Regeling vervallen per 01-07-2020

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent culturele instellingen (Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2019)

Geldend van 27-03-2019 t/m 30-06-2020

Intitulé

Besluit van Gedeputeerde Staten van de provincie Noord-Holland houdende regels omtrent culturele instellingen (Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2019)

Gedeputeerde staten van Noord-Holland;

Overwegende dat:

ter uitvoering van de op 12 november 2018 door Provinciale Staten aangenomen “motie provinciale uitvoeringsregeling Cultuur Noord-Holland” (M47) het wenselijk is de verduurzaming van culturele instellingen te stimuleren in de vorm van een subsidie;

in het kader van rechtvaardiging van de staatssteun, de volgende steunmaatregelen van toepassing worden geacht:

  • -

    de artikelen 38 tot en met 41 en artikel 53 van Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187);

  • -

    Verordening (EG) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352);

Gelet op artikel 2 van de Algemene subsidieverordening Noord-Holland 2011;

Besluiten vast te stellen:

Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2019

Artikel 1

In deze regeling wordt verstaan onder:

  • a.

    Algemene groepsvrijstellingsverordening: Verordening (EU) Nr. 651/2014 van de Commissie van 17 juni 2014 waarbij bepaalde categorieën steun op grond van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag met de interne markt verenigbaar worden verklaard (PbEU, L187)

  • b.

    De-minimisverordening: Verordening (EU) Nr. 1407/2013 van de Commissie van 18 december 2013 betreffende de toepassing van de artikelen 107 en 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie op de-minimissteun (PbEU, L 352);

  • c.

    verduurzaming: maatregel waardoor een gebouw minder energie verbruikt of zelf energie opwekt, of voor een breder publiek toegankelijk wordt;

  • d.

    energiescan: een energiescan van het gebouw van de culturele instelling die voldoet aan de eisen van de Energiescan Noord-Holland, die als bijlage 2 behorende bij deze uitvoeringsregeling is gevoegd;

  • e.

    monument: onroerende zaak die is aangewezen als provinciaal- of Rijksmonument.

Artikel 2

  • 1. Subsidie op grond van deze regeling wordt verstrekt aan een rechtspersoon die eigenaar of exploitant is van een culturele instelling gelegen binnen de grenzen van de provincie Noord-Holland.

  • 2. De in het eerste lid bedoelde rechtspersoon is:

    • a.

      archief: archief dat is opgenomen in bijlage 1 behorende bij deze regeling;

    • b.

      bibliotheek: bibliotheek die is aangesloten bij de Vereniging Openbare Bibliotheken;

    • c.

      museum: museum dat op het moment van de subsidieaanvraag voorlopig of definitief is opgenomen in het museumregister of lid zijn van de Museumvereniging;

    • d.

      poppodium: poppodium dat is aangesloten bij de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals;

    • e.

      theater: schouwburg of concertzaal die lid is van de vereniging van Schouwburg- en concertzaal directies.

Artikel 3

  • 1. Subsidie kan worden verstrekt voor de volgende activiteiten die strekken tot verduurzaming van het gebouw waarin de culturele instelling is gehuisvest:

    • a.

      energiebesparingsmaatregelen;

    • b.

      het opwekken van energie uit hernieuwbare energiebronnen;

  • 2. Subsidie kan worden verstrekt voor activiteiten die strekken tot verduurzaming: het bouwen, moderniseren, creëren, behouden of vergroten van de publiekstoegankelijkheid van een culturele instelling.

Artikel 4

Gedeputeerde staten verstrekken geen subsidies van minder dan € 5.000,-.

Artikel 5

Bij subsidies van minder dan € 10.000,- gaat geen subsidieverlening aan de subsidievaststelling vooraf.

Artikel 6

  • 1. Een aanvraag om subsidie wordt niet behandeld indien de uitvoering van de activiteit is gestart voordat de aanvraag is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag om subsidie bevat tenminste:

    • a.

      een inhoudelijke beschrijving van de activiteit;

    • b.

      een begroting van de kosten van de activiteit;

    • c.

      een financieringsplan van de kosten van de activiteit;

    • d.

      een meerjarenonderhoudsplan;

    • e.

      indien de aanvrager van de subsidie niet zelf de eigenaar is van het gebouw waarin de culturele instelling is gehuisvest, een verklaring van de eigenaar van de onroerende zaak dat de activiteiten zijn toegestaan;

    • f.

      een planning van de activiteiten;

    • g.

      een afschrift van de omgevingsvergunning van het project voor zover voor het project een omgevingsvergunning vereist is;

    • h.

      indien subsidie wordt gevraagd voor de activiteiten als bedoeld in artikel 3, eerste lid: een energiescan van het gebouw waarin de culturele instelling is gehuisvest.

Artikel 7

Gedeputeerde Staten stellen een subsidieplafond vast.

Artikel 8

  • 1. Een aanvraag om subsidie is tijdig ingediend indien de aanvraag in de periode van 1 november 2019 tot en met 31 december 2019 is ontvangen.

  • 2. Een aanvraag om subsidie die buiten de in het vorige lid genoemde periode wordt ontvangen, wordt niet in behandeling genomen.

  • 3. Gedeputeerde staten beslissen binnen 16 weken na 31 december 2019.

Artikel 9

Subsidie wordt in ieder geval geweigerd indien:

  • a.

    de activiteit niet financieel haalbaar is;

  • b.

    de voor de activiteit benodigde vergunningen op het moment van de subsidieaanvraag niet zijn verleend;

  • c.

    voor de activiteit op grond van deze of een andere provinciale regeling reeds subsidie is verstrekt;

  • d.

    de aanvrager een onderneming is die in moeilijkheden verkeert als bedoeld in paragraaf 2.2 van de Communautaire richtsnoeren inzake reddings- en herstructureringssteun aan niet-financiële ondernemingen in moeilijkheden (PbEU, 2014/C 249/01);

  • e.

    tegen de aanvrager een terugvorderingsbevel is gegeven omdat eerdere steun onrechtmatig en onverenigbaar is verklaard met de interne markt.

Artikel 10

  • 1. Subsidie voor het verduurzamen van culturele instellingen door het invoeren van energieefficiëntiemaatregelen wordt verstrekt voor de kosten genoemd in artikel 38, derde lid van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 2. Subsidie voor het verduurzamen van het culturele instellingen door het bevorderen van energie uit hernieuwbare energiebronnen wordt verstrekt voor de kosten genoemd in artikel 41, zesde lid van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 3. Subsidie voor het verduurzamen van culturele instellingen wordt verstrekt op grond van de De-minimisverordening, in het geval de subsidie niet kan worden verstrekt op grond van artikel 38 of artikel 41 van de Algemene Groepsvrijstellingsverordening.

  • 4. Subsidie voor het beter toegankelijke maken van de culturele instelling, wordt verstrekt op grond van de De-minimisverordening, indien niet wordt voldaan aan de voorwaarden genoemd in artikel 53, vierde lid, onder d van de Algemene Groepsvrijstellingverordening.

Artikel 11

  • 1. Subsidie op grond van artikel 3, eerste lid, wordt uitsluitend verstrekt voor in de energiescan genoemde maatregelen.

  • 2. Subsidie op grond van artikel 3, tweede lid, wordt uitsluitend verstrekt voor kosten van:

    • a.

      investeringen in of aan onroerende zaken;

    • b.

      een architect tot maximaal 10% van de subsidiabele kosten.

Artikel 12

  • 1. Een subsidie bedraagt in alle gevallen ten hoogste 50% van de subsidiabele kosten tot maximaal € 300.000,-.

  • 2. Een subsidie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, die dient te bevorderen dat een hoger niveau aan energie-efficiëntie wordt behaald bedraagt ten hoogste 30% van de in aanmerking komende kosten en wordt berekend op grond van artikel 38, derde lid, van de AGVV. De steunintensiteit kan met 20 procentpunten worden verhoogd voor steun aan kleine ondernemingen.

  • 3. Een subsidie, als bedoeld in artikel 3, lid 1, die dient ter bevordering van energie uit hernieuwbare bronnen bedraagt ten hoogste 45 % van de in aanmerking komende kosten en wordt berekend op grond van artikel 41, zesde lid, onder a en b van de AGVV.

  • 4. Indien toepassing van het derde lid zou leiden tot het overtreden van het verbod op het geven van staatssteun in de zin van artikel 107, eerste lid, van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie, wordt het subsidiebedrag in afwijking van het eerste lid zodanig vastgesteld dat het totaal van alle subsidies voor de activiteit niet hoger is dan het bedrag dat op grond van de van toepassing zijnde vrijstellingsverordeningen van de Europese Commissie verstrekt mag worden.

  • 5. Indien voor de activiteit reeds subsidie is verstrekt, niet zijnde subsidie in de vorm van een lening, op grond van een andere subsidieregeling, wordt het subsidiebedrag zodanig berekend dat het totaal aan subsidies niet meer bedraagt dan 100 % van de totale projectkosten.

Artikel 13

  • 1. Indien het subsidieplafond wordt bereikt worden aanvragen die voor subsidie in aanmerking komen gerangschikt op een prioriteitenlijst.

  • 2. De rangschikking wordt bepaald door het totaal aantal punten dat wordt gehaald op basis van de volgende criteria:

    • a.

      Indien het project een rijks- of provinciaal monument betreft: 7 punten;

    • b.

      Percentage van de berekende subsidiabele kosten ten opzichte van de gevraagde subsidie:

      • 10 punten, indien de gevraagde subsidie minder dan 10% van de berekende subsidiabele kosten bedraagt;

      • 7 punten, indien de gevraagde subsidie 10% of meer, maar minder dan 20% van de berekende subsidiabele kosten bedraagt;

      • 5 punten, indien de gevraagde subsidie 20% of meer, maar minder dan 30% van de berekende subsidiabele kosten bedraagt;

      • 3 punten, indien de gevraagde subsidie 30% of meer, maar minder dan 40% van de berekende subsidiabele kosten bedraagt;

      • 1 punt, indien de gevraagde subsidie 40% of meer van de berekende subsidiabele kosten bedraagt.

  • 3. De aanvragen worden gehonoreerd naar de volgorde op de prioriteitenlijst.

  • 4. Indien meerdere aanvragen op dezelfde plaats op de prioriteitenlijst worden gerangschikt en door honorering van deze aanvragen het subsidieplafond wordt overschreden, wordt de aanvraag met de laagste projectkosten als eerste gehonoreerd.

Artikel 14

Aan de subsidieontvanger worden de volgende verplichtingen opgelegd:

  • a.

    in de beschikking tot subsidieverlening wordt een termijn gesteld waarbinnen de activiteit moet zijn afgerond;

  • b.

    de subsidieontvanger plaatst het logo en de naam van de provincie op alle publiciteitsuitingen die betrekking hebben op de gesubsidieerde activiteit.

Artikel 15

  • 1. Een aanvraag tot vaststelling wordt ingediend binnen 13 weken na voltooiing van de activiteit.

  • 2. Gedeputeerde Staten stellen voor de aanvraag tot vaststelling een formulier beschikbaar op www.noord-holland.nl/Loket/Subsidies.

  • 3. Gedeputeerde staten beslissen binnen 13 weken na ontvangst van de aanvraag tot vaststelling van de subsidie.

Artikel 16

  • 1. Deze regeling treedt in werking met ingang van de dag na de datum van uitgifte van het provinciaal blad waarin zij wordt geplaatst.

  • 2. Deze regeling vervalt met ingang van 1 juli 2020.

  • 3. Deze regeling wordt aangehaald als: “Uitvoeringsregeling subsidie verduurzaming culturele instellingen Noord-Holland 2019”.

Ondertekening

Haarlem, 12 maart 2019.

Gedeputeerde staten van Noord-Holland,

A.Th.H. van Dijk, voorzitter.

R.M. Bergkamp, provinciesecretaris.

Bijlage 1

Archieven

Gemeente Archief Texel

Regionaal Archief Alkmaar

Westfries Archief

Waterlands Archief

Gemeentearchief Zaanstad

Noord-Hollands Archief

Stadsarchief Amsterdam

Gemeentearchief Gooise Meren en Huizen

Streekarchief Gooi en Vechtstreek

Gemeentearchief Weesp

Gemeentearchief Diemen

Bijlage 2

Energiescan Noord-Holland

De provincie wil verduurzaming van cultureel erfgoed stimuleren. Het verminderen van het energieverbruik van culturele instellingen, levert een kostenvoordeel op dat de instandhouding van culturele instellingen ten goede komt. Een energiescan geeft inzicht in het energieverbruik en de mogelijkheden om het verbruik te verlagen dan wel op te wekken. Hieronder omschrijven wij de minimale eisen van een bij de subsidieaanvraag gevoegde energiescan.

Eisen

Een energiescan bestaat uit een beknopte rapportage met op het gebouw toegespitste maatregelen die energiebesparing kunnen geven.

Opzet energiescan:

(Binnen de eigen systematiek van de afzonderlijke adviesbureaus)

Inleiding

  • Algemene informatie

  • Aanleiding en doel van de scan

Kader

  • Bestaande technische en bouwfysische condities

  • Huidige energieprestatie

  • Functie en gebruiksintensiteit

  • Financiële ruimte

 

Maatregelen/ Oplossingen

  • Bouwkundig

  • Duurzame bronnen

  • Accumuleren

  • Gedragsregels

 

Pakketten en/of losse maatregelen

  • Toekomstige energieprestatie

  • Investeringsniveau en terugverdientijden

  • Eventueel conclusie en/of aanbevelingen

 

Inleiding

Heldere uiteenzetting van de aanleiding van de energiescan; de vragen en/of problematiek die spelen; doel van de energiescan.

Kader:

De huidige situatie en condities en eventuele toekomstige ambities worden vermeld. Deze factoren zijn bepalend voor het genereren van realistische maatregelen en geven een realistische prognose van het toekomstige energieverbruik.

  • Indicatie technische staat, bouwtechnische en bouwfysische condities; eventueel huidige duurzame voorzieningen. Hierbij worden naast oppervlaktematen (BVO, opp glas, opp metselwerk etc.) ook inhoud gebouw en gebruiksruimte gegeven.

  • Huidige energieprestatie weergeven in MJ/m³. Vergelijk van de energieprestatie met het gemiddelde energieverbruik van de gebouwcategorie.

  • De bestaande en/of toekomstige functie en gebruiksintensiteit.

  • De beschikbare financiële middelen. Deze hoeven niet in het rapport te worden vermeld, maar moeten wel meewegen in het advies.

Maatregelen/Oplossingen:

Maatregelen en oplossingen worden geboden vanuit de Trias Energetica principe. Rekening wordt gehouden met het kader (aanwezige monumentale waarden, technische en bouwfysische condities, functie en gebruiksintensiteit, financiële ruimte). Nadruk bij de geschetste maatregelen ligt op de realisatiekans.

  • Bouwkundige maatregelen (onderscheid tussen herbestemming, restauratie en MJOP)

  • Duurzame bronnen: mogelijkheden energie op te wekken; indien relevant zowel op gebouwniveau als op een grotere schaal.

  • Accumuleren (efficiënt gebruik van energie): mogelijkheden om energie op te slaan etc. Indien relevant zowel op gebouwniveau als op een grotere schaal.

  • Gebouwspecifieke gedragsregels (bijvoorbeeld verwarmingsprotocol; gebruik luiken, etc.)