Regeling vervallen per 27-07-2021

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende bepalingen betreffende de normen en verplichtingen voor Gedeputeerde Staten bij de uitoefening van de treasuryfunctie (Verordening treasury Noord-Brabant)

Geldend van 10-06-2017 t/m 26-07-2021

Intitulé

Verordening van Provinciale Staten van de provincie Noord-Brabant houdende bepalingen betreffende de normen en verplichtingen voor Gedeputeerde Staten bij de uitoefening van de treasuryfunctie (Verordening treasury Noord-Brabant)

Provinciale Staten van Noord-Brabant;

 

Gelezen het voorstel van Gedeputeerde Staten, d.d. 14 december 2010, alsmede de Memorie van antwoord/Nota van wijziging d.d. 25 januari 2011;

Gelet op de artikelen 143 en 216 van de Provinciewet;

 

Gelezen het advies van de Rekeningcommissie van 23 september 2010;

 

Gelezen het advies van de Commissie bestuur en middelen van 14 januari 2011;

 

Overwegende dat Provinciale Staten, mede gelet op de Wet financiering decentrale overheden en de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden, regels wensen vast te stellen met betrekking tot de uitgangspunten voor het financiële beleid, alsmede voor het financiële beheer en voor de inrichting van de financiële organisatie;

 

Overwegende dat Provinciale Staten daartoe op 9 december 2005 de Financiële beleids- en beheersverordening provincie Noord-Brabant hebben vastgesteld, alsmede op 7 december 2001 het Treasury statuut provincie Noord-Brabant, laatstelijk gewijzigd op 11 juni 2010;

 

Overwegende dat Gedeputeerde Staten op grond van artikel 13 van de Financiële beleids- en beheersverordening Noord-Brabant belast zijn met de uitoefening van de treasuryfunctie en gelet op het vierde lid een treasury statuut dienen op te stellen dat door Provinciale Staten wordt vastgesteld;

 

Overwegende dat het Treasury statuut provincie Noord-Brabant vanwege diverse in- en externe ontwikkelingen, alsmede om regelgevingstechnische redenen, wijziging behoeft en Provinciale Staten vanwege de omvang van deze wijzigingen een nieuwe verordening treasury wensen vast te stellen;

 

Overwegende dat Provinciale Staten daarbij de bevoegdheidsverdeling tussen Provinciale Staten en Gedeputeerde Staten duidelijker willen aangeven en daartoe de inhoud van deze Verordening treasury Noord-Brabant wensen te beperken tot de normen en verplichtingen die Gedeputeerde Staten in acht dienen te nemen bij de feitelijke uitoefening van de treasuryfunctie, waarover zij door middel van de treasuryparagraaf in de jaarlijkse begroting en jaarrekening/jaarverslag verantwoording afleggen;

 

Overwegende dat Provinciale Staten aan Gedeputeerde Staten opdragen om de uitvoering van de treasuryfunctie binnen de kaders als vastgelegd in deze verordening nader vast te leggen;

Besluiten vast te stellen de volgende verordening:

§ 1 Inleiding

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • a.

    aandelenrisico: onzekerheid in de waarde van niet beursgenoteerde aandelen en beursgenoteerde aandelen;

  • b.

    best executie: verantwoordelijkheid een financiële transactie uit te voeren tegen de best haalbare prijs in de markt;

  • c.

    commodityrisico: onzekerheid in waarde van beleggingen in grondstoffen en bulkgoederen;

  • d.

    debiteurenlimitering: maximaal bedrag in marktwaarde dat uitstaat bij een tegenpartij;

  • e.

    derivaten: financiële instrumenten die hun bestaan ontlenen aan een bepaalde onderliggende waarde;

  • f.

    extern beheer: beheer van het vermogen door een vermogensbeheerder of via geheel of partieel schatkistbankieren;

  • g.

    gap: som van de inkomende en uitgaande kasstromen per tijdseenheid;

  • h.

    garantieproduct: financieel product waarbij de hoofdsom is gegarandeerd;

  • i.

    indexatieportefeuille: portefeuille van beleggingen, bestaande uit een garantiedeel en een vrij belegbaar deel, tezamen een garantieproduct vormend, met als doel het vermogen in de immunisatieportefeuille te beschermen tegen waardevermindering door inflatie;

  • j.

    immunisatieportefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel jaarlijks een vaste inkomstenbron te realiseren ten behoeve van de begroting;

  • k.

    intern beschikbare middelen: middelen die niet zijn toegewezen aan een beleggingsportefeuille;

  • l.

    investeringsagenda portefeuille: portefeuille van beleggingen met als doel voldoende middelen beschikbaar te hebben voor investeringen in de Noord-Brabantse samenleving;

  • m.

    kasgeldlimiet: limiet met betrekking tot de hoogte van de kortlopende schulden als percentage van het totaal van de provinciale begroting;

  • n.

    kredietrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een tegenpartij;

  • o.

    landenrisico: onzekerheid in waarde en opbrengsten als gevolg van het niet of niet tijdig na kunnen komen van betalingsverplichtingen door een land;

  • p.

    liquiditeitsplanning: chronologisch overzicht waarin de geprognosticeerde inkomende en uitgaande kasstromen worden weergegeven per tijdseenheid;

  • q.

    liquiditeitsrisico: onzekerheid in omvang beschikbaar kasgeld als gevolg van een onverwachte financieringsbehoefte of de afwezigheid van financieringsbronnen;

  • r.

    obligatie: waardepapier dat valt onder de categorie vastrentende waarden;

  • s.

    operationeel risico: onzekerheid in opbrengsten en kosten als gevolg van menselijke fouten, fraude en falende systemen, procedures en processen;

  • t.

    partieel schatkistbankieren: uitlenen aan de minister van financiën van een deel van de overtollige middelen;

  • u.

    renterisico: onzekerheid in rentebaten, rentelasten en waarde als gevolg van rente veranderingen;

  • v.

    reputatierisico: mogelijke negatieve effecten op de reputatie van een organisatie;

  • w.

    renterisiconorm: norm met betrekking tot de jaarlijks verplichte aflossingen plus de renteherzieningen als percentage van de totale provinciale begroting;

  • x.

    Ruddo: Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • y.

    value at risk methode: methode, die het bedrag bepaalt dat met een bepaalde kans, binnen een bepaald betrouwbaarheidsinterval, kan worden verloren;

  • z.

    valutarisico: onzekerheid in waarde als gevolg van veranderende valutakoersen;

  • aa.

    vastgoedrisico: onzekerheid in de waarde van beursgenoteerde vastgoed aandelen;

  • bb.

    vastrentende waarden: verzamelnaam voor waardepapieren met een vaste looptijd waarover een vaste rente wordt vergoed;

  • cc.

    vrij belegbaar deel: deel van het garantieproduct zonder enige beleggingsbeperkingen vanuit de Wet financiering decentrale overheden, respectievelijk de Regeling uitzettingen en derivaten decentrale overheden;

  • dd.

    Wet fido: Wet financiering decentrale overheden.

§ 2 Risiconormen

Artikel 2 Risicobeheersing

  • 1 Gedeputeerde Staten houden in het kader van de uitvoering van de treasuryfunctie ten minste rekening met de volgende risico’s:

    • a.

      renterisico’s;

    • b.

      liquiditeitsrisico’s;

    • c.

      kredietrisico’s;

    • d.

      aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s;

    • e.

      operationele- en reputatierisico’s.

  • 2 Gedeputeerde Staten stellen voor elk van deze risico’s, bedoeld in het eerste lid, normen en limieten vast.

§ 3 Verplichtingen bij aantrekken van middelen

Artikel 3 Algemeen

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van het aantrekken van middelen de navolgende normen in acht:

  • a.

    te allen tijde dienen voldoende middelen beschikbaar te zijn om het provinciale beleid te kunnen uitvoeren;

  • b.

    bij het aantrekken van middelen worden de meest kosten efficiënte financieringsinstrumenten ingezet;

  • c.

    de looptijd van de financiering wordt afgestemd op de liquiditeitsplanning van de Provincie;

  • d.

    alle aangetrokken middelen voldoen te allen tijde tenminste aan de risiconormen en limieten, bedoeld in artikel 2;

  • e.

    middelen worden uitsluitend aangetrokken voor het uitoefenen van de publieke taak;

  • f.

    bij het aantrekken van middelen wordt aan tenminste twee partijen een offerte gevraagd;

  • g.

    ter financiering van potentiële liquiditeitstekorten worden minimaal twee verschillende financieringsbronnen ingericht;

  • h.

    bij het opereren op de financiële markten wordt zodanig gehandeld dat de toegang tot die markten niet in gevaar komt.

§ 4 Verplichtingen bij uitzetten van middelen

Artikel 4 Algemeen

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van het uitzetten van middelen de navolgende normen in acht:

  • a.

    als beleggingsportefeuilles worden in ieder geval aangehouden :

    • de immunisatieportefeuille;

    • de investeringsagenda portefeuille;

    • de indexatieportefeuille;

    • overige middelen.

  • b.

    de Provincie laat zich te allen tijde classificeren als een professionele belegger door gebruik te maken van de opt-up regeling, beschreven in artikel 4.18c, van de Wet op het financieel toezicht;

  • c.

    alle uitgezette middelen voldoen te allen tijde tenminste aan de risiconormen en limieten, bedoeld in artikel 2;

  • d.

    aan de beleggingsportefeuille worden uitsluitend middelen toegewezen die voor minimaal één jaar overtollig zijn;

  • e.

    in een beleggingsmandaat worden nadere regels vastgesteld waarbinnen het vermogen van de beleggingsportefeuilles extern beheerd mag worden;

  • f.

    in het mandaat bedoeld onder e worden minimaal de risiconormen en limieten gehanteerd, bedoeld in artikel 2;

  • g.

    in het mandaat, bedoeld onder e, wordt in ieder geval als uitgangspunt best executie opgenomen;

  • h.

    bij tenminste twee marktpartijen wordt een offerte gevraagd alvorens tot het uitzetten van middelen en of het afsluiten van derivaten over te gaan.

Artikel 5 Immunisatieportefeuille

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de immunisatieportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    de immunisatieportefeuille bestaat uitsluitend uit:

    • het daartoe door Provinciale Staten bestemde dan wel te bestemmen deel uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

    • dividend verkregen uit het aandelenbezit in Enexis N.V. en Attero N.V.;

    • opbrengsten afkomstig uit de leningen die in het kader van de verkoop van aandelen in Essent N.V. zijn verstrekt aan Enexis N.V;

  • b.

    het is alleen toegestaan om te beleggen in vastrentende waarden;

  • c.

    vastrentende waarden in de immunisatieportefeuille worden niet tussentijds verkocht, maar aangehouden in de portefeuille tot het einde van de looptijd, tenzij marktomstandigheden aanleiding geven tot eerdere verkoop;

  • d.

    de immunisatieportefeuille wordt in stand gehouden, waarbij de aflossingen en het gedeelte van de rentecouponnen dat niet intern wordt aangewend voor de begroting, worden herbelegd.

Artikel 6 Investeringsagenda portefeuille

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de investeringsagendaportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    de investeringsagenda portefeuille bestaat uitsluitend uit:

    • het daartoe door Provinciale Staten bestemde dan wel te bestemmen deel uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

    • mogelijke aanvullende ontvangsten uit de verkoopopbrengst van de aandelen Essent;

  • b.

    de omvang van de investeringsagenda portefeuille neemt af naar de mate waarin de voorgenomen investeringen worden gerealiseerd;

  • c.

    de aflossingen en de rentecouponnen van de beleggingen worden afgestemd op de liquiditeitsplanning van de investeringsagenda;

  • d.

    de obligaties en andere vastrentende waarden in de investeringsagenda portefeuille worden niet tussentijds verkocht, maar worden aangehouden in de portefeuille tot het einde van de looptijd, tenzij marktomstandigheden aanleiding geven tot eerdere verkoop;

  • e.

    de middelen die vrijvallen en niet direct nodig zijn in projecten van de investeringsagenda, worden herbelegd in de investeringsagenda portefeuille;

  • f.

    de investeringsagenda portefeuille dient voldoende flexibiliteit te bieden om tussentijdse aanpassingen van de investeringsagenda op te kunnen vangen;

  • g.

    bij het bepalen van de omvang van de investeringsagenda portefeuille wordt geen rekening gehouden met kostenstijgingen als gevolg van inflatie.

Artikel 7 Indexatieportefeuille.

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de indexatieportefeuille de navolgende normen in acht:

  • a.

    gestreefd wordt naar een stijging van de jaarlijkse inkomstenstromen die door de immunisatieportefeuille wordt gegenereerd ter hoogte van de inflatie;

  • b.

    het vrij belegbaar deel van de indexatieportefeuille wordt risicovol belegd met inachtneming van de risiconormen, bedoeld in artikel 2;

  • c.

    middelen van de indexatieportefeuille worden overgeheveld naar de immunisatieportefeuille, indien het rendement dat is behaald met de indexatieportefeuille toereikend is om de inflatie te compenseren.

§ 5 Verplichtingen met betrekking tot risico’s

Artikel 8 Renterisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van de renterisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    renterisico’s worden beoordeeld op basis van :

    • de kasgeldlimiet;

    • de renterisiconorm;

    • de gap;

  • b.

    voor de immunisatieportefeuille geldt een gap van maximaal tien procent, tenzij de beschikbaarheid van de obligaties en de verstrekte leningen aan Enexis en andere vastrentende waarden dit in enig jaar niet toelaat;

  • c.

    de investeringsagenda portefeuille wordt afgestemd op de liquiditeitsprognose van de projecten van de investeringsagenda;

  • d.

    voor de immunisatieportefeuille, de investeringsagenda portefeuille en de indexatieportefeuille worden de normen in acht genomen die gelden op basis van de Wet fido en de Ruddo;

  • e.

    uitzettingen die niet toewijsbaar zijn aan een portefeuille, worden afgestemd op de liquiditeitsplanning van de provincie.

Artikel 9 Liquiditeitsrisico’s

  • 1 Gedeputeerde Staten kopen voor de immunisatieportefeuille uitsluitend goed verhandelbare beleggingsinstrumenten aan, alsmede beleggingen in leningen aan openbare lichamen.

  • 2 Onverminderd het eerste lid, kunnen Gedeputeerde Staten ten laste van de immunisatieportefeuille subsidies verlenen in de vorm van beleggingen in leningen in projecten met een maatschappelijk rendement.

  • 3 Gedeputeerde Staten nemen geen besluit als bedoeld in het tweede lid, dan nadat Provinciale Staten hun wensen en bedenkingen als bedoeld in artikel 167, vierde lid, van de Provinciewet ter kennis van Gedeputeerde Staten hebben kunnen brengen.

Artikel 10 Kredietrisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van kredietrisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    beleggingen in de immunisatieportefeuille bestaan uit obligaties van kredietwaardige AAA Europese staten en kredietwaardige AAA Europese banken binnen de eurozone, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Denemarken, of leningen aan andere openbare lichamen in Nederland of beleggingen in leningen in projecten met een maatschappelijk rendement, alle met inachtneming van de debiteurenlimitering en de maximale looptijd per debiteur, opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage 1;

  • b.

    beleggingen in de investeringsagendaportefeuille bestaan uitsluitend uit obligaties van kredietwaardige AAA Europese staten en kredietwaardige AAA Europese banken binnen de eurozone, het Verenigd Koninkrijk, Noorwegen, Zweden en Denemarken, of leningen aan andere openbare lichamen in Nederland, beide met inachtneming van de debiteurenlimitering en de maximale looptijd per debiteur, opgenomen in de tabellen 1 en 2 van bijlage 1;

  • c.

    beleggingen in de indexatieportefeuille worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de Wet fido en de Ruddo;

  • d.

    beleggingen bij de overige uitzetting van middelen worden uitsluitend gedaan met inachtneming van de Wet fido en de Ruddo;

  • e.

    Gedeputeerde Staten leggen vast welk beleid zij voeren inzake de beheersing van kredietrisico’s en informeren Provinciale Staten daarover;

  • f.

    het beleid, bedoeld onder e, bevat ten minste de volgende aspecten:

    • 1e.

      de kredietwaardigheid van de partij die de lening ontvangt;

    • 2e.

      de zekerstellingen die worden ingebracht;

    • 3e.

      de looptijd van de lening;

    • 4e.

      de financiële ratio’s waar de ontvangende partij aan moet voldoen;

    • 5e.

      de rapportage over de inzet van de financiering;

    • 6e.

      de sturing op risico’s bij aanvang, tijdens en bij beëindiging van de lening;

  • g.

    indien beleggingen plaats vinden in andere instrumenten dan obligatieleningen, wordt het beoogde financiële rendement altijd vergeleken met in de looptijd vergelijkbare marktrente op obligatieleningen.

     

Artikel 11 Aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s

Gedeputeerde Staten nemen ten aanzien van aandelen-, commodity-, valuta- en vastgoedrisico’s de navolgende normen in acht:

  • a.

    valutarisico’s worden direct ingedekt;

  • b.

    in afwijking van het vorige onderdeel, leggen Gedeputeerde Staten binnen het vrij belegbare deel van een garantieproduct per geval vast welke hoogte van de value at risk zij verantwoord achten;

  • c.

    beleggingen in aandelen, commodity en vastgoed worden slechts uitgevoerd voor zover dit geschiedt ter invulling van het vrij belegbare deel van een garantieproduct;

  • d.

    bij beleggingen als bedoeld onder c wordt per geval vastgelegd welke hoogte van de value at risk zij verantwoord achten.

§ 6 Verplichtingen ten aanzien van wederpartijen

Artikel 12 Inzet derivaten

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend derivaten af met partijen waarmee de provincie een overeenkomst overeenkomstig de International Swaps and Derivatives Association, respectievelijk bij verpanding overeenkomstig de Credit Support Annex, heeft afgesloten.

Artikel 13 Duurzaamheid

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend een overeenkomst met een financiële instelling, dan wel accepteren deze als tegenpartij in een financiële transactie, indien deze de Principles for Responsible Investment van de United Nations Environment Programme, of vergelijkbare verklaringen, heeft ondertekend.

Artikel 14 Behoorlijk bestuur

Gedeputeerde Staten sluiten uitsluitend een overeenkomst met een financiële instelling, dan wel accepteren deze als tegenpartij in een financiële transactie, indien deze heeft verklaard zich te houden aan de regels voor behoorlijk bestuur die gelden voor de financiële sector (Corporate Governance Code en richtlijnen van De Nederlandse Bank en de AFM).

§ 7 Nadere uitwerking van treasuryfunctie

Artikel 15 Treasury statuut

  • 1 Gedeputeerde Staten stellen ten behoeve van de feitelijk uitvoeren van de treasuryfunctie een treasury statuut vast en brengen dit ter kennis van Provinciale Staten.

  • 2 Het treasury statuut, bedoeld in het eerste lid, bevat in ieder geval:

    • a.

      de wijze waarop de risico’s bedoeld in artikel 2 worden beheerst;

    • b.

      een beschrijving van de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van de organen en functionarissen die betrokken zijn bij de feitelijke uitvoering van de treasuryfunctie;

    • c.

      een verwijzing naar de relevante processen binnen de treasuryfunctie;

    • d.

      de wijze waarop wordt gerapporteerd over de uitvoering van de treasuryfunctie bij de jaarlijkse begroting en bij de jaarrekening/jaarverslag.

  • 3 Gedeputeerde Staten beoordelen jaarlijks de actualiteit van het treasury statuut en passen dit indien nodig aan.

  • 4 Gedeputeerde Staten informeren bij de jaarrekening Provinciale Staten omtrent de uitkomst van de beoordeling, bedoeld in het derde lid.

§ 8 Slotbepalingen

Artikel 16 Hardheidsclausule

  • 1 Door Gedeputeerde Staten kunnen in concrete gevallen bepalingen vastgesteld bij of krachtens deze verordening buiten toepassing worden gelaten of kan daarvan worden afgeweken, voor zover toepassing gelet op het belang van een zorgvuldige uitvoering van de treasuryfunctie zal leiden tot een ander resultaat dan met deze verordening wordt beoogd.

  • 2 Indien Gedeputeerde Staten gebruik maken van hun bevoegdheid, bedoeld in het eerste lid, informeren zij hierover zo spoedig mogelijk de statencommissie belast met onder meer financiën.

Artikel 17 Intrekking

Het Treasury Statuut provincie Noord-Brabant wordt ingetrokken.

Artikel 18 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het Provinciaal Blad waarin zij wordt geplaatst.

Artikel 19 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Verordening treasury Noord-Brabant.

Ondertekening

’s-Hertogenbosch, 4 februari 2011
Provinciale Staten voornoemd,
de voorzitter prof. dr. W.B.H.J. van de Donk
de griffier A.J. Brul, adj.

Bijlage 1 behorende bij artikel 10

Tabel 1 debiteurenlimitering

Debiteuren

Portefeuille limiet

Limiet per debiteur

1. Europese centrale overheden (Staatspapier) met een minimaal een AA-minus rating.

Geen limiet

Maximaal 35%

2. Openbare lichamen in Nederland

75%

Maximaal 10%

3. Waardepapieren uitgegeven door financiële ondernemingen waarvoor een Europese centrale overheid met minimaal een AA-minus rating direct of indirect een staatsgarantie heeft afgegeven.

Geen limiet

Maximaal 10%

4. Waardepapieren van beleggingen in projecten met een maatschappelijk rendement

25%

Maximaal 10%

5. Financiële ondernemingen, of de door hen uitgegeven waardepapieren met minimaal een AA-minus rating waarvan het land ook minimaal een AA rating heeft.

Geen limiet

Maximaal 10%

Tabel 2 maximale looptijd per debiteur

Rating

Maximale looptijd

Minimaal AA-minus Europese overheden (categorie 1).

25 jaar

Openbare lichamen in Nederland (categorie 2)

30 jaar

Waardepapieren uitgegeven door financiële ondernemingen waarvoor een Europese centrale overheid met een minimaal een AA-minus rating direct of indirect een staatsgarantie heeft afgegeven (categorie 3).

15 jaar

Waardepapieren van beleggingen in projecten met een maatschappelijk rendement (categorie 4).

25 jaar

Minimaal AA-minus Financiële ondernemingen (categorie 5).

15 jaar