Leegstandsverordening

Geldend van 30-11-2011 t/m heden

Intitulé

Leegstandsverordening

Artikel 1 Begripsbepalingen

In deze verordening wordt verstaan onder:a. college: burgemeester en wethouders van de gemeente Nunspeet;b. eigenaar: degene die bevoegd is tot het in gebruik geven van een gebouw;c. gebouw: gebouw of een deel van een gebouw, niet zijnde woonruimte, zoals bedoeld in arti-kel 1, onderdeel c van de Woningwet.d. gebruiker: één of meer natuurlijke personen of rechtspersonen, voorgedragen door het colle-ge als gebruiker van een daartoe aangewezen gebouw;e. leegstand: het niet of niet op grond van een zakelijk of persoonlijk recht in gebruik zijn en een gebruik dat de kennelijke strekking heeft afbreuk te doen aan de werking van deze verorde-ning;f. leegstandlijst: de lijst zoals bedoeld in artikel 3, lid 2 van de Leegstandwet;g. wet: Leegstandswet.

Artikel 2 Toepasselijkheid van de verordening

Deze verordening is van toepassing op nader door het college aan te wijzen delen van de gemeente en de door het college aangewezen categorieën gebouwen die daarbinnen liggen.

Artikel 3 Meldingsplicht

  • 1 De eigenaar van een gebouw is verplicht de leegstand van het gebouw te melden aan het college, zodra die leegstand langer duurt dan zes (of langer) maanden.

  • 2 Voor het melden van leegstand wordt gebruikgemaakt van een door het college vastgesteld (elektronisch) formulier.

  • 3 In afwijking van het eerste lid, is de eigenaar verplicht de leegstand van het gebouw binnen vier weken te melden, wanneer het gebouw na een verplichtende voordracht zoals bedoeld in artikel 8, binnen één jaar weer leeg komt te staan.

Artikel 4 Overleg met eigenaren

Het college voert binnen drie maanden na ontvangst van de leegmelding, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1, overleg met de eigenaar over het gebruik van dat gebouw.

Artikel 5 Leegstandbeschikking

  • 1 Het college kan na het overleg, zoals bedoeld in artikel 4, een leegstandbeschikking vaststellen.

  • 2 Het college kan, als de eigenaar geen medewerking verleent aan het overleg, zoals bedoeld in lid 1, een leegstandbeschikking vaststellen.

  • 3 In de leegstandbeschikking wordt bepaald of het gebouw geschikt of ongeschikt is voor gebruik.

  • 4 De leegstandbeschikking kan voor de eigenaar de verplichting bevatten om door het college aangegeven voorzieningen aan het gebouw te treffen binnen de daarvoor aangegeven termijn.

  • 5 Het college kan andere voorwaarden stellen aan de uitvoering van het bepaalde in de leegstandbeschikking.

Artikel 6 Voordracht gebruiker

  • 1 Het college kan een gebruiker voordragen aan de eigenaar van een leegstaand gebouw, zodra die leegstand langer duurt dan twaalf maanden, als het gebouw in een leegstandbeschikking is aangewezen als geschikt voor gebruik.

  • 2 De eigenaar is verplicht de in lid 1 voorgedragen gebruiker binnen drie maanden na de voordracht, een overeenkomst aan te bieden tot ingebruikname van het gebouw.

  • 3 Lid 2 is niet van toepassing als de eigenaar binnen drie maanden na de voordracht, zoals bedoeld in lid 1, een overeenkomst is aangegaan met een andere gebruiker die het gebouw binnen een redelijke termijn in gebruik neemt.

Artikel 7 Bestuurlijke boete

  • 1 Het college kan een bestuurlijke boete opleggen ter zake van overtreding van het bepaalde in artikel 3, lid 1 en artikel 7, lid 3 van de wet.

  • 2 Voor overtreding van het bepaalde in artikel 3, lid 1 van de wet kan een bestuurlijke boe-te worden opgelegd van maximaal € 7.500,--.

  • 3 Voor overtreding van het bepaalde in artikel 7, lid 3 van de wet kan een bestuurlijke boete worden opgelegd van maximaal € 7.500,--.

Artikel 8 Toezicht

Met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening zijn belast de door het college aangewezen personen.

Artikel 9 Inwerkingtreding en publicatie

Deze verordening treedt in werking met ingang van de dag die volgt op haar bekendmaking.

Artikel 10 Citeertitel

Deze verordening wordt aangehaald als Leegstandverordening Nunspeet 2011.

Ondertekening

Aldus vastgesteld ter openbare vergadering van 27 oktober 2011,
de griffier, de voorzitter,

Toelichting 1 Artikelsgewijze toelichting Leegstandverordening

Artikel 1 – Begripsbepalingen Lid 1, sub b Eigenaar In deze regeling is de strikt juridische definitie van eigenaar, namelijk degene die als zakelijk gerechtigde in de kadastrale legger en aan de hypothecaire schuldeisers bekend staat, verbreedt tot degene die bevoegd is over het pand te beschikken.

Lid 1, sub c Gebouw Onder ‘gebouw’ wordt volgens artikel 1, onder c van de Woningwet verstaan: “elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijk overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.” Onder ‘gebouw’ wordt op grond van deze verordening verstaan de bij categorie aangewezen gebouwen, of een deel daarvan, niet gebouwd als woonruimte, aangezien de meldingsplicht van leegstand van woningen al is voorzien in de Huisvestingswet. Volgens de wetgeschiedenis wordt bij gebouwen gedacht aan kantoor-, bedrijfs- en winkelruimte. Gedeeltelijk leegstaande gebouwen kunnen onder de meldingsplicht worden gebracht.

Artikel 2 – Toepasselijkheid van de verordeningIn dit artikel wordt geregeld dat de raad het college de bevoegdheid geeft categorieën gebouwen aan te wijzen, die liggen in bepaalde aangewezen gedeelten van de gemeente waarvoor deze verordening van toepassing is. De reikwijdte van de verordening kan hiermee worden afgestemd op de lokale behoefte om leegstand in kaart te brengen.

Artikel 3 – MeldingsplichtDit artikel regelt dat de eigenaar van gebouwen die onder de meldingplicht vallen, verplicht is de leegstand van dat gebouw te melden. Volgens de Leegstandwet is die termijn ten minste zes maanden. In deze verordening is bij deze minimale termijn van zes maanden aangesloten.

De eigenaar doet de melding op een door het college vastgesteld aanvraagformulier. Bij voorkeur stelt de gemeente dit formulier elektronisch beschikbaar.

Als het gebouw na een verplichtende voordracht binnen één jaar weer leeg komt te staan, is de eigenaar opnieuw verplicht dit te melden. Hier geldt echter een termijn van vier weken in plaats van zes maanden. De termijn van vier weken geldt niet als de eigenaar, nog voordat er een verplichtende voordracht heeft plaatsgevonden, zelf een gebruiker vindt voor het gebouw.

Artikel 4 – Overleg met eigenaren Op grond van de leegmelding treedt het college binnen drie maanden met de eigenaar in overleg om te kunnen beoordelen of zij het gebouw of een gedeelte daarvan geschikt voor gebruik kunnen verklaren. In het leegstandoverleg bespreken partijen alle omstandigheden van de leegstand. Aan de hand van dit overleg moet het college beoordelen of in redelijkheid van de eigenaar kan worden gevergd dat hij het gebouw respectievelijk een gedeelte daarvan, in gebruik geeft. Overigens zal het leegstandoverleg in de praktijk vaak bestaan uit meerdere gesprekken.

In dit overleg kan ook aan de orde komen of in redelijkheid van de eigenaar kan worden gevergd dat hij, met het oog op het in gebruik geven van het gebouw, aanpassingen verricht aan het gebouw. Volgens de wetsgeschiedenis staat daarbij het principe van kostenneutraliteit centraal. Het betreft hier uitsluitend investeringen die binnen het redelijke noodzakelijk zijn om het gebouw in overeenstemming met de bestemming te kunnen gebruiken.

Artikel 5 – Leegstandbeschikking De uitkomst van het leegstandoverleg tussen het college en de eigenaar wordt neergelegd in een leegstandbeschikking. In die beschikking verklaart het college of een gebouw geschikt of ongeschikt is voor gebruik. Tegen deze beschikking door het college staat bezwaar en beroep open.

Artikel 6 – Voordracht gebruiker Als uiterste middel bij het tegengaan van leegstand, krijgt de gemeente de bevoegdheid een gebruiker voor te dragen voor het leegstaande pand. Dit artikel regelt de bevoegdheid van het college om verplichtend een gebruiker aan te wijzen aan wie de eigenaar binnen drie maanden een overeenkomst over gebruik moet aanbieden. Voor de eigenaar geldt dat deze de mogelijkheid heeft, tijdens de termijn waarbinnen aan de voordracht moet worden voldaan, zelf in een andere gebruiker te voorzien. De eigenaar bepaalt zelf de vorm en inhoud van het contract.

Artikel 7 – Bestuurlijke boeteDe verordening geeft het college de mogelijkheid bij overtredingen van artikel 3, lid 1 en artikel 7, lid 3 van de Leegstandwet een bestuurlijke boete op te leggen. De boetes kunnen worden opgelegd voor het niet melden van een (gedeelte) van een gebouw dat meer dan zes maanden leeg staat, evenals voor het niet melden van de beëindiging van het gebruik van een gebouw na een verplichtende voordracht.

Artikel 8 – Toezicht Met het toezicht op de naleving van de bepalingen van deze verordening zijn de door het college aangewezen personen belast. Bij het opleggen van een bestuurlijke boete is op grond van titel 5.4 van de Algemene wet bestuursrecht (AWB) (artikel 5:40-5:54 ANWB), ter zake van deze overtredingen de zogenoemde zware procedure van toepassing. Dat betekent dat de overtreder in de gelegenheid moet worden gesteld zijn zienswijze te geven en dat altijd een rapport moet worden opgemaakt.

Voor het vaststellen van overtredingen zijn waarnemingen en andere handelingen door of vanwege het college nodig. De door het college aangewezen toezichthouder heeft daartoe de beschikking over de bestuursrechtelijke toezichtbevoegdheden van titel 5.2 van de AWB.

De verplichting een rapport op te stellen ten aanzien van het niet melden van leegstand (nadat het gebouw meer dan zes maanden heeft leeggestaan), volgt uit artikel 5:48 juncto 5:53 van de AWB. Artikel 5:53 van de AWB stelt het opmaken van een rapport verplicht als de bestuurlijke boete meer dan € 340,-- bedraagt.

Artikel 9 – Inwerkingtreding en publicatie In artikel 3, lid 3 van de Leegstandwet is bepaald dat de termijnen, zoals bedoeld in artikel 3, lid 1 en artikel 6, lid 1 van deze verordening aanvangen op de dag na de datum van inwerkingtreding van deze leegstandverordening. De meldingsplicht voor eigenaren gaat dus pas in, nadat de termijn zoals genoemd in artikel 3, lid 1 is verstreken, ook al stond een gebouw op het moment van inwerkingtreding van de verordening leeg. Hiermee wordt voorkomen dat de meldingsplicht feitelijk met terugwerkende kracht wordt ingevoerd. Een voordracht kan niet eerder worden gedaan nadat de leegstand van een gebouw dat als geschikt voor gebruik is aangewezen, langer duurt dan twaalf maanden, na de inwerkingtreding van de verordening.