Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Geldend van 24-05-2017 t/m 02-01-2018 met terugwerkende kracht vanaf 01-06-2016

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende het verstrekken van subsidie ter stimulering van hedendaagse cultuur (Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

 

Overwegende dat Provinciale Staten op 21 juni 2013 de cultuuragenda van Brabant voor 2020 hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten het voor een aantrekkelijk woon-, werk- en vestigingsklimaat in de provincie Noord-Brabant belangrijk achten dat voldoende artistieke, aansprekende culturele activiteiten aangeboden worden;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten organisaties die zich inzetten om een basisinfrastructuur voor dergelijke culturele activiteiten op te zetten wensen te ondersteunen, zodat deze organisaties in staat worden gesteld op een meer structurele basis culturele activiteiten te ontwikkelen, produceren en presenteren, waarbij zij zich verbinden aan de Brabantse samenleving en de maatschappelijke opgaven die hierin actueel zijn;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten daartoe onder andere op 16 december 2014 de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 19 april 2016 het uitvoeringsprogramma ‘Cultuur in Uitvoering’ hebben vastgesteld;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op basis van dit nieuwe uitvoeringsprogramma de Subsidieregeling infrastructuur professioneel kunsten Noord-Brabant op een dusdanig groot aantal punten wensen te wijzigen, dat zij wenselijk achten een geheel nieuwe regeling vast te stellen;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op deze subsidieregeling Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Nationale Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels de ontwikkeling, productie en presentatie van:

  • a.

     professionele podiumkusten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen;

  • b.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • c.

     professionele podiumkunsten of visuele kunsten in de vorm van festivals of concoursen, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

  • d.

     overige professionele podiumkunsten of visuele kunsten, waarvoor subsidie is aangevraagd op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

     voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

  • 1  Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

       de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

       de subsidieaanvrager en diens activiteiten dragen bij aan de Brabantse culturele infrastructuur;

    • c.

       de subsidieaanvrager heeft een meerjarige subsidie aanvraag ingediend bij;

      • 1°.

         een Rijksfonds;

      • 2°.

         de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020;

    • d.

       de subsidieaanvraag betreft een periode die tenminste deels de periode 2017-2020 omvat;

    • e.

       aan de activiteiten ligt een werkplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

         op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

         een bewijs dat de subsidie, bedoeld onder c, is aangevraagd in de vorm van een kopie van de subsidieaanvraag;

      • 3°.

         een marketingstrategie;

      • 4°.

         een communicatiestrategie;

      • 5°.

         een sluitende begroting.

  • 2  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder a of b, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 1°, is ingediend op grond van een van de volgende regelingen:

    • 1°.

       de Regeling meerjarige productiesubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 2°.

       de Regeling meerjarige festivalsubsidie 2017-2020 van het Fonds Podiumkunsten;

    • 3°.

       de Deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie van het Mondriaanfonds;

    • 4°.

       de Regeling meerjarige subsidies Nederlands Letterenfonds 2017-2020 van het Letterenfonds;

    • 5°.

       de Deelregeling twee- en vierjarige Activiteitenprogramma’s Creatieve Industrie van het Stimuleringsfonds voor creatieve industrie.

  • 3  Onverminderd het eerste lid, wordt om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, onder c en d, in aanmerking te komen, voldaan aan het vereiste dat de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, onder 2°, is ingediend op grond van de Subsidieregeling culturele basisinfrastructuur 2017–2020 van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen voor subsidie als bedoeld in:

  • a.

     artikel 1.4, onder a en b, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 25 augustus 2016.

  • b.

     artikel 1.4, onder c en d, worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 22 september 2016.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 1.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 1.9, vast op €14.470.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder a en c, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €250.000 per editie voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €1.000.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       €250.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €500.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van €600.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       €150.000 per editie voor aanvragers met een begroting van minder dan €1.000.000 per editie, tot een maximum van € 300.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 1.4, onder b en d, bedraagt:

    • a.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • b.

       25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting groter dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €700.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft;

    • c.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €800.000, indien de subsidieaanvraag een periode van vier kalenderjaren betreft;

    • d.

       30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €200.000 per kalenderjaar, voor aanvragers met een begroting kleiner dan €1.000.000 per jaar, tot een maximum van €400.000, indien de subsidieaanvraag een periode van twee kalenderjaren betreft.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de beoordeling van de aanvraag, bedoeld in artikel 1.6, eerste lid, onderdeel c, onder 1° of onder 2°, te waarderen met:

      • 1°.

         75 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld en dit leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 2°.

         25 punten, indien de aanvraag positief is beoordeeld, maar dit niet leidt tot het ontvangen van subsidie;

      • 3°.

         nul punten, indien de aanvraag negatief is beoordeeld en dit leidt tot het niet ontvangen van subsidie;

      • 4°.

         75 punten, indien de aanvraag is ingediend op grond van de deelregeling Bijdragen Meerjarenprogramma’s Presentatie.

    • b.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • c.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • e.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdragen aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 1.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4, voor advies over artikel 1.6 en artikel 1.12 voor aan de Adviescommissie kunsten.

Artikel 1.14 Subsidieverlening

Subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 1.6, tweede lid, onder 3º, worden verleend onder de opschortende voorwaarde dat de subsidie wordt verleend.

Artikel 1.15 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot €250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste €25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • g.

     bij subsidies van €250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 1.16 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de, aan de subsidie verbonden, verplichtingen is voldaan.

 

Artikel 1.17 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 2 Brabantse basisinfrastructuur

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

     Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

     Algemene Groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014;

  • c.

     concours: een competitie gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

     editie: volledig ontwikkeld, geproduceerd en gepresenteerd festival of concours;

  • e.

     festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2  Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Een exploitatiesubsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op het versterken van de culturele basisinfrastructuur middels:

  • a.

     de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele podiumkunsten of visuele kunsten;

  • b.

     de ontwikkeling van de dansinfrastructuur in Brabant.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

      voor de activiteiten reeds subsidie is aangevraagd op grond van paragraaf een van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

     de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • c.

     de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

     de activiteiten van de aanvrager worden in belangrijke mate uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

     de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • c.

     de activiteiten zijn niet uitsluitend gericht op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • d.

     de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €150.000 per jaar;

  • e.

     aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

       een werkplan voor de gehele periode 2017-2020, dat samenhang en ontwikkeling vertoond en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

       een sluitende begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

  • 1  Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2  Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 2.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 2.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 2.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 juni 2016 tot en met 27 juli 2016.

Artikel 2.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.9, vast op €4.640.000.

Artikel 2.11 Subsidiehoogte

  • 1  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder a, bedraagt 25% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van:

    • a.

       €80.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per editie, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • b.

       €150.000 per editie, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per editie, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren;

    • c.

       €80.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van minder dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €320.000 per vier kalenderjaren;

    • d.

       €150.000 per jaar, voor aanvragers met een begroting van meer dan €450.000 per jaar, tot een maximum van €600.000 per vier kalenderjaren.

  • 2  De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, onder b, bedraagt 70% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €350.000 per jaar, tot een maximum van €1.400.000 per vier kalenderjaren.

Artikel 2.12 Verdeelcriteria

  • 1  Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

       de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

       de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

       de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

       de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal publieksbereik, te waarderen met 10 punten.

  • 2  Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 2.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 voor advies over artikel 2.6 en artikel 2.12 voor aan de Adviescommissie kunsten.

Artikel 2.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

     het verlenen van medewerking aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

     de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag;

  • c.

     de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

  • d.

     de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • e.

     bij subsidies van €125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger de verplichting een administratie aan waarin vermogens van provinciale en andere herkomst afzonderlijk verantwoord worden, indien hij tevens economische activiteiten verricht die niet met provinciale middelen worden gefinancierd;

  • f.

     bij subsidies tot € 250.000 bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder d, ten hoogste € 25.000 van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie;

  • h.

     bij subsidies van € 250.000 en hoger bedraagt de egalisatiereserve, bedoeld onder b, maximaal 10% van de verleende subsidie voor het desbetreffende boekjaar. Met een maximum van 10% van de totaal verleende subsidie bedrag bij vaststelling van de subsidie.

Artikel 2.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 2.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1  Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2  Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in halfjaarlijkse termijnen betaald.

  • 3  Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de hoogte van en de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.

§ 3 Brabants toekomstperspectief voor de infrastructuur

Artikel 3.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie kunsten: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: verordening (EU) Nr.651/2014 van de Commissie cab 17 juni 2014;

  • c.

    concours; competitie, gericht op kunstenaars waarbij het wedstrijdelement de verbinding tussen de activiteiten vormt;

  • d.

    festival: reeks van onderling samenhangende activiteiten, die gedurende een in de tijd beperkte periode onder een gemeenschappelijke noemer worden georganiseerd.

Artikel 3.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 3.3 Subsidievorm

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidie.

  • 2 Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 3.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

Artikel 3.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van paragraaf een of twee van deze provinciale subsidieregeling;

  • b.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op de functie educatie en talentontwikkeling;

  • c.

    de activiteiten uitsluitend gericht zijn op presentatie activiteiten door een museum of podium;

  • d.

    de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen op basis van de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant 2013-2016 of de Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant;

  • e.

    de aanvrager voor 1 januari 2008 is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel;

  • f.

    de aanvrager een onderneming is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 2 onder nummer 18 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening;

  • g.

    de aanvrager een onderneming is ten aanzien waarvan er een bevel tot terugvordering uitstaat ingevolge een eerder besluit van de Europese Commissie waarbij de steun onrechtmatig en onverenigbaar met de interne markt is verklaard.

Artikel 3.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de hoofdactiviteiten van de aanvrager worden uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2017-2018;

  • c.

    de subsidieaanvrager houdt zich primair bezig met:

    • 1°.

      de organisatie van festivals of concoursen;

    • 2°.

      de ontwikkeling, productie en presentatie van professionele kunsten.

  • d.

    de activiteiten omvatten een begroting van minimaal €50.000 per jaar;

  • e.

    de subsidieaanvrager heeft een bovenlokale functie;

  • f.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een werkplan voor de periode 2017-2018, dat samenhang en ontwikkeling vertoont en waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een publieksstrategie;

    • 3°.

      een sluitende begroting.

Artikel 3.7 Subsidiabele kosten

  • 1 Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2 Voor de berekening van uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 3.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 3.7 komen kosten voor externe subsidieadviseurs in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 3.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 december 2016 tot en met 10 januari 2017.

Artikel 3.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 3.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 3.9, vast op €500.000.

Artikel 3.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 3.4, bedraagt 35% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van €50.000 per kalenderjaar.

Artikel 3.12 Verdeelcriteria

  • 1 Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 3.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan de Brabantse culturele infrastructuur, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • d.

      de mate waarin de publieksstrategie bijdraagt aan een optimaal publiekbereik, te waarderen met 10 punten;

  • 2 Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 3.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 3.4 voor advies over artikel 3.6 en artikel 3.12 voor aan de adviescommissie Kunsten.

Artikel 3.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    medewerking verlenen aan een jaarlijkse visitatie van de adviescommissie;

  • b.

    de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb;

  • c.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijdsvoortgangsverslag.

Artikel 3.15 Prestatieverantwoording

Gedeputeerde Staten leggen in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 3.16 Bevoorschotting en betaling

  • 1 Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2 Het voorschot, bedoeld in het eerste lid, wordt in twee gelijke delen in jaarlijkse termijnen betaald.

  • 3 Gedeputeerde Staten bepalen in de beschikking tot subsidieverlening de tijdstippen waarop de termijnen, bedoeld in het tweede lid, worden betaald.  

Paragraaf 4 Amateurkunst

Artikel 4.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie amateurkunst: adviescommissie ingesteld door Gedeputeerde Staten op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    amateurkunst: kunstbeoefening in de vrije tijd, buiten school en werk;

  • c.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • d.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 4.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door rechtspersonen.

Artikel 4.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf exploitatiesubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 4.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten gericht op:

  • a.

    het verbeteren van de artistieke en organisatorische kwaliteit van de amateurkunst;

  • b.

    het vergroten van de amateurkunstparticipatie.

Artikel 4.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien voor de activiteiten reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere provinciale subsidieregeling.

Artikel 4.6 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      de activiteiten worden voor ten minste 50% uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant, blijkend uit een activiteitenoverzicht;

    • b.

      de activiteiten worden uitgevoerd in de periode 2017-2021;

    • c.

      de activiteiten hebben een regionale of provinciale reikwijdte;

    • d.

      de activiteiten richten zich, blijkend uit de statuten, op:

      • 1°.

        het verbeteren van de kwaliteit van de amateurkunst;

      • 2°.

        het vergroten van de participatiegraad binnen de amateurkunst;

    • e.

      de subsidieaanvrager kan reflecteren op het eigen functioneren, blijkend uit een visie over de periode 2013-2016;

    • f.

      de subsidieaanvrager heeft een organisatiestructuur bestaande uit een bestuur en artistieke leiding;

    • g.

      de activiteiten van de subsidieaanvrager sluiten aan bij de behoeften van de achterban, blijkend uit een korte beschouwing waarin wordt ingegaan op hoe de activiteiten van de subsidie daarin voorzien;

    • h.

      de subsidieaanvrager promoot haar activiteiten op bovenlokaal niveau;

    • i.

      aan de activiteiten ligt een activiteitenplan ten grondslag, waarin in ieder geval is opgenomen:

      • 1°.

        een beleidsplan voor de periode 2017-2021 bestaande uit de doelstellingen van de organisatie;

      • 2°.

        een omschrijving van de visie op talentontwikkeling of het vergroten van de amateurkunst;

      • 3°.

        de statuten;

      • 4°.

        een communicatieplan;

      • 5°.

        het curriculum vitae van de artistieke leiding;

      • 6°.

        een omschrijving van de visie op samenwerking met andere partijen en continuïteit over eigen functioneren;

      • 7°.

        een sluitende begroting over de kalenderjaren 2017-2020.

Artikel 4.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten met betrekking tot de reguliere activiteiten van de subsidieaanvrager voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van interne uurtarieven past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek, genoemd in artikel 10, onder c, en artikel 13, eerste lid, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 4.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 16 januari 2017 tot en met 16 februari 2017.

Artikel 4.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 4.4, voor de tenderperiode, genoemd in artikel 4.8, vast op € 2.435.000.

Artikel 4.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4.4, bedraagt 75% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 160.000 voor een periode van vier kalenderjaren.

Artikel 4.11 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 4.9, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin de subsidieaanvrager en diens activiteiten bijdragen aan het Brabantse cultuursysteem, te waarderen met maximaal 20 punten;

    • b.

      de mate waarin wordt samengewerkt met andere amateurkunstorganisaties, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • c.

      de mate waarin de subsidieaanvrager kan reflecteren op de eigen ontwikkeling, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • d.

      de mate waarin de artistieke-inhoudelijke kwaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 15 punten;

    • e.

      de mate waarin de zakelijke professionaliteit van de subsidieaanvrager blijkt uit de aanvraag, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • f.

      de mate waarin een samenhangende marketingstrategie en communicatiestrategie bijdraagt aan een optimaal deelnemers en publieksbereik, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • g.

      de mate van bestuurskracht, te waarderen met maximaal 15 punten.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

Artikel 4.12 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in artikel 4.4 voor advies over artikel 4.6 en artikel 4.11 voor aan de Adviescommissie amateurkunst.

Artikel 4.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de verplichting jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag te overleggen.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, heeft de subsidieontvanger bij subsidies vanaf € 125.000 de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieontvanger vormt een egalisatiereserve in de zin van artikel 4:72 van de Awb, met een maximum van 10% van het totaal verleende subsidiebedrag bij vaststelling van de subsidie;

    • b.

      de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 4.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidie tot € 25.000 toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten die m.b.t. de gesubsidieerde activiteiten zijn verricht.

  • 2. Bij subsidie vanaf € 25.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      activiteitenverslag;

    • b.

      een overzicht van de communicatieactiviteiten met betrekking tot de gesubsidieerde activiteiten.

Artikel 4.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Bij subsidies vanaf € 25.000:

    • a.

      verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 90% van het verleende subsidiebedrag;

    • b.

      betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in vier jaarlijkse termijnen.

§ 5 Jeugdcultuurfonds Brabant

Artikel 5.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Jeugdcultuurfonds Brabant: stichting, die zich als afdeling van het landelijke Jeugdcultuurfonds inzet om kinderen in de provincie Noord-Brabant te ondersteunen, die door het ontbreken van financiële middelen bij de ouders of verzorgers, geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging of zich niet kunnen scholen in een bepaalde kunstdiscipline;

  • b.

    kansarm kind: kind dat leeft op het bestaansminimum zoals vastgesteld door het CBS.

Artikel 5.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door gemeenten.

Artikel 5.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 5.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op deelname van jeugd aan kunst en cultuurbeoefening.

Artikel 5.5 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie als bedoeld in artikel 5.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

    • b.

      de aanvrager is aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

    • c.

      het project creëert kansen voor de culturele ontwikkeling van kansarme kinderen van 4 tot en met 17 jaar die om financiële redenen:

      • 1°.

        geen lid kunnen worden van een amateurkunstvereniging, of;

      • 2°.

        geen lessen in een bepaalde kunstdiscipline kunnen volgen;

    • d.

      aan het project liggen ten grondslag:

      • 1°.

        een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

      • 2°.

        een berekening van het aantal kinderen, bedoeld onder c;

      • 3°.

        een sluitende begroting.

  • 2. Onverminderd het eerste lid, wordt indien het project is of mede is gericht op het volgen van lessen, voldaan aan een van de volgende vereisten:

    • a.

      de lessen worden gevolgd bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent, of;

    • b.

      de lessen worden gevolgd binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

Artikel 5.6 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie, komen de volgende kosten voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor contributie van een amateurkunstvereniging;

  • b.

    lesgelden voor het volgen van lessen.

Artikel 5.7 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2018.

Artikel 5.8 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 5.4:

  • a.

    voor de periode van 1 januari 2017 tot en met 31 december 2017, vast op € 75.000;

  • b.

    voor de periode van 1 januari 2018 tot en met 31 december 2018, vast op € 75.000.

Artikel 5.9 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 5.4, bedraagt 50% van de subsidiabele kosten tot een maximum van:

  • a.

    € 10.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van 750 of meer als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c;

  • b.

    € 7.500 voor gemeenten met een aantal kinderen tussen de 250 en 750 als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c;

  • c.

    € 5.000 voor gemeenten met een aantal kinderen van maximaal 250 als bedoeld in artikel 5.5, eerste lid, onder c.

Artikel 5.10 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 5.11 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger blijft ten minste twee jaar aangesloten bij het Jeugdcultuurfonds Brabant;

  • b.

    indien het project is gericht op het volgen van lessen als bedoeld in artikel 5.5, tweede lid, worden deze gevolgd:

    • 1°.

      bij een zelfstandig gekwalificeerde docent of kunstvakdocent; of,

    • 2°.

      binnen een kunstencentrum of een ander type organisatie die onderwijs verzorgt in een bepaalde kunstdiscipline.

Artikel 5.12 Prestatieverantwoording

De subsidieontvanger toont desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van een inhoudelijk verslag van de activiteiten.

§ 6 Impulsgelden

Artikel 6.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    Brabants cultuursysteem: gehele infrastructuur van betrokken partijen bij kunst- en cultuurproductie, -beoefening en -beleving, in hun onderlinge samenhang;

  • d.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van Europese Unie op de-minimissteun, PB EU L352/9 van 24 december 2013, met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • f.

    jury: door het Brabants kenniscentrum kunst en cultuur ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen of buiten het kunst- en culturele veld en die een aantoonbare ambitie hebben om hun expertise ten behoeve van het kunst en cultuursysteem in Brabant in te zetten;

  • g.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 6.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      publiekrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • e.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met d genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 6.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een:

    • a.

      lening;

    • b.

      garantstelling;

    • c.

      geldbedrag.

Artikel 6.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem.

Artikel 6.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    met het project wordt gestart binnen zes weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • d.

    het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening en indien de subsidieaanvrager door de subsidieverlening het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000, voor ondernemingen over een periode van drie belastingjaren, overschrijdt.

Artikel 6.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 6.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    de artistieke kwaliteit binnen het project is geborgd;

  • b.

    het project beschrijft de ontwikkeling die de aanvrager beoogt, vanuit de context van het reguliere werk van de aanvrager en is daarmee van betekenis voor het Brabantse cultuursysteem;

  • c.

    het project heeft een duurzaam karakter, dat wil zeggen dat het is gericht op het realiseren van een blijvend effect;

  • d.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • e.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting, waaronder een toelichting op de keuze van de subsidievorm, bedoeld in artikel 6.3, tweede lid;

    • 3°.

      een advies van de jury.

Artikel 6.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van de uurtarieven past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 11 tot en met 13 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 6.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 6.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 6.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

Artikel 6.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 6.4, voor de periode genoemd in artikel 6.9, vast op € 1.650.000.

Artikel 6.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 6.4, bedraagt maximaal 50% van de subsidiabele kosten.

Artikel 6.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 6.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 6.4 en 6.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 6.14 Subsidieverlening

De subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat tussen de subsidieontvanger en de provincie Noord-Brabant een overeenkomst ter uitvoering van de subsidiebeschikking tot stand komt, waarin ten minste afspraken worden vastgelegd over bevoorschotting, tegenprestaties, overleg, communicatie en kennisdeling.

Artikel 6.15 Subsidieverlening in de vorm van een lening

Onverminderd artikel 6.14 wordt, indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een lening, in de overeenkomst een regime voor betaling van rente en aflossing en afspraken met betrekking tot zekerheden opgenomen.

Artikel 6.16 Subsidieverlening in de vorm van een garantstelling

Onverminderd de artikelen 6.11 en 6.14 wordt, indien er sprake is van een subsidieverlening in de vorm van een garantstelling, deze verstrekt:

  • a.

    voor ten hoogste 80% van de door derden verstrekte financiering;

  • b.

    met een looptijd van de duur van het project.

Artikel 6.17 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    bij subsidies van € 25.000 en hoger overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    bij subsidies van € 125.000 en hoger houdt de subsidieontvanger een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

  • c.

    het project wordt binnen drie jaar na de datum van de beschikking tot subsidieverlening voltooid.

Artikel 6.18 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000 leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger desgevraagd aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 en hoger leggen Gedeputeerde Staten in de beschikking tot subsidieverlening vast op welke wijze de subsidieontvanger aantoont dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

Artikel 6.19 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van maximaal 100% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. Bij subsidies tot € 25.000 wordt het voorschot in een keer betaald.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger bepalen Gedeputeerde Staten de hoogte van het voorschot op basis van prestaties, besteding en liquiditeitsbehoefte van de subsidieontvanger.

  • 4. Bij subsidies van € 25.000 en hoger betalen Gedeputeerde Staten het voorschot in termijnen, waarvan de hoogte en de termijnen in de uitvoeringsovereenkomst worden bepaald.

  • 5. Gedeputeerde Staten verstrekken geen voorschot op het verleende subsidiebedrag voor subsidies als bedoeld in artikel 6.3, tweede lid, onder b.

Artikel 6.20 Subsidievaststelling

Indien de algemene groepsvrijstellingsverordening wordt toegepast worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

§ 7 Kennisvouchers impulsgelden

Artikel 7.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • d.

    jury: door het Brabants kenniscentrum kunst en cultuur ingesteld beraad van onafhankelijke deskundigen die werkzaam zijn binnen of buiten het kunst- en culturele veld en die een aantoonbare ambitie hebben om hun expertise ten behoeve van het kunst en cultuursysteem in Brabant in te zetten;

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 7.2 Doelgroep

  • 1. Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

    • a.

      makers;

    • b.

      culturele instellingen;

    • c.

      privaatrechtelijke rechtspersonen;

    • d.

      samenwerkingsverbanden tussen de onder a tot en met c genoemde doelgroepen.

  • 2. Indien het samenwerkingsverband, bedoeld in het eerste lid, geen rechtspersoonlijkheid bezit:

    • a.

      wordt subsidie aangevraagd door een deelnemer van het samenwerkingsverband met rechtspersoonlijkheid;

    • b.

      draagt het project de instemming van alle deelnemers van het samenwerkingsverband door middel van het vaststellen van een samenwerkingsovereenkomst.

Artikel 7.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 7.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de duurzame ontwikkeling van het Brabantse cultuursysteem door het opdoen van kennis op het gebied van cultureel ondernemerschap.

Artikel 7.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    indien het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • d.

    de subsidieaanvrager voor de derde keer binnen twee jaar een subsidie als bedoeld in artikel 7.4 aanvraagt;

  • e.

    de subsidieaanvrager voor hetzelfde onderwerp voor de tweede keer subsidie aanvraagt.

Artikel 7.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 7.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project draagt bij aan de structurele versterking van het cultureel ondernemerschap van de subsidieaanvrager;

  • b.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • c.

    aan het project ligt een duidelijke leervraag van de aanvrager ten grondslag;

  • d.

    aan de aanvraag ligt ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende begroting, voorzien van een specificatie en een toelichting;

    • 3°.

      een offerte van een expert of coach die over specifieke deskundigheid beschikt op het te versterken onderdeel van cultureel ondernemerschap;

    • 4°.

      een advies van de jury.

Artikel 7.7 Subsidiabele kosten

Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen de kosten voor de inhuur van een expert of coach voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 7.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 7.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

Artikel 7.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 7.4, voor de periode genoemd in artikel 7.9, vast op € 200.000.

Artikel 7.11 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 7.4, bedraagt maximaal 80% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 8.000.

Artikel 7.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 7.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 7.4 en 7.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 7.14 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    de subsidieontvanger overlegt jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • b.

    de subsidieontvanger houdt een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Algemene wet bestuursrecht en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten.

Artikel 7.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 7.16 Subsidievaststelling

Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening ter rechtvaardiging van staatssteun worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

§ 8 Crowdfunding

Artikel 8.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Adviescommissie impulsgelden: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 82 van de Provinciewet;

  • b.

    algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën van steun van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PB EU L187 van 26 juni 2014), met inbegrip van eventueel in de toekomst vast te stellen wijzigingen;

  • c.

    crowdfunding: aanvullende financiering door particulieren of bedrijven, verkregen via een daarvoor bestemd, voor meerdere partijen toegankelijk, crowdfunding platform;

  • d.

    culturele instelling: organisatie die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur;

  • e.

    maker: individuele kunstenaar die zich bezig houdt met de ontwikkeling, productie, beoefening of presentatie van kunst en cultuur.

Artikel 8.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    makers;

  • b.

    culturele instellingen;

  • c.

    privaatrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 8.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf subsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 8.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt aan projecten die een impuls geven aan de ontwikkeling van de Brabantse cultuursector door middel van crowdfunding.

Artikel 8.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    de subsidieaanvrager een privaatrechtelijke rechtspersoon is die in financiële moeilijkheden verkeert, als bedoeld in artikel 1, vierde lid, onder c, Verordening (EU) 651/2014 dan wel daarvoor in de plaats tredende regelgeving;

  • b.

    ten aanzien van de subsidieaanvrager een bevel tot terugvordering voor onrechtmatig verleende staatssteun uitstaat;

  • c.

    met het project wordt gestart binnen drie weken na indiening van de subsidieaanvraag;

  • d.

    indien het project niet voldoet aan de voorwaarden van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

Artikel 8.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 8.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project is consistent in doel, opzet en uitvoering;

  • b.

    de artistieke kwaliteit van het project is geborgd;

  • c.

    het project is gericht op crowdfunding gedurende een vastgestelde periode;

  • d.

    de aanvrager verkrijgt 70% van het bedrag waarvoor crowdfunding wordt gezocht, via een daarvoor bestemd crowdfunding platform;

  • e.

    aan de aanvraag liggen ten grondslag:

    • 1°.

      een projectplan, waarin in ieder geval is opgenomen de start- en einddatum van de crowdfunding, de wervende tekst, tegenprestaties en een publiciteits- en wervingsplan;

    • 2°.

      een sluitende begroting voorzien van een specificatie en een toelichting en vermelding van het doelbedrag van de crowdfunding.

Artikel 8.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van de uurtarieven past de subsidieaanvrager een van de berekeningssystematieken, genoemd in de artikelen 11 tot en met 13 van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen Noord-Brabant toe.

Artikel 8.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 8.7 komen de kosten waarvoor de aanvrager reeds subsidie heeft ontvangen in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking.

Artikel 8.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 3 april 2017 tot en met 31 december 2018.

Artikel 8.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 8.4, voor de periode genoemd in artikel 8.9, vast op €100.000

Artikel 8.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 8.4, bedraagt maximaal 30% van de subsidiabele kosten, tot een maximum van € 20.000.

  • 2. Onverminderd het maximum, genoemd in het eerste lid, wordt indien aan de subsidieaanvrager reeds door een ander bestuursorgaan subsidie is verstrekt, slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat voor het totale bedrag aan subsidies over een periode van drie belastingjaren het maximumbedrag aan de-minimissteun van € 200.000 voor ondernemingen niet wordt overschreden.

Artikel 8.12 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is, geldt voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

Artikel 8.13 Externe adviescommissie

Gedeputeerde Staten leggen aanvragen voor subsidie als bedoeld in de artikelen 8.4 en 8.6 voor advies voor aan de Adviescommissie impulsgelden.

Artikel 8.14 Subsidieverlening

Subsidie wordt verleend onder de opschortende voorwaarde dat wordt voldaan aan het vereiste, bedoeld in artikel 8.6, onder d.

Artikel 8.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot in een keer, overeenkomstig artikel 23, tweede lid, van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant.

Artikel 8.16 Subsidievaststelling

Gelet op de algemene groepsvrijstellingsverordening ter rechtvaardiging van staatssteun worden de verleende subsidies vastgesteld op basis van prestaties en gerealiseerde kosten.

§ 9 Slotbepalingen

Artikel 9.1 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2018 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze regeling in de praktijk.

Artikel 9.2 Intrekking

De Subsidieregeling infrastructuur professionele kunsten Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 9.3 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 6.4 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling hedendaagse cultuur Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 31 mei 2016
Gedeputeerde Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de secretaris mw. ir. A.M. Burger