Subsidieregeling OPZuid 2021 - 2027

Geldend van 28-07-2022 t/m 14-09-2022

Intitulé

Subsidieregeling OPZuid 2021 - 2027

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant, in de hoedanigheid van beheerautoriteit voor het EFRO-programma Zuid-Nederland 2021-2027;

Gelet op artikel 49 van Verordening (EU) 2021/1060 van het Europees parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid (Verordening 2021/1060);

Gelet op artikel 4.2.2 van de Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies juncto artikel 71 van Verordening (EU) 2021/1060;

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op 5 juli 2022 door de minister van Economische Zaken en Klimaat is aangewezen als beheerautoriteit;

Overwegende dat het Comité van Toezicht door middel van een beoordeling kennis heeft genomen van de uitgangspunten van de voorliggende regeling en op 6 april 2022 en 18 mei 2022 daarmee heeft ingestemd;

Overwegende dat het programma-EFRO Zuid-Nederland 2021-2027 op 29 juni 2022 is goedgekeurd door de Europese Commissie;

Besluiten vast te stellen de volgende regeling:

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In deze regeling wordt verstaan onder:

Adviescommissie Stimulus Programmamanagement: adviescommissie ingesteld op grond van artikel 3:5 van de Algemene wet bestuursrecht en overeenkomstig artikel 82 van de Provinciewet;

algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard, Pb L 187/1 van 26 juni 2014;

beheerautoriteit: Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Brabant aangewezen als beheerautoriteit als bedoeld in artikel 71 van verordening 2021/1060 voor het EFRO Programma Zuid-Nederland 2021-2027;

circulair: zodanig ontwerpen en toepassen van producten en processen dat deze bijdragen aan het verminderen van het gebruik van materialen en grondstoffen;

de-minimisverordening: Verordening (EU) N1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun, Pb EU L 352/1 van 24 december 2013;

eiwittransitie: overgang van klassieke eiwitbronnen naar nieuwe en plantaardige eiwitbronnen;

EFRO: Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling als bedoeld in de Verordening (EU) 2021/1058 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling en het Cohesiefonds;

landelijk gebied: rijk geschakeerd gebied buiten de steden, plattelandskernen en bedrijventerreinen met allerlei vormen van infrastructuur en gebruik;

maakindustrie: industrie waarin grondstoffen en materialen tot halffabricaten en producten worden verwerkt;

maatschappelijk middenveld: verzamelnaam voor alle vormen van niet uit de staat voortkomend en niet door de staat geleid maatschappelijk handelen van individuen of groepen;

mkb of mkb-onderneming: kleine en middelgrote onderneming als bedoeld in bijlage I van Aanbeveling van de Commissie van 6 mei 2003 betreffende de definitie van kleine, middelgrote en micro-ondernemingen (2003/361/EG);

onderneming: eenheid die een economische activiteit uitoefent, ongeacht haar rechtsvorm en de wijze waarop zij wordt gefinancierd;

penvoerder: door de deelnemers aan het samenwerkingsverband aangewezen penvoerende persoon of organisatie of penvoerder als bedoeld in artikel 1.1 van de REES;

precisielandbouw: vorm van landbouw waarbij met behulp van technologie zoals GPS, sensortechnologie, ICT en robotisering, heel nauwkeurig de noodzakelijke behandeling wordt gegeven;

programma- EFRO Zuid-Nederland 2021-2027: gezamenlijk programma als bedoeld in artikel 22 van verordening 2021/1060 van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg, goedgekeurd door de Europese Commissie op 29 juni 2022, voor activiteiten die in Zuid-Nederland financiering kunnen ontvangen uit het EFRO;

REES: Regeling Europese EZK- en LNV-subsidies;

reststromen: plantaardige- en voedselreststromen niet zijnde mest, maar wel schelp- en schaaldieren en vis;

RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027: Regionale Innovatie Strategie Slimme Specialisatie voor programma’s Europese fondsen vastgesteld door Gedeputeerde Staten van de provincie Zeeland, de provincie Noord-Brabant en de provincie Limburg op 21 april 2020;

smart energiesysteem: energiesysteem waarbij duurzame bronnen van bijvoorbeeld bedrijven en huishoudens, elektrische auto’s, warmtepompen, huishoudelijke apparaten, opslagsystemen en onderstations op intelligente wijze met elkaar zijn verbonden en energiediensten aan elkaar kunnen leveren;

smart farming: toepassing van moderne informatie- en communicatietechnologieën in de landbouw;

stedelijk gebied: bebouwd gebied binnen en rondom steden;

verordening 2021/1060: verordening (EU) 2021/1060 van het Europees Parlement en de Raad van 24 juni 2021 houdende gemeenschappelijke bepalingen inzake het Europees Fonds voor regionale ontwikkeling, het Europees Sociaal Fonds Plus, het Cohesiefonds, het Fonds voor een rechtvaardige transitie en het Europees Fonds voor maritieme zaken, visserij en aquacultuur en de financiële regels voor die fondsen en voor het Fonds voor asiel, migratie en integratie, het Fonds voor interne veiligheid en het Instrument voor financiële steun voor grensbeheer en visumbeleid, Pb L 231/159 van 30 juni 2021;

Zuid-Nederland: grondgebied van de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg.

Artikel 1.2 Subsidievorm

Subsidies op grond van deze regeling worden verstrekt in de vorm van een geldbedrag.

Artikel 1.3 Weigeringsgronden algemeen

Onverminderd artikel 4.2.7 van de REES wordt subsidie in ieder geval geweigerd als:

  • a.

    de subsidieaanvrager een onderneming in moeilijkheden is als bedoeld in artikel 2, onder 18, van de algemene groepsvrijstellingsverordening;

  • b.

    de subsidieontvanger op enigerlei wijze handelt in strijd met algemeen aanvaarde rechtsbeginselen.

Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag algemeen

Een subsidieaanvraag voldoet in ieder geval aan de volgende vereisten:

  • a.

    een subsidieaanvraag wordt ingediend bij de beheerautoriteit;

  • b.

    een subsidieaanvraag wordt ingediend met gebruikmaking van het daartoe door de beheerautoriteit vastgestelde digitale aanvraagformulier;

  • c.

    een subsidieaanvraag bevat ten minste het volledig ingevulde digitale aanvraagformulier en de daarin voorgeschreven bijlagen.

Artikel 1.5 Verplichtingen algemeen

Onverminderd de artikelen 4.2.11 tot en met 4.2.15 van de REES heeft de subsidieontvanger in ieder geval de verplichting te rapporteren over de inhoudelijke en financiële voortgang van de subsidiabele activiteit.

Artikel 1.6 Vaststelling

  • 1. Binnen de in de beschikking tot subsidieverlening bepaalde termijn dient de subsidieontvanger een aanvraag tot vaststelling in bij de beheerautoriteit.

  • 2. Bij de aanvraag, bedoeld in het eerste lid, toont de subsidieontvanger aan dat:

    • a.

      de activiteiten waarvoor de subsidie is verleend, zijn verricht;

    • b.

      de aan de subsidie verbonden verplichtingen is voldaan.

  • 3. Onverminderd het tweede lid, omvat de aanvraag tot vaststelling het volgende, tenzij in de subsidiebeschikking anders is bepaald:

    • a.

      een inhoudelijk eindverslag;

    • b.

      bewijsstukken ter onderbouwing van de gerapporteerde waarde of waarden voor de outcome-indicatoren;

    • c.

      een financieel verslag.

Artikel 1.7 Betaling en bevoorschotting

  • 1. De beheerautoriteit verstrekt op basis van een daartoe door de subsidieontvanger ingediende betalingsaanvraag als bedoeld in artikel 74 van verordening 2021/1060, voorschotten op het verleende subsidiebedrag van ten hoogste 90% van het verleende subsidiebedrag.

  • 2. De subsidieontvanger dient twee keer per jaar een betalingsaanvraag in.

  • 3. Een voortgangsrapportage als bedoeld in artikel 1.5 wordt aangemerkt als betalingsaanvraag.

  • 4. Een betalingsaanvraag bevat tenminste de declaratie van de gemaakte en betaalde kosten.

  • 5. Op de termijn van betaling is artikel 74 van verordening 2021/1060 van toepassing.

Paragraaf 2 Bijdragen aan innovatieve oplossingen binnen de vijf grote maatschappelijke transities in Zuid-Nederland

Artikel 2.1 Doelgroep

Subsidie op grond van deze paragraaf kan worden aangevraagd door een penvoerder namens een samenwerkingsverband.

Artikel 2.2 Subsidiabele activiteiten

Subsidie kan worden verstrekt voor projecten die innovatie bevorderen binnen een van de volgende maatschappelijke transities uit de RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027 die in het programma-EFRO Zuid-Nederland 2021-2027 centraal staan:

  • a.

    gezondheid;

  • b.

    landbouw en voeding;

  • c.

    energie;

  • d.

    klimaat;

  • e.

    grondstoffen.

Artikel 2.3 Weigeringsgronden

Onverminderd artikel 1.3 wordt een aanvraag om subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder b, in ieder geval geweigerd als sprake is van verwaarding van reststromen uit mest.

Artikel 2.4 Subsidievereisten

  • 1. Om voor subsidie in aanmerking te komen, wordt voldaan aan de volgende vereisten:

    • a.

      het project wordt uitgevoerd door een samenwerkingsverband dat bestaat uit ten minste twee partners;

    • b.

      alle partners in het samenwerkingsverband als bedoeld onder a, zijn ingeschreven in het handelsregister;

    • c.

      de samenwerking is vastgelegd in een samenwerkingsovereenkomst die verder bevat:

      • 1°.

        instemming van alle partners over de aanwijzing van de penvoerder om de subsidieaanvraag in te dienen;

      • instemming van alle partners met het project;

      • de verdeling van de verantwoordelijkheden, aansprakelijkheid, bevoegdheden en financiële verplichtingen betreffende de kosten en financiering van de partners;

    • d.

      het project wordt uitgevoerd in Zuid-Nederland of komt ten goede aan Zuid-Nederland;

    • e.

      het project komt ten goede aan het mkb;

    • f.

      het project bestaat uit een of meer van de volgende acties:

      • de ondersteuning van living labs en demonstraties in de reële omgeving, waarin bedrijven, kennisinstellingen en maatschappelijk middenveld samenwerken;

      • de ontwikkeling of doorontwikkeling van innovaties binnen en tussen mkb;

      • de ontwikkeling of doorontwikkeling van vernieuwende interregionale en internationale waardenketens van bedrijven;

    • g.

      onverminderd onderdeel f, kan het project, als het past binnen de energietransitie, bedoeld in artikel 2.2, onder c, ook bestaan uit:

      • het ondersteunen van het mkb bij het vermarkten van innovaties die kunnen bijdragen aan hernieuwbare energieproducten en slimme energiesystemen, energienetwerken en energieopslag; of

      • het lokaal in praktijk brengen en doorontwikkelen van innovatievormen van duurzame energieproductie en slimme energiesystemen, energienetwerken en energieopslag;

  • 2. Onverminderd het eerste lid, is om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder a, in aanmerking te komen het project gericht op een van de volgende thema’s:

    • a.

      behandelmethoden en technieken voor gepersonaliseerde zorg;

    • b.

      preventie met behulp van ICT, artificial intelligence of life science.

  • 3. Onverminderd het eerste lid, is om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder b, in aanmerking te komen, het project gericht op een van de volgende thema’s:

    • a.

      duurzame verwaarding van reststromen;

    • b.

      technologieontwikkeling en opschaling van voedselverwerkingsindustrie in het kader van de eiwittransitie gericht op;

      • telen van nieuwe en plantaardige eiwitbronnen; of

      • telen van nieuwe en plantaardige eiwitbronnen; of

      • verbinden en optimaliseren van samenwerking tussen faciliteiten van proeftuinen, livinglabs, fieldlabs of shared facilities;

    • c.

      smart farming en precisielandbouw gericht op:

      • in balans brengen van de landbouw met de omgeving of kringlooplandbouw;

      • een goede opbrengst en zuinig gebruik van grondstoffen en energie;

      • het beperken van de belasting van klimaat, bodem- en watersysteem, milieu en natuur;

      • het naar beneden brengen van de emissies uit de landbouw- en voedselketen; of

      • het verminderen of voorkomen van waterverontreiniging door voedingsstoffen of nutriënten uit de landbouw.

  • 4. Onverminderd het eerste lid, is om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder c, in aanmerking te komen, het project gericht op een van de volgende thema’s:

    • a.

      duurzame energie opwek, met opslag, conversie en slimme uitwisseling met het net;

    • b.

      duurzaam en smart lokaal of regionaal energiesysteem gericht op het op elkaar afstemmen van vraag naar en aanbod van energie.

  • 5. Onverminderd het eerste lid, is om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder d, in aanmerking te komen, het project gericht op een van de volgende thema’s:

    • a.

      watertekort en droogte landelijk gebied;

    • b.

      waterveiligheid en wateroverlast in het stedelijk gebied.

  • 6. Onverminderd het eerste lid, is om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2, onder e, in aanmerking te komen, het project gericht op een van de volgende thema’s:

    • a.

      circulaire bouwsector met een focus op materialen of grondstoffen en bouwmethoden om te komen tot een CO2-vrije gebouwde omgeving in 2050;

    • b.

      circulaire maakindustrie en gebruikscyclus met een focus op materialen of grondstoffen en smart industry ten behoeve van grondstoffenreductie.

  • 7. Onverminderd voorgaande leden wordt, indien sprake is van staatssteun, om voor subsidie als bedoeld in artikel 2.2 in aanmerking te komen, voldaan aan het bepaalde in, voor zover van toepassing, een van de artikelen 14, 15, 17, 18, 22, 25, eerste lid, tweede lid, onder c of d, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49 52, 53, 56, 56ter, 56quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening.

  • 8. Onverminderd het eerste tot en met zesde lid, wordt, indien sprake is van staatssteun en het project niet voldoet aan een van de vereisten in het zevende lid, slechts subsidie verstrekt indien wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in de de-minimisverordening.

Artikel 2.5 Indieningsvereisten

Onverminderd artikel 1.4 worden bij de aanvraag de volgende gegevens verstrekt:

  • a.

    een projectplan waarin in ieder geval is opgenomen op welke wijze wordt voldaan aan de vereisten in deze paragraaf;

  • b.

    een begroting en sluitend financieringsplan van de aanvrager;

  • c.

    een samenwerkingsovereenkomst;

  • d.

    een MKB-verklaring van alle projectpartners die MKB zijn.

Artikel 2.6 Aanvraagperiode

Aanvragen om subsidie worden ingediend binnen de tenderperiode van12 september vanaf 09.00 uur tot en met 4 november 2022, tot 17.00 uur;

Artikel 2.7 Subsidieplafond

De beheerautoriteit stelt het subsidieplafond voor de tenderperiode, genoemd in artikel 2.6, vast op:

  • a.

    € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder a;

  • b.

    € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder b;

  • c.

    € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder c;

  • d.

    € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder d;

  • e.

    € 6.000.000 voor subsidies als bedoeld in artikel 2.2, onder e.

Artikel 2.8 Subsidiehoogte

  • 1. De hoogte van de subsidie bedraagt 35% van de subsidiabele kosten tot een maximum van € 1.000.000.

  • 2. Indien de aanvrager minder dan 35% van de subsidiabele kosten, bedoeld in het eerste lid, aanvraagt, wordt slechts het gevraagde percentage aan subsidie verstrekt.

  • 3. Het percentage, bedoeld in het eerste lid, wordt gehanteerd onder het voorbehoud dat het totaal van overheidsbijdragen die aangemerkt moeten worden als staatssteun aan de subsidieontvanger niet meer bedraagt dan op grond van een van de artikelen 14, 15, 17, 18, 22, 25, eerste lid, tweede lid, onder c of d, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 52, 53, 56, 56ter, 56quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening is toegestaan.

  • 4. Onverminderd het eerste tot en met derde lid, wordt niet meer subsidie verstrekt dan op grond van artikel 67, eerste lid, onder a, van verordening 2021/1060 is toegestaan.

Artikel 2.9 Verdeelcriteria

  • 1. Indien de binnen de tenderperiode ingediende volledige subsidieaanvragen het vastgestelde subsidieplafond, genoemd in artikel 2.8, te boven gaan, worden de aanvragen op basis van een onderlinge vergelijking gerangschikt naar geschiktheid als bedoeld in artikel 4.2.8 van de REES op grond van punten waarbij de aanvraag met de meeste punten bovenaan eindigt.

  • 2. Het project scoort tenminste tien punten tot een maximum van 20 punten voor elk van de volgende criteria en tenminste 70 punten totaal op de volgende criteria:

    • a.

      de mate waarin het project bijdraagt aan de doelstellingen van het programma en de openstelling van het EFRO-programma Zuid-Nederland 2021-2027;

    • b.

      de mate waarin het project bijdraagt aan duurzame ontwikkeling en maatschappelijke impact;

    • c.

      de mate waarin het project financieel en economisch toekomstperspectief heeft;

    • d.

      de mate waarin het project innovatief is; en

    • e.

      de mate van kwaliteit van het project.

  • 3. Voor het scoren van punten voor een van de genoemde criteria, bedoeld in het tweede lid, is het van meerwaarde als het project zich richt op een van de volgende innovatieversnellers:

    • a.

      digitalisering;

    • b.

      creatief design; of

    • c.

      skillsontwikkeling.

Artikel 2.10 Adviescommissie Stimulus Programmamanagement

  • 1. De beheerautoriteit legt aanvragen voor subsidie voor advies over artikel 2.9 voor aan de Adviescommissie Stimulus Programmamanagement.

  • 2. Aanvragers van subsidieaanvragen als bedoeld in artikel 2.9, eerste lid lichten op verzoek van de beheerautoriteit hun subsidieaanvraag mondeling toe bij de Adviescommissie Stimulus Programmamanagement.

Paragraaf 3 Slotbepalingen

Artikel 3.1 Inwerkingtreding

Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad van Noord-Brabant waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 3.2 Citeertitel

Deze regeling wordt aangehaald als: Subsidieregeling OPZuid 2021-2027.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 19 juli 2022

Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant,

de voorzitter,

mr. I.R. Adema

de secretaris,

drs. M.J.A. van Bijnen MBA

Toelichting behorende bij de Subsidieregeling OPZuid 2021-2027

Algemeen

In 2021 is het ‘programma-EFRO Zuid-Nederland 2021-2027” (hierna OPZuid) opgesteld. Het OPZuid is tot stand gekomen in samenwerking met het Rijk, de provincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg en verschillende andere partijen uit de regio. De Subsidieregeling OPZuid 2021-2027 (hierna: Subsidieregeling) is opgesteld ter uitvoering van het OPZuid.

Europese Regelgeving in het kader van staatssteun

Bij subsidieverlening op grond van deze regeling kan sprake zijn van staatssteun, indien de aanvrager een onderneming is in de zin van het Europese recht en voor het overige voldoet aan de criteria van staatssteun. Staatssteun is in beginsel verboden, maar uitzonderingen zijn mogelijk. Afhankelijk van het project wordt in deze regeling gebruik gemaakt van een van de vrijstellingen uit de artikelen 14, 15, 17, 18, 22, 25, eerste lid, tweede lid, onder c of d, 26, 27, 28, 29, 30, 31, 32, 33, 34, 35, 36, 37, 38, 39, 40, 41, 42, 43, 45, 46, 47, 48, 49, 52, 53, 56, 56ter, 56quater van de algemene groepsvrijstellingsverordening. De beheerautoriteit beoordeelt per project of voldaan wordt aan de wet- en regelgeving omtrent staatssteun. Indien sprake is van staatssteun, geen van de vrijstellingen uit de algemene groepsvrijstellingsverordening van toepassing is en het gevraagde subsidiebedrag onder de de-minimisdrempel blijft, dan wordt gebruik gemaakt van de de-minimisverordening. Indien gebruik wordt gemaakt van de-minimisverordening, is vanuit het Europees recht geen sprake van staatssteun.

Omdat de REES een minimum van kosten van € 200.000 als ondergrens voor de totale subsidiabele kosten stelt, is de verwachting dat weinig gebruik zal worden gemaakt van de de-minimisverordening.

Juridisch kader

Artikel 73 van de Verordening 2021/1060 bepaalt dat de beheerautoriteit voor de selectie van concrete acties criteria en procedures vaststelt en toepast die niet-discriminerend en transparant zijn, toegankelijkheid voor personen met een handicap en gendergelijkheid waarborgen en rekening houden met het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, het beginsel van duurzame ontwikkeling en het beleid van de Unie op milieugebied. Op Europees niveau is aldus het opstellen van regels om subsidie voor de EFRO-gelden te verstrekken, neergelegd bij de beheerautoriteit. Dit dient te worden ingepast in het nationale recht.

Hiertoe is in het nationale recht het volgende af te leiden: Artikel 4:23 van de Algemene wet bestuursrecht bepaalt dat subsidieverstrekking een wettelijke grondslag dient te hebben, waarin wordt geregeld voor welke activiteiten subsidie kan worden verstrekt. In of bij het wettelijk voorschrift dienen de essentialia van subsidieverstrekking te worden geregeld. Dat zijn: een aanduiding van de activiteiten, de aanwijzing van het bevoegde orgaan, het subsidieplafond, de verdelingsmaatstaf, verplichtingen en bevoorschotting.

In artikel 6 van de Uitvoeringswet EFRO is vervolgens bepaald dat in een Ministeriële Regeling ter zake van de aldaar genoemde essentialia, regels moeten worden gesteld. In artikel 9 is bepaald dat de beheerautoriteit beleidsregels stelt waarin de uitgangspunten omtrent de bevoegdheidsuitoefening rondom de subsidieverstrekking zijn geregeld.

In de Regeling Europese EZK- en LNV subsidies (in het vervolg: REES), is vervolgens in artikel 4.2.2 bepaald dat de beheerautoriteit een subsidieplafond vaststelt, alsmede de verdeelcriteria. De directe grondslag om deze regeling te maken is daarmee dus te vinden in artikel 4.2.2 van de REES. Een subsidieplafond is volgens heersende jurisprudentie (onder andere een uitspraak van de ABRvS van 24 september 2014, vindplaats: ECLI:NL:RVS:2014:3465 en AB 2015/5) een algemeen verbindend voorschrift vanwege het normstellende karakter. Derhalve is ervoor gekozen om een regeling op te stellen. De overige onderdelen van de regeling delen, voor zover zij zelf geen zelfstandige normstelling inhouden, in het normstellende karakter van het besluit.

De onderwerpen die in de REES uitputtend zijn geregeld, zijn niet opgenomen in deze beleidsregels, waaronder bepalingen aangaande subsidiabele kosten.

In de Verordening 2021/1060 en de REES zijn diverse zaken geregeld. Deze worden niet herhaald in deze regeling. Daarnaast zijn er ook vereisten en verplichtingen die op grond van hogere wet- en regelgeving rechtstreeks gelding hebben. Ook deze vereisten en verplichtingen zijn niet expliciet in deze subsidieregeling opgenomen. De subsidieregeling staat dus niet op zichzelf, maar maakt onderdeel uit van een breder kader.

Staatssteun

Voor de rechtvaardiging van staatssteun is aangesloten bij de Algemene groepsvrijstellingsverordeningen. Afhankelijk van de te subsidiëren activiteiten is gekozen voor een zo breed mogelijk scala aan artikelen uit de AGVV om hiermee zoveel mogelijk ruimte te bieden voor de diversiteit aan projecten die onder het programma passen.

Stimulerend effect staatssteun

In artikel 1.3., tweede lid van de REES is bepaald dat vóór indiening van de aanvraag door de subsidieontvanger gemaakte kosten niet voor subsidie in aanmerking komen. Hiermee wordt beoogd te voldoen aan de verplichting van artikel 6 van de Algemene groepsvrijstellingsverordening dat staatssteun aan ondernemingen alleen vrijgesteld of anderszins gerechtvaardigd kan worden verstrekt, indien sprake is van een stimulerend effect. Stimulerend effect is aanwezig als door de subsidie het gedrag van de onderneming verandert. Er wordt bijvoorbeeld een project gerealiseerd dat niet van de grond zou komen zonder subsidie. Of de omvang van een project verandert door de subsidie. In artikel 6 van de algemene groepsvrijstellingsverordening is bepaald dat steun wordt geacht een stimulerend effect te hebben wanneer de aanvraag om subsidie is ingediend voordat de activiteit aanvangt. Indien de activiteiten eerder zijn aangevangen, dient het stimulerend effect te worden aangetoond door de aanvrager.

Artikelsgewijs

Artikel 1.1 Begripsbepalingen

In Europees recht en nationaal recht kunnen begrippen verschillend worden geïnterpreteerd. Daar waar Europees recht afwijkt en in deze regeling moet worden toegepast, wordt de betreffende begripsbepaling opgenomen. Voor de begrippen subsidieontvanger en aanvrager geldt dat de definitie uit de Awb wordt gevolgd. Deze begrippen zijn derhalve niet in de begripsbepalingen opgenomen. Overigens is in artikel 2 van Verordening 2021/1060 onderscheid gemaakt tussen de begrippen begunstigde, artikel 2, onder 9, en eindontvanger, artikel 2, onder 18. Deze begrippen omvatten meer, behalve het zijn van aanvrager en subsidieontvanger, ook een doelgroep afbakening. Voor het toepassen van de regeling is hiertoe de Awb en het nationale recht aangehouden. Daar waar verplichtingen uit de Verordening 2021/1060 rechtstreeks worden toegepast, is de begunstigde gelijk te stellen met de aanvrager en de eindontvanger met de subsidieontvanger. Voorts is het begrip concrete actie uit Verordening 2021/1060 gelijk te stellen met het begrip subsidiabele activiteit en project.

Onder Adviescommissie Stimulus Programmamanagement

De Adviescommissie Stimulus Programmamanagement is een commissie van onafhankelijke experts die is ingesteld door de beheerautoriteit om de projectvoorstellen te beoordelen, zowel voordat rangschikking bij overschrijding van het subsidieplafond plaatsvindt, als ook voor de rangschikking zelf.

Onder beheerautoriteit

Het college van gedeputeerde staten van de provincie Noord-Brabant is bij besluit van de minister van Economische Zaken en Klimaat op 5 juli 2022 aangewezen als beheerautoriteit voor het EFRO-Programma Zuid-Nederland 2021-2027.

Onder maatschappelijke middenveld:

Voorbeelden van dergelijke organisaties zijn:

  • sociale partners (vakbonden en werkgeversorganisaties);

  • niet-gouvernementele organisaties (bv. milieubescherming en consumentenrechten);

  • basisorganisaties (bv. jeugdbewegingen, gezinsbonden).

Bovenstaande opnemen in de toelichting.

Onder RIS3 Zuid-Nederland 2021-2027

De afkorting staat voor Research & Innovation strategy for smart specialisation Zuid-Nederland. De RIS3 is op 21 april 2020 vastgesteld door gedeputeerde staten van Noord-Brabant, gedeputeerde staten van Zeeland en gedeputeerde staten van Limburg in de hoedanigheid van beoogde beheerautoriteit. In de RIS3 is de innovatiestrategie voor Zuid-Nederland voor de periode 2021-2027 uiteengezet. De RIS3 maakt integraal onderdeel uit van het OPZuid. De RI3S is bedoeld om richting te geven aan de inzet van regionaal beschikbare Europese overheidsmiddelen, gekoppeld aan rijksmiddelen en provinciale middelen uit Nederland.

Artikel 1.2 Subsidievorm

Subsidie wordt verleend voor projecten. Op grond van verordening 2021/1060 kan de subsidie als geldbedrag worden verleend.

Artikel 1.3 Weigeringsgronden algemeen

Onder b

In de Communautaire richtsnoeren inzake staatssteun voor reddings- en herstructureringssteun aan ondernemingen in financiële moeilijkheden (PbEU 2004/C244/02) is aangegeven in welke gevallen een onderneming in financiële moeilijkheden verkeert. Bij het indienen van een aanvraag, dient hiervoor een verklaring te worden gevoegd waarin wordt verklaard dat de aanvrager niet in financiële moeilijkheden verkeert.

Onder c

Algemeen aanvaarde rechtsbeginselen is een breed begrip. Hieronder worden onder andere de horizontale beginselen uit artikel 9 van Verordening 2021/1060 verstaan, zoals eerbiediging van grondrechten, gelijkheid van vrouwen en mannen, gendermainstreaming, de integratie van een genderperspectief, maatregelen tegen discriminatie op grond van geslacht, ras of etnische afkomst, godsdienst of overtuiging, handicap, leeftijd of seksuele gerichtheid. Ook wordt gestreefd naar het bevorderen van duurzame ontwikkeling en dient de milieuacquis van de Unie te worden nagestreefd, alsook het recht van de Unie en het nationale (Nederlands) recht.

Artikel 1.4 Vereisten subsidieaanvraag algemeen

Op grond van artikel 4:2 van de Awb dient een aanvraag aan diverse vereisten te voldoen om in behandeling genomen te kunnen worden. Hiertoe stelt de beheerautoriteit een aanvraagformulier en diverse bijlagen vast. Als sprake is van openstelling binnen een tenderperiode, is het van belang dat de aanvraag bij indiening direct volledig is. Derhalve wordt de mogelijkheid geboden voorafgaand aan het indienen bij de beheerautoriteit te informeren over de volledigheid van de aanvraag.

Onder a

De behandeling van aanvragen wordt uitgevoerd door Stimulus Programmamanagement, een onderdeel van de provincie Noord-Brabant die het secretariaat namens de beheerautoriteit voert.

Onder b

Voor het indienen van een aanvraag is één landelijk elektronisch systeem ontwikkeld. Het systeem voldoet aan de eisen van verordening 2021/1060, met name de eisen in artikel 69.

Onder c

Een aanvraag is pas volledig als zowel het aanvraagformulier alsook de daarin voorgeschreven bijlagen op de juiste wijze zijn ingevuld en ingediend.

Artikel 1.5 Verplichtingen algemeen

De bevoegdheid om verplichtingen te verbinden aan de subsidie volgt uit artikel 4.2.15 van de REES. Naast de REES bevat ook verordening 2021/1060 verplichtingen aan de subsidieontvanger, onder andere in bijlage IX, behorende bij artikel 47 en 50 de verplichting om te vermelden dat voor het project steun is verleend uit het EFRO.

De artikelen 4.2.11 tot en met 4.2.14 van de REES kennen de verplichtingen voor de subsidieontvanger om het project uit te voeren overeenkomstig het projectplan, het melden van wijzigingen binnen het project bij de beheerautoriteit en dat de beheerautoriteit hiervoor toestemming moet geven. Ook dient de subsidieontvanger te zorgen voor een controleerbare financiële administratie met betrekking tot de aan het project gerelateerde kosten en uitgaven.

Artikel 1.6 Vaststelling

In artikel 4.2.17 van de REES is bepaald dat de beheerautoriteit binnen 26 weken beslist op een aanvraag om subsidievaststelling.

Artikel 1.7 Betaling en bevoorschotting

In artikel 74 van verordening 2021/1060 is bepaald dat de beheerautoriteit uiterlijk 80 dagen na het indienen van de betalingsaanvraag van de begunstigde subsidie aan de begunstigde uitbetaalt. Dit betreft de betaling van voorschotten op het verleende subsidiebedrag op basis van de door de begunstigde gemaakte en betaalde kosten. Het voorbehoud wegens beschikbaarheid van financiering, zoals opgenomen in artikel 74, eerste lid, onder b, is vertaald in een beperking van het aantal betalingsaanvragen tot tweemaal per jaar, een beperking van de totale bevoorschotting tot 90%. De bepaling laat onverlet de bevoegdheid van de beheerautoriteit de betalingstermijn op te schorten wegens onder andere gebrek aan gegevens om de betalingsaanvraag te beoordelen, conform artikel 74, eerste lid, onder b van verordening 2021/1060.

Artikel 2.8 Subsidiehoogte

Het OPZuid kent een cofinancieringsinspanning vanuit de provincies en het Rijk. Hiertoe worden aparte cofinancieringsregelingen opgesteld door de provincies.