Regeling vervallen per 01-01-2015

verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Geldend van 06-01-2010 t/m 31-12-2014 met terugwerkende kracht vanaf 01-10-2009

Intitulé

verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

De raad van de gemeente Nunspeetgelet op artikel 147, eerste lid van de Gemeentewet en artikel 12, eerste lid, onderdeel a van deWet investeren in jongeren;overwegende dat het noodzakelijk is bij verordening regels te stellen over de inhoud van hetwerkleeraanbod in het kader van de Wet investeren in jongeren;b e s l u i t:vast te stellen de volgende verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongeren

Hoofdstuk 1 Nieuw Hoofdstuk

Paragraaf 1 Algemene bepalingen

Artikel 1 Begripsomschrijvingen

  • 1 1. In deze verordening wordt verstaan onder:a. wet: de Wet investeren in jongeren;b. AWB: de Algemene wet bestuursrecht;c. Jongere: de jongere zoals bedoeld in artikel 2 van de wet;d. algemeen geaccepteerde arbeid: alle arbeid, niet zijnde arbeid in het kader van de Wetsociale werkvoorziening, die algemeen maatschappelijk aanvaard is en niet indruist tegende openbare orde of goede zeden;e. startkwalificatie: een diploma van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7.2.2, eerste lid,onderdelen b tot en met e van de Wet educatie en beroepsonderwijs of een diploma hogeralgemeen voortgezet onderwijs of voorbereidend wetenschappelijk onderwijs zoalsbedoeld in artikel 7 respectievelijk 8 van de Wet op het voortgezet onderwijs;f. college: het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet; 

  • 2 2. Alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en die niet nader worden omschreven,hebben dezelfde betekenis als in de wet en de AWB. 

Paragraaf 2 Beleid en financiën

Artikel 2 Opdracht college

  • 1 1. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod, algemeen geaccepteerdearbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een voorziening gericht op arbeidsinschake-lingaan. Artikel 13, lid 2 van de WIJ is van overeenkomstige toepassing. 

  • 2 2. Het college kan het werkleeraanbod ook invullen met een combinatie van algemeen geaccep-teerdearbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling of een of meerdere voorzieningen gerichtop arbeidsinschakeling. 

  • 3 3. In afwijking van het tweede lid kan een werkleeraanbod ook bestaan uit een voorbereidingspe-riode op een zelfstandig beroep of bedrijf, zoals bedoeld in artikel 17, zesde lid van de wet.

  • 4 4. Het college stemt het werkleeraanbod af op de omstandigheden, krachten en bekwaamhedenvan de jongere. Zij beziet daarbij ook in hoeverre de wensen van de jongere bij de invullingvan het werkleeraanbod kunnen worden betrokken. Bij de inzet van voorzieningen kiest hetcollege voor voorzieningen die beschikbaar, adequaat en toereikend zijn voor het doel datwordt beoogd. 

Artikel 3 Beleidsplan en uitvoeringsbesluit

  • 1 1. De gemeenteraad stelt ter nadere uitvoering van deze verordening jaarlijks een beleidsplanvast waarin beleidsprioriteiten worden aangegeven, en ook de hoogte en wijze van financiering. 

  • 2 2. In het beleidsplan wordt vastgelegd:a. welke voorzieningen het college kan aanbieden voor zover daarover in deze verordeninggeen nadere bepalingen zijn opgenomen;b. een omschrijving van het beleid voor de verschillende doelgroepen en de prioritering binnenen tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspunt wordt genomen. 

     

  • 3 3. Het college zendt eenmaal per jaar aan de gemeenteraad een verslag over de doeltreffendheiden de effecten van het beleid. 

Artikel 4 Aanspraak op ondersteuning

  • 1 1. Jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod komen in aanmerking voor ondersteuningbij de arbeidsinschakeling en de naar het oordeel van het college noodzakelijk gevonden enbeschikbare voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. 

  • 2 2. Het college doet een werkleeraanbod dat past binnen de criteria die gesteld zijn in deze veror-dening,het in artikel 3 genoemde beleidsplan en beleidsregels.

  • 3 3. Het college biedt jongeren die recht hebben op een werkleeraanbod en naar het oordeel vanhet college direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeidof ondersteuning bij de arbeidsinschakeling aan. 

Artikel 5 Verplichtingen van de cliënt

  • 1 1. Een jongere die op verzoek door het college een werkleeraanbod is aangeboden, is gehoudenaan de verplichtingen die voortvloeien uit de wet, de Wet Structuur Uitvoering Werk enInkomen (Wet SUWI), deze verordening, en ook aan de verplichtingen die het college aan deaangeboden voorziening heeft verbonden. 

  • 2 2. Het college kan, in aanvulling op de verplichtingen die voortvloeien uit de wet en deze verordening,aan een voorziening nadere verplichtingen verbinden. 

  • 3 3. Als een jongere die deelneemt aan een voorziening niet voldoet aan het gestelde in het eerstelid, kan het college de uitkering verlagen overeenkomstig wat hierover is bepaald in de afstem-mingsverordening. 

Artikel 6 Combinatie arbeid en zorg

Onverminderd artikel 17, vierde lid van de wet betrekt het college bij de invulling van het werk-leeraanbodde beschikbaarheid van passende kinderopvang, het belang van voldoende scholingen de belastbaarheid van de jongere. 

Artikel 7 Budget- en subsidieplafonds

  • 1 1. Het college kan bij uitvoeringsbesluit één of meer subsidie- of budgetplafonds vaststellen voorde verschillende voorzieningen en voor het aantal personen dat in aanmerking komt voor eenspecifieke voorziening. Een door het college ingesteld plafond vormt een weigeringsgrond bijde aanspraak op een specifieke voorziening. 

  • 2 2. Op de subsidies, zoals bedoeld in artikel 13 en 14, is de Algemene subsidieverordening vantoepassing. 

Paragraaf 3 Voorzieningen

Artikel 8 Inzet van de voorzieningen

  • 1 1. Het doel van de inzet van voorzieningen is het bevorderen van duurzame arbeidsparticipatievan jongeren door het opdoen van werkervaring, het aanleren van vaardigheden en kennis,het opdoen van werkritme, maatschappelijke participatie of op andere wijze vergroten vanpersoonlijke en maatschappelijke zelfredzaamheid. 

  • 2 2. Bij uitvoeringsbesluit kan het college over de voorzieningen, met inachtneming van wat daar-overin deze verordening is bepaald, nadere regels stellen. 

  • 3 3. Onverminderd artikel 4 kan het college jongeren één of meer van de volgende voorzieningenaanbieden:a. diagnose-instrumenten waaronder Work First;b. stages bij bedrijven of instellingen;c. sociale activering;d. gesubsidieerd werk;e. opleidingen die de toegang tot de arbeidsmarkt bevorderen;f. nazorg bij arbeidsinschakeling;g. ondersteuning bij maatschappelijke participatie;h. arbeidsactivering en -toeleiding;i. voorbereidingstrajecten voor zelfstandige arbeid;j. ondersteunende instrumenten, waaronder kinderopvang, schuldhulpverlening, onderzoekendoor deskundigen en taal- en beroepsgerichte scholing. 

  • 4 4. Voorzieningen die niet opgenomen zijn in deze verordening kunnen worden aangebodenals deze zijn opgenomen in het beleidsplan. 

Artikel 9 Sluitende aanpak en Work First

  • 1 1. Iedere jongere krijgt zo spoedig mogelijk na inschrijving bij het UWV WERKbedrijf een werk-leeraanbod.

  • 2 2. In het kader van een sluitende aanpak krijgt iedere jongere bij een aanvraag bij het UWVWERKbedrijf om een werkleeraanbod direct een aanbod voor een Work Firsttraject. Het trajectkan ook op andere momenten worden ingezet als dit noodzakelijk wordt gevonden voorjongeren die volgens artikel 4 aanspraak hebben op ondersteuning. 

  • 3 3. Het traject is in eerste instantie gericht op het in kaart brengen van capaciteiten en belemme-ringengericht op een vervolgtraject en het opdoen of continueren van werkervaring. 

  • 4 4.Het eerste lid is niet van toepassing op personen die zijn ontheven van de arbeidsverplichtingen.

  • 5 5. Het tweede lid is niet van toepassing als de jongere een ander traject krijgt aangeboden enWork First geen doeltreffend instrument is. 

Artikel 10 Werkstages

  • 1 1. Het college kan een werkstage aanbieden, gericht op arbeidsinschakeling.

  • 2 2. Het doel van de werkstage is het opdoen van werkervaring of het leren functioneren in eenarbeidsrelatie. 

  • 3 3. De werkstage duurt maximaal zes maanden.

  • 4 4. Het college plaatst de jongere alleen als door zijn plaatsing de concurrentieverhoudingen nietonverantwoord worden beïnvloed en als door zijn plaatsing geen verdringing plaatsvindt. 

Artikel 11 Sociale activering

  • 1 1. Het college kan als onderdeel van een werkleeraanbod activiteiten aanbieden in het kadervan sociale activering. 

  • 2 2. Onder sociale activering wordt verstaan het verrichten van maatschappelijk nuttige activiteitenter voorbereiding op een traject gericht op arbeidsinschakeling en gericht op maatschappelijkeparticipatie of het voorkomen van een sociaal isolement. 

Artikel 12 Loonkostensubsidie gericht op re-integratie

  • 1 1. Het college kan subsidie verlenen aan werkgevers die met een jongere een arbeidsovereenkomstsluiten gericht op arbeidsinschakeling. 

  • 2 2. De loonkostensubsidie kan worden verleend als door het college uit onderzoek is vastgestelddat de jongere op korte of langere termijn een reëel perspectief heeft op regulier werk. 

  • 3 3. De loonkostensubsidie wordt gedurende maximaal twaalf maanden verleend.

  • 4 4. De subsidie bedraagt maximaal € 5.000,-- per jaar bij een dienstverband van 32 uur en con-tractsduurvan twaalf maanden. Het college is bevoegd dit bedrag periodiek aan te passenaan de prijsontwikkelingen. 

  • 5 5. De subsidie wordt naar rato lager vastgesteld bij een minder aantal uren dienstverband ofkortere periode dan twaalf maanden. 

  • 6 6. Het dienstverband heeft minimaal een duur van zes maanden en wordt na het verstrijken vaniedere periode van zes maanden betaalbaar gesteld nadat de werkgever bewijsstukken overheeft gelegd. 

  • 7 7. De subsidie wordt alleen verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverant-woordworden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt. 

Artikel 13 loonkostensubsidie garantbaan

  • 1 1. Het college kan besluiten tot de toekenning van een eenmalige loonkostensubsidie aan eenonderneming/re-integratiebedrijf als deze een garantverklaring afgeeft dat de jongere minimaaltwaalf maanden in een dienstverband wordt geplaatst zonder weer een beroep te doenop een uitkering. 

  • 2 2. De hoogte van de subsidie wordt individueel bepaald waarbij de loonwaarde een bepalende factor is. 

  • 3 3. De subsidie wordt alleen verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverant-woordworden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt. 

Artikel 14 Scholing

  • 1 1. Het college kan een vorm van scholing aanbieden die de toegang tot de arbeidsmarkt bevor-dert.Onder scholing wordt ook een opleiding verstaan. 

  • 2 2. De in het eerste lid bedoelde scholing kan worden aangeboden in de vorm van een subsidieof voorziening. 

  • 3 3. De scholing is beroepsgericht en duurt zo kort mogelijk.

  • 4 4. Het college biedt aan de alleenstaande ouder, met een kind jonger dan vijf jaar, die niet overeen startkwalificatie beschikt scholing aan die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert. 

  • 5 5. Als de alleenstaande ouder zoals bedoeld in lid 4 beschikt over een startkwalificatie biedt hetcollege een opleiding aan zoals bedoeld in artikel 7.22, tweede lid, onder a van de Wet educatieen beroepsonderwijs. 

  • 6 6. Geen scholing wordt aangeboden als naar het oordeel van het college een dergelijke scholingde krachten of bekwaamheden van de belanghebbende te boven gaat. 

  • 7 7. Geen scholing wordt aangeboden als naar het oordeel van het college de scholing niet bijdraagtaan vergroting van de kans op inschakeling in het arbeidsproces van belanghebbende. 

  • 8 8. Het college stelt bij uitvoeringsbesluit regels over de noodzakelijkheid van de scholing, deduur en de maximale kosten. 

Artikel 15 Voorzieningen gericht op nazorg

Het college kan aan de jongere, of aan de onderneming waarbij een jongere algemeen geaccepteerdearbeid heeft aanvaard, voorzieningen bieden gericht op nazorg. 

Artikel 16 Overige vergoedingen

  • 1 1. Het college kan een vergoeding verstrekken voor overige kosten die gemaakt zijn in het kadervan een werkleeraanbod. 

  • 2 2. Het college bepaalt de noodzakelijkheid van deze overige kosten. Te denken valt aan:a. reiskosten;b. studiekosten, eigen bijdrage, boekengeld;c. verwervingskosten, voor zover hoger dan algemeen gebruikelijk. 

Artikel 17 Uitvoering door derden

Het college kan in verband met de invulling en uitvoering van het werkleeraanbod afspraken makenmet derden, waaronder werkgevers en re-integratiebedrijven, en ook subsidies verstrekken. 

Artikel 18 Intrekking werkleeraanbod

Het college kan een werkleeraanbod intrekken of herzien:a. als de persoon die aan de voorziening deelneemt zijn verplichtingen zoals bedoeld in artikel 5niet nakomt;b. als de persoon die deelneemt niet meer behoort tot de doelgroep van de wet;c. als de persoon algemeen geaccepteerde arbeid aanvaardt waarbij geen gebruik wordt gemaaktvan deze voorziening;d. als een wijziging optreedt in de omstandigheden, krachten of bekwaamheden van de jongerewaardoor naar het oordeel van het college de voorziening onvoldoende bijdraagt aan de arbeids-inschakeling. 

Paragraaf 4 Slotbepalingen

Artikel 19 Onvoorziene omstandigheden en hardheidsclausule

Het college kan in bijzondere gevallen ten gunste van de belanghebbende afwijken van de bepalingenin deze verordening, als toepassing van de verordening tot onbillijkheden van overwegendeaard leidt. 

Artikel 20 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als: verordening Werkleeraanbod Wet investeren in jongerengemeente Nunspeet. 

Artikel 21 Inwerkingtreding

Deze verordening treedt in werking op 1 oktober 2009.Aldus vastgesteld in de raadsvergadering vanDe griffier, De voorzitter, 

Toelichting 1 Nieuwe Toelichting

Toelichting verordening Werkleeraanbod wet investeren in jongeren gemeente NunspeetOp 1 oktober 2009 treedt de Wet investeren in jongeren (WIJ) in werking. Doelstelling van dezewet is de duurzame arbeidsparticipatie in regulier werk van jongeren tot 27 jaar. Om dit te bereikenis in de wet een recht op een zogenoemd werkleeraanbod vastgelegd.Het werkleerrecht berust op het uitgangspunt dat jongeren die goed geschoold zijn en over voldoendekwalificaties beschikken gemakkelijker aan het werk komen en daardoor zelfstandig inhun levensonderhoud kunnen voorzien.De WIJ verplicht gemeenten om te investeren in de arbeidsinschakeling van alle jongeren, ook bijeen grote afstand tot de arbeidsmarkt. Daarvoor moeten gemeenten jongeren in beginsel eenwerkleeraanbod doen. Afgeleide van het werkleeraanbod is een inkomensvoorziening voor jonge-renvanaf 18 jaar als de jongere onvoldoende inkomsten heeft. Deze inkomensvoorziening isalleen beschikbaar als het werkleeraanbod wegens in de persoon van de jongere gelegen of nietverwijtbare omstandigheden zijnerzijds geen optie is, dit aanbod onvoldoende inkomsten gene-reertof er nog geen werkleeraanbod kan worden gedaan. De samenhang tussen het werkleeraanbodenerzijds en de inkomensvoorziening anderzijds is een bepalend element in de WIJ.De relatie tussen werken/leren en een uitkering is fundamenteel anders dan de Wet werk en bij-stand(WWB), waarbij het recht op bijstand vooropstaat met als afgeleide de plicht tot arbeidsparticipa-tie.Met de WIJ wordt een ‘voorbeeldwisseling’ beoogd: is het uitgangspunt in de WWB ‘eenuitkering, mits’ in de WIJ is dit omgedraaid en geldt als uitgangpunt ‘geen uitkering, tenzij’.Evenals in de WWB geldt binnen de WIJ een stelsel van rechten en plichten. De gemeente isonder bepaalde voorwaarden verplicht een werkleeraanbod en eventueel een inkomensvoorzie-ningaan te bieden. De jongere is verplicht zich te houden aan diverse verplichtingen. Wordendeze verplichtingen geschonden, dan kan het werkleeraanbod worden ingetrokken en moet deinkomensvoorziening worden verlaagd (artikel 41, eerste lid van de WIJ). Duurzame arbeidsparticipatieVoor jongeren in de leeftijd van 16 tot 27 jaar ontstaat, onder de voorwaarden die in de WIJ zijngenoemd, een individueel recht op een werkleeraanbod. Dat is meer dan een recht op een een-maligevoorziening. Zo nodig is het een recht op een reeks voorzieningen gericht op de kortsteweg naar duurzame arbeidsparticipatie. Langs welke route die weg verloopt, is een individueelgegeven dat wordt bepaald door de afstand van de jongere tot de arbeidsmarkt en de beschik-baarheidvan voorzieningen. Onder duurzame arbeidsparticipatie wordt verstaan de arbeidsinschakelingwaarbij jongeren gedurende langere tijd en op eigen kracht aan het arbeidsproceskunnen deelnemen en arbeid verrichten dat past bij hun kennis en vaardigheden of deze kennisen vaardigheden bevordert (Kamerstukken II 2008-2009, 31 775, nummer 7, pagina 11). Tot datpunt is bereikt, is de gemeente verplicht de jongere (bij herhaling) een werkleeraanbod te doengericht op arbeidsinschakeling. Er is nadrukkelijk voor gekozen om niet bij voorbaat te bepalenhoe lang de algemeen geaccepteerde arbeid zou moeten duren voordat over ‘duurzame arbeidsparticipatie’kan worden gesproken (Handelingen TK 2008-2009, nummer 76, pagina 6006). Dejongere moet op het punt worden gebracht dat hij geen ondersteuning van het college meer nodigheeft.Inhoud werkleeraanbodHet begrip ‘werkleeraanbod’ moet ruim worden uitgelegd. Het werkleeraanbod kan allerlei vormenhebben, variërend van een ‘echte’ baan tot vakgerichte scholing of een combinatie van beide.Een werkleeraanbod kan ook bestaan uit voorzieningen die nodig worden gevonden op weg naararbeidsinschakeling, zoals een sollicitatietraining, een cursus gericht op de ontwikkeling vanwerknemersvaardigheden, een stageplaats, schuldhulpverlening, sociale activering, nazorg engesubsidieerde arbeid. Afgezien van participatieplaatsen kan het gehele instrumentarium datgemeenten hebben ontwikkeld voor de re-integratie in het kader van de WWB, ook op jongerenworden toegepast. Participatieplaatsen zijn uitgezonderd.Bij jongeren zal de situatie, waarin de afstand tot de arbeidsmarkt dusdanig groot is dat die alleenmet de maximale drie jaar additionele arbeid te overbruggen is, zich niet in die mate voordoen datde regering participatieplaatsen in de vorm van artikel 10a van de WWB noodzakelijk vindt. Ookuitgezonderd is het reguliere onderwijs dat door het Rijk wordt bekostigd (zie ook artikel 23, eer-stelid, onderdeel a van de WIJ). Het college kan de jongere weliswaar adviseren een dergelijkevorm van onderwijs te volgen of weer te gaan volgen als dit zinvol wordt gevonden, maar het isgeen voorziening die de gemeente kan inzetten om vorm te geven aan het werkleeraanbod. Eenpremie voor de arbeidsinschakeling past niet bij het uitgangspunt dat jongeren die daartoe in staatzijn moeten leren of werken. Daarom is er geen aanleiding om werken en/of leren te belonen meteen financiële vrijlating van inkomsten uit deeltijdarbeid of van een premie in verband met ar-beidsinschakelingbij de inkomensvoorziening. Dat geldt ook voor een onkostenvergoeding voorvrijwilligerswerk, tenzij deze bestemd is voor aantoonbaar gemaakte kosten.Het college bepaalt de inhoud van het werkleeraanbod. Dat geldt ook voor de vraag of het accentkomt te liggen op werken of leren. Gelet op de duurzame arbeidsparticipatie als einddoel, heeftwerken de hoogste prioriteit als de jongere daartoe in staat is. Zijn er echter belemmeringen op deweg daar naartoe, dan kunnen allerlei voorzieningen worden ingezet om dat einddoel te bereiken. MaatwerkUitgangspunt is dat maatwerk wordt geleverd: dat het werkleeraanbod wordt afgestemd op deomstandigheden, krachten en capaciteiten van de jongere (artikel 18, eerste lid van de WIJ). Dewensen van jongeren worden betrokken bij het vormgeven van het werkleeraanbod (artikel 14,eerste lid van de WIJ). Het college is verplicht die wensen vast te leggen in de rapportage die tengrondslag ligt aan het werkleeraanbod en moet daarbij ook aangeven op welke wijze die wensenbij het werkleeraanbod zijn betrokken. Werken en leren niet direct mogelijkWanneer het doen van een werkleeraanbod bestaande uit werken en/of leren niet direct mogelijkis, moet een aanbod worden gedaan dat op termijn perspectief biedt op arbeidsinschakeling. Datkan betekenen dat voorzieningen worden ingezet in de vorm van zorg- of hulpverlening, waarbijook aandacht kan worden besteed aan belemmerende factoren, zoals psychische, sociale encognitieve problemen. Het werkleeraanbod omvat immers het geheel van reintegratievoorzienin-gen,dat gericht is op duurzame arbeidsparticipatie. Is de jongere naar hetoordeel van het college in het geheel niet in staat dat om redenen van lichamelijk, sociale of psy-chischeaard uitvoering wordt gegeven aan een werkleeraanbod, dan kan daarvan vooralsnogworden afgezien (artikel 17, tweede lid van de WIJ). Zorgtaken kunnen worden aangemerkt alsredenen van sociale aard, voor zover daarmee geen rekening kan worden gehouden door eenvoorziening.Alleenstaande oudersBij de vormgeving van het werkleeraanbod in de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleen-staandeouders, vanwege hun zorgtaken en mogelijke medische en/of fysieke beperkingen.Daarom geldt voor alleenstaande ouders met een ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dathet werkleeraanbod desgevraagd wordt ingevuld door scholing of opleiding die de toegang tot dearbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijke scholing de krachten of bekwaamheden van de jon-gerete boven gaat (artikel 17, vierde lid van de WIJ).Daarmee loopt deze regeling parallel met de WWB (artikel 9a van de WWB). Anders dan in deWWB is echter uit oogpunt van deregulering afgezien van een maximale termijn van zes jaar. Ditomdat gezien de maximale duur van het werkleerrecht (van 18 tot 27 jaar) deze maximale termijnin de meeste gevallen al in de werkleerperiode zal zijn geïncorporeerd.ZelfstandigenBesloten is om zelfstandigen uit te zonderen van het recht op een werkleeraanbod en van hetrecht op inkomensvoorziening (artikel 23, eerste lid, onderdeel e juncto, artikel 42, eerste lid, on-derdeelm van de WIJ).Zij kunnen een beroep doen op algemene bijstand of bijstand ter voorziening in de behoefte aanbedrijfskapitaal op grond van artikel 78f van de WWB, zodat de (jongere) zelfstandige zich geheelkan richten op zijn bestaan als zelfstandige. In het zesde lid van artikel 17 van de WIJ wordtevenwel bepaald dat het college de mogelijkheid (niet de verplichting) heeft om aan de jongeredie als zelfstandige wil beginnen een werkleeraanbod te doen dat bestaat uit een voorbereidings-periodeop het bestaan als zelfstandige. Dit werkleeraanbod duurt maximaal twaalf maanden enkan slechts worden aangeboden op verzoek van de jongere.GehandicaptenVoor de groep jongeren met een medische beperking (die niet behoren tot de doelgroep van deWet arbeidsongeschiktheidsvoorziening jonggehandicapten (WAJONG)) is het van belang dat hetaanbod aansluit bij hun mogelijkheden. Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrechtspeelt vooral voor deze groep een cruciale rol. Aan de hand van de individuele situatie moet wor-denbeoordeeld welk aanbod past bij de jongere gelet op zijn/haar mogelijkheden en beperkingen.Het werkleeraanbod moet aansluiten bij de individuele mogelijkheden van de persoon in verbandmet gezondheid en belastbaarheid. Maatwerk betekent een zorgvuldige op de persoon toegesne-denafweging bij de uiteindelijke keuze van een traject. Voor de groep jongeren die weinig perspectiefheeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot de mogelijkheden. Als eenwerkleeraanbod vanwege de medische situatie in het geheel niet mogelijk is, wordt de gehandicaptegeen aanbod gedaan. Wel kan aanspraak op een inkomensvoorziening bestaan.Beleid werkleeraanbod in verordeningOm recht te doen aan de beleidsruimte die gemeenten nodig hebben om door maatwerk invullingte geven aan de gemeentelijke verantwoordelijkheid, worden aan de vormgeving van het werk-leeraanboden de mate waarin gemeente daartoe voorzieningen kan inzetten, geen wettelijkeeisen gesteld. Gezien de verantwoordelijkheid die de gemeenteraad heeft in het kader van ditwetsvoorstel, en mede met het oog op de rechtszekerheid, is bepaald dat het gemeentelijke be-leidvoor de voorzieningen in een verordening moet worden vastgelegd. De jongere moet uit deverordening kunnen afleiden welke voorzieningen het college kan inzetten om het doel, de duur-zamearbeidsparticipatie, te bereiken. Relatie met MaatregelverordeningDe verordening Werkleeraanbod en de Maatregelverordening vormen twee kanten van dezelfdemedaille. Immers, de WIJ legt het college de plicht op om jongeren een werkleeraanbod te doen.Het werkleeraanbod wordt door deze verordening gefaciliteerd. Anderzijds staat daar wel wattegenover. De jongere is verplicht het aanbod te aanvaarden en verplichtingen die aan het werk-leeraanbodzijn gekoppeld na te leven. Komt de jongere die verplichtingen niet na, dan vormt dateen grond voor verlaging van de inkomensvoorziening. Beide verordeningen sluiten dus op elkaaraan. In verband daarmee is in de verordening Werkleeraanbod herhaald dat onder de voorwaar-den,zoals genoemd in artikel 21 van de WIJ het werkleeraanbod ingetrokken kan worden. Omdatmet deze intrekking ook het recht op inkomensvoorziening vervalt, is het van belang dat wordtafgebakend wanneer de inkomensvoorziening verlaagd en wanneer deze ingetrokken wordt. Uit-gangspuntvan de wetgever is daarbij geweest dat bij schending van verplichtingen primair eenmaatregel is aangewezen en pas in tweede instantie intrekking van het werkleeraanbod en daar-meeook van de inkomensvoorziening aan de orde komt. Het opleggen van een maatregel is dusregel, het intrekken van het werkleeraanbod uitzondering.StaatssteunDe Europese regelgeving over staatssteun kan een beperking van de mogelijkheden voor hetgemeentelijke re-integratiebeleid en het beleid voor het werkleeraanbod opleveren. Van belang isdat per 1 januari 2009 de Europese vrijstellingsverordening werkgelegenheidssteun(nummer 2204/2002) is komen te vervallen. Wel van toepassing zijn de verordening De-minimissteun(Verordening (EG) nummer 69/2001) en de Algemene groepsvrijstellingsverordening(nummer 800/2008). De vraag of een gemeente nu gehouden is om activiteiten bij de Europesecommissie te melden, kan worden beantwoord met behulp van onderstaande stappenplan:1. Heeft de staatssteun een generiek karakter of betreft het steun aan een organisatie die geeneconomische activiteiten verricht?Generiek houdt in dat de steunmaatregel in wezen non-discriminatoir werkt. Elke ondernemingkan voor de steunmaatregel in aanmerking komen. Steun met een generiek karakter behoeftdaarom niet te worden gemeld. Dit zelfde geldt voor steun aan een organisatie die geen economi-scheactiviteiten verricht.2. Blijft de steun (geldt enkel als de staatsteun een niet-generiek karakter draagt) beneden de€ 200.000,-- per drie kalenderjaren?Zo ja, dan kan de gemeente ervoor kiezen de De-minimisverordening toe te passen. De steunhoeft dan niet te worden aangemeld.Volgens de algemene groepsvrijstellingsverordening mag maximaal 75% van de loonkosten (de-finitiein artikel 2, lid 15; kort gezegd het brutoloon en de verplichte bijdragen) voor het tewerkstellenvan een arbeidsgehandicapte gedurende de gehele periode waarin de arbeidsgehandicapte indienst is, worden vergoed door steun (artikel 41). De steun mag alleen worden gebruikt om werk-gelegenheidte scheppen.3. Moet de verstrekte subsidie wel worden aangemerkt als staatsteun? (enkel van toepassingals de bovenstaande stappen geen uitsluitsel geven)Als de subsidie enkel ziet op compensatie voor de mindere arbeidsproductiviteit, is in wezen geensprake van een voordeel voor een onderneming, dat deze niet op commerciële manier zou heb-benverkregen. In wezen is dan geen sprake van staatsteun waardoor de subsidieregeling ookniet hoeft worden gemeld.ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTINGArtikel 1 BegripsbepalingenBegrippen die in de verordening worden gebruikt hebben dezelfde betekenis als in de WIJ. Daar-omworden bepaalde begrippen, zoals ‘werkleeraanbod’, ‘arbeidsinschakeling’ en ‘jongere’, nietopnieuw gedefinieerd. Wel gedefinieerd zijn de begrippen ‘startkwalificatie’ en ‘algemeen geac-cepteerdearbeid’ omdat deze in de WIJ niet nader zijn omschreven. Het begrip ‘startkwalificatie’is afkomstig uit de Wet educatie en beroepsonderwijs en wordt wel in de WWB gedefinieerd (arti-kel6, eerste lid, onderdeel d van de WWB). De omschrijving van ‘algemeen geaccepteerde arbeid’is afkomstig uit de nota naar aanleiding van het verslag (Kamerstukken II 2008-2009,31 775, nummer 7, pagina 28).Artikel 2 Opdracht collegeIn het eerste lid is de opdracht aan het college verwoord, zoals deze voortvloeit uit deartikelen 11, eerste lid en 13, eerste lid van de WIJ. Hoewel deze opdracht ook uit het samenstelvan deze bepalingen en artikel 5, eerste lid van de WIJ kan worden afgeleid, is ervoor gekozen,uit een oogpunt van duidelijkheid, de opdracht aan het college nader te omschrijven.In het tweede lid is ook verduidelijkt dat het werkleeraanbod ook kan zijn samengesteld uit eencombinatie van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij arbeidsinschakeling en één ofmeerdere voorzieningen. Onder voorziening wordt verstaan: een instrument dat wordt ingezet omde jongere dichterbij de arbeidsmarkt te brengen. Dit kan, zoals gezegd, allerlei vormen hebben,variërend van schuldhulpverlening tot training van werknemersvaardigheden.In het derde lid is vastgelegd dat een werkleeraanbod ook kan bestaan uit ondersteuning bij eentraject gericht op werk in een zelfstandig beroep of bedrijf. Dit volgt al uit artikel 17, zesde lid vande WIJ. Uit een oogpunt van herkenbaarheid en consistentie, en ook gelet op het belang dat ge-hechtwordt aan het begeleiden van jongeren naar zelfstandig werk, is deze bepaling opgenomen.Aangetekend moet daarbij worden dat het een zogenoemde ‘kan’-bepaling is: het college bepaaltof het zinvol is de jongere een aanbod te doen, gericht op ondersteuning richting een zelfstandigbedrijf of beroep. Ter zake kan beleid worden geformuleerd.Het vierde lid vormt een herhaling van artikel 17, eerste lid van de WIJ. Wederom uit een oogpuntvan herkenbaarheid en consistentie, en gelet op het belang van maatwerk bij het vaststellen vanhet werkleeraanbod, is dit artikel opgenomen. Toegevoegd is de gemeentelijke onderzoeksplichten de plicht om de wensen van de jongere bij de invulling te betrekken. Met het oog op motiveringen kansbenutting moet het college daarmee rekening houden. Daarmee is niet gezegd dat dejongere recht heeft op een bepaalde specifieke voorziening en deze kan opeisen. De uiteindelijkeinvulling van de aard en de samenstelling van het aanbod is voorbehouden aan het college.Artikel 3 BeleidsplanDe WIJ vraagt aan de gemeenteraad de inhoud van het werkleeraanbod in een verordening vastte leggen. In deze verordening worden de hoofdlijnen. Daarnaast moet de gemeenteraad flexibelop de veranderende omstandigheden kunnen inspelen met het beleid zonder jaarlijks de verorde-ningte moeten bijstellen. Daarom is in artikel 3, lid 1 van de verordening opgenomen dat de gemeen-teraadjaarlijks een beleidsplan opstelt. In dit beleidsplan worden prioriteiten aangegeven ende hoogte en wijze van financiering. Het tweede lid biedt de gemeenteraad de mogelijkheid aan tegeven welke specifieke beleidsonderwerpen in het beleidsplan aan de orde moeten komen. Ditplan omvat in elk geval een omschrijving van het beleid voor de verschillende doelgroepen en deprioritering binnen en tussen die groepen, waarbij een evenwichtige aanpak als uitgangspuntwordt genomen.- 13 -Artikel 4 Aanspraak op ondersteuningAls spiegelbeeld van de opdracht van het college, zoals verwoord in artikel 2, eerste lid, komenjongeren die recht hebben op een werkleeraanbod in aanmerking voor ondersteuning bij de ar-beidsinschakelingen voorzieningen. Dit vloeit al voort uit artikel 13, eerste lid van de WIJ maar isomwille van de herkenbaarheid en eenduidigheid hier nader geconcretiseerd. Wat de vorm vande ondersteuning is, bepaalt het college zelf (bijvoorbeeld Kamerstukken II 2008-2009, 31 775,nummer 3, pagina 22). Voor de duidelijkheid is verder nog bepaald dat het om jongeren moetgaan die recht op een werkleeraanbod hebben. Dat is niet iedere ‘jongere’ in de zin van de WIJ(zie artikel 2, eerste lid van de WIJ), want daaronder wordt verstaan de jongere in de leeftijd van16 tot 27 jaar. Artikel 13, eerste lid van de WIJ kadert de doelgroep af.In het tweede lid wordt expliciet de koppeling gelegd tussen de algemene aanspraak van de jongereen de criteria die zijn gesteld voor het aanbieden van een werkleeraanbod.Het staat het college vrij om bij het werkleeraanbod aan de jongere een keuze te maken tussenhet aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid, ondersteuning bij de arbeidsinschakeling eneen voorziening gericht op arbeidsinschakeling. Deze zijn nevengeschikt. De kortste weg naarduurzame arbeidsparticipatie is echter het doel van het in te zetten werkleeraanbod. In dat ver-bandkan de gemeenteraad als beleidslijn opnemen dat jongeren die direct inzetbaar zijn op dearbeidsmarkt in beginsel algemeen geaccepteerde arbeid wordt aangeboden, of ondersteuning bijde arbeidsinschakeling, als bijvoorbeeld arbeid niet direct beschikbaar is. Het blijft uiteraard eenkwestie van maatwerk of daar in het concrete geval ook toe wordt besloten. De woorden ‘in beginsel’moeten in die context worden gelezen.De gehandicapte jongeren nemen ook een bijzondere positie in binnen de WIJ. Voor deze groepjongeren met een medische beperking is het van belang dat het aanbod aansluit bij hun mogelijk-heden.Het uitgangspunt van maatwerk bij het werkleerrecht speelt vooral voor deze groep eencruciale rol. Aan de hand van de individuele situatie beoordeelt het college welk aanbod past bijde jongere met inachtneming van zijn/haar mogelijkheden en beperkingen. Voor de groep jonge-rendie weinig perspectief heeft op arbeidsinschakeling behoort sociale activering tot mogelijkheden.Is arbeidsinschakeling in het geheel (nog) niet aan de orde, dan brengt artikel 17, tweede lidvan de WIJ met zich mee dat (tijdelijk) geen werkleeraanbod wordt gedaan. Er bestaat gedurendedie periode wel aanspraak op inkomensvoorziening. Zodra de belemmeringen zijn opgeheven,moet een gericht werkleeraanbod worden gedaan.Artikel 6 Combinatie arbeid en zorg en arbeidsverplichtingenDe WIJ kent geen ontheffing van de arbeidsverplichtingen. Er wordt altijd een werkleeraanbodgedaan waarbij rekening wordt gehouden met de omstandigheden. Als van een jongere geenuitvoering van een leeraanbod kan worden gevergd, dan wordt er geen leeraanbod gedaan totdathet college van mening is dat de jongere hier wel toe in staat is. Bij de vormgeving van het werk-leeraanbodin de WIJ is speciale aandacht besteed aan alleenstaande ouders, vanwege hunzorgtaken en mogelijk verminderde belastbaarheid. Daarom geldt voor alleenstaande ouders meteen ten laste komend kind jonger dan vijf jaar, dat het werkleeraanbod desgevraagd, wordt inge-vulddoor scholing of opleiding die de toegang tot de arbeidsmarkt bevordert, tenzij een dergelijkescholing de krachten of bekwaamheden van de jongere te boven gaat (artikel 17, vierde lid van deWIJ). Daarnaast wordt bij de invulling van het werkleeraanbod de situatie van de alleenstaandeouder altijd betrokken, ongeacht de leeftijd van het kind. Eventuele kosten voor kinderopvang dieniet toereikend door voorliggende voorzieningen worden gecompenseerd, kunnen worden ver-goeden ten laste van het participatiebudget worden gebracht.Artikel 7 Subsidie- en budgetplafondsDe gemeente kan een verdeling maken van de beschikbare middelen over de verschillende voor-zieningen.Dit kan in het beleidsplan of de begroting gebeuren. Het uitgeput zijn van begrotingspostenkan echter nooit een reden zijn om geen werkleeraanbod te doen. De verplichting daartoeis immers vastgelegd in artikel 13, eerste lid van de WIJ. Wel kan de invulling van het werkleer-aanbodworden beïnvloedt door budgettaire beperkingen.Zijn er vanwege die beperkingen voor bepaalde voorzieningen geen middelen meer dan moetworden nagegaan welke andere instrumenten beschikbaar zijn. Dit houdt dus in dat er geen al-gemeenplafond kan worden ingesteld. Wat wel kan, is dat per voorziening een plafond wordtingebouwd. Dit laat de mogelijkheid open dat er naar een ander instrument wordt uitgeweken omtot duurzame arbeidsparticipatie te komen.Artikel 8 De voorzieningenNaast het aanbieden van algemeen geaccepteerde arbeid en ondersteuning bij de arbeidsinschakelingkan het college voorzieningen aanbieden. Die voorzieningen zijn primair bedoeld voor jongerendie niet direct inzetbaar zijn op de arbeidsmarkt, maar kan in een krimpende arbeidsmarktook worden aangeboden aan jongeren zonder direct aanwijsbare belemmeringen.In het tweede lid is geregeld dat het college in uitvoeringsbesluiten binnen de reikwijdte van deverordening en het beleidsplan nadere regels kan stellen zodat de re-integratie op maat kan wor-dengeleverd. Deze regels kunnen in ieder geval betrekking hebben op:a. de voorwaarden waaronder een voorziening wordt aangeboden;b. de weigeringsgronden bij het aanbieden van voorzieningen;c. de intrekking of wijziging van de subsidieverlening of subsidievaststelling;d. de aanvraag, van en de besluitvorming over subsidies en premies;e. de betaling van subsidies en het verlenen van voorschotten;f. overige criteria voor het aanbieden van voorzieningen en het verstrekken van subsidies.In het derde lid is een lijst met voorzieningen opgenomen die kunnen worden aangeboden. Eenaantal voorzieningen wordt in de volgende artikelen nader beschreven en uitgewerkt. De voorzieningendie niet zijn uitgewerkt, kunnen zo divers zijn in hun categorie dat een uitputtende opsommingen uitwerking niet is aangegeven.Er kunnen wisselingen plaatsvinden in de maatschappij of de wetgeving waardoor de voorzieningendie in deze verordening zijn opgenomen niet toereikend worden gevonden. Om hieraan tegemoette komen en in te kunnen spelen op mogelijke innovaties, is lid vier opgenomen. De gemeente-raadkan in het beleidsplan aanvullende voorzieningen opnemen. Zo kan er redelijk snelworden gereageerd op de actuele situatie van de re-integratiemarkt en hoeft niet het traject vanaanpassing van de verordening worden afgewacht.Artikel 9 Sluitende aanpak en Work FirstDe gemeente kent een sluitende aanpak door iedere jongere die bij het UWV WERKbedrijf eenverzoek om een werkleeraanbod indient zo spoedig mogelijk aan een werkleeraanbod te helpen.Jongeren krijgen direct een aanbod voor Work First. Hier wordt alleen van afgezien als er eengeen of een ander werkleeraanbod wordt aangeboden en Work First geen doeltreffend instrumentis. Doel van inzet van Work First is dat de mogelijkheden van de jongere zo snel mogelijk in beeldworden gebracht en dat arbeidsritme in stand blijft of wordt aangeleerd. De periode van WorkFirst is in de regel acht weken maar kan maximaal drie maanden duren. Work First kan gecombineerdworden met andere voorzieningen, bijvoorbeeld sollicitatietraining. In deze periode kan ookeen beoordeling van de jongere plaatsvinden gericht op mogelijk verder in te zetten noodzakelijkevoorzieningen.Artikel 10 WerkstagesBij werkstages staat niet de arbeid zelf, maar het leren werken staat centraal. Work First kan ookeen werkstage zijn maar is toch apart beschreven omdat dit ook een diagnose-instrument is enveelal bij een re-integratiebedrijf plaatsvindt.Een werkstage kan worden gelopen bij een re-integratiebedrijf maar ook bij een reguliere werkge-ver.De werkstage kan twee doelen hebben. Op de eerste plaats kan het gaan om het opdoenvan specifieke werkervaring. Dit is vergelijkbaar met de zogenoemde snuffelstage, waarbij kanworden bekeken of het soort werk als passend kan worden beschouwd. Op de tweede plaats kanhet gaan om het leren werken in een arbeidsrelatie. In de werkstage kan de cliënt wennen aanaspecten als gezag, op tijd komen, werkritme en samenwerken met collega’s.Het is belangrijk in de gaten te houden onder welke voorwaarden de werkstage aangebodenwordt vanwege het gevaar dat de werkstage kan worden beschouwd als een gewone arbeids-overeenkomst.Volgens het arbeidsrecht is sprake van een arbeidsovereenkomst als voldaanwordt aan de volgende voorwaarden:- er moet sprake zijn van de persoonlijke verplichting arbeid te verrichten;- die arbeid wordt verricht onder gezag van een ander;- die ander betaalt voor de arbeid een bepaald bedrag aan loon;- de arbeid wordt verricht gedurende enige tijd.De Hoge Raad heeft bepaald dat bij werkstages weliswaar sprake is van het persoonlijk verrich-tenvan arbeid, maar dat dit overwegend gericht is op het uitbreiden van de kennis en ervaringvan de stagiair. Daarnaast is bij een werkstage in de regel geen sprake van beloning. Het is daar-omverstandig terughoudend te zijn met het verstrekken van een gerichte stagevergoeding. Erkan wel een onkostenvergoeding worden gegeven, maar daarbij moet dan ook daadwerkelijksprake zijn van een vergoeding van gemaakte kosten. De werkstage wordt vastgelegd in eenstageovereenkomst.De maximale duur van de werkstage is zes maanden. Deze termijn is in de regel voldoende omde doelstellingen van de stage te bereiken. Is het doel dan nog niet bereikt, dan moet een anderevoorziening worden ingezet.Het vierde lid geeft aan dat bij plaatsing geen verdringing plaatsvindt, of dat de concurrentiever-houdingenniet nadelig worden beïnvloed. Het college kan dit doen door expliciet na te gaan ofhet werk dat verricht gaat worden niet-productief is, of dat er geen recent ontslag heeft plaatsgevonden.Artikel 11 Sociale activeringHet college kan als onderdeel van een werkleeraanbod activiteiten aanbieden in het kader vansociale activering. Voor bepaalde doelgroepen is arbeidsinschakeling nog een te hoog gegrependoel. In de toeleiding tot arbeidsinschakeling kan dan sociale activering worden aangeboden.Gezien de beperkte middelen in het participatiebudget in relatie tot de omvang van de doelgroepis de sociale activering onderdeel van een re-integratietraject, als voorbereiding op arbeidsinschakeling.Voorzieningen voor participatie in de maatschappij worden alleen toegekend als onderdeelvan een werkleeraanbod gericht op arbeidsinschakeling of dreiging van een sociaal isolement.Artikel 12 LoonkostensubsidiesHet eerste lid geeft de basis voor de loonkostensubsidie, waarbij expliciet wordt aangeven dat hetprimair gaat om arbeidsinschakeling. De loonkostensubsidie kan dus alleen worden gegeven alser een reëel perspectief op regulier werk is. De werkgever kan de subsidie bijvoorbeeld gebruikenomdat de jongere de eerste tijd minder productief is of extra begeleiding nodig heeft.De subsidie wordt alleen verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoordworden beïnvloed en geen verdringing plaatsvindt. Er moet dus een relatie zijn tussen de afstandtot de arbeidsmarkt en het toekennen van de subsidie. Zie verder ook de informatie onder staatssteun’.Artikel 13 Loonkostensubsidie garantbaanDit artikel biedt het college de mogelijkheid een eenmalige loonkostensubsidie toe te kennen alseen re-integratiebedrijf de garantie afgeeft dat de jongere minimaal twaalf maanden geen beroepzal doen op een uitkering. Het re-integratiebedrijf neemt het risico van detachering of plaatsing opreguliere arbeid voor zijn rekening. Daartegenover staat dat de gemeente een eenmalige loonkos-tensubsidietoekent op voorwaarde van de garantverklaring. De hoogte van de loonkostensubsidiewordt nader vastgesteld.De subsidie wordt alleen verstrekt als hierdoor de concurrentieverhoudingen niet onverantwoordworden beïnvloed en er geen verdringing plaatsvindt. Er moet dus een relatie zijn tussen de af-standtot de arbeidsmarkt en het toekennen van de subsidie. Zie verder ook de informatie onder‘staatssteun’.Artikel 14 ScholingIn artikel 17, lid 4 van de WIJ is geregeld dat alleenstaande ouders met kinderen jonger danvijf jaar desgevraagd een scholingsaanbod krijgen. Dit is voor de duidelijkheid ook opgenomen inde verordening. In combinatie met artikel 6 kunnen alleenstaande ouders met een kind tot twaalfjaar of een gehandicapt kind tot achttien jaar die zorg en arbeid niet kunnen combineren en geenstartkwalificatie hebben ook een scholing krijgen aangeboden.Scholing is bij uitstek een maatwerkinstrument en moet altijd bijdragen aan vergroting van dekans op inschakeling arbeid. Daarnaast moet de scholing beroepsgericht zijn en zo kort mogelijkduren.Scholing kan zowel aangeboden worden als voorziening die door de gemeente ingekocht wordt,als in de vorm van een subsidie. Dit laatste kan van belang zijn als de jongere op eigen initiatiefmet een vorm van scholing komt die door het college als noodzakelijk wordt gevonden, maar dieniet bestaat binnen het reguliere scholingsaanbod van de gemeente.Artikel 15 Voorzieningen gericht op nazorgOmdat de doelstelling van het werkleeraanbod een duurzame arbeidsparticipatie is, is het belang-rijkervoor te zorgen dat jongeren na uitstroom niet na een korte periode terugvallen in de uitkering.De gemeente kan ertoe besluiten veel aandacht te besteden aan nazorg, met als doel eenwerkelijk duurzame plaatsing te realiseren. Bij dit artikel is ervan uitgegaan dat nazorg gebodenkan worden na acceptatie van algemeen geaccepteerde arbeid, dus niet bij gesubsidieerde ar-beid.Bij gesubsidieerde arbeid maakt begeleiding en advisering normaalgesproken al onderdeeluit van het traject.Artikel 16 Overige vergoedingenHet college kan kosten vergoeden die noodzakelijk worden gevonden in het kader van het leer-werktraject.Er is geen uitputtende lijst opgenomen. Het gaat bijvoorbeeld om reiskosten en verwervingskos-tenvoor zover hoger dan algemeen gebruikelijk, studiekosten, boekengeld en dergelijke.Het college bepaalt de noodzaak van de voorziening.Artikel 17 Uitvoering door derdenIn artikel 11, vierde lid van de WIJ is bepaald dat het college de uitvoering van de WIJ, behoudenshet vaststellen van de rechten en plichten en de daarvoor noodzakelijke beoordeling van zijnomstandigheden, door derden kan laten verrichten. Er zijn in de WIJ geen wettelijke belemmeringenopgeworpen om de feitelijke werkzaamheden voor de uitvoering van het werkleeraanbod ofde inrichting van het werkleeraanbod in handen te stellen van derden, zoals opleidingsinstitutenen re-integratiebedrijven. Binnen de beleidskaders die de gemeenteraad vaststelt, kan het collegenadere afspraken maken met deze derden. Het verdient dan ook aanbeveling dat in het contractmet het re-integratiebedrijf wordt verklaard dat deze re-integratieverordening van toepassing is.Artikel 18 Intrekking werkleeraanbodEen voorziening wordt ingetrokken of herzien als deze niet meer wordt gebruikt, niet beantwoordtaan het doel waarvoor het is toegekend of als een jongere niet meer onder de doelgroep van dewet valt. Daarnaast kan een voorziening worden herzien of ingetrokken als een jongere zich nietaan de verplichtingen houdt. Het intrekken van het werkleeraanbod moet met terughoudendheidplaatsvinden, zoals al in de Algemene toelichting is opgemerkt. Intrekking is in wezen slechts aande orde als een situatie is ontstaan waardoor niet langer kan worden gevergd dat het werkleer-aanbodwordt voortgezet en een andere invulling (via gedeeltelijke herziening) evenmin hulpbiedt.-Gedacht kan worden aan herhaalde misdragingen tegenover andere jongeren of begeleiders opde werk-/leerplek of veelvuldig verzuim. Daarbij kunnen bijvoorbeeld ook de positie van gemoti-veerdejongeren die wachten op een werk-/leerplek en de staat van de arbeidsmarkt en de kostenvan de voorziening een rol spelen.Artikel 23 HardheidsclausuleDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 24 CiteertitelDit artikel behoeft geen nadere toelichting.Artikel 25 InwerkingtredingDit artikel behoeft geen nadere toelichting.