Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidieregeling energie (Subsidieregeling energie Noord-Brabant)

Geldend van 11-07-2019 t/m 30-09-2019

Intitulé

Regeling van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant houdende regels omtrent subsidieregeling energie (Subsidieregeling energie Noord-Brabant)

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

Overwegend dat Gedeputeerde Staten op 23 februari 2016 het Uitvoeringsprogramma Energie voor de bestuursperiode 2015-2019 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 31 oktober 2017 het Aanvullend Uitvoeringsprogramma Energie 2018-2019 hebben vastgesteld;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten in het kader van de doelen uit het Uitvoeringsprogramma Energie een bijdrage wensen te leveren aan de versnelling van de energietransitie;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten een extra impuls wensen te geven aan de actieve en brede beweging waarin burgers, kennisinstellingen, het bedrijfsleven en publieke organisaties de krachten bundelen om van Brabant een provincie te maken die uitblinkt in duurzame energie;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten kennis en ervaring binnen die beweging zichtbaar en toegankelijk wensen te maken, zodat initiatieven elkaar kunnen versterken;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van het vastgestelde Plan van Aanpak Brabantse Proeftuin 100.000 Elektrische Voertuigen, het gebruik van e-deelauto’s willen stimuleren en per 2020 ruim 1000 e-deelauto’s op de Brabantse wegen wensen te realiseren;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op de paragrafen 1 en 2 van deze regeling de Verordening (EU) nr. 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013, betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb L 352/1 van 24 december 2013 (de-minimisverordening) van toepassing verklaren, ter rechtvaardiging van eventuele staatsteun;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

§ 1 Brabant geeft energie

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    de-minimis verordening: Verordening 1407/2013 van de Europese Commissie van 18 december 2013 (PBEU 2013 L352/1);

  • d.

    de-minimissteun: steun die voldoet aan de voorwaarden voor vrijstelling van aanmelding als opgenomen in de de-minimis verordening;

  • e.

    duurzame energiebron: energiebron waarover de mensheid voor onbeperkte tijd kan beschikken en waarbij, door het gebruik ervan, het leefmilieu en de mogelijkheden voor toekomstige generaties niet worden benadeeld;

  • f.

    energietransitie: overgang van het gebruik van fossiele brandstoffen als energiebron naar het gebruik van duurzame energiebronnen;

  • g.

    innovatie: vernieuwing dan wel verbetering van proces, product of dienst;

  • h.

    samenwerkingspartner: partij waarmee samen het project wordt uitgevoerd zonder dat daarvoor een contractuele relatie bestaat.

Artikel 1.2 Doelgroep

Subsidie kan worden aangevraagd door:

  • a.

    privaatrechtelijke rechtspersonen;

  • b.

    publiekrechtelijke rechtspersonen.

Artikel 1.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het versnellen van de energietransitie.

Artikel 1.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van een provinciale subsidieregeling;

  • b.

    het project is gestart voor indiening van de subsidieaanvraag.

Artikel 1.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 1.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is aantoonbaar gericht op het versnellen van de energietransitie;

  • c.

    het project heeft een blijvend effect op de energietransitie;

  • d.

    het project is gericht op innovatie;

  • e.

    het project is een voorbeeld voor anderen en is erop gericht resultaten en lessen uit het project te delen met derden, blijkend uit een communicatieplan;

  • f.

    het project heeft een looptijd van maximaal twee jaar, blijkend uit een realistische tijdsplanning;

  • g.

    de subsidieaanvrager werkt voor de uitvoering van het project samen met ten minste een andere samenwerkingspartner;

  • h.

    de samenwerkingspartner of de samenwerkingspartners, bedoeld onder g,  dragen tenminste tien procent van de projectbegroting bij;

  • i.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 1.7 Subsidiabele kosten

  • 1. Voor zover noodzakelijk en adequaat in relatie tot het doel van de subsidie komen alle kosten voor subsidie in aanmerking.

  • 2. Voor de berekening van uurtarieven van interne loonkosten van de subsidieaanvrager past de subsidieaanvrager de berekeningssystematiek genoemd in artikel 2, eerste lid, onder a, van de Regeling uniforme kostenbegrippen en berekeningswijzen subsidies Noord-Brabant 2017 toe.

Artikel 1.8 Niet subsidiabele kosten

In afwijking van artikel 1.7 komen de volgende kosten in ieder geval niet voor subsidie in aanmerking:

  • a.

    kosten voor de aanschaf en het plaatsen van algemeen economisch beschikbare zonnepanelen;

  • b.

    kosten voor de aanschaf en het plaatsen van algemeen economisch beschikbare windmolens;

  • c.

    interne loonkosten van gemeente en waterschappen voor reguliere taken en wettelijke verplichtingen;

  • d.

    kosten voor de uitvoering van wettelijke verplichtingen;

  • e.

    kosten ten behoeve van een vergoeding voor vrijwilligers.

Artikel 1.9 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend binnen de tenderperiode van 1 augustus 2019 tot en met 19 september 2019.

Artikel 1.10 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor de periode genoemd in artikel 1.9, vast op € 1.000.000.

Artikel 1.11 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 4, bedraagt 50 % van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 124.999.

  • 2. In afwijking van het eerste lid, wordt maximaal slechts een zodanig bedrag aan subsidie verstrekt dat over een periode van drie belastingjaren het plafond voor de-minimissteun niet wordt overschreden.

Artikel 1.12 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 1.10, te boven gaan, maken Gedeputeerde Staten voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, een afweging tussen de verschillende volledige aanvragen op basis van de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project naar verwachting bijdraagt aan het versnellen van de energietransitie, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • b.

      de mate waarin het project een blijvend effect heeft op de energietransitie, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • c.

      de mate van innovatie, te waarderen met maximaal 5 punten;

    • d.

      de mate waarin het project als voorbeeld kan dienen voor andere projecten en erop is gericht resultaten en lessen uit het project te delen met derden, te waarderen met maximaal 10 punten;

    • e.

      de mate van de kwaliteit van de samenwerking, te waarderen met maximaal 10 punten.

  • 2. Indien toepassing van het eerste lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium genoemd in het eerst lid, onder a, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 3. Indien toepassing van het tweede lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door het aantal punten behaald onder het criterium genoemd in het eerste lid, onder d, waarbij de aanvraag met de meeste punten hoger eindigt in de rangschikking.

  • 4. Indien toepassing van het derde lid ertoe leidt dat aanvragen op een gelijk puntenaantal eindigen, wordt rangschikking van die aanvragen bepaald door loting.

  • 5. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 6. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 7. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 8. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 9. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 1.13 Verplichtingen van de subsidieontvanger

  • 1. De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

    • a.

      de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

    • b.

      de subsidieontvanger zorgt voor communicatie over het project;

    • c.

      het project heeft een looptijd van maximaal twee jaar, met een verlengingsmogelijkheid van maximaal zes maanden;

    • d.

      het project start binnen drie maanden na verlening.

  • 2. Een verzoek tot verlenging als bedoeld in het eerste lid, onder c, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk twee maanden voor de datum van het verstrijken van de termijn.

Artikel 1.14 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een activiteitenverslag;

    • b.

      foto- of videomateriaal van de situatie voor en na het project.

Artikel 1.15 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 80 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 1.16 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2019 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

Paragraaf 2 E-deelauto’s

Artikel 2.1 Begripsbepalingen

In deze paragraaf wordt verstaan onder:

  • a.

    Asv: Algemene subsidieverordening Noord-Brabant;

  • b.

    Awb: Algemene wet bestuursrecht;

  • c.

    e-auto: elektrische auto;

  • d.

    e-deelauto: e-auto, die geschikt is voor een systeem dat mensen in staat stelt lokaal beschikbare e-auto’s tegen betaling te gebruiken op elk gewenst moment en voor elke tijdsduur;

  • e.

    elektrische auto: auto met elektromotor;

  • f.

    hybride: auto met elektromotor en verbrandingsmotor;

  • g.

    MKB-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in artikel 1, onder 28, van Verordening 1303/2013 en bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003, betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

  • h.

    plugin hybride: hybride die kan worden aangesloten op een externe energiebron;

  • i.

    vaste standplaats: parkeerplaats waar de e-deelauto wordt opgehaald, terug gebracht en opgeladen.

Artikel 2.2 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door:

  • a.

    stichtingen;

  • b.

    verenigingen;

  • c.

    MKB-ondernemingen.

Artikel 2.3 Subsidievorm

  • 1. Gedeputeerde Staten verstrekken op grond van deze paragraaf projectsubsidies.

  • 2. Subsidies als bedoeld in het eerste lid worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag. 

Artikel 2.4 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten gericht op het stimuleren van de aanschaf of het gebruik van e-deelauto’s.

Artikel 2.5 Weigeringsgronden

Subsidie wordt geweigerd indien:

  • a.

    reeds voor indiening van de aanvraag begonnen is met de uitvoering van het project;

  • b.

    de aangevraagde subsidie minder bedraagt dan € 9.000;

  • c.

    voor het project reeds subsidie is verstrekt op grond van deze of een andere subsidieregeling;

  • d.

    de subsidieaanvrager een taxibedrijf is;

  • e.

    de subsidieaanvrager een auto leasemaatschappij is;

  • f.

    de subsidieaanvrager een autodealer is;

  • g.

    aan de subsidieaanvrager reeds subsidie is versterkt voor 6 e-deelauto’s;

  • h.

    indien het project gericht is op hybrides of plugin hybrides.

Artikel 2.6 Subsidievereisten

Om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

  • a.

    het project wordt uitgevoerd in de provincie Noord-Brabant;

  • b.

    het project is gericht op het stimuleren van de aanschaf of het gebruik van e-deelauto’s;

  • c.

    de e-deelauto, bedoeld onder b, is volledig elektrisch en wordt voorzien van energie door middel van een batterij of brandstofcel;

  • d.

    het project is uitsluitend gericht op e-deelauto’s;

  • e.

    de e-deelauto’s worden uitsluitend gebruikt door:

    • 1°.

      particulieren;

    • 2°.

      een samenwerkingsverband van een MKB-onderneming en particulieren; of,

    • 3°.

      een samenwerkingsverband van een MKB-onderneming en haar medewerkers;

  • f.

    het gebruik door particulieren en medewerkers als bedoeld onder e, betreft enkel privé gebruik;

  • g.

    indien het project de aanschaf van e-deelauto’s betreft overlegt de subsidieaanvrager een offerte voor de aanschaf van de e-deelauto’s op naam van de subsidieaanvrager;

  • h.

    indien het project het gebruik van e-deelauto’s betreft, overlegt de subsidieaanvrager een marktconforme concept-gebruikersovereenkomst of een marktconform concept-leasecontract op naam van de subsidieaanvrager;

  • i.

    de concept-gebruikersovereenkomst of het concept-leasecontract als bedoeld onder h, heeft een duur van 2 jaar;

  • j.

    het project is aantoonbaar gericht op tenminste 5 particuliere gebruikers per e-deelauto;

  • k.

    de 5 particuliere gebruikers bedoeld onder j hebben ieder een uniek woonadres;

  • l.

    het project is erop gericht dat de e-deelauto’s ten minste 2 jaar worden gebruikt;

  • m.

    het project is erop gericht dat elke e-deelauto een of meer vaste standplaatsen heeft;

  • n.

    de subsidieaanvrager heeft aantoonbaar overleg gepleegd met de desbetreffende gemeente, indien de vaste standplaats, bedoeld onder m, is beoogd in de openbare ruimte;

  • o.

    de subsidieaanvrager is bereid mee te werken aan een gebruikersonderzoek en zijn gebruikerservaringen met de e-deelauto’s te overleggen aan de provincie Noord-Brabant;

  • p.

    het gebruik van de e-deelauto kan binnen 8 maanden na verlening van de subsidie worden gestart;

  • q.

    de e-deelauto is 24 uur per dag en 7 dagen per week beschikbaar voor de particuliere gebruiker of het particulier gebruik van de medewerker van een MKB-onderneming, tenzij de e-deelauto ook zakelijk wordt gebruikt in een samenwerkingsverband als bedoeld in onderdeel e, onder 2 of 3;

  • r.

    de uitzondering voor het zakelijk gebruik, bedoeld onder q, geldt voor maximaal 9 uur per dag en 5 dagen per week;

  • s.

    aan het project ligt een projectplan ten grondslag waarin in ieder geval is opgenomen:

    • 1°.

      op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

    • 2°.

      een sluitende en realistische begroting.

Artikel 2.7 Subsidiabele kosten

Voor subsidie als bedoeld in artikel 2.4 gelden lump sum bedragen.

Artikel 2.8 Vereisten subsidieaanvraag

Subsidieaanvragen worden ingediend van 1juli 2019 tot en met 3 december 2019.

Artikel 2.9 Subsidieplafond

Gedeputeerde Staten stellen het subsidieplafond voor subsidies als bedoeld in artikel 2.4, voor de periode, genoemd in artikel 2.9, vast op € 750.000.

Artikel 2.10 Subsidiehoogte

De hoogte van de subsidie, bedoeld in artikel 2.4, bedraagt:

  • a.

    € 4.500 per e-deelauto en eenmalig € 2.500 voor proceskosten tot een maximum van in totaal € 29.500, indien de subsidieaanvrager een stichting of vereniging is als bedoeld in art 2.2, onder a en b;

  • b.

    € 4.500 per e-deelauto tot een maximum van in totaal € 27.000, indien de subsidieaanvrager een MKB-onderneming is als bedoeld in artikel 2.2, onder c.

Artikel 2.11 Verdeelcriteria

  • 1. Subsidie wordt verdeeld op volgorde van binnenkomst van de subsidieaanvragen.

  • 2. Indien een subsidieaanvraag nog niet volledig is geldt, voor het bepalen van de onderlinge rangschikking voor de verdeling van de subsidie, de dag waarop de subsidieaanvraag volledig is als datum van binnenkomst.

  • 3. Dreigt het subsidieplafond op enige dag te worden overschreden, dan vindt rangschikking van de op die dag binnengekomen volledige subsidieaanvragen plaats door middel van loting.

  • 4. De loting vindt plaats middels trekking in aanwezigheid van een notaris en ten minste twee onafhankelijke waarnemers.

  • 5. De trekking wordt schriftelijk vastgelegd door de notaris.

  • 6. De eerst getrokken aanvraag, wordt als hoogste gerangschikt.

  • 7. De hoogst gerangschikte aanvraag komt het eerst in aanmerking voor subsidie.

  • 8. Subsidie wordt verdeeld over opeenvolgende aanvragen die volledig gehonoreerd kunnen worden.

Artikel 2.12 Verplichtingen van de subsidieontvanger

De subsidieontvanger heeft in ieder geval de volgende verplichtingen:

  • a.

    het project start binnen 8 maanden na verlening van de subsidie;

  • b.

    de e-deelauto’s worden ten minste 2 jaar gebruikt;

  • c.

    het project wordt voor 3 augustus 2022 afgerond, met een eenmalige verlengingsmogelijkheid van maximaal 6 maanden;

  • d.

    het verzoek tot verlenging, bedoeld onder c, kan door de subsidieontvanger gemotiveerd worden ingediend bij Gedeputeerde Staten uiterlijk voor de datum van het verstrijken van de termijn;

  • e.

    de subsidieaanvrager werkt mee aan een gebruikersonderzoek en overlegt zijn gebruikerservaringen met de e-deelauto’s aan de provincie Noord-Brabant;

  • f.

    de subsidieaanvrager maakt de bevindingen en resultaten van het project toegankelijk voor derden;

  • g.

    bij subsidies van €25.000 tot €125.000 overlegt de subsidieontvanger jaarlijks een tussentijds voortgangsverslag, indien de periode van uitvoering van de activiteiten waarvoor de subsidie wordt verstrekt meer dan twaalf maanden bedraagt;

  • h.

    overeenkomstig artikel 21, zevende lid van de, Asv, houdt de subsidieontvanger voor subsidies van € 25.000 tot € 125.000 een administratie bij van aan de activiteiten verbonden uitgaven en inkomsten als bedoeld in artikel 4:37, eerste lid, onder b, van de Awb en overlegt deze desgevraagd aan Gedeputeerde Staten;

Artikel 2.13 Prestatieverantwoording

  • 1. Bij subsidies tot € 25.000, toont de subsidieontvanger desgevraagd aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van de volgende bewijsstukken:

    • a.

      een factuur voor de aanschaf van de e-deelauto’s op naam van de subsidieaanvrager, indien het project de aanschaf van e-deelauto’s betreft;

    • b.

      een getekende marktconforme gebruikersovereenkomst of een getekend marktconform leasecontract op naam van de subsidieaanvrager, indien het project het gebruik van e-deelauto’s betreft;

    • c.

      foto- of videomateriaal van de standplaatsen, de laadpalen en de e-deelauto’s.

  • 2. Bij subsidies van € 25.000 tot € 125.000 toont de subsidieontvanger bij de aanvraag tot subsidievaststelling aan dat de activiteiten, waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht en dat aan de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan door middel van:

    • a.

      een factuur voor de aanschaf van de e-deelauto’s op naam van de subsidieaanvrager, indien het project de aanschaf van e-deelauto’s betreft;

    • b.

      een getekende marktconforme gebruikersovereenkomst of een getekend marktconform leasecontract op naam van de subsidieaanvrager, indien het project het gebruik van e-deelauto’s betreft;

    • c.

      foto- of videomateriaal van de standplaatsen, de laadpalen en de e-deelauto’s.

Artikel 2.14 Bevoorschotting en betaling

  • 1. Bij subsidies tot €25.000 verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100% van het verleende subsidiebedrag overeenkomstig artikel 23, tweede lid van de Asv.

  • 2. Gedeputeerde Staten betalen het voorschot, bedoeld in het eerste lid, in een keer, overeenkomstig artikel 23, derde lid, van de Asv.

  • 3. Bij subsidies van € 25.000 en hoger verstrekken Gedeputeerde Staten een voorschot van 100 % van het verleende subsidiebedrag.

  • 4. Het voorschot, bedoeld in het derde lid, wordt in een keer betaald.

Artikel 2.15 Evaluatie

Gedeputeerde Staten zenden in 2022 en vervolgens telkens na twee jaar aan Provinciale Staten een verslag over de werking van deze paragraaf in de praktijk.

§ 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling energie Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 25 september 2018

Gedeputeerde Staten voornoemd,

de voorzitter

prof. dr. W.B.H.J. van de Donk

de secretaris

drs. M.J.A. van Bijnen MBA