Regeling vervallen per 01-10-2017

Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2015

Geldend van 01-01-2015 t/m 30-09-2017

Intitulé

Verordeningbijdrageregeling minima

De raad van de gemeente Nunspeet;

gelezen het voorstel van burgemeester en wethouders van;

gelet op het bepaalde in artikel 147 van de Gemeentewet;

gezien het advies van de commissie Maatschappij en Middelen

besluit: vast te stellen de Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2015.

Artikel 1. Definities

In deze verordening wordt verstaan onder:

a.alle begrippen

alle begrippen die in deze verordening worden gebruikt en niet nader omschreven staan, hebben dezelfde betekenis als in de Participatiewet, de Algemene wet bestuursrecht en de Gemeentewet;

b.wet

de Participatiewet;

c.belanghebbende

de rechtmatig in Nederland verblijvende alleenstaande, alleenstaande ouder of gehuwden van 18 jaar of ouder die op het moment van aanvraag woonplaats heeft in de gemeente Nunspeet en als zodanig ingeschreven staat in de gemeentelijke basisadministratie en die voor zichzelf een aanvraag heeft ingediend voor een bijdrage op grond van deze verordening;

d.inkomen

het inkomen zoals bedoeld in artikel 32 van de wet exclusief de vakantietoeslag over dit inkomen;

e.sociaalminimum

de normen die gelden op grond van de artikelen 20, 21 en 22 van de wet exclusief vakantietoeslag en die van toepassing zijn op de belanghebbende;

f.sociaal-culturele activiteiten

individuele bezigheden die uit oogpunt van ontspanning of ontwikkeling al dan niet in groepsverband worden ondernomen en bijdragen aan maatschappelijke participatie.

Artikel 2. Voorwaarden voor het recht op de bijdrageregeling

  • 1. De belanghebbende heeft recht op de bijdragen zoals genoemd in artikel 4 en 5 als voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

    • a.

      belanghebbende kan op het moment van aanvraag en in de twaalf daaraan voorafgaande maanden niet beschikken over een inkomen dat hoger is dan 110% van het sociaal minimum;

    • b.

      belanghebbende heeft op het moment van aanvraag en in de twaalf daaraan voorafgaande maanden geen in aanmerking te nemen vermogen;

    • c.

      belanghebbende heeft naar verwachting binnen drie maanden na indiening van de aanvraag geen uitzicht op inkomensverbetering van meer dan 20%;

    • d.

      belanghebbende voert een zelfstandige huishouding.

Artikel 3. Vrijlating vermogen

Niet tot het vermogen wordt gerekend:

  • a.

    het bij aanvraag aanwezige vermogen, voor zover dit minder bedraagt dan de van toepassing zijnde vermogensgrens, genoemd in artikel 34, derde lid van de wet;

  • b.

    het vermogen gebonden in de woning met bijbehorend erf, bedoeld in artikel 50, eerste lid van de wet;

  • c.

    een auto als deze op het moment van aanvraag een inkoopwaarde heeft van € 5.000,- of minder;

  • d.

    een auto met een waarde van meer dan € 5.000,-, als aan het college aannemelijk kan worden gemaakt dat die auto absoluut onmisbaar is voor de uitoefening van een beroep dan wel absoluut onmisbaar is in verband met medische beperkingen.

Artikel 4. Bijdrage voor gemeentelijke belasting

De hoogte van de bijdrage is gelijk aan de aanslag die in het kalenderjaar van de aanvraag is

opgelegd.

Artikel 5. Bijdrage voor sociaal-culturele activiteiten

  • 1. De bijdrage is € 150,- voor een alleenstaande.

  • 2. De bijdrage voor een gezin wordt berekend naar het aantal leden van het gezin, zoals bedoeld in artikel 4, onderdeel c van de wet en is € 150,- per gezinslid.

Artikel 6. Periode van toekenning

  • a. De bijstand wordt eenmaal per jaar op aanvraag, voor hetzelfde kalenderjaar waarin de aanvraagdatum valt, toegekend.

  • b. De bijdrage wordt eenmaal per drie kalenderjaren op aanvraag toegekend aan personen vanaf de pensioengerechtigde leeftijd met een vast inkomen die geen Participatiewetuitkering ontvangen. De hoogte van de bijdrage bedraagt in dat geval driemaal de jaarbijdragen en wordt per periode van één jaar uitbetaald. Bij wijziging van omstandigheden kan de bijdrage voor de nog niet betaalde bijdragen worden gewijzigd.

  • c. De bijdrage wordt voor onbepaalde tijd toegekend aan personen die een periodieke uitkering op grond van de Participatiewet ontvangen. Bij beëindiging van de bijstand wordt ook de bijdrageregeling Minima beëindigd.

Artikel 7. Aanvraagprocedure

  • a. De aanvraag is gericht tot het college en wordt schriftelijk ingediend op een daartoe bestemd formulier. Het college bepaalt welke gegevens voor de aanvraag in ieder geval worden verstrekt en welke bewijsstukken worden overgelegd, alsmede de wijze en het tijdstip waarop de verstrekking van gegevens plaatsvindt.

  • b. De bijdragen worden door gehuwden gezamenlijk aangevraagd, dan wel door een van hen met schriftelijke toestemming van de ander.

  • c. De belanghebbende kan een derde schriftelijk machtigen om een aanvraag in te dienen.

Artikel 8. Uitsluitingsgronden

De bijdrage genoemd in artikel 4 wordt herzien en ingetrokken als op verzoek van de belanghebbende op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 kwijtschelding wordt verleend van de aanslag afvalstoffenheffing.

Artikel 9. Uitbetaling

  • a. De bijdrage voor de gemeentelijke belasting wordt direct verrekend met de verschuldigde aanslag afvalstoffenheffing.

  • b. De bijdragen worden uitbetaald nadat belanghebbende bewijsstukken heeft ingediend van de gemaakte kosten.

Artikel 10. Bijzondere bepalingen

  • a. Als onverkorte toepassing van het bepaalde in deze verordening leidt tot een klaarblijkelijke hardheid, kan het college in individuele gevallen afwijkingen toestaan. In gevallen waarin niet is voorzien in de uitvoering van deze verordening betreffende, beslist het college.

  • b. Als een bijdrage ten onrechte of tot een te hoog bedrag is verleend, kan het college het besluit tot toekenning herzien en de ten onrechte verleende bijdrage van de belanghebbende terugvorderen.

Artikel 11. Inwerkingtreding en citeertitel

  • a.

    Deze verordening treedt in werking per 1 januari 2015. Met ingang van deze datum vervalt de verordening Bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2009.

  • b.

    Deze verordening kan worden aangehaald als Bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2015.

Vastgesteld ter openbare raadsvergadering van

de secretaris, de voorzitter,

Verordening bijdrageregeling minima gemeente Nunspeet 2015

Met de invoering van de Participatiewet per 1 januari 2015 worden de mogelijkheden van de gemeente om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken beperkt. Dit heeft gevolgen voor het minimabeleid van de gemeente Nunspeet. Deze verordening gaat alleen over de bijdrageregeling minima maar omdat er meer regelingen voor minima van belang zijn is het goed om de bijdrageregeling in het kader van alle regelingen te zien. Deze worden eerst kort doorgelopen voordat de toelichting op de Verordening bijdrageregeling minima aan de orde komt.

Het minimabeleid bestaat uit verschillende onderdelen.

  • 1.

    De kwijtscheldingsregeling gemeentebelasting.

  • 2.

    De individuele bijzondere bijstand.

  • 3.

    De individuele inkomens- en studietoeslag.

  • 4.

    De collectieve zorgverzekering (categoriale bijzondere bijstand).

  • 5.

    De bijdrageregeling minima.

  • 1.

    Kwijtscheldingsregeling gemeentebelasting

De kwijtscheldingsregeling gemeentebelasting is gebaseerd op de invoeringswet en bij deze regeling wordt de landelijke uitvoeringsregeling gehanteerd en eenvoudig gezegd komt het erop neer dan iemand die een inkomen op bijstandsniveau heeft en geen vermogen (lager dan de vermogensgrens voor bijstand) kwijtschelding van belastingen krijgt. Van deze regeling wordt alleen gebruik gemaakt door minima die nog geen twaalf maanden een minimuminkomen hebben want in de minimaregeling is een bijdrage opgenomen voor de belastingen. En omdat de minimaregeling iets ruimer is, 110% van de bijstandsnorm en vermogensgrens gelijk aan bijstand, maken bijna alle minima gebruik van de minimaregeling voor kwijtschelding en wordt de kwijtscheldingsregeling alleen gebruikt voor hen die buiten de minimaregeling vallen.

2.De individuele bijzondere bijstand

Het college is bevoegd individuele bijzondere bijstand te verstrekken als belanghebbenden uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten hebben en niet kunnen beschikken over de middelen om hierin te voorzien. Deze omschrijving uit de wet geeft al aan dat het om bijzondere omstandigheden moet gaan. Dit maakt dat de individuele bijzondere bijstand echt een maatwerkvoorziening is voor individuele omstandigheden. Hierdoor is deze regeling ook minder eenvoudig uit te voeren omdat vastgesteld moet worden dat de kosten waarvoor bijstand wordt gevraagd bijzonder zijn (geen kosten die iedereen heeft), dat ze ook echt noodzakelijk zijn en dat belanghebbende zelf geen mogelijkheden heeft om hierin te voorzien. Volgens de Participatiewet is de individuele bijzondere bijstand een bevoegdheid van het college en valt buiten het bereik van deze verordening. De systematiek is anders dan bij de minimaregeling maar in het beschouwen van de minimaregeling is het goed om te weten dat de individuele bijzondere bijstand aanwezig is als een soort vangnet voor bijzondere noodzakelijke kosten.

3.De individuele inkomens- en studietoeslag

Minima die gedurende drie jaar op het minimum zitten, geen vermogen hebben en er zelf alles aan hebben gedaan om hun inkomen te verbeteren hebben recht op een toeslag. Deze is 40% van de gehuwdennorm voor gehuwden, 35% van de gehuwdennorm voor alleenstaande ouders en 30% van de gehuwdennorm voor alleenstaanden. Deze toeslag is in een aparte verordening vastgesteld. Voor een integraal minimabeleid zijn dezelfde vermogens- en inkomensgrenzen gehanteerd als bij de minimaregeling in deze verordening.

4.De collectieve zorgverzekering (categoriale bijzondere bijstand)

De categoriale bijzondere bijstand voor chronisch zieken en gehandicapten en de bijdrage voor duurzame gebruiksgoederen voor pensioengerechtigden vervallen omdat deze volgens de wet niet meer zijn toegestaan. Daarnaast is de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) veranderd en is de Compensatie eigen risico (CER) afgeschaft.

De gemeente mag alleen nog categoriale bijzondere bijstand verstrekken voor een collectieve aanvullende zorgverzekering of de premie hiervan. Omdat dit een bevoegdheid van het college is zijn de Beleidsregels Collectieve zorgverzekering opgesteld. De gemeente sluit bij Zilveren Kruis Achmea een extra gemeentepakket af bovenop de basisverzekering en de drie sterren aanvullende verzekering en de twee sterren tandartsverzekering. Dit pakket kost € 7,50 per gezinslid. Daarnaast wordt er categoriale bijzondere bijstand verstrekt van € 20,- per volwassen verzekerd gezinslid die bij Zilveren Kruis Achmea een drie sterren aanvullende verzekering en een twee sterren tandartsverzekering heeft afgesloten of een vergelijkbare verzekering bij een andere zorgverzekeraar. Voor een integraal minimabeleid zijn dezelfde vermogens- en inkomensgrenzen gehanteerd als bij de minimaregeling in deze verordening. Deze regeling is een goede aanvulling van het minimabeleid omdat zorgkosten voor minima rechtstreeks vergoed worden en er een wisselwerking met de andere regelingen is zodat het niet gebruik wordt tegengegaan.

5.Toelichting op de Verordening bijdrageregeling minima

Inkomenspolitiek is voorbehouden aan de rijksoverheid en de gemeente mag alleen aan armoedebestrijding doen. De rijksoverheid geeft echter dubbele signalen af. Enerzijds stimuleert ze gemeenten om meer te doen aan armoedebeleid maar anderzijds beperkt ze de mogelijkheden door bijvoorbeeld de mogelijkheden om categoriale bijzondere bijstand te verstrekken te beperken tot de aanvullende zorgverzekering. Het ministerie heeft bijvoorbeeld ook verboden kerstpakketten te verstrekken. In de oude bijdrageregeling konden pensioengerechtigden een bijdrage krijgen van € 100,- voor duurzame gebruiksgoederen maar dit mag nu ook niet meer. Wat naast de kwijtschelding gemeentebelasting echter nog wel kan is de bijdrage voor sociaal culturele activiteiten. Het ministerie heeft in het verleden benoemd dat stadspassen hiervoor zijn toegestaan maar de bijdrage voor sociaal culturele activiteiten is vergelijkbaar hiermee. Wij hebben hiervoor gekozen omdat belanghebbende met een bijdrage meer keuzevrijheid hebben dan met een stadspas en een stadspas in een kleinere gemeente als Nunspeet minder functioneel is. Deze regeling blijft dus onveranderd.

In de oude bijdrageregeling was een zelfstandige huishouding een voorwaarde om in aanmerking te komen voor de regeling. Een inwonend volwassen kind had als medebewoner dus geen recht op de bijdrageregeling omdat deze verhoudingsgewijs minder lasten had, de ouder was in de regel de zelfstandig wonende die de woonlasten droeg en de medebewoners had veel lagere lasten. Nu dat de kostendelersnorm in de Participatiewet is ingevoerd gaan kostendelers die een uitkering hebben er flink op achteruit en moeten ze samen met de hoofdbewoner alle lasten dragen en is hun uitkering ook gelijk aan die van de hoofdbewoner. Daarom wordt voor deze bijdrageregeling gesteld dat belanghebbenden die onder de kostendelersnorm vallen zoals bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet ook zelfstandig wonen.

In de oude regeling kreeg men met een inkomen tot 105% de volledige bedragen en bij een inkomen tussen de 105% en 110% kreeg men gehalveerde bedragen om zo de armoedeval tegen te gaan bij belanghebbenden die gingen werken. In de praktijk blijken veel mensen die gaan werken boven die 110% uit te komen en zijn het vooral pensioengerechtigden die hiermee te maken hadden. Dit verschil verdwijnt nu uit alle minimaregelingen omdat het doel waarvoor het ingevoerd werd niet bereikt werd en we anders een doelgroep treffen waarvoor we het juist niet wilden. Doordat pensioengerechtigden nu de bijdrageregeling volledig krijgen, wordt het wegvallen van de bijdrage gebruiksgoederen voor pensioengerechtigden gecompenseerd.

In deze bijdrageregeling worden geen nieuwe regelingen of bijdragen voorgesteld. Door het invoeren van de Collectieve zorgverzekering voor minima, de integrale koppeling hiervan met de overige minimaregelingen en de publiciteit die hiermee gepaard gaat worden er meer aanvragen voor de bijdrageregeling minima verwacht. De collectieve zorgverzekering is al een wijziging in het minimabeleid waar veel minima, waaronder juist zorgbehoevenden, ouderen en gezinnen met kinderen van profiteren omdat ze nu goed verzekerd zijn tegen zorgkosten. Door het wegvallen van de staffel profiteren vooral ouderen en door kostendelers aan te merken als zelfstandig wonenden komen we ook deze groep die financieel flink achteruit gaat tegemoet. Dit zijn al uitbreidingen van het minimabeleid waarvoor al het extra geld wat voor minimabeleid beschikbaar is gekomen noodzakelijk is.

Artikelsgewijze toelichting

Artikel 2

Belanghebbenden die onder de kostendelersnorm vallen zoals bedoeld in artikel 22a van de Participatiewet worden geacht ook zelfstandig te wonen.

Artikel 3

De vermogensbepalingen van de WWB worden gehanteerd. Voor WWB-uitkeringsgerechtigden wordt het vastgestelde vermogen gehanteerd. Het eigen vermogen gebonden in de woning wordt niet tot het vermogen gerekend omdat ook huiseigenaren met een minimum inkomen voor een bijdrage in aanmerking kunnen komen. De auto wordt als algemeen gebruikelijk aangemerkt voor zover de waarde niet meer bedraagt dan € 5.000,-. Bij een hogere waarde wordt deze buiten aanmerking gelaten als sprake is van noodzaak voor beroep of vanwege medische beperkingen.

Artikel 4

De bijdrage is gebaseerd op de opgelegde gemeentelijke aanslag. Dat deze bijdrage verrekend kan worden met de opgelegde aanslag ontslaat de belanghebbende niet van de verplichting zelf verantwoordelijk te zijn voor het betalen van de aanslag

Artikel 5

De sociaal-culturele activiteiten worden gedefinieerd in artikel 1. Omdat veel sociaal-culturele activiteiten via het internet verlopen, kan de bijdrage ook gebruikt worden voor een internetabonnement of de aanschaf van een computer. Ook media-abonnementen vallen hieronder.

Artikel 7

De bijdrage wordt eenmaal per jaar op aanvraag, voor hetzelfde kalenderjaar waarin de aanvraagdatum valt, toegekend. Het is niet mogelijk om in een kalenderjaar nog een bijdrage van een vorig jaar aan te vragen. De bijdrage wordt eenmaal per drie kalenderjaren op aanvraag toegekend aan pensioengerechtigden met een vast inkomen omdat bij deze groep weinig wijzigingen verwacht worden. Na deze periode moet opnieuw een aanvraag ingediend worden.

Belanghebbenden met een Participatiewetuitkering krijgen de bijdrage voor onbepaalde tijd toegekend. Zolang ze de uitkering hebben, bestaat er immers ook recht op de bijdrageregeling. Zodra de uitkering wordt beëindigd, wordt ook de bijdrageregeling stopgezet. De bijdrage die tot de beëindigingsdatum terecht is ontvangen voor hetzelfde kalenderjaar wordt niet teruggevorderd.

Artikel 8

Het kwijtscheldingsbeleid stoelt op een wettelijke regeling, namelijk de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990. De bijdrage voor aanslagen lokale belastingen op grond van de bijdrageregeling Minima wordt geacht een voorliggende voorziening te zijn. Omdat kwijtschelding echter een wettelijke regeling is en blijft, voorkomt een tegemoetkoming op grond van de bijdrageregeling niet dat alsnog een beroep op de kwijtscheldingsregeling kan worden gedaan. In dat geval komt de toegekende bijdrage alsnog te vervallen en wordt teruggevorderd.

Artikel 9

De bijdrage is bestemd voor directe kosten die daadwerkelijk gemaakt zijn. Uitbetaling van de bijdrage vindt daarom pas plaats nadat belanghebbende bewijsstukken van de gemaakte kosten heeft ingediend. Bij de aanvraag kunnen direct bewijsstukken ingeleverd worden.