bedoeld in artikel 6.7, eerste lid, onder m;

  • c.

    kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • d.

    onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • e.

    kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden;

  • f.

    kosten die samenhangen met de exploitatie van vervoer.

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4 worden ingediend van 17 oktober 2016 tot en met 1 juli 2017.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 5.305.000.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

  • 1 De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.500.000.

  • 2 Indien de toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft dat de subsidie minder dan € 10.000 bedraagt, wordt de subsidie niet verstrekt.  

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1 Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2 Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3 Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 6.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidie van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidie van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht, en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project is voor 1 juni 2019 gereed;

  • d.

    Gedeputeerde Staten kunnen eenmalig uitstel verlenen van de datum, genoemd onder c, met een termijn van een jaar.  

Artikel 6.14 Prestatieverantwoording

  • 1 Bij subsidies tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 2 Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering.

  • 3 Bij subsidies van € 125.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      indien van toepassing foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project;

    • c.

      indien van toepassing een proces verbaal van oplevering;

    • d.

      een financieel verslag, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 1, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

    • e.

      een controleverklaring, als bedoeld in artikel 22, vijfde lid, onderdeel a, onder 2, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 6.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Voor subsidies tot € 25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Voor subsidies van €25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 3 Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer.

§ 7 Kleinschalige mobiliteitsoplossingen

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     concessie: recht als bedoeld in de Wet personenvervoer 2000 om met uitsluiting van anderen openbaar vervoer te verrichten in een bepaald gebied gedurende een bepaald tijdvak;

  • b.

     concessiehouder: vergunninghoudende vervoerder aan wie op grond van artikel 20 van de Wet personenvervoer 2000 door Gedeputeerde Staten een concessie is verleend;

  • c.

     de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • d.

     mobiliteit: mogelijkheid om korte of lange afstanden via vervoersmiddelen te overbruggen;

  • e.

     openbaar vervoer: voor een ieder openstaand personenvervoer volgens een dienstregeling met een auto, bus, trein, metro, tram of een via een geleidesysteem voortbewogen voertuig.

Artikel 7.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op:

  • a.

     het vergroten van vervoersmogelijkheden voor reizigers;

  • b.

     ontwikkeling en gebruik van ICT-toepassingen ter vergroting van de mobiliteit.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor het project reeds op grond van deze regeling of een andere provinciale subsidieregeling subsidie is verstrekt.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een businesscase, indien er sprake is van een project als bedoeld in artikel 7.4, onder a, waaruit in ieder geval blijkt dat de continuïteit van het project is geborgd;

      • 3°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de subsidieaanvrager werkt samen met een of meer andere partijen;

    • b.

       het project combineert verschillende reizigersgroepen;

    • c.

       er is sprake van een vervoersbehoefte;

    • d.

       de vervoersbehoefte wordt niet ingevuld door het openbaar vervoer of ander gesubsidieerd doelgroepenvervoer.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project innovatief is.

  • 4  Onverminderd het eerste en derde lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

       het project verbetert de bekendheid van vervoersmogelijkheden aanvullend op het openbaar vervoer;

    • b.

       het project koppelt de vervoersvraag aan het vervoersaanbod ter verbetering van de aansluitingsmogelijkheden van de reiziger.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     kosten voor exploitatie van vervoermiddelen vanaf twee jaar na subsidieverlening;

  • b.

     vergoeding voor ureninzet van vrijwilligers boven een maximum van € 400 per jaar per vrijwilliger.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 worden ingediend van 2 januari 2017 tot en met 29 juni 2017.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4 voor de periode genoemd in artikel 7.9, vast op € 200.000.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4:

    • a.

       onder a, bedraagt maximaal 100% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 30.000;

    • b.

       onder b, bedraagt maximaal 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 50.000.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, geldt voor ondernemingen in de zin van het Europees recht dat de totaal verstrekte subsidie niet hoger mag zijn dan € 200.000 en € 100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer over een periode van drie belastingjaren en ook dat anderszins wordt voldaan aan de voorwaarden voor de-minimissteun.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 7.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     de resultaten van het project worden toegankelijk gemaakt voor derden;

  • b.

     het motorvoertuig voldoet aan de geldende wet- en regelgeving met betrekking tot veiligheid en milieu;

  • c.

     bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt.

Artikel 7.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies als bedoeld in artikel 7.4, onder a, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

       dienstrooster van de chauffeurs;

    • b.

       aantal passagiers per rit.

  • 2  Bij subsidies tot € 25.000 als bedoeld in artikel 7.4, onder b, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van het ontwikkelde product.

  • 3  Bij subsidies van € 25.000 en hoger als bedoeld in artikel 7.4, onder b, toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot vaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van het overleggen van het ontwikkelde product.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 8 Landelijk verbeterprogramma overwegen

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     geprioriteerde overweg: overweg die is opgenomen in de landelijke 140-lijst;

  • b.

     Landelijk Verbeterprogramma Overwegen: meerjarig programma van het ministerie van Infrastructuur & Milieu met als doel het bevorderen van een veilige en vlotte doorstroming van wegverkeer en treinen op overwegen door middel van kosteneffectieve maatregelen, zodat het aantal incidenten of de kans daarop vermindert;

  • c.

     landelijke 140-lijst: lijst van het rijk, waarop de 140 overwegen staan vermeld met het meeste verbeterpotentieel;

  • d.

     LVO: Landelijke Verbeterprogramma Overwegen;

  • e.

     LVO-lijst Noord-Brabant: lijst waarop de overwegen in Noord-Brabant staan vermeld.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten in de provincie Noord-Brabant.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het bevorderen van een veilige en vlotte doorstroming van spoor- en wegverkeer nabij overwegen in Brabant.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien aan de subsidieaanvrager voor hetzelfde project of projectonderdeel reeds subsidie is verstrekt op basis van deze of een andere provinciale regeling.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     het project:

    • 1°.

       heeft betrekking op een overweg die als geprioriteerde overweg staat vermeld op de LVO-lijst Noord-Brabant; of,

    • 2°.

       heeft betrekking op een overweg die vermeld staat op de LVO-lijst Noord-Brabant en niet is geprioriteerd, maar waarvan de verbetering wel een integraal effect heeft op een geprioriteerde overweg;

  • c.

     het project wordt mede door de rijksoverheid gesubsidieerd;

  • d.

     aan het project liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze regeling;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen voor subsidie in aanmerking de kosten van:

  • a.

     werkzaamheden ten behoeve van aanleg, bouw, wijziging of inrichting van de betrokken infrastructuur;

  • b.

     verwerving van een onroerende zaak tot maximaal de taxatiewaarde;

  • c.

     vergunningen en leges;

  • d.

     materiaal;

  • e.

     schadevergoeding aan derden;

  • f.

     bijkomende voorzieningen die nodig zijn om de betrokken infrastructuur na voltooiing zijn functie te kunnen laten vervullen;

  • g.

     voorlichting over de uitvoering van het project gericht op begeleiding gedurende de bouw;

  • h.

     vaste vergoeding voor voorbereidings-, administratie- en toezichtskosten van 15% van de voor subsidie in aanmerking komende kosten, bedoeld onder a tot en met g.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     interne apparaatskosten van de subsidieaanvrager;

  • b.

     kosten voor het uitvoeren van reguliere werkzaamheden;

  • c.

     onderhoudskosten die worden bespaard vanwege het niet uitvoeren van onderhoudswerkzaamheden;

  • d.

     kosten van vervanging van kabels en leidingen van derden.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 4 januari 2016 tot en met 1 december 2020.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode, genoemd in artikel 8.9, vast op €15.000.000.

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €5.000.000.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats op basis van de hoogste score op de landelijke 140-lijst.

Artikel 8.13 Subsidieverlening

De subsidie, bedoeld in artikel 8.4, wordt aan de subsidieontvanger verleend onder de opschortende voorwaarde dat voor het project een goedkeurende verklaring is afgegeven op grond van het LVO en is overgelegd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 8.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

     bij subsidies van € 25.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

     het project start binnen drie jaar na bekendmaking van de beschikking tot subsidieverlening.

Artikel 8.15 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling door middel van het door Gedeputeerde Staten vastgestelde einddeclaratieformulier aan, dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 8.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van ten hoogste 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 9 Goederenvervoer

Artikel 9.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • b.

     dienst van algemeen economisch belang: dienst zoals bedoeld in artikel 106 tweede lid van het Verdrag betreffende de Werking van de Europese Unie (2012C 326/01) en in de mededeling van de Commissie (2012C 8/02) van 11 januari 2012 betreffende de toepassing van de staatssteunregels van de Europese Unie op voor het verrichten van diensten van algemeen economisch belang verleende compensatie, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

     terminal: goederenoverslag en -opslagpunt.

Artikel 9.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

     privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

     gemeenten.

Artikel 9.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 9.4 Subsidiabele activiteiten

  • 1  Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het verbeteren van het goederenvervoer door:

    • a.

       de uitbreiding van de capaciteit van terminals;

    • b.

       de aanleg of uitbreiding van voorzieningen;

    • c.

       het ontwikkelen van nieuwe vervoersconcepten gericht op vervoer over water of spoor;

    • d.

       het ontwikkelen van voorzieningen of systemen gericht op het beter benutten van modaliteiten.

  • 2  Subsidie kan worden verstrekt voor onderzoeksprojecten die gericht zijn op de activiteiten, bedoeld in het eerste lid.

Artikel 9.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     met het project reeds is gestart voor indiening van de subsidieaanvraag;

  • b.

     voor het project reeds op grond van een andere provinciale subsidieregeling subsidie is verstrekt.

Artikel 9.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       het project komt het goederenvervoer in de provincie Noord-Brabant ten goede;

    • b.

       indien de subsidieaanvrager een onderneming is:

      • 1°.

         voldoet de subsidieaanvrager aan de voorwaarden van de de-minimisverordening; of,

      • 2°.

         kan het project worden aangemerkt als dienst van algemeen economisch belang;

    • c. aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

         een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een positieve en sluitende businesscase, indien er sprake is van een project als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid;

      • 3°.

         een tijdsplanning;

      • 4°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, onder a, in aanmerking te komen voldaan aan het vereiste dat het project gericht is op de verlenging van een kade of spoor van een water- of spoorterminal, waardoor meer of grotere schepen of meer of langere treinen afgehandeld kunnen worden.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, onder b, in aanmerking te komen voldaan aan ten minste een van de volgende vereisten:

    • a.

       de aanleg of uitbreiding van op- of overslagvoorzieningen op een terminal waardoor meer bulkgoederen of containers afgehandeld kunnen worden;

    • b.

       de aanleg van voorzieningen om ongevallen te voorkomen;

    • c.

       de aanleg of uitbreiding van voorzieningen gericht op vermindering van de CO²-uitstoot van de transportketen, transportmiddelen of goederenoverslagpunten.

Artikel 9.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

Artikel 9.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 9.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

     loonkosten;

  • b.

     beheer en onderhoud;

  • c.

     vervangingsinvesteringen;

  • d.

     reclame en marketing.

Artikel 9.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4 worden ingediend van 2 januari 2017 tot en met 19 december 2017.

Artikel 9.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 9.4 voor de periode genoemd in artikel 9.9, onder a, vast op: €1.000.000.

Artikel 9.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 9.4, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 250.000.

  • 2  Subsidies als bedoeld in artikel 9.4, eerste lid, worden niet verstrekt indien toepassing van het eerste lid tot gevolg heeft de subsidie minder bedraagt dan € 50.000.

  • 3  Subsidies als bedoeld in artikel 9.4, tweede lid, worden niet verstrekt indien toepassing van het eerste lid tot gevolge heeft dat de subsidie minder bedraagt dan € 12.500.

  • 4  Indien de subsidieaanvrager gebruik maakt van de-minimissteun mag, in afwijking van het maximum, genoemd in het eerste lid, het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 en € 100.000 voor ondernemingen in het wegvervoer, dat over een periode van drie belastingjaren door bestuursorganen is verstrekt, niet worden overschreden.

Artikel 9.12 Verdeelcriteria

  • 1  Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2  Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3  Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 9.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1  De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

       bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

    • b.

       bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

    • c.

       het project wordt binnen twee jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening gerealiseerd.

  • 2  De subsidieontvanger kan een aanvraag indienen tot ontheffing van de verplichting, bedoeld in het eerste lid, onder c, indien het redelijkerwijs niet mogelijk is om te voldoen aan deze verplichting en waarbij er geen sprake is van verwijtbaar handelen of nalaten van de subsidieontvanger.

Artikel 9.14 Prestatieverantwoording

  • 1  Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2  Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieaanvrager aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 9.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van maximaal 80% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Gedeputeerde Staten bepalen de hoogte van het voorschot, bedoeld in het eerste lid, op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 3  Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de tijdstippen in de beschikking tot subsidieverlening worden bepaald.

§ 10 Overgangs- en slotbepalingen

Artikel 10.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2017 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de doeltreffendheid en de effecten van deze regeling in de praktijk.

Artikel 10.2 Intrekking

De Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 wordt ingetrokken.

Artikel 10.3 Overgangsrecht

Voor subsidieaanvragen ingediend voor de inwerkingtreding van deze regeling blijft de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2013 zijn werking behouden.

Artikel 10.4 Inwerkingtreding

  • 1  Deze regeling treedt in werking met ingang van 1 januari 2016 met uitzondering van de paragrafen 4 en 9 die met terugwerkende kracht in werking treden op 1 december 2015.

  • 2  In afwijking van het eerste lid, treedt artikel 10.2 voor zover het betreft paragraaf 8 van die regeling, met terugwerkende kracht in werking op 1 december 2015.

Artikel 10.5 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 1 december 2015 Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter, prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris, mw. ir. A.M. Burger
 
 

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 1 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 2 bij de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Bijlage 3 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 

Bijlage 4 bij Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016 Wegen met doorstromingsknelpunten

Wegen met doorstromingsknelpunten

afbeelding binnen de regeling

Bijlage 5 behorende bij artikel 2.6 van de Subsidieregeling verkeer en vervoer Noord-Brabant 2016

Snelfietsroutenetwerk provincie Noord-Brabant

afbeelding binnen de regeling

  • 1.

    Bergen op Zoom – Antwerpen

  • 2.

    Bergen op Zoom – Roosendaal

  • 3.

    Breda – Etten-Leur

  • 4.

    Breda – Moerdijk

  • 5.

    Breda – Oosterhout

  • 6.

    Cuijk – Nijmegen

  • 7.

    Den Bosch – Oss

  • 8.

    Den Bosch – Veghel

  • 9.

    Den Bosch – Vught – Oisterwijk

  • 10.

    Den Bosch – Waalwijk

  • 11.

    Den Bosch – Zaltbommel

  • 12.

    Eindhoven – Waalre – Valkenswaard

  • 13.

    Eindhoven – Den Bosch

  • 14.

    Eindhoven – Geldrop – Helmond

  • 15.

    Eindhoven – Gemert

  • 16.

    Eindhoven – Helmond

  • 17.

    Eindhoven – Tilburg

  • 18.

    Eindhoven – Weert

  • 19.

    Geldrop – Eindhoven – Veldhoven (de Run)

  • 20.

    Oss – Nistelrode – Uden

  • 21.

    Oss – Nijmegen

  • 22.

    Roosendaal – Antwerpen

  • 23.

    Roosendaal – Etten-Leur

  • 24.

    Tilburg – Oisterwijk

  • 25.

    Tilburg – Breda

  • 26.

    Tilburg – Oosterhout

  • 27.

    Tilburg – Turnhout

  • 28.

    Tilburg – Waalwijk

  • 29.

    Uden – Veghel (noord- of zuidtracé)

  • 30.

    Valkenswaard – Neerpelt

  • 31.

    Werkendam – Sleeuwijk – Gorinchem