Regeling vervallen per 03-08-2021

Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordenveld

Geldend van 31-10-2018 t/m 27-06-2019

Intitulé

Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordenveld

Vastgesteld door de Raad van de gemeente Noordenveld op 21 september 2016

Inhoudsopgave

HOOFDSTUK 1. ALGEMENE BEPALINGEN

ARTIKEL 1:1 BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 1:2 BESLISTERMIJN

ARTIKEL 1:3 INDIENING AANVRAAG (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 1:4 VOORSCHRIFTEN EN BEPERKINGEN

ARTIKEL 1:5 PERSOONLIJK KARAKTER VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING

ARTIKEL 1:6 INTREKKING OF WIJZIGING VAN VERGUNNING OF ONTHEFFING

ARTIKEL 1:7 TERMIJNEN

ARTIKEL 1:8 WEIGERINGSGRONDEN

HOOFDSTUK 2. OPENBARE ORDE

AFDELING 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN

ARTIKEL 2:1 SAMENSCHOLING EN ONGEREGELDHEDEN

ARTIKEL 2:1.A VERBLIJFSONTZEGGING

AFDELING 2. BETOGING

ARTIKEL 2:2 OPTOCHTEN (VERVALLEN, ZIE BIJ EVENEMENT)

ARTIKEL 2:3 KENNISGEVING BETOGINGEN OP OPENBARE PLAATSEN

ARTIKEL 2:4 AFWIJKING TERMIJN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:5 TE VERSTREKKEN GEGEVENS (VERVALLEN)

AFDELING 3. VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:6 BEPERKING AANBIEDEN E.D. VAN GESCHREVEN OF GEDRUKTE STUKKEN OF AFBEELDINGEN

AFDELING 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG 

ARTIKEL 2:7 FEEST, MUZIEK, WEDSTRIJD E.D. (VERVALLEN, ZIE BIJ EVENEMENT)

ARTIKEL 2:8 DIENSTVERLENING (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:9  STRAATARTIEST E.D.

AFDELING 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG

ARTIKEL 2:10 (NIEUW) VOORWERPEN OP OF AAN DE WEG 

ARTIKEL 2:11 (OMGEVINGS)VERGUNNING VOOR HET AANLEGGEN, BESCHADIGEN EN VERANDEREN VAN EEN WEG

ARTIKEL 2:12 MAKEN, VERANDEREN VAN EEN UITWEG

AFDELING 6. VEILIGHEID OP DE WEG

ARTIKEL 2:13 VEROORZAKEN VAN GLADHEID (VERVALLEN) 

ARTIKEL 2:14 WINKELWAGENTJES (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:15 HINDERLIJKE BEPLANTING OF GEVAARLIJK VOORWERP (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:16 OPENEN STRAATKOLKEN E.D. (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:17 KELDERINGANGEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:18 ROOKVERBOD IN BOSSEN EN NATUURTERREINEN (VERVALLEN 2016) 1

ARTIKEL 2:19 GEVAARLIJK OF HINDERLIJK VOORWERP (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:20 VALLENDE VOORWERPEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:21 VOORZIENINGEN VOOR VERKEER EN VERLICHTING (VERVALLEN 2016 )

ARTIKEL 2:22 OBJECTEN ONDER HOOGSPANNINGSLIJN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:23 VEILIGHEID OP HET IJS (VERVALLEN 2016)

AFDELING 7. EVENEMENTEN

ARTIKEL 2:24 BEGRIPSBEPALING

ARTIKEL 2:25 EVENEMENT 

ARTIKEL 2:26 ORDEVERSTORING 

AFDELING 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN

ARTIKEL 2:27 BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 2:28 EXPLOITATIE OPENBARE INRICHTING

ARTIKEL 2:29 SLUITINGSTIJD

ARTIKEL 2:30 AFWIJKING SLUITINGSTIJD; TIJDELIJKE SLUITING

ARTIKEL 2:31 AANWEZIGHEID IN GESLOTEN HORECABEDRIJF (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:32 HANDEL IN HORECABEDRIJVEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:33 VERBODEN GEDRAGINGEN

ARTIKEL 2:33A VERBOD DRANK IN GLAS TE VERSTREKKEN

ARTIKEL 2:34 HET COLLEGE ALS BEVOEGD BESTUURSORGAAN

AFDELING 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET 

ARTIKEL 2:34A BEGRIPSBEPALING

ARTIKEL 2:34B REGULERING PARACOMMERCIËLE RECHTSPERSONEN

ARTIKEL 2:34C BIJEENKOMSTEN VAN PERSOONLIJKE AARD

AFDELING 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF (Vervallen 2016)

ARTIKEL 2:35 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016) 

ARTIKEL 2:36 KENNISGEVING EXPLOITATIE (VERVALLEN 2016 )

ARTIKEL 2:37 NACHTREGISTER (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:38 VERSCHAFFING GEGEVENS NACHTREGISTER (VERVALLEN)

AFDELING 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN

ARTIKEL 2:39 SPEELGELEGENHEDEN

ARTIKEL 2:40 SPEELAUTOMATEN (ZIE VERORDENING OP DE KANSSPELEN)

AFDELING 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID

ARTIKEL 2:41 BETREDEN GESLOTEN WONING OF LOKAAL

ARTIKEL 2:42 PLAKKEN EN KLADDEN

ARTIKEL 2:43 VERVOER PLAKGEREEDSCHAP E.D.

ARTIKEL 2:44 VERVOER INBREKERSWERKTUIGEN

ARTIKEL 2:45 BETREDEN VAN PLANTSOENEN E.D. (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:46 RIJDEN OVER BERMEN E.D. (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:47 HINDERLIJK GEDRAG OP OPENBARE PLAATSEN

ARTIKEL 2:48 VERBODEN DRANKGEBRUIK

ARTIKEL 2:49 VERBODEN GEDRAG BIJ OF IN GEBOUWEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:50 HINDERLIJK GEDRAG IN VOOR HET PUBLIEK TOEGANKELIJKE RUIMTEN 

ARTIKEL 2:51 NEERZETTEN VAN FIETSEN E.D. (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:52 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS OP MARKT EN KERMISTERREIN E.D. (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:53 BESPIEDEN VAN PERSONEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:54 BEWAKINGSAPPARATUUR (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:55 NODELOOS ALARMEREN (VERVALLEN) 

ARTIKEL 2:56 ALARMINSTALLATIES (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:57 LOSLOPENDE HONDEN

ARTIKEL 2:58 VERONTREINIGING DOOR HONDEN

ARTIKEL 2:59 GEVAARLIJKE HONDEN

ARTIKEL 2:60 HOUDEN VAN HINDERLIJKE OF SCHADELIJKE DIEREN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:61 WILDE DIEREN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:62 LOSLOPEND VEE (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:63 DUIVEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:64 BIJEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:65 BEDELARIJ (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:66 BEGRIPSBEPALING 17

ARTIKEL 2:67 VERPLICHTINGEN MET BETREKKING TOT HET VERKOOPREGISTER

ARTIKEL 2:68 VOORSCHRIFTEN ALS BEDOELD IN ARTIKEL 437TER VAN HET WETBOEK VAN STRAFRECHT

ARTIKEL 2:69 VERVREEMDING VAN DOOR OPKOOP VERKREGEN GOEDEREN (VERVALLEN)

AFDELING 13. CARBID

ARTIKEL 2:71 BEGRIPSBEPALINGEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 2:72 GEBRUIK VAN CARBID

ARTIKEL 2:73 BEZIGEN VAN CONSUMENTENVUURWERK TIJDENS DE JAARWISSELING (VERVALLEN 2016)

AFDELING 14. DRUGSOVERLAST

ARTIKEL 2:74 DRUGSHANDEL OP STRAAT

AFDELING 15. VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN

ARTIKEL 2:75 BESTUURLIJKE OPHOUDING (VERVALLEN)

ARTIKEL 2:76 VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN

ARTIKEL 2:77 CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN 

HOOFDSTUK 3. PROSTITUTIEBEDRIJVEN

AFDELING 1. BEGRIPSOMSCHRIJVING

ARTIKEL 3:1 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

AFDELING 2. PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN

ARTIKEL 3:2 PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN

ARTIKEL 3:3 GEDRAGSEISEN EXPLOITANT EN BEHEERDER

ARTIKEL 3:4 SLUITINGSUUR, VERBOD OPEN TE ZIJN, OM ALS BEZOEKER AANWEZIG TE ZIJN

ARTIKEL 3:5 TIJDELIJKE AFWIJKING SLUITINGSUUR, TIJDELIJKE SLUITING

ARTIKEL 3:6 TOEGANG OPSPORINGSAMBTENAREN EN TOEZICHTHOUDERS

ARTIKEL 3:7 TOEZICHT DOOR EXPLOITANT EN BEHEERDER

ARTIKEL 3:8 STRAAT- EN RAAMPROSTITUTIE

AFDELING 3. BESLISSINGTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN; NADERE REGELS

ARTIKEL 3:9 BESLISSINGSTERMIJN

ARTIKEL 3:10 WEIGERINGSGRONDEN

ARTIKEL 3:11 NADERE REGELS

AFDELING 4. BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER

ARTIKEL 3:12 BEËINDIGING EXPLOITATIE

ARTIKEL 3:13 WIJZIGING BEHEER 

AFDELING 5. OVERGANGSBEPALING (vervallen)

ARTIKEL 3:14 OVERGANGSBEPALING (VERVALLEN)

ARTIKEL 3:15 IN WERKING TREDEN GEWIJZIGD HOOFDSTUK 3 (VERVALLEN)

HOOFDSTUK 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

AFDELING 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING

ARTIKEL 4:1 BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 4:2 AANWIJZING COLLECTIEVE FESTIVITEITEN

ARTIKEL 4:3 KENNISGEVING INCIDENTELE FESTIVITEITEN

ARTIKEL 4:4 VERBODEN INCIDENTELE FESTIVITEITEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 4:5 ONVERSTERKTE MUZIEK (VERVALLEN) 

ARTIKEL 4:6 OVERIGE GELUIDHINDER

AFDELING 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING

ARTIKEL 4:7 STRAATVEGEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 4:8 NATUURLIJKE BEHOEFTE DOEN 

ARTIKEL 4:9 TOESTAND VAN SLOTEN EN ANDERE WATEREN EN NIET OPENBARE RIOLEN EN PUTTEN BUITEN

AFDELING 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN 

ARTIKEL 4:10 BEGRIPSOMSCHRIJVINGEN

ARTIKEL 4:11 OMGEVINGSVERGUNNING VOOR HET VELLEN VAN HOUTOPSTANDEN

ARTIKEL 4:12 AANVRAAG VERGUNNING 

ARTIKEL 4:12A WEIGERINGSGRONDEN

ARTIKEL 4:12B BIJZONDERE VERGUNNINGSVOORSCHRIFTEN (TOEGEVOEGD AAN ARTIKEL 4:11 LID 3)

ARTIKEL 4:12C HERPLANT-/INSTANDHOUDINGSPLICHT 

ARTIKEL 4:12D SCHADEVERGOEDING (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 4:12E BESTRIJDING IEPZIEKTE (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 4:12F WAARDEVOLLE EN MONUMENTALE BOMEN

AFDELING 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 4:13 OPSLAG VOERTUIGEN, VAARTUIGEN, MEST, AFVALSTOFFEN ENZ. (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 4:14 STANKOVERLAST DOOR GEBRUIK VAN MESTSTOFFEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 4:15 VERBOD HINDERLIJKE OF GEVAARLIJKE RECLAME (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 4:16 VERGUNNINGSPLICHT LICHTRECLAME (VERVALLEN) 

AFDELING 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN

ARTIKEL 4:17 BEGRIPSBEPALING 

HOOFDSTUK 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

AFDELING 1. PARKEEREXCESSEN

ARTIKEL 5:1 BEGRIPSBEPALINGEN

ARTIKEL 5:2 PARKEREN VAN VOERTUIGEN VAN AUTOBEDRIJF E.D. (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:3 TE KOOP AANBIEDEN VAN VOERTUIGEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:4 DEFECTE VOERTUIGEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 5:5 VOERTUIGWRAKKEN

ARTIKEL 5:6 KAMPEERMIDDELEN E.A. 

ARTIKEL 5:7 PARKEREN VAN RECLAMEVOERTUIGEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:8 PARKEREN VAN GROTE VOERTUIGEN (VERVALLEN 2016, DEELS SAMENGEVOEGD MET 5:9 )

ARTIKEL 5:9 PARKEREN VAN GROTE VOERTUIGEN

ARTIKEL 5:10 PARKEREN VAN VOERTUIGEN MET STANKVERSPREIDENDE STOFFEN (VERVALLEN)

ARTIKEL 5:11 AANTASTING GROENVOORZIENINGEN DOOR VOERTUIGEN

ARTIKEL 5:12 OVERLAST VAN FIETS OF BROMFIETS (VERVALLEN 2016)

AFDELING 2. COLLECTEREN

ARTIKEL 5:13 INZAMELING VAN GELD OF GOEDEREN

AFDELING 3. VENTEN (vervallen 2016)

ARTIKEL 5:14 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016) 

ARTIKEL 5:15 VENTVERBOD (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:16 VRIJHEID VAN MENINGSUITING (VERVALLEN 2016)

AFDELING 4. STANDPLAATSEN

ARTIKEL 5:17 BEGRIPSBEPALING 

ARTIKEL 5:18 STANDPLAATSVERGUNNING EN WEIGERINGSGRONDEN

ARTIKEL 5:19 TOESTEMMING RECHTHEBBENDE (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:20 VERPLAATST NAAR ARTIKEL 5:18 LID 5 EN 6

AFDELING 5. SNUFFELMARKTEN 

ARTIKEL 5:22 BEGRIPSBEPALING 

ARTIKEL 5:23 ORGANISEREN VAN EEN SNUFFELMARKT

AFDELING 6. OPENBAAR WATER 

ARTIKEL 5:24 VOORWERPEN OP, IN OF BOVEN OPENBAAR WATER (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:25 LIGPLAATS WOONSCHEPEN EN OVERIGE VAARTUIGEN

ARTIKEL 5:26 AANWIJZINGEN LIGPLAATS

ARTIKEL 5:27 VERBOD INNEMEN LIGPLAATS

ARTIKEL 5.27A AANMEERVERBOD RODERVAART (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:28 BESCHADIGEN VAN WATERSTAATSWERKEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:29 REDDINGSMIDDELEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:30 VEILIGHEID OP HET WATER (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:31 OVERLAST AAN VAARTUIGEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:31A VAARSNELHEID

AFDELING 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN

ARTIKEL 5:32 CROSSTERREINEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:33 BEPERKING VERKEER IN NATUURGEBIEDEN

AFDELING 8. VERBOD VUUR TE STOKEN

ARTIKEL 5:34 VERBOD AFVALSTOFFEN TE VERBRANDEN BUITEN INRICHTINGEN OF ANDERSZINS VUUR TE STOKEN

AFDELING 9. VERSTROOIING VAN AS (vervallen 2016)

ARTIKEL 5:35 BEGRIPSBEPALING (VERVALLEN 2016) 

ARTIKEL 5:36 VERBODEN PLAATSEN (VERVALLEN 2016)

ARTIKEL 5:37 HINDER OF OVERLAST (VERVALLEN 2016)

AFDELING 10. DETECTORVERBOD

ARTIKEL 5:38 MIJNDETECTOR E.D.

HOOFDSTUK 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

ARTIKEL 6:1 STRAFBEPALING

ARTIKEL 6:2 TOEZICHTHOUDERS

ARTIKEL 6:3 BINNENTREDEN WONINGEN

ARTIKEL 6:4 INWERKINGTREDING NIEUWE EN INTREKKING OUDE VERORDENING

ARTIKEL 6:5 OVERGANGSBEPALING

ARTIKEL 6:6 CITEERTITEL 

Hoofdstuk 1. Algemene bepalingen

Artikel 1:1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:

  • - bebouwde kom: het gebied binnen de grenzen die zijn vastgesteld op grond van artikel 20a van de Wegenverkeerswet 1994;

  • - bevoegd gezag: bestuursorgaan dat bevoegd is tot het nemen van een besluit ten aanzien van een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.1 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht of ten aanzien van een al verleende omgevingsvergunning.

  • - bouwwerk: hetgeen in artikel 1 van de Bouwverordening daaronder wordt verstaan;

  • - college: het college van burgemeester en wethouders;

  • - gebouw: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder c, van de Woningwet daaronder wordt verstaan;

  • - handelsreclame: iedere openbare aanprijzing van goederen of diensten, waarmee kennelijk beoogd wordt een commercieel belang te dienen;

  • - openbaar water: wateren die voor het publiek bevaarbaar of op andere wijze toegankelijk zijn;

  • - openbare plaats: hetgeen in artikel 1 van de Wet openbare manifestaties daaronder wordt verstaan;

  • - rechthebbende: degene die over een zaak zeggenschap heeft krachtens een zakelijk of persoonlijk recht;

  • - weg: hetgeen in artikel 1, eerste lid, onder b van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder wordt verstaan;

Artikel 1:2 Beslistermijn

  • 1. Het bevoegde bestuursorgaan beslist op een aanvraag voor een vergunning of ontheffing binnen acht weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bestuursorgaan kan de termijn voor ten hoogste acht weken verlengen.

  • 3. In afwijking van het tweede lid is artikel 3.9 van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht van toepassing indien beslist wordt op een aanvraag om ontheffing als bedoeld in artikel 2:10, vierde lid (nieuw), of een vergunning als bedoeld in artikel 2:11, tweede lid, aanhef en onder a, of artikel 4:11.

Artikel 1:3 Indiening aanvraag (vervallen 2016)

Artikel 1:4 Voorschriften en beperkingen

  • 1. Aan een vergunning of ontheffing kunnen voorschriften en beperkingen worden verbonden. Deze voorschriften en beperkingen strekken slechts tot bescherming van het belang of de belangen in verband waarmee de vergunning of ontheffing is vereist.

  • 2. Degene aan wie een vergunning of ontheffing is verleend, is verplicht de daaraan verbonden voorschriften en beperkingen na te komen.

Artikel 1:5 Persoonlijk karakter van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing is persoonlijk, tenzij bij of krachtens deze verordening anders is bepaald.

Artikel 1:6 Intrekking of wijziging van vergunning of ontheffing

De vergunning of ontheffing kan worden ingetrokken of gewijzigd:

a) indien ter verkrijging daarvan onjuiste of onvolledige gegevens zijn verstrekt;

b) indien op grond van een verandering van de omstandigheden of inzichten opgetreden na het verlenen van de ontheffing of vergunning, intrekking of wijziging noodzakelijk is vanwege het belang of de belangen ter bescherming waarvan de vergunning of ontheffing is vereist;

c) indien de aan de vergunning of ontheffing verbonden voorschriften en beperkingen niet zijn of worden nagekomen;

d) indien van de vergunning of ontheffing geen gebruik wordt gemaakt binnen een daarin gestelde termijn dan wel, bij het ontbreken van een gestelde termijn, binnen een redelijke termijn;

e) indien de houder dit verzoekt.

Artikel 1:7 Termijnen

De vergunning of ontheffing geldt voor onbepaalde tijd, tenzij bij de vergunning of ontheffing anders is bepaald of de aard van de vergunning of ontheffing zich daartegen verzet.

Artikel 1:8 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning of ontheffing kan door het bevoegd gezag of het bevoegde bestuursorgaan worden geweigerd in het belang van:

    a) de openbare orde;

    b) de openbare veiligheid;

    c) de volksgezondheid;

    d) de bescherming van het milieu.

  • 2. De vergunning of ontheffing kan ook worden geweigerd als de aanvraag daarvoor minder dan 3 weken voor de beoogde datum van de beoogde activiteit is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet meer mogelijk is.

Hoofdstuk 2. OPENBARE ORDE

Afdeling 1. BESTRIJDING VAN ONGEREGELDHEDEN

Artikel 2:1 Samenscholing en ongeregeldheden

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats deel te nemen aan een samenscholing, onnodig op te dringen of door uitdagend gedrag aanleiding te geven tot ongeregeldheden, dan wel te vechten.

  • 2. Degene die op een openbare plaats:

    a) aanwezig is bij een voorval waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    b) aanwezig is bij een gebeurtenis die aanleiding geeft tot een toeloop van publiek waardoor ongeregeldheden ontstaan of dreigen te ontstaan;

    c) zich bevindt in of aanwezig is bij een samenscholing.

    is verplicht op bevel van een ambtenaar van politie zijn weg te vervolgen of zich in de door hem aangewezen richting te verwijderen.

  • 3. Het is verboden zich te begeven of te bevinden op openbare plaatsen die door of vanwege het bevoegd gezag in het belang van de openbare veiligheid of ter voorkoming van wanordelijkheden zijn afgezet.

  • 4. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het in het derde lid gestelde verbod.

  • 5. Het bepaalde in de voorgaande leden is niet van toepassing op betogingen, vergaderingen en godsdienstige en levensbeschouwelijke samenkomsten als bedoeld in de Wet openbare manifestaties.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:1.a Verblijfsontzegging

  • 1. De burgemeester kan, in het belang van de openbare orde of veiligheid, een verbod opleggen aan degene die de openbare orde heeft verstoord of één of meer van de wettelijke bepalingen overtreedt die genoemd worden in de feiten en termijnentabel, om zich gedurende een in dat verbod genoemd tijdvak te bevinden op in dat verbod aangewezen plaatsen. Dit verbod geldt gedurende de in de bekendmaking van het verbod genoemde periode die ten hoogste twaalf weken kan bedragen.

  • 2. De burgemeester gaat niet over tot aanwijzing van gebieden waarvoor een verblijfsontzegging kan gelden, of tot omschrijving van overtredingen (feiten en termijnentabel), die tot een verblijfsontzegging kunnen leiden, dan na overleg met de Officier van Justitie, bedoeld in artikel 14 van de Politiewet 1993.

Afdeling 2. BETOGING

Artikel 2:2 Optochten (vervallen, zie bij evenement)

Artikel 2:3 Kennisgeving betogingen op openbare plaatsen

  • 1. Degenen die het voornemen heeft op een openbare plaats een betoging te houden, waaronder een samenkomst als bedoeld in artikel 3, eerste lid van de Wet openbare manifestaties, geeft daarvan vóór de openbare aankondiging en ten minste 48 uur voordat de betoging wordt gehouden, schriftelijk kennis aan de burgemeester.

  • 2. De kennisgeving bevat:

    a) naam en adres van degene die de betoging houdt;

    b) het doel van de betoging;

    c) de datum waarop de betoging wordt gehouden en het tijdstip van aanvang en van beëindiging;

    d) de plaats en, voor zover van toepassing, de route en de plaats van beëindiging;

    e) voor zover van toepassing, de wijze van samenstelling;

    f) maatregelen die degene die de betoging houdt zal treffen om een regelmatig verloop te bevorderen.

  • 3. Degene die de kennisgeving doet, ontvangt daarvan een bewijs waarin het tijdstip van de kennisgeving is vermeld.

  • 4. Indien het tijdstip van de schriftelijke kennisgeving valt op een vrijdag na 12.00 uur, een zaterdag, een zondag of een algemeen erkende feestdag, wordt de kennisgeving gedaan uiterlijk op de werkdag die aan de dag van dat tijdstip voorafgaat vóór 12.00 uur.

  • 5. De burgemeester kan in bijzondere omstandigheden op verzoeking een kennisgeving in behandeling nemen buiten deze termijn.

Artikel 2:4 Afwijking termijn (vervallen)

Artikel 2:5 Te verstrekken gegevens (vervallen)

Afdeling 3.  VERSPREIDEN VAN GEDRUKTE STUKKEN (VERVALLEN 2016)

Artikel 2:6 Beperking aanbieden e.d. van geschreven of gedrukte stukken of afbeeldingen (vervallen 2016)

Afdeling 4. VERTONINGEN E.D. OP DE WEG

Artikel 2:7 Feest, muziek, wedstrijd e.d. (vervallen, zie bij evenement)

Artikel 2:8 Dienstverlening (vervallen)

Artikel 2:9 Straatartiest e.d.

  • 1. Het is verboden ten behoeve van publiek als straatartiest, straatfotograaf, tekenaar, filmoperateur of gids op te treden op door de burgemeester in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid en het milieu aangewezen openbare plaatsen.

  • 2. De burgemeester kan de werking van het verbod beperken tot bepaalde dagen en uren.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van het verbod.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 5. BRUIKBAARHEID EN AANZIEN VAN DE WEG

Artikel 2:10 (nieuw) voorwerpen op of aan de weg

  • 1. Het is verboden de weg of een weggedeelte anders te gebruiken dan overeenkomstig de publieke functie daarvan, indien:

    a) het gebruik schade toebrengt of kan toebrengen aan de weg, de bruikbaarheid van de weg belemmert of kan belemmeren, dan wel een belemmering vormt of kan vormen voor het beheer of onderhoud van de weg; of

    b) het gebruik niet voldoet aan redelijke eisen van welstand.

  • 2. Van een belemmering voor de bruikbaarheid van de weg is in ieder geval sprake wanneer niet tenminste een vrije doorgang van 1,50 m wordt gelaten op voetpaden.

  • 3. Het college kan in het belang van de openbare orde of de woon- en leefomgeving nadere regels stellen ten aanzien van terrassen, uitstallingen, reclameborden, containers en vergelijkbare objecten.

  • 4. Het bevoegde bestuursorgaan kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 5. In afwijking van het vierde lid kan het bevoegd gezag een omgevingsvergunning verlenen voor het in het eerste lid bedoelde gebruik, voor zover dit een activiteit betreft als bedoeld in artikel 2.2, eerste lid, onder j of k, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.

  • 6. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op:

    a) evenementen als bedoeld in artikel 2:24;

    b) standplaatsen als bedoeld in artikel 5:18; en

    c) overige gevallen waarin krachtens een wettelijke regeling een vergunning voor het gebruik van de weg is verleend.

  • 7. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet beheer rijkswaterstaatwerken, artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994, of de Provinciale omgevingsverordening

  • 8. Op de ontheffing bedoeld in het vierde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:11 (Omgevings)vergunning voor het aanleggen, beschadigen en veranderen van een weg

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning een weg aan te leggen, de verharding daarvan op te breken, in een weg te graven of te spitten, aard of breedte van de wegverharding te veranderen of anderszins verandering te brengen in de wijze van aanleg van een weg.

  • 2. De vergunning wordt verleend:

    a) als omgevingsvergunning door het bevoegd gezag, indien de activiteiten zijn verboden bij een bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit; of

    b) door het college in de overige gevallen.

  • 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing indien in opdracht van een bestuursorgaan of openbaar lichaam publieke taken worden verricht.

  • 4. Het verbod is voorts niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht , de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Provinciale omgevingsverordening,

     de Waterschapskeur, de Telecommunicatiewet of de daarop gebaseerde Telecommunicatieverordening.

  • 5. Op de vergunning bedoeld in het eerste lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:12 Maken, veranderen van een uitweg

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college:

    a) een uitweg te maken naar de weg;

    b) van de weg gebruik te maken voor het hebben van een uitweg;

    c) verandering te brengen in een bestaande uitweg naar de weg.

  • 2. Voor de toepassing van het eerste lid wordt onder weg verstaan wat artikel 1 van de Wegenverkeerswet 1994 daaronder verstaat.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in het eerste lid worden geweigerd in het belang van:

    a) de bruikbaarheid van de weg;

    b) het veilig en doelmatig gebruik van de weg;

    c) de bescherming van het uiterlijk aanzien van de omgeving;

    d) de bescherming van groenvoorzieningen in de gemeente.

  • 4. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet beheer Rijkswaterstaatswerken, de Waterschapskeur of de Provinciale omgevingsverordening.

Afdeling 6. VEILIGHEID OP DE WEG Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (vervallen)Artikel 2:14 Winkelwagentjes (vervallen)Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp (vervallen 2016)Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. (vervallen 2016)Artikel 2:17 Kelderingangen (vervallen)Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen (vervallen 2016)Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (vervallen 2016)Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (vervallen)Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (vervallen 2016 )Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen 2016)Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs (vervallen 2016)

Artikel 2:13 Veroorzaken van gladheid (vervallen)

Artikel 2:14 Winkelwagentjes (vervallen)

Artikel 2:15 Hinderlijke beplanting of gevaarlijk voorwerp (vervallen 2016)

Artikel 2:16 Openen straatkolken e.d. (vervallen 2016)

Artikel 2:17 Kelderingangen (vervallen)

Artikel 2:18 Rookverbod in bossen en natuurterreinen (vervallen 2016)

Artikel 2:19 Gevaarlijk of hinderlijk voorwerp (vervallen 2016)

Artikel 2:20 Vallende voorwerpen (vervallen)

Artikel 2:21 Voorzieningen voor verkeer en verlichting (vervallen 2016 )

Artikel 2:22 Objecten onder hoogspanningslijn (vervallen 2016)

Artikel 2:23 Veiligheid op het ijs (vervallen 2016)

Afdeling 7. EVENEMENTEN

Artikel 2:24 Begripsbepalin

  • 1. In deze afdeling wordt onder evenement verstaan elke voor publiek toegankelijke verrichting van vermaak, met uitzondering van:

    a) bioscoopvoorstellingen;

    b) markten als bedoeld in artikel 160, eerste lid, onder h, van de Gemeentewet en artikel 5:22 van deze verordening;

    c) kansspelen als bedoeld in de Wet op de kansspelen;

    d) het in een inrichting in de zin van de Drank en Horecawet gelegenheid geven tot dansen;

    e) betogingen, samenkomsten en vergaderingen als bedoeld in de Wet openbare manifestaties;

    f) activiteiten als bedoeld in artikel 2:9 en 2:39 van deze verordening.

  • 2. Onder evenement wordt mede verstaan:

    a) een herdenkingsplechtigheid;

    b) een braderie;

    c) een optocht, niet zijnde een betoging als bedoeld in artikel 2:3 van deze verordening, op de weg;

    d) een feest, muziekvoorstelling of wedstrijd op of aan de weg;

Artikel 2:25 Evenement

  • 1. Het is verboden zonder of in afwijking van een vergunning van de burgemeester een evenement te organiseren.

  • 2. De burgemeester kan evenementen aanwijzen waarvoor geen vergunning is vereist. De burgemeester kan hierbij voorwaarden stellen.

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 lid 2 kan de vergunning worden geweigerd als de aanvraag voor een evenement, met een bezoekers-/deelnemersaantal van meer dan 500 personen, minder dan 12 weken voor de beoogde datum van het evenement is ingediend en daardoor een behoorlijke behandeling van de aanvraag niet meer mogelijk is.

  • 4. Het verbod van het eerste lid geldt niet voor een wedstrijd op of aan de weg, voor zover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 10 juncto 148, van de Wegenverkeerswet 1994.

  • 5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Artikel 2:26 Ordeverstoring

Het is verboden bij een evenement de orde te verstoren.

Afdeling 8. TOEZICHT OP OPENBARE INRICHTINGEN

Artikel 2:27 Begripsbepalingen

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder:

    a) openbare inrichting:

    I. een hotel, restaurant, pension, café, cafetaria, snackbar, discotheek, buurthuis of clubhuis.

    II. elke andere voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was logies wordt verstrekt of dranken worden geschonken of rookwaren of spijzen voor directe consumptie worden verstrek of bereid;

    b) terras: een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

  • 2. Onder openbare inrichting wordt mede verstaan een buiten de besloten ruimte van de openbare inrichting liggend deel daarvan waar sta- of zitgelegenheid kan worden geboden en waar tegen vergoeding dranken kunnen worden geschonken of spijzen voor directe consumptie kunnen worden bereid of verstrekt.

Artikel 2:28 Exploitatie openbare inrichting

  • 1. Het is verboden een openbare inrichting te exploiteren zonder vergunning van de burgemeester.

  • 2. De burgemeester weigert de vergunning indien de exploitatie van de openbare inrichting in strijd is met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

  • 3. In afwijking van het bepaalde in artikel 1:8 kan de burgemeester de vergunning slechts geheel of gedeeltelijk weigeren indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- of leefsituatie in de omgeving van de openbare inrichting of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig wordt beïnvloed.

  • 4. Geen vergunning is vereist voor een openbare inrichting die zich bevindt in:

    a) een winkel als bedoeld in artikel 1 van de Winkeltijdenwet voor zover de activiteiten van de openbare inrichting een nevenactiviteit vormen van de winkelactiviteit;

    b) een zorginstelling;

    c) een museum; of

    d) een bedrijfskantine of – restaurant.

  • 5. De burgemeester verleent op verzoek of ambtshalve vrijstelling van het verbod genoemd in het eerste lid aan openbare inrichtingen die horecabedrijf zijn als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet, indien:

    a) zich in de zes maanden voorafgaand aan de inwerkingtreding van deze bepaling geen incidenten gepaard gaande met geweld, overlast op straat of drugsgebruik en -handel hebben voorgedaan in of bij de inrichting, dan wel

    b) de inrichting zich nieuw in de gemeente vestigt en er zich geen weigeringsgronden voordoen als bedoeld in artikel 1:8 of 2:28, tweede of derde lid.

  • 6. De vrijstelling wordt ingetrokken wanneer zich een incident heeft voorgedaan als bedoeld in het vijfde lid onder a.

  • 7. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) is niet van toepassing op de vergunning bedoeld in het eerste lid en op de vrijstelling bedoeld in het vijfde lid.

Artikel 2:29 Sluitingstijd

  • 1. Openbare inrichtingen zijn gesloten op zondag tot en met zaterdag tussen 02.00 uur en 07.00 uur.

  • 2. Het is verboden een openbare inrichting voor bezoekers geopend te hebben, of bezoekers in de inrichting te laten verblijven na sluitingstijd.

  • 3. De burgemeester kan ontheffing verlenen van de sluitingstijd.

  • 4. Voor een openbare inrichting die zich bevindt in een winkel als bedoeld in artikel 2:28, vierde lid onder a, gelden dezelfde sluitingstijden als voor de winkel

  • 5. Het eerste en derde lid is niet van toepassing op situaties waarin bij of krachtens de Wet milieubeheer is voorzien.

  • 6. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:30 Afwijking sluitingstijd; tijdelijke sluiting

  • 1. De burgemeester kan in het belang van de openbare orde, veiligheid of gezondheid of in geval van bijzondere omstandigheden voor een of meer openbare inrichtingen tijdelijk andere dan de krachtens artikel 2:29 geldende sluitingstijden vaststellen of tijdelijk sluiting bevelen.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin artikel 13b van de Opiumwet voorziet.

Artikel 2:31 Aanwezigheid in gesloten horecabedrijf (vervallen 2016)

Artikel 2:32 Handel in horecabedrijven (vervallen)

Artikel 2:33 Verboden gedragingen

Het is verboden in een openbare inrichting:

a) de orde te verstoren;

b) zich te bevinden na sluitingstijd of gedurende de tijd dat de inrichting gesloten dient te zijn op grond van een besluit krachtens artikel 2:30, eerste lid;

c) op het terras spijzen of dranken te verstrekken aan personen die geen gebruik maken van het terras.

Artikel 2:33a Verbod drank in glas te verstrekken

  • 1. Het is de houder van een openbare inrichting welke is gelegen in een door de burgemeester bij openbare kennisgeving aangewezen gebied, verboden drank in glas te verstrekken gedurende een door de burgemeester in die openbare kennisgeving aangegeven periode.

  • 2. Het is een ieder verboden een of meerdere glazen bij zich te hebben binnen het op grond van lid 1 door de burgemeester aangewezen gebied en gedurende de door de burgemeester aangeven periode.

  • 3. De burgemeester kan van het in het eerste lid genoemde verbod ontheffing verlenen.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:34 Het college als bevoegd bestuursorgaan

Indien een openbare inrichting geen voor het publiek openstaand gebouw of bijbehorende erf is in de zin van artikel 174 van de Gemeentewet, treedt het college op als bevoegd bestuursorgaan voor de toepassing van artikel 2:29 tot en met 2:32.

Afdeling 8A BIJZONDERE BEPALINGEN OVER HORECABEDRIJVEN ALS BEDOELD IN DE DRANK- EN HORECAWET

Artikel 2:34a Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder:

- alcoholhoudende drank;

- paracommerciële rechtspersoon,

dat wat daaronder wordt verstaan in de Drank- en Horecawet.

Artikel 2:34b Regulering paracommerciële rechtspersonen

  • 1. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken uitsluitend alcoholhoudende drank tijdens en twee uur na of één uur voor en één uur na de activiteiten die passen binnen de statutaire doelomschrijving van de desbetreffende paracommerciële rechtspersoon.

  • 2. Paracommerciële rechtspersonen verstrekken geen alcoholhoudende drank tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard en bijeenkomsten die gericht zijn op personen die niet of niet rechtstreeks bij de activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

Artikel 2:34c Bijeenkomsten van persoonlijke aard

  • 1. In afwijking van het bepaalde in artikel 2:34b lid 2 kan een paracommerciële rechtspersoon, niet zijnde een sportvereniging, per kalenderjaar alcoholhoudende drank verstrekken tijdens ten hoogste 10 bijeenkomsten van persoonlijke aard, die gericht zijn op personen die rechtstreeks bij activiteiten van de desbetreffende rechtspersoon betrokken zijn.

  • 2. Een paracommerciële rechtspersoon kan in afwijking van het bepaalde in artikel 2:34b lid 1, tijdens bijeenkomsten van persoonlijke aard als bedoeld in lid 1, alcoholhoudende drank uitsluitend verstrekken op

    a) maandag tot en met zaterdag vanaf 19.00 uur tot 24.00uur;

    b) op zondag vanaf 14.00 uur tot 20.00 uur.

  • 3. Een paracommerciële rechtspersoon doet na afloop van het kalenderjaar, uiterlijk op 1 maart van het daarop volgende jaar, opgave van het aantal bijeenkomsten als bedoeld in het eerste lid aan de burgemeester.

Afdeling 9. TOEZICHT OP INRICHTINGEN TOT HET VERSCHAFFEN VAN NACHTVERBLIJF (Vervallen 2016) Artikel 2:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie (vervallen 2016 )Artikel 2:37 Nachtregister (vervallen)Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister (vervallen)

Artikel 2:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)

Artikel 2:36 Kennisgeving exploitatie (vervallen 2016 )

Artikel 2:37 Nachtregister (vervallen)

Artikel 2:38 Verschaffing gegevens nachtregister (vervallen)

Afdeling 10. TOEZICHT OP SPEELGELEGENHEDEN

Artikel 2:39 Speelgelegenheden

  • 1. Dit artikel verstaat onder speelgelegenheid: een voor het publiek toegankelijke gelegenheid waar bedrijfsmatig of in een omvang alsof deze bedrijfsmatig is de mogelijkheid wordt geboden enig spel te beoefenen, waarbij geld of in geld inwisselbare voorwerpen kunnen worden gewonnen of verloren.

  • 2. Het is verboden zonder vergunning van de burgemeester een speelgelegenheid te exploiteren of te doen exploiteren. Het verbod is niet van toepassing op:

    a) speelautomatenhallen waarvoor op grond van artikel 30c, eerste lid, onder c, van de Wet op de Kansspelen vergunning is verleend;

    b) speelgelegenheden waarvoor de raad van bestuur van de kansspelautoriteit bevoegd is vergunning te verlenen;

    c) speelgelegenheden waar de mogelijkheid wordt geboden om het kleine kansspel als bedoeld in artikel 7c van de Wet op de kansspelen te beoefenen, of te spelen op speelautomaten als bedoeld in artikel 30 van de Wet op de kansspelen, of de handeling als bedoeld in artikel 1, onder a, van de Wet op de kansspelen te verrichten.

  • 3. De burgemeester weigert de vergunning:

    a) indien naar zijn oordeel moet worden aangenomen dat de woon- en leefsituatie in de omgeving van de speelgelegenheid of de openbare orde op ontoelaatbare wijze nadelig worden beïnvloed door de exploitatie van de speelgelegenheid;

    b) indien de exploitatie van de speelgelegenheid in strijd is met een geldend bestemmingsplan.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 2:40 Speelautomaten (zie Verordening op de Kansspelen)

Afdeling 11. MAATREGELEN TEGEN OVERLAST EN BALDADIGHEID

Artikel 2:41 Betreden gesloten woning of lokaal

  • 1. Het is verboden een krachtens artikel 174a van de Gemeentewet gesloten woning, een niet voor publiek toegankelijk lokaal of een bij die woning of dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 2. Het is verboden een krachtens artikel 13b van de Opiumwet gesloten woning, een niet voor het publiek toegankelijk lokaal, een bij die woning of dat lokaal behorend erf, een voor het publiek toegankelijk lokaal of bij dat lokaal behorend erf te betreden.

  • 3. Deze verboden gelden niet voor personen wier aanwezigheid in de woning of het lokaal wegens dringende reden noodzakelijk is.

Artikel 2:42 Plakken en kladden

  • 1. Het is verboden een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is te bekrassen of te bekladden.

  • 2. Het is verboden zonder schriftelijke toestemming van de rechthebbende op een openbare plaats of dat gedeelte van een onroerende zaak dat vanaf die plaats zichtbaar is:

    a) een aanplakbiljet of ander geschrift, afbeelding of aanduiding aan te plakken, te doen aanplakken, op andere wijze aan te brengen of te doen aanbrengen;

    b) met kalk, krijt, teer of een kleur of verfstof een afbeelding, letter, cijfer of teken aan te brengen of te doen aanbrengen.

  • 3. Het in het tweede lid gestelde verbod is niet van toepassing indien gehandeld wordt krachtens wettelijk voorschrift.

  • 4. Het college kan aanplakborden aanwijzen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 5. Het is verboden de in het vierde lid bedoelde aanplakborden te gebruiken voor het aanbrengen van handelsreclame.

  • 6. Het college kan nadere regels stellen voor het aanbrengen van meningsuitingen en bekendmakingen, die geen betrekking mogen hebben op de inhoud van de meningsuitingen en bekendmakingen.

  • 7. De houder van de in het tweede lid bedoelde schriftelijke toestemming is verplicht die aan een opsporingsambtenaar op diens eerste vordering terstond ter inzage af te geven.

Artikel 2:43 Vervoer plakgereedschap e.d.

  • 1. Het is verboden op de weg of openbaar water te vervoeren of bij zich te hebben enig aanplakbiljet, aanplakdoek, kalk, teer, kleur of verfstof of verfgereedschap.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing, indien de genoemde materialen of gereedschappen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd voor handelingen als verboden in artikel 2:42.

Artikel 2:44 Vervoer inbrekerswerktuigen

  • 1. Het is verboden op een openbare plaats inbrekerswerktuigen te vervoeren of bij zich te hebben.

  • 2. Het verbod is niet van toepassing indien de bedoelde werktuigen niet zijn gebruikt of niet zijn bestemd om zich onrechtmatig de toegang tot een gebouw of erf te verschaffen, onrechtmatig sluitingen te openen of te verbreken, diefstal door middel van braak te vergemakkelijken of het maken van sporen te voorkomen.

Artikel 2:45 Betreden van plantsoenen e.d. (vervallen)

Artikel 2:46 Rijden over bermen e.d. (vervallen)

Artikel 2:47 Hinderlijk gedrag op openbare plaatsen

  • 1. Het is verboden:

    a) op een openbare plaats te klimmen of zich te bevinden op een beeld, monument, overkapping, constructie, openbare toiletgelegenheid, voertuig, hekheining of andere afsluiting, verkeersmeubilair en daarvoor niet bestemt straatmeubilair;

    b) zich op een openbare plaats zodanig op te houden dat aan weggebruikers of bewoners van nabij de weg gelegen woningen onnodig overlast of hinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 424, 426bis of 431 van het Wetboek van Strafrecht of artikel 5 van de Wegenverkeerswet 1994.

Artikel 2:48 Verboden drankgebruik

  • 1. Het is voor personen die de leeftijd van achttien jaar hebben bereikt verboden op een openbare plaats, die deel uitmaakt van een door het college aangewezen gebied, alcoholhoudende drank te gebruiken of aangebroken flessen, blikjes en dergelijke met alcoholhoudende drank bij zich te hebben.

  • 2. Het bepaalde in het eerste lid geldt niet voor:

    a) een terras dat behoort bij een horecabedrijf, als bedoeld in artikel 1 van de Drank- en Horecawet;

    b) een andere plaats dan een horecabedrijf, als bedoeld onder a, waarvoor een ontheffing geldt krachtens artikel 35 van de Drank en Horecawet.

Artikel 2:49 Verboden gedrag bij of in gebouwen (vervallen 2016)

Artikel 2:50 Hinderlijk gedrag in voor het publiek toegankelijke ruimten

Het is verboden zich zonder redelijk doel op een voor anderen hinderlijke wijze op te houden in of op een voor het publiek toegankelijk portaal, telefooncel, wachtlokaal voor een openbaar vervoermiddel, parkeergarage,

rijwielstalling of een andere soortgelijke, voor het publiek toegankelijke ruimte dan wel deze te verontreinigen of te bezigen voor een ander doel dan waarvoor de desbetreffende ruimte is bestemd.

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. (vervallen 2016)Artikel 2:53 Bespieden van personen (vervallen 2016)Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (vervallen)Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (vervallen)Artikel 2:56 Alarminstallaties (vervallen)

Artikel 2:52 Overlast van fiets of bromfiets op markt en kermisterrein e.d. (vervallen 2016)

Artikel 2:53 Bespieden van personen (vervallen 2016)

Artikel 2:54 Bewakingsapparatuur (vervallen)

Artikel 2:55 Nodeloos alarmeren (vervallen)

Artikel 2:56 Alarminstallaties (vervallen)

Artikel 2:57 Loslopende honden

  • 1. 1. Het is de eigenaar of houder van een hond verboden die hond te laten verblijven of te laten lopen:

    a) op een voor het publiek toegankelijke en kennelijk als zodanig ingerichte kinderspeelplaats, zandbak of speelweide of op een andere door het college aangewezen plaats;

    b) binnen de bebouwde kom op de weg indien de hond niet is aangelijnd;

    c) buiten de bebouwde kom op een door het college aangewezen plaats indien de hond niet is aangelijnd;

    d) op de weg indien de hond niet is voorzien van een halsband of een ander identificatiemerk dat de eigenaar of houder duidelijk doet kennen.

  • 2. Het eerste lid, aanhef en onder b, is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

  • 3. Het eerste lid, aanhef en onder a tot en met c, is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond:

    a. die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond laat begeleiden;

    b. die deze hond aantoonbaar gekwalificeerd opleidt tot geleidehond of sociale hulphond.

Artikel 2:58 Verontreiniging door honden

  • 1. Degene die zich met een hond op een openbare plaats begeeft is verplicht ervoor te zorgen dat de uitwerpselen van die hond onmiddellijk worden verwijderd.

  • 2. Het eerste lid is niet van toepassing op de eigenaar of houder van een hond die zich vanwege zijn handicap door een geleidehond of sociale hulphond laat begeleiden.

  • 3. Het bepaalde in het eerste lid is niet van toepassing op door het college aangewezen plaatsen.

Artikel 2:59 Gevaarlijke honden

  • 1. Indien de burgemeester een hond in verband met zijn gedrag gevaarlijk of hinderlijk acht, kan hij de eigenaar of houder van die hond een aanlijngebod of een aanlijn- en muilkorfgebod opleggen voorzover die hond loopt op een openbare plaats of op het terrein van een ander:

  • 2. Een aanlijngebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond aangelijnd te houden met een lijn met een lengte, gemeten van hand tot halsband, van ten hoogste 1,50 meter.

  • 3. Een muilkorfgebod houdt in dat de eigenaar of houder verplicht is de hond voorzien te houden van een muilkorf die:

    a) vervaardigd is van stevig kunststof, van stevig leer of van beide stoffen;

    b) door middel van een stevig leren riem zodanig rond de hals is aangebracht dat verwijdering zonder toedoen van de mens niet mogelijk is; en

    c) zodanig is ingericht dat de hond niet kan bijten, dat de afgesloten ruimte binnen de korf een geringe opening van de bek toelaat en dat geen scherpe delen binnen de korf aanwezig zijn.

  • 4. Onverminderd artikel 2:57, eerst lid, aanhef en onder d, dient een hond als bedoeld in het eerste lid voorzien te zijn van een door de bevoegde minister op aanvraag verstrekt uniek identificatienummer door middel van een microchip die met een chipreader afleesbaar is.

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren (vervallen 2016)Artikel 2:61 Wilde dieren (vervallen)Artikel 2:62 Loslopend vee (vervallen 2016)Artikel 2:63 Duiven (vervallen)Artikel 2:64 Bijen (vervallen)Artikel 2:65 Bedelarij (vervallen 2016)

Artikel 2:60 Houden van hinderlijke of schadelijke dieren (vervallen 2016)

Artikel 2:61 Wilde dieren (vervallen)

Artikel 2:62 Loslopend vee (vervallen 2016)

Artikel 2:63 Duiven (vervallen)

Artikel 2:64 Bijen (vervallen)

Artikel 2:65 Bedelarij (vervallen 2016)

Afdeling 12. BEPALINGEN TER BESTRIJDING VAN HELING VAN GOEDEREN

Artikel2:66 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt verstaan onder handelaar: een handelaar als bedoeld in artikel 1 van de algemene maatregel van bestuur op grond van artikel 437, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:67 Verplichtingen met betrekking tot het verkoopregister

  • 1. De handelaar is verplicht aantekening te houden van alle gebruikte of ongeregelde goederen die hij verkoopt of op andere wijze overdraagt, in een doorlopend en door of namens de burgemeester gewaarmerkt register, en daarin onverwijld op te nemen:

    a) het volgnummer van de aantekening met betrekking tot het goed;

    b) de datum van verkoop of overdracht van het goed;

    c) een omschrijving van het goed daaronder begrepen – voor zover dat mogelijk is - soort, merk en nummer van het goed;

    d) de verkoopprijs of andere voorwaarden voor overdracht van het goed; en

    e) de naam en het adres van degene die het goed heeft verkregen.

  • 2. De burgemeester kan vrijstelling verlenen van deze verplichtingen.

  • 3. Op de vrijstelling is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 2:68 Voorschriften als bedoeld in artikel 437ter van het Wetboek van Strafrecht

De handelaar of een voor hem handelend persoon is verplicht:

a.de burgemeester binnen drie dagen schriftelijk in kennis te stellen:

1. dat hij het beroep van handelaar uitoefent met vermelding van zijn woonadres en het adres van de bij zijn onderneming behorende vestiging;

2. van een verandering van de onder a, sub 1, bedoelde adressen;

3. dat hij het beroep van handelaar niet langer uitoefent;

4. dat hij enig goed kan verkrijgen dat redelijkerwijs van een misdrijf afkomstig is of voor de rechthebbende verloren is gegaan;

b. de burgemeester op eerste aanvraag zijn administratie of register ter inzage te geven;

c. aan de hoofdingang van elke vestiging een kenteken te hebben waarop zijn naam en de aard van de onderneming duidelijk zichtbaar zijn;

d.een door opkoop verkregen goed gedurende de eerste drie dagen in bewaring te houden in de staat waarin het goed verkregen is.

Artikel 2:69 Vervreemding van door opkoop verkregen goederen (vervallen)

Afdeling 13. Carbid

Artikel 2:71 Begripsbepalingen (vervallen 2016)

Artikel 2:72 Gebruik van Carbid

  • 1. Het is verboden acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen op explosieve wijze te verbranden op zodanige wijze dat gevaar, schade of hinder voor de omgeving kan worden veroorzaakt.

  • 2. Het verbod gesteld in het eerste lid geldt niet indien:

    1. gebruik wordt gemaakt van melkbussen en/of dergelijke voorwerpen met een maximale inhoud van 50 liter, met gebruikmaking van acetyleengas afkomstig van een reactie tussen calciumacetylide (carbid) en water of gasmengsels met vergelijkbare eigenschappen en

    2. het gebruik plaatsvindt op 31 december van 10.00 uur tot 1 januari 02.00 uur en

    3. hiervan tenminste 6 weken voorafgaand aan de datum van gebruik melding is gedaan aan het college.

    4. de melding vergezeld is van een schriftelijke toestemming van de eigenaar van het terrein van waaraf geschoten wordt en

    5. de melding tevens is voorzien van een kaart waarop de betreffende locatie is ingetekend en de plaats vanwaar geschoten wordt is gelegen:

    a. op een afstand van ten minste 75 meter van woonbebouwingen

    b. op een afstand van tenminste 300 meter van inrichtingen voor de intramurale zorg en

    c. op een afstand van tenminste 300 meter van in gebruik zijnde voorzieningen voor het houden van dieren en

    d. wordt geschoten in een richting welke tegengesteld is aan de richting waarin de dichtstbijzijnde woonbebouwing is gelegen en

    e. het vrijschootsveld minimaal 75 meter is en hierin geen verharde openbare wegen of paden liggen.

  • 3. Dit artikel is niet van toepassing voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer, Wet wapens en munitie, Wet milieugevaarlijke stoffen, Wet vervoer gevaarlijke stoffen en het Wetboek van Strafrecht.

Artikel 2:73 Bezigen van consumentenvuurwerk tijdens de jaarwisseling (vervallen 2016)

Afdeling 14. Drugsoverlast

Artikel 2:74 Drugshandel op straat

Onverminderd het bepaalde in de Opiumwet is het verboden op of aan de weg post te vatten of zich daar heen en weer te bewegen en zich op of aan wegen in of op een voertuig te bevinden of daarmee heen en weer of rond te rijden, met het kennelijke doel om middelen als bedoeld in artikel 2 en 3 van de Opiumwet, of daarop gelijkende waar, al dan niet tegen betaling af te leveren, aan te bieden of te verwerven, daarbij behulpzaam te zijn of daarin te bemiddelen.

Afdeling 15. VEILIGHEIDSRISICOGEBIEDEN EN CAMERATOEZICHT OP OPENBARE PLAATSEN

Artikel 2:75 Bestuurlijke ophouding (vervallen)

Artikel 2:76 Veiligheidsrisicogebieden

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151b van de Gemeentewet bij verstoring van de openbare orde door de aanwezigheid van wapens, dan wel bij ernstige vrees voor het ontstaan daarvan, een gebied, met inbegrip van de daarin gelegen voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven, aanwijzen als veiligheidsrisicogebied.

Artikel 2:77 Cameratoezicht op openbare plaatsen

De burgemeester kan overeenkomstig artikel 151c van de Gemeentewet besluiten tot plaatsing van camera’s voor een bepaalde duur ten behoeve van het toezicht op een openbare plaats.

Hoofdstuk 3. PROSTITUTIEBEDRIJVEN

Afdeling 1. Begripsomschrijving

Artikel 3:1 Begripsomschrijvingen

In dit hoofdstuk wordt verstaan onder:

a) prostitutie: het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

b) prostitué(e): degene die zich beschikbaar stelt tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding;

c) prostitutiebedrijf: voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie wordt verricht. Onder een prostitutiebedrijf worden in elk geval verstaan: een erotische massagesalon, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

d) escortbedrijf: de natuurlijke persoon, groep van personen of rechtspersoon die bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, prostitutie aanbiedt die op een andere plaats dan in de bedrijfsruimte wordt uitgevoerd;

e) exploitant: de natuurlijke persoon of personen, of rechtspersoon of rechtspersonen die een prostitutie- of escortbedrijf exploiteert of exploiteren en de tot vertegenwoordiging van die rechtspersoon of rechtspersonen bevoegde natuurlijke persoon of personen;

f) beheerder: de natuurlijke persoon of personen die de onmiddellijke feitelijke leiding uitoefent of uitoefenen in een prostitutiebedrijf of escortbedrijf;

g) bezoeker: degene die aanwezig is in een prostitutiebedrijf, met uitzondering van:

1. de exploitant

2. de beheerder

3. de prostitué(e);

4. het personeel dat in de inrichting werkzaam is;

5. toezichthouders als bedoeld in artikel 6.1a;

6. andere personen wier aanwezigheid in de inrichting wegens

a. dringende redenen noodzakelijk is.

h) bevoegd bestuursorgaan: het college, of voor zover het betreft voor het publiek openstaande gebouwen en daarbij behorende erven als bedoeld in artikel 174 van de Gemeentewet, de burgemeester.

Afdeling 2. PROSTITUTIEBEDRIJVEN EN ESCORTBEDRIJVEN

Artikel 3:2 Prostitutiebedrijven en escortbedrijven

  • 1. Het is verboden een prostitutiebedrijf of escortbedrijf te exploiteren of te wijzigen zonder vergunning van het bevoegd bestuursorgaan. (Het aantal prostitutiebedrijven is niet hoger dan 2).

  • 2. In de aanvraag om vergunning wordt op en bij het door het bevoegd bestuursorgaan vastgestelde formulier in ieder geval vermeld:

    a) de persoonsgegevens van de exploitant;

    b) de persoonsgegevens van de beheerder;

    c) het aantal werkzame prostituees;

    d) de aard van het prostitutiebedrijf of het escortbedrijf, al dan niet in combinatie met elkaar; de plaatselijke en e. kadastrale ligging van het prostitutiebedrijf door middel van een situatietekening met een schaal van tenminste 1:1000;

    e) de plattegrond van het prostitutiebedrijf door middel van een tekening met een schaal van tenminste 1:100;

    f) bewijs van inschrijving in het handelsregister bij de Kamer van Koophandel; en

    g) bewijs waaruit blijkt dat de exploitant gerechtigd is tot het gebruik van de ruimte bestemd voor het prostitutiebedrijf.

  • 3. De gegevens uit het vorige lid worden ook in en bij de vergunning vermeld.

  • 4. Paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht is niet van toepassing.

Artikel 3:3 Gedragseisen exploitant en beheerder

  • 1. De exploitant of de beheerder:

    a) staat niet onder curatele en is niet ontzet uit de ouderlijke macht of de voogdij;

    b) is niet in enig opzicht van slecht levensgedrag;

    c) en heeft de leeftijd van eenentwintig jaar bereikt.

  • 2. Naast de gestelde eisen in het eerste lid, is de exploitant of de beheerder niet:

    1. met toepassing van artikel 37 Wetboek van Strafrecht in een psychiatrisch ziekenhuis geplaatst of met toepassing van artikel 37a Wetboek van Strafrecht ter beschikking gesteld;

    2. binnen de laatste vijf jaar onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van zes maanden of meer door de rechter in Nederland, de Nederlandse Antillen of Aruba, dan wel door een andere rechter wegens een misdrijf waarvoor naar Nederlands recht een bevel tot voorlopige hechtenis ingevolge artikel 67, eerste lid van het Wetboek van Strafvordering is toegelaten;

  • 3. binnen de laatste vijf jaar bij tenminste twee rechterlijke uitspraken onherroepelijk veroordeeld tot een onvoorwaardelijke geldboete van € 500,00 of meer of tot een andere hoofdstraf als bedoeld in artikel 9, eerste lid, onder a van het Wetboek van Strafrecht, wegens dan wel mede wegens overtreding van:

    (1) bepalingen gesteld bij of krachtens de Drank- en Horecawet, de Opiumwet, de Vreemdelingenwet en de Wet arbeid vreemdelingen;

    (2) de artikelen 137c tot en met 137g, 140, 240b, 242 tot en met 249, 250a (oud), 250, 273a, 300 tot en met 303, 416, 417 417bis, 426, 429quater en 453 van het Wetboek van Strafrecht;

    (3) de artikel 8 en 162, derde lid, alsmede artikel 6 jo. artikel 8 of jo. artikel 163 van de Wegenverkeerswet 1994;

    (4) de artikelen 1, onder a, b en d, 13, 14, 27 en 30b van de Wet op de kansspelen;

    (5) de artikelen 2 en 3 van de Wet op de weerkorpsen;

    (6) de artikelen 54 en 55 van de Wet wapens en munitie.

    3. Met een veroordeling als bedoeld in het tweede lid wordt gelijk gesteld:

    1. vrijwillige betaling van een geldsom als bedoeld in artikel 74, tweede lid onder a van het Wetboek van Strafrecht of artikel 76, derde lid onder a van de Algemene wet inzake rijksbelastingen, tenzij de geldsom minder dan € 375,00 bedraagt;

    2. een bevel tot tenuitvoerlegging van een voorwaardelijke straf.

  • 4. De periode van vijf jaar, genoemd in het tweede lid, wordt:

    i. bij de weigering van een vergunning teruggerekend vanaf de datum van beslissing op de aanvraag van de vergunning;

    ii. bij de intrekking van een vergunning gerekend vanaf de datum van de intrekking van deze vergunning.

  • 5. De exploitant of de beheerder is binnen de laatste vijf jaar geen exploitant of beheerder geweest van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf dat voor tenminste één maand door het bevoegd orgaan is gesloten, of waarvan de vergunning als bedoeld in artikel 3:2 is ingetrokken, tenzij aannemelijk is dat hem terzake geen verwijt treft.

Artikel 3:4 Sluitingsuur, verbod open te zijn, om als bezoeker aanwezig te zijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan kan de openingstijden en het verplichte sluitingsuur van een prostitutiebedrijf vaststellen.

  • 2. Het is verboden een prostitutiebedrijf voor bezoekers geopend te hebben en daarin bezoekers toe te laten of te laten verblijven buiten de toegestane openingstijden.

  • 3. Het is verboden een prostitutiebedrijf voor bezoekers geopend te hebben, zonder dat de ingevolge artikel 3:2 op de vergunning vermelde exploitant of beheerder in het prostitutiebedrijf aanwezig is.

  • 4. Het is bezoekers van een prostitutiebedrijf verboden zich daarin te bevinden gedurende de tijd dat die inrichting krachtens het eerste lid of tweede lid, dan wel krachtens artikel 3:5 gesloten dient te zijn.

  • 5. In afwijking van het eerste lid, kan het bevoegd bestuursorgaan door middel van een vergunningvoorschrift als bedoeld in artikel 1.9 voor een afzonderlijke prostitutiebedrijf andere sluitingstijden vaststellen;

  • 6. Het in het eerste, tweede en derde lid bepaalde geldt niet voor zover in de daarin geregelde onderwerpen wordt voorzien door de op de Wet milieubeheer gebaseerde voorschriften.

Artikel 3:5 Tijdelijke afwijking sluitingsuur, tijdelijke sluiting

  • 1. In verband met de artikelen 3:2, 3:7 en 3:10 kan het bevoegd bestuursorgaan:

    a) tijdelijk andere dan de krachtens artikel 3:4, eerste of derde lid, geldende sluitingsuren vaststellen;

    b) van een afzonderlijk prostitutiebedrijf tijdelijk de gedeeltelijke of algehele sluiting bevelen.

  • 2. Onverminderd het bepaalde in artikel 3:41 van de Algemene wet bestuursrecht, maakt het bevoegd bestuursorgaan het in het eerste lid bedoelde besluit openbaar bekend overeenkomstig artikel 3:42 Algemene wet bestuursrecht.

Artikel 3:6 Toegang opsporingsambtenaren en toezichthouders

  • 1. De exploitant en de beheerder van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf zijn verplicht ervoor te zorgen dat politieambtenaren vanaf de weg onmiddellijk en onbelemmerd toegang hebben tot de inrichting:

    a) gedurende de tijd dat deze voor bezoekers geopend is;

    b) gedurende de tijd dat deze voor bezoekers gesloten dient te zijn, indien die opsporingsambtenaren hun vermoeden uiten dat daarin bezoekers aanwezig zijn.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan is bevoegd om toezichthouders aan te wijzen die zullen toezien op de naleving van (onderdelen van) het prostitutiebeleid. De exploitant en de beheerder van een prostitutiebedrijf of escortbedrijf zijn verplicht hen op hun verzoek toegang te verlenen.

Artikel 3:7 Toezicht door exploitant en beheerder

  • 1. 1. De exploitant en de beheerder zijn verplicht er voortdurend op toe te zien dat in de inrichting:

    a) geen strafbare feiten plaatsvinden, waaronder in ieder geval de feiten als genoemd in de titels XIV (misdrijven tegen de zeden), XVIII (misdrijven tegen de persoonlijke vrijheid) XX (mishandeling), XXII (diefstal) en XXX (heling) van het Tweede Boek van het Wetboek van Strafrecht, in de Opiumwet, en in de Wet wapens en munitie;

    b) geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of de Vreemdelingenwet bepaalde;

    c) geen prostitutie wordt uitgeoefend door personen beneden de 18 jaar;

    d) een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarin de toepassing van veilig sekstechnieken en het zelfbeschikkingsrecht van de prostituees bevorderd wordt;

    e) een bedrijfsbeleid wordt gevoerd waarbij medewerking wordt verleend aan op preventie gerichte gezondheidsprojecten.

  • 2. 2. De exploitant en beheerder van een escortbedrijf zien er voortdurend op toe dat via hun bedrijf geen prostitutie

    a) wordt uitgeoefend door personen;

    b) in strijd met het bepaalde in titel XIV (misdrijven tegen de zeden) van het Tweede boek van het Wetboek van Strafrecht, of

    c) in strijd met het bij of krachtens de Wet arbeid vreemdelingen of Vreemdelingenwet bepaalde.

Artikel 3:8 Straat- en raamprostitutie

  • 1. Het is verboden, door handelingen, houding, woord, gebaar of op andere wijze, passanten tot prostitutie te bewegen, uit te nodigen dan wel aan te lokken.

  • 2. Degene die, met het oog op de naleving van het in het eerste lid gestelde verbod, van een politieambtenaar het bevel krijgt zich in een bepaalde richting te verwijderen, is verplicht aan dat bevel onverwijld gevolg te geven.

  • 3. De burgemeester kan bij besluit aan personen aan wie tenminste eenmaal een bevel op grond van het tweede lid is gegeven verbieden zicht gedurende een bepaalde termijn, anders dan in een openbaar middel van vervoer, te bevinden op of aan de in het besluit aangeduide wegen.

  • 4. Het is verboden zich te gedragen in strijd met een door de burgemeester op grond van het derde lid opgelegd verbod.

Afdeling 3. BESLISSINGTERMIJN; WEIGERINGSGRONDEN; NADERE REGELS

Artikel 3:9 Beslissingstermijn

  • 1. Het bevoegd bestuursorgaan beslist over een aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid, binnen twaalf weken na de dag waarop de aanvraag ontvangen is.

  • 2. Het bevoegd bestuursorgaan kan zijn besluit voor ten hoogste twaalf weken verdagen.

  • 3. Voor zover van toepassing, wordt de beslissing als bedoeld in het eerste lid aangehouden tot de beslissing over een op de inrichting betrekking hebbende aanvraag om vergunning als bedoeld in artikel 40 van de Woningwet of artikel 3, eerste lid, onder a, van de Drank- en Horecawet of artikel 8.9 van de Wet milieubeheer.

Artikel 3:10 Weigeringsgronden

  • 1. De vergunning als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid wordt geweigerd indien:

    a) de exploitant en/of beheerder niet voldoet aan in artikel 3:3 gestelde eisen;

    b) de vestiging of de exploitatie van het prostitutie- of escortbedrijf in strijd is met een geldend

    i. bestemmingsplan, stadsvernieuwingsplan, leefmilieuverordening, het maximumstelsel uit artikel 3:2, eerste

    ii. lid, dan wel een door de gemeenteraad vastgesteld besluit, waarin gemeentelijk (horeca)vestigingsbeleid

    iii. ten aanzien van prostitutie- en escortbedrijven is uitgewerkt of met nadere regels als bedoeld in art. 3.3.3;

    c) er aanwijzingen zijn dat in de inrichting personen werkzaam (zullen) zijn in strijd met

    i. artikel 273a van het Wetboek van Strafrecht, of met het bij of krachtens de Wet arbeid

    ii. vreemdelingen en de Vreemdelingenwet bepaalde, of minderjarigen.

    d) de exploitant niet voldoet aan de van toepassing zijnde voorwaarden uit deze Apv.

  • 2. In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning als bedoeld in artikel 3:2, eerste lid voorts worden geweigerd:

    a) in het belang van de openbare orde;

    b) in het belang van het voorkomen of beperken van overlast;

    c) in het belang van het voorkomen of beperken van aantasting van het woon- en leefklimaat;

    d) in het belang van de veiligheid van personen of goederen;

    e) in het belang van de verkeersvrijheid of - veiligheid;

    f) in het belang van de volksgezondheid of zedelijkheid;

    g) in het belang van de arbeidsomstandigheden van de prostitué(e).

Artikel 3:11 Nadere regels

Met het oog op de in artikel 3:7 en artikel 3:10 genoemde belangen, kan het bevoegd bestuursorgaan over de

uitoefening van zijn bevoegdheden als genoemd in dit hoofdstuk nadere regels vaststellen.

Afdeling 4. BEEINDIGING EXPLOITATIE; WIJZIGING BEHEER

Artikel 3:12 Beëindiging exploitatie

  • 1. De vergunning vervalt zodra de exploitant als bedoeld in artikel 3:2, tweede lid onder a, de exploitatie van het prostitutie- of escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd.

  • 2. Binnen een week na de feitelijke beëindiging van de exploitatie, geeft de exploitant daarvan schriftelijk kennis aan de burgemeester.

Artikel 3:13 Wijziging beheer

  • 1. Indien een beheerder als bedoeld in artikel 3:2, tweede lid, onder a, het beheer in het prostitutiebedrijf of escortbedrijf feitelijk heeft beëindigd, geeft de exploitant daarvan binnen een week na de feitelijke beëindiging van het beheer schriftelijk kennis aan het bevoegd bestuursorgaan.

  • 2. Het beheer kan worden uitgeoefend door een nieuwe beheerder, indien de burgemeester op aanvraag van de exploitant heeft besloten de hem verleende vergunning overeenkomstig de wijziging in het beheer te wijzigen. Het bepaalde in artikel 3:10, eerste lid, aanhef en onder a, is van overeenkomstige toepassing.

Afdeling 5. OVERGANGSBEPALING (vervallen) Artikel 3:14 Overgangsbepaling (vervallen)Artikel 3:15 In werking treden gewijzigd hoofdstuk 3 (vervallen)

Artikel 3:14 Overgangsbepaling (vervallen)

Artikel 3:15 In werking treden gewijzigd hoofdstuk 3 (vervallen)

Hoofdstuk 4. BESCHERMING VAN HET MILIEU EN HET NATUURSCHOON EN ZORG VOOR HET UITERLIJK AANZIEN VAN DE GEMEENTE

Afdeling 1. GELUIDHINDER EN VERLICHTING

Artikel 4:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a) Besluit: het Activiteitenbesluit milieubeheer;

b) inrichting: inrichting type A of type B als bedoeld in het Besluit;

c) houder van een inrichting: degene die als eigenaar, bedrijfsleider, beheerder of anderszins een inrichting drijft;

d) collectieve festiviteit: festiviteit die niet specifiek aan één of een klein aantal inrichtingen is verbonden;

e) incidentele festiviteit: festiviteit of activiteit die gebonden is aan één of een klein aantal inrichtingen;

Artikel 4:2 Aanwijzing collectieve festiviteiten

  • 1. De geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 2. De voorwaarden met betrekking tot de verlichting ten behoeve van sportbeoefening in de buitenlucht als bedoeld in artikel 3.148, eerste lid, van het Besluit gelden niet voor door het college per kalenderjaar aan te wijzen collectieve festiviteiten gedurende de daarbij aan te wijzen dagen of dagdelen.

  • 3. Het college is bevoegd aan een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid een eindtijdstip te verbinden, na welk tijdstip de voorschriften 2.17, 2.19 en 2.20 en 4.113 van het Besluit weer onverkort van toepassing zijn.

  • 4. In een aanwijzing als bedoeld in het eerste en tweede lid, kan het college bepalen dat de aanwijzing slechts geldt in een of meer delen van de gemeente.

  • 5. Het college kan wanneer de collectieve festiviteit redelijkerwijs niet te voorzien was, een festiviteit terstond als een collectieve festiviteit aanwijzen.

Artikel 4:3 Kennisgeving incidentele festiviteiten

  • 1. Het is een inrichting toegestaan maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar te houden waarbij de geluidsnormen als bedoeld in de artikelen 2.17, 2.19 en 2.20 van het Besluit niet van toepassing zijn, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 2. Het is een inrichting toegestaan om tijdens maximaal 6 incidentele festiviteiten per kalenderjaar de verlichting langer aan te houden ten behoeve van sportactiviteiten waarbij artikel 3.148 , eerste lid, van het Besluit niet van toepassing is, mits de houder van de inrichting ten minste twee weken voor de aanvang van de festiviteit het college daarvan in kennis heeft gesteld.

  • 3. Het college kan bepalen dat de houder van een inrichting bij het organiseren van een incidentele festiviteit als bedoeld in het eerste en tweede lid een eindtijdstip in acht dient te nemen, na welk tijdstip de voorschriften van de artikelen 2.17, 2.19, 2.20 en 4.113 van het Besluit weer onverkort van toepassing zijn.

  • 4. Het college stelt een formulier vast voor het doen van een kennisgeving.

  • 5. De kennisgeving wordt geacht te zijn gedaan wanneer het formulier, volledig en naar waarheid ingevuld, tijdig is ingeleverd op de plaats op dat formulier vermeld.

  • 6. De kennisgeving wordt tevens geacht te zijn gedaan wanneer het college op verzoek van de houder van een inrichting een incidentele festiviteit, die redelijkerwijs niet te voorzien was, terstond toestaat.

  • 7. Bij het ten gehore brengen van muziekgeluid blijven ramen en deuren gesloten, behoudens voor het onmiddellijk doorlaten van personen of goederen.

Artikel 4:4 Verboden incidentele festiviteiten (vervallen)

Artikel 4:5 Onversterkte muziek (vervallen)

Artikel 4:6 Overige geluidhinder

  • 1. Het is verboden buiten een inrichting in de zin van de Wet milieubeheer of van het Besluit op een zodanige wijze toestellen of geluidsapparaten in werking te hebben of handelingen te verrichten op een zodanige wijze dat voor een omwonende of voor de omgeving geluidhinder wordt veroorzaakt.

  • 2. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 3. Het verbod geldt niet voor zover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet geluidhinder, de Zondagswet, de Wet openbare manifestaties, het Vuurwerkbesluit of de Provinciale milieuverordening.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij tijdig beslissen) niet van toepassing.

Afdeling 2. BODEM-, WEG- EN MILIEUVERONTREINIGING

Artikel 4:7 Straatvegen (vervallen)

Artikel 4:8 Natuurlijke behoefte doen

Het is verboden binnen de bebouwde kom op een openbare plaats zijn natuurlijke behoefte te doen buiten daarvoor bestemde plaatsen.

Artikel 4:9 Toestand van sloten en andere wateren en niet openbare riolen en putten buiten gebouwen (vervallen 2016)

Afdeling 3. HET BEWAREN VAN HOUTOPSTANDEN

Artikel 4:10 Begripsomschrijvingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a) boom: een houtachtig, overblijvend gewas met een dwarsdoorsnede van de stam van minimaal 10 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld. Ingeval van meerstammigheid geldt de dwarsdoorsnede van de dikste stam;

b) houtopstand: een houtwal, een houtsingel een solitaire boom, een boomgroep en een bosje kleiner dan 10 are;

c) laanstructuur: een verzameling van meerdere bomen die als een min of meer aaneengesloten beplantingseenheid een begeleidende lint- of rijbeplanting vormt langs wegen, paden of waterlopen. Tevens moet er een één of meerrijige bomenstructuur herkenbaar zijn;

d) brink: een vanuit de cultuurhistorie ontstane open ruimte in een dorp bestaande uit voornamelijk gras met bomen;

e) dunning: het selectief vellen van een houtopstand als verzorgingsmaatregel ter bevordering van de groei van de overblijvende houtopstand;

f) afzetten: het afzagen van een stam op een hoogte van 10-30 centimeter boven het maaiveld zodat de houtopstand opnieuw uitloopt;

g) erfbeplanting: een houtopstand gelegen bij monumentale panden, agrarische bebouwing of voormalige agrarische bebouwing thans in gebruik voor woon- en/of andere doeleinden;

h) bebouwde kom: de bebouwde kom van de gemeente, vastgesteld ingevolge artikel 4 .1 lid a van de Wet Natuurbescherming (voorheen artikel 1 vijfde lid Boswet);

i) bevoegd gezag: bestuursorgaan als bedoeld in artikel 1.1 eerste lid van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;

j) vellen: rooien, met inbegrip van verplanten, of het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging of ontsiering van de houtopstand ten gevolge kunnen hebben.

Artikel 4:11 Omgevingsvergunning voor het vellen van houtopstanden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het bevoegd gezag de volgende houtopstand(en) te vellen of te doen vellen:

    a) houtopstand op terreinen met recreatiewoningen gelegen in bos waarbij de bomen een dwarsdoorsnede hebben van meer dan 10 centimeter, gemeten op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

    b) bomen in een houtwal of houtsingel, laanstructuur of op brinken binnen de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4:10 sub h;

    c) bomen zijnde erfbeplanting als bedoeld in artikel 4:10 sub g met een dwarsdoorsnede van meer dan 30 centimeter op 1,3 meter hoogte boven het maaiveld;

    d) bomen die staan vermeld op de lijst met waardevolle en monumentale bomen;

    e) bomen buiten de bebouwde kom als bedoeld in artikel 4:10 sub h die deel uitmaken van een zelfstandige eenheid met een oppervlakte kleiner dan 10 are of rijbeplanting van minder dan 20 bomen gerekend over het totaal aantal rijen;

    f) een houtopstand die ter uitvoering van een herplantplicht als bedoeld in lid 3 of artikel 4:12c is geplant.

  • 2. Het verbod geldt niet:

    a) indien het bevoegd gezag vanwege acuut gevaar voor schade of letsel toestemming heeft gegeven voor het vellen;

    b) voor bomen in eigendom van de gemeente, die niet zijn aangewezen als monumentaal en mits het vellen wordt uitgevoerd overeenkomstig het door het bevoegd gezag vastgestelde Bomenbeleid;

    c) voor een houtopstand die bij wijze van dunning moet worden geveld;

    d) voor het periodiek afzetten van een houtopstand ter uitvoering van het reguliere onderhoud;

    e) voor wegbeplantingen en eenrijige beplantingen op of langs landbouw gronden, beide voor zover bestaande uit niet-geknotte populieren of wilgen;

    f) voor een houtopstand waarop de Wet Natuurbescherming van toepassing is;

    g) voor een houtopstand die moet worden geveld krachtens de Plantenziektewet of krachtens een aanschrijving of last van het bevoegd gezag, zulks onverminderd het bepaalde in artikel 4:12c.

  • 3. Het bevoegd gezag kan een herplantplicht opleggen onder nader te stellen voorschriften.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Artikel 4:12 Aanvraag vergunning

De vergunning moet worden aangevraagd door of namens dan wel met toestemming van degene die krachtens zakelijk recht of door degene die krachtens publiekrechtelijke bevoegdheid gerechtigd is over de houtopstand te beschikken.

Artikel 4:12a Weigeringsgronden

In afwijking van artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd op grond van:

a) de monumentale waarde van de houtopstand;

b) de natuurwaarde van de houtopstand;

c) de landschappelijke waarde van de houtopstand;

d) de waarde van de houtopstand voor het dorpsschoon;

e) de leeftijd van de houtopstand;

f) de cultuurhistorische waarde van de houtopstand;

g) de waarde van de houtopstand als speelobject en/of voor de recreatie.

Artikel4:12b Bijzondere vergunningsvoorschriften (toegevoegd aan artikel 4:11 lid 3)

Artikel 4:12c Herplant-/instandhoudingsplicht

  • 1. Indien de houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, zonder vergunning van het bevoegd gezag is geveld dan wel op andere wijze tenietgegaan, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevond dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen te herbeplanten overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn.

  • 2. Wordt een verplichting als bedoeld in het eerste lid opgelegd, dan kan daarbij worden bepaald binnen welke termijn na de herbeplanting en op welke wijze niet geslaagde beplanting moet worden vervangen.

  • 3. Indien een houtopstand waarop het verbod tot vellen als bedoeld in deze afdeling van toepassing is, ernstig in het voortbestaan wordt bedreigd, kan het bevoegd gezag aan de zakelijk gerechtigde van de grond waarop zich de houtopstand bevindt dan wel aan degene die uit anderen hoofde tot het treffen van voorzieningen bevoegd is, de verplichting opleggen om overeenkomstig de door hen te geven aanwijzingen binnen een door hen te stellen termijn voorzieningen te treffen, waardoor die bedreiging wordt weggenomen.

  • 4. Degene aan wie een verplichting als bedoeld in het eerste tot en met derde lid is opgelegd, alsmede zijn rechtsopvolger, is verplicht daaraan te voldoen.

Artikel 4:12d Schadevergoeding (vervallen 2016)

Artikel 4:12e Bestrijding iepziekte (vervallen 2016)

Artikel 4:12f Waardevolle en Monumentale bomen

  • 1. Het bevoegd gezag kan lijsten opstellen met waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden. Deze lijsten kunnen mede de nationaal en provinciaal geregistreerde monumentale bomen bevatten.

  • 2. Het bevoegd gezag kan regels vast stellen met betrekking tot de criteria voor plaatsing op de lijsten met waardevolle en monumentale bomen en houtopstanden.

Afdeling 4. MAATREGELEN TEGEN ONTSIERING EN STANKOVERLAST (VERVALLEN 2016) Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (vervallen 2016)Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (vervallen)Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (vervallen 2016)Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame (vervallen)

Artikel 4:13 Opslag voertuigen, vaartuigen, mest, afvalstoffen enz. (vervallen 2016)

Artikel 4:14 Stankoverlast door gebruik van meststoffen (vervallen)

Artikel 4:15 Verbod hinderlijke of gevaarlijke reclame (vervallen 2016)

Artikel 4:16 Vergunningsplicht lichtreclame (vervallen)

Afdeling 5. KAMPEREN BUITEN KAMPEERTERREINEN

Artikel 4:17 Begripsbepaling

In deze afdeling wordt onder kampeermiddel verstaan: een onderkomen of voertuig waarvoor geen omgevingsvergunning voor het bouwen in de zin van artikel 2.1, eerste lid onder a van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht is vereist, dat bestemd of opgericht is dan wel gebruikt wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.

Artikel 4:18 Recreatief nachtverblijf buiten een kampeerterrein

  • 1. Het is verboden ten behoeve van recreatief nachtverblijf kampeermiddelen te plaatsen of geplaatst te houden buiten een kampeerterrein dat als zodanig in het bestemmingsplan, de beheersverordening, exploitatieplan of een voorbereidingsbesluit is bestemd of mede bestemd.

  • 2. het verbod geldt niet voor het plaatsen van kampeermiddelen voor recreatief nachtverblijf voor enkele dagen voor eigen gebruik door de rechthebbende op een terrein.

  • 3. Het college kan ontheffing verlenen van het verbod in het eerste lid.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd in het belang van:

    a) de bescherming van de natuur en landschap; of

    b) de bescherming van een stadsgezicht

  • 5. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht (positieve fictieve beschikking bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing.

Artikel 4:19 Aanwijzing kampeerplaatsen (vervallen)

Hoofdstuk 5. ANDERE ONDERWERPEN BETREFFENDE DE HUISHOUDING DER GEMEENTE

Afdeling 1. PARKEEREXCESSEN

Artikel 5:1 Begripsbepalingen

In deze afdeling wordt verstaan onder:

a) voertuigen: voertuigen als bedoeld in artikel 1, onder al, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990) met uitzondering van kleine wagens zoals: kruiwagens, kinderwagens en rolstoelen;

b) parkeren: parkeren als bedoeld in artikel 1, onder ac, van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens (RVV 1990).

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. (vervallen 2016Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen 2016)Artikel 5:4 Defecte voertuigen (vervallen)

Artikel 5:2 Parkeren van voertuigen van autobedrijf e.d. (vervallen 2016

Artikel 5:3 Te koop aanbieden van voertuigen (vervallen 2016)

Artikel 5:4 Defecte voertuigen (vervallen)

Artikel 5:5 Voertuigwrakken

  • 1. Het is verboden een voertuig dat in kennelijk verwaarloosde toestand verkeert op de weg te parkeren of te laten staan.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover in het daarin geregelde onderwerp wordt voorzien door de Wet milieubeheer.

Artikel 5:6 Kampeermiddelen e.a.

Het is verboden een voertuig dat voor recreatie of anderszins voor andere dan verkeersdoeleinden wordt gebruikt langer dan twee weken op de weg te plaatsen of te hebben, bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw, op een zodanige wijze dat daardoor het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw op hinderlijke wijze wordt belemmerd of hun anderszins hinder of overlast wordt aangedaan.

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (vervallen 2016)Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen (vervallen 2016, deels samengevoegd met 5:9 )

Artikel 5:7 Parkeren van reclamevoertuigen (vervallen 2016)

Artikel 5:8 Parkeren van grote voertuigen (vervallen 2016, deels samengevoegd met 5:9 )

Artikel 5:9 Parkeren van grote voertuigen

  • 1. Het is verboden een voertuig dat, met inbegrip van lading, een lengte heeft van meer dan 6 meter of een hoogte van meer dan 2,4 meter, op de weg te parkeren bij een voor bewoning of ander dagelijks gebruik bestemd gebouw op zodanige wijze dat sprake is van een van de onderstaande situaties:

    a) het uitzicht van bewoners of gebruikers vanuit dat gebouw wordt op hinderlijke wijze belemmerd;

    b) zij anderszins hinder of overlast ondervinden;

    c) het parkeren buitensporig is met het oog op de verdeling van beschikbare parkeerruimte;

    d) het parkeren schadelijk is voor het uiterlijk aanzien van de gemeente.

  • 2. Het verbod geldt niet gedurende de tijd die nodig is voor en gebruikt wordt voor het uitvoeren van werkzaamheden waarvoor de aanwezigheid van het voertuig ter plaatse noodzakelijk is.

Artikel 5:10 Parkeren van voertuigen met stankverspreidende stoffen (vervallen)

Artikel5:11 Aantasting groenvoorzieningen door voertuigen

  • 1. Het is verboden met een voertuig te rijden door of deze te doen of te laten staan in een park of plantsoen of een van gemeentewege aangelegde beplanting of groenstrook.

  • 2. Dit verbod is niet van toepassing:

    a) op de weg;

    b) op voertuigen die worden gebruikt voor werkzaamheden door of vanwege de overheid;

    c) op voertuigen, waarmee standplaats wordt of is ingenomen op terreinen die voor dit doel zijn bestemd.

  • 3. Het college kan van het verbod ontheffing verlenen.

  • 4. Op de ontheffing is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

    Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (vervallen 2016)

Artikel 5:12 Overlast van fiets of bromfiets (vervallen 2016)

Afdeling 2. Collecteren

Artikel 5:13 Inzameling van geld of goederen

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een openbare inzameling van geld of goederen te houden of daartoe een intekenlijst aan te bieden.

  • 2. Onder een inzameling van geld of goederen wordt mede verstaan: het bij het aanbieden van goederen, waartoe ook worden gerekend geschreven of gedrukte stukken, dan wel bij het aanbieden van diensten aanvaarden van geld of goederen, indien daarbij te kennen wordt gegeven of de indruk wordt gewekt dat de opbrengst geheel of ten dele voor een liefdadig of ideëel doel is bestemd.

  • 3. Het verbod geldt niet voor een inzameling die in besloten kring gehouden wordt.

  • 4. het verbod geldt niet voor een inzameling die wordt gehouden conform het collecterooster van het Centraal Bureau Fondsenwerving.

  • 5. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3. van de Algemene wet bestuursrecht (positieve beschikking bij niet tijdig beslissen) van toepassing.

Afdeling 3. VENTEN (vervallen 2016) Artikel 5:14 Begripsbepaling (vervallen 2016)Artikel 5:15 Ventverbod (vervallen 2016)Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting (vervallen 2016)

Artikel 5:14 Begripsbepaling (vervallen 2016)

Artikel 5:15 Ventverbod (vervallen 2016)

Artikel 5:16 Vrijheid van meningsuiting (vervallen 2016)

Afdeling 4. STANDPLAATSEN

Artikel 5:17

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder standplaats: het vanaf een vaste plaats op een openbare en in de openlucht gelegen plaats te koop aanbieden, verkopen of afleveren van goederen dan wel diensten aan te bieden, gebruikmakend van fysieke middelen, zoals een kraam, een wagen of een tafel.

  • 2. Onder standplaats wordt niet verstaan:

    a) een vaste plaats op een jaarmarkt of markt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b) een vaste plaats op een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:18 Standplaatsvergunning en weigeringsgronden

  • 1. Het is verboden zonder vergunning van het college een standplaats in te nemen of te hebben.

  • 2. Het college weigert de vergunning wegens strijd met een geldend bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit

  • 3. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de vergunning worden geweigerd:

    a) indien de standplaats hetzij op zichzelf hetzij in verband met de omgeving niet voldoet aan eisen van redelijke welstand;

    b) indien als gevolg van bijzondere omstandigheden in de gemeente of in een deel van de gemeente redelijkerwijs te verwachten is dat door het verlenen van de vergunning voor een standplaats voor het verkopen van goederen een redelijk verzorgingsniveau voor de consument ter plaatse in gevaar komt.

  • 4. Op de vergunning is paragraaf 4.1.3.3 van de algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

  • 5. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, de Wet beheer rijkswaterstaatwerken of het Provinciaal wegenreglement.

  • 6. De weigeringsgrond in het derde lid, onder a, is niet van toepassing op bouwwerken.

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende (vervallen 2016)Artikel 5:20 Verplaatst naar artikel 5:18 lid 5 en 6

Artikel 5:19 Toestemming rechthebbende (vervallen 2016)

Artikel 5:20 Verplaatst naar artikel 5:18 lid 5 en 6

Afdeling 5. SNUFFELMARKTEN

Artikel 5:21 Begripsbepaling

  • 1. In deze afdeling wordt verstaan onder snuffelmarkt: een markt in een voor het publiek toegankelijk gebouw waar hoofdzakelijk tweedehands en incourante goederen worden verhandeld of diensten worden aangeboden vanaf een standplaats.

  • 2. Onder een snuffelmarkt wordt niet verstaan:

    a) een markt of jaarmarkt als bedoeld in artikel 160, eerste lid, aanhef en onder h, van de Gemeentewet;

    b) een evenement als bedoeld in artikel 2:24.

Artikel 5:22 Organiseren van een snuffelmarkt

  • 1. Het is verboden een snuffelmarkt te organiseren:

    a) vanwege strijd met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit.

    b) indien de burgemeester het organiseren van de snuffelmarkt verboden heeft in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu

    c) indien degene die voornemens is een snuffelmarkt te organiseren daarvan niet te voren melding heeft gedaan

  • 2. De organisator doet melding als bedoeld in het eerste lid, onder c binnen 3 weken voorafgaand aan de snuffelmarkt onder vermelding van:

    a) naam en adres van de organisator;

    b) adres van het gebouw waar de snuffelmarkt gehouden wordt;

    c) de dagen en tijdstippen waarop de snuffelmarkt gehouden wordt;

    d) de frequentie van het houden van een snuffelmarkt;

    e) het soort van goederen en diensten dat wordt aangeboden en verhandeld;

    f) het aantal standplaatsen; en

    g) het te verwachten aantal bezoekers.

  • 3. De snuffelmarkt kan worden gehouden indien de burgemeester niet binnen 3 weken na ontvangst van de melding heeft beslist dat het organiseren van de snuffelmarkt wordt verboden in het belang van de openbare orde, de openbare veiligheid, de volksgezondheid of het milieu of wegens strijdigheid met het bestemmingsplan, beheersverordening, exploitatieplan of voorbereidingsbesluit. De burgemeester geeft hiervan binnen 3 weken na ontvangst van de melding aan de organisator met opgaaf van redenen bericht.

  • 4. Het verbod geldt niet voor ruimten die uitsluitend dan wel nagenoeg geheel en voortdurend in gebruik zijn als winkel in de zin van de Winkeltijdenwet.

Afdeling 6. OPENBAAR WATER

Artikel 5:24 Voorwerpen op, in of boven openbaar water (vervallen 2016)

Artikel 5:25 Ligplaats woonschepen en overige vaartuigen

  • 1. Het is verboden met een vaartuig een ligplaats in te nemen of te hebben dan wel een ligplaats voor een vaartuig beschikbaar te stellen op door het college aangewezen gedeelten van openbaar water.

  • 2. Het college kan aan het innemen, hebben of beschikbaar stellen van een ligplaats met dan wel voor een vaartuig op niet krachtens het eerste lid aangewezen gedeelten van openbaar water:

    a) nadere regels stellen in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente;

    b) beperkingen stellen naar soort en aantal vaartuigen.

  • 3. Het verbod in het eerste lid is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door de Wet milieubeheer, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet, of waarop een provinciale verordening van toepassing is.

Artikel 5:26 Aanwijzingen ligplaats

  • 1. Het college kan aan de rechthebbende op een vaartuig aanwijzingen geven met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats in het belang van de openbare orde, volksgezondheid, veiligheid, de milieuhygiëne en het aanzien van de gemeente.

  • 2. De rechthebbende op een vaartuig is verplicht alle door of vanwege het college gegeven aanwijzingen met betrekking tot het innemen, veranderen of gebruik van een ligplaats op te volgen.

  • 3. Het verbod is niet van toepassing op situaties waarin wordt voorzien door het Wetboek van Strafrecht, de Wet beheer Rijkswaterstaatwerken, het Binnenvaartpolitiereglement, de Waterwet of een provinciale verordening.

Artikel 5:27 Verbod innemen ligplaats

Het is verboden een ligplaats in te nemen, te hebben of beschikbaar te stellen in strijd met het krachtens artikel 5:26, tweede lid bepaalde.

Artikel 5:27a Aanmeerverbod Rodervaart (vervallen 2016)Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken (vervallen 2016)Artikel 5:29 Reddingsmiddelen (vervallen 2016)Artikel 5:30 Veiligheid op het water (vervallen 2016)Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen (vervallen 2016

Artikel 5:27a Aanmeerverbod Rodervaart (vervallen 2016)

Artikel 5:28 Beschadigen van waterstaatswerken (vervallen 2016)

Artikel 5:29 Reddingsmiddelen (vervallen 2016)

Artikel 5:30 Veiligheid op het water (vervallen 2016)

Artikel 5:31 Overlast aan vaartuigen (vervallen 2016

Artikel 5:31a Vaarsnelheid

Het is behoudens ontheffing van het college verboden om op alle wateren in de gemeente met een motorschip, als bedoeld in artikel 1.01 onder b. van het Binnenvaartpolitiereglement, met een grotere snelheid te varen dan 6 kilometer per uur.

Afdeling 7. CROSSTERREINEN EN GEMOTORISEERD EN RUITERVERKEER IN NATUURGEBIEDEN

Artikel 5:32 Crossterreinen (vervallen 2016)

Artikel 5:33 Beperking verkeer in natuurgebieden

  • 1. Het college kan voor publiek toegankelijke natuurgebieden, parken, plantsoenen of voor recreatief gebruik beschikbare terreinen aanwijzen ten aanzien waarvan zij verklaart, dat het rijden met een motorvoertuig als bedoeld in artikel 1, onder z Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of een bromfiets als bedoeld in artikel 1, onder i, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 of met een fiets of een paard aldaar overlast kan veroorzaken of schade kan berokkenen aan milieuwaarden.

  • 2. Het is verboden op krachtens het eerste lid aangewezen plaatsen:

    a) zich met een motorvoertuig of een bromfiets als bedoeld in het vorige lid of met een fiets of een paard te bevinden, dan wel

    b) zich met een motorvoertuig, met een bromfiets of met een fiets of een paard te bevinden op een in die aanwijzing aangeduid tijdstip.

    c) Het in het tweede lid gestelde verbod geldt niet voor bestuurders van motorvoertuigen en bromfietsen en voor fietsers of berijders van paarden:

    d) ten dienste van politie, brandweer en geneeskundige hulpverlening en van andere krachtens artikel 29, eerste lid, Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 door de minister van Verkeer en Waterstaat aangewezen hulpverleningsdiensten;

    e) die worden gebruikt in verband met beheer, onderhoud of exploitatie van de door het college aangewezen plaatsen;

    f) die worden gebruikt in verband met werken die krachtens wettelijk voorschrift moeten worden uitgevoerd;

    g) van de zakelijk gerechtigden en huurders en pachters van percelen gelegen binnen de door het college aangewezen plaatsen;

    h) voor het verkeer ten behoeve van bezoek en van de verzorging van de onder d bedoelde personen.

  • 3. Het in het eerste lid gestelde verbod geldt voorts niet:

    a) op wegen als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994;

    b) binnen de bij of krachtens de provinciale verordening ‘Stiltegebieden’ aangewezen stiltegebieden, ten aanzien van motorrijtuigen die bij of krachtens die verordening zijn aangewezen als ‘toestel’.

  • 4. Het college kan ontheffing verlenen van het in het tweede lid gestelde verbod.

Afdeling 8. VERBOD VUUR TE STOKEN

Artikel 5:34 Verbod afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen of anderszins vuur te stoken

  • 1. Het is verboden in de openlucht afvalstoffen te verbranden buiten inrichtingen in de zin van de Wet milieubeheer of anderszins vuur aan te leggen, te stoken of te hebben.

  • 2. Het verbod geldt niet voorzover het betreft:

    a) verlichting door middel van kaarsen, fakkels en dergelijke;

    b) sfeervuren zoals terrashaarden en vuurkorven, indien geen afvalstoffen worden verbrand;

    c) vuur voor koken, bakken en braden, voorzover dat geen gevaar, overlast of hinder voor de omgeving oplevert.

  • 3. Het college kan van dit verbod ontheffing verlenen.

  • 4. Onverminderd het bepaalde in artikel 1:8 kan de ontheffing worden geweigerd ter bescherming van de flora en fauna.

  • 5. Het verbod geldt niet voorzover in het geregelde onderwerp wordt voorzien door artikel 429, aanhef en onder 1 of 3, van het Wetboek van Strafrecht of de Provinciale Omgevingsverordening.

  • 6. Op de ontheffing bedoeld in het derde lid is paragraaf 4.1.3.3 van de Algemene wet bestuursrecht niet van toepassing.

Afdeling 9. VERSTROOIING VAN AS (vervallen 2016) Artikel 5:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)Artikel 5:36 Verboden plaatsen (vervallen 2016)Artikel 5:37 Hinder of overlast (vervallen 2016)

Artikel 5:35 Begripsbepaling (vervallen 2016)

Artikel 5:36 Verboden plaatsen (vervallen 2016)

Artikel 5:37 Hinder of overlast (vervallen 2016)

Afdeling 10. DETECTORVERBOD

Artikel 5:38 Mijndetector e.d.

Het is binnen nader door de burgemeester aan te wijzen gebieden in de gemeente verboden op de openbare weg of enige voor het publiek toegankelijke plaats een mijndetector, een metaaldetector of enig ander voorwerp kennelijk bedoeld voor het opsporen van explosieven, metalen voorwerpen en dergelijke bij zich te hebben.

Hoofdstuk 6. STRAF-, OVERGANGS- EN SLOTBEPALINGEN

Artikel 6:1 Strafbepaling

  • 1. Overtreding van het bij of krachtens de artikelen van deze verordening bepaalde en de op grond van artikel 1:4 daarbij gegeven voorschriften en beperkingen wordt gestraft met hechtenis van ten hoogste drie maanden of geldboete van de tweede categorie.

  • 2. In afwijking van het eerste lid is artikel 1a van de Wet op de economische delicten van toepassing op overtreding van het bij of krachtens de artikelen 2:10, vijfde lid (nieuw), 2:11, tweede lid, 2:12, eerste lid en 4:11 eerste lid.

Artikel 6:2 Toezichthouders

  • 1. Het college of de burgemeester kan personen aanwijzen die met het toezicht op de naleving van het bepaalde bij of krachtens deze verordening zijn belast.

  • 2. Onverminderd het eerste lid zijn ambtenaren van de politie bedoeld in artikel 141, onder b, Wetboek van Strafvordering, eveneens belast met het toezicht op de naleven van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften.

Artikel 6:3 Binnentreden woningen

Zij die belast zijn met het toezicht op de naleving of de opsporing van een overtreding van de bij of krachtens deze verordening gegeven voorschriften die strekken tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of

bescherming van het leven of de gezondheid van personen, zijn bevoegd tot het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner.

Artikel 6:4 Inwerkingtreding nieuwe en intrekking oude verordening

  • 1. De Algemene plaatselijke verordening voor de gemeente Noordenveld, laatstelijk gewijzigd op 2 december 2015, wordt ingetrokken met uitzondering van de artikelen 2:10, 2:15 en 2:19.

  • 2. De in lid 1 genoemde artikelen 2:10, 2:15 en 2:19 vervallen op het moment dat artikel 2:10 (nieuw) in werking is getreden. Artikel 2:10 (nieuw) treedt pas in werking op het moment dat de nadere regels als bedoeld in artikel 2:10 (nieuw) lid 3 in werking treden.

  • 3. Deze verordening treedt in werking op de dag na die waarop zij is bekendgemaakt.

Artikel 6:5 Overgangsbepaling

Besluiten, genomen krachtens de verordening bedoeld in artikel 6:4, eerste lid, die golden op het moment van de inwerkingtreding van deze verordening en waarvoor deze verordening overeenkomstige besluiten kent, gelden als besluiten genomen krachtens deze verordening.

Artikel 6:6 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: Algemene plaatselijke verordening gemeente Noordenveld.